Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2018, 24924 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2018, 24924 | Verordeningen |
Beleidsregel privacy en gegevensverwerking Jeugdwet/Wmo 2015 Rotterdam
waarvan de tekst luidt zoals hierna is aangegeven.
De op 4 november 2014 door het college vastgestelde Beleidsregel gegevensverwerking in het sociale domein komt hiermee te vervallen.
Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin deze wordt geplaatst.
Beleidsregel privacy en gegevensverwerking Jeugdwet/ Wmo 2015 Rotterdam
Deze beleidsregel1 geeft binnen de wettelijke kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de (per mei 2018 van kracht wordende) Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), nadere duiding aan hoe wordt omgegaan met privacy en verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015.
De beleidsregel is in zijn formulering van uitgangspunten richtinggevend voor alle organisaties, professionals en ambtenaren die bij die uitvoering betrokken zijn2. Aldus verschaft het een inhoudelijke basis om te komen tot nadere instructies en autorisaties voor professionals, alsmede reglementering van betrokken organisaties, waarmee de gewenste sturing in de praktijk (governance) verder kan worden vormgegeven.
Burgers moeten ervan op aan kunnen dat zorgvuldig met hun gegevens wordt omgegaan. Zij kunnen zo nodig een beroep doen op deze beleidsregel als zij vinden dat hier in de praktijk niet naar wordt gehandeld. In die zin is deze beleidsregel een uitwerking van een servicenorm: het geeft een standaard aan voor de wijze waarop de gemeente omgaat met privacybescherming bij dienst- en hulpverlening in het kader van genoemde wetten.
2 Taakuitoefening in het kader van de Jeugdwet en de WMO 2015
Sinds 1 januari 2015 heeft de gemeente er nieuwe taken bij op het gebied van (jeugd)hulp, maatschappelijke ondersteuning en welzijn (en daarnaast ook op het gebied van bijstandsverlening en activering in het kader van de Participatiewet). De Rotterdammer staat hierbij centraal, de Civil Society (het benutten en versterken van de eigen sociale omgeving) heeft hierbij een grotere rol. Voor alle Rotterdammers wordt gestreefd naar de vergroting van zelfredzaamheid en samenredzaamheid en Rotterdammers kunnen voor vragen en problemen terecht in hun eigen wijk.
Bij deze taakuitoefening nemen de Wijkteams een belangrijke plaats in. Rotterdammers met een hulpvraag kunnen onder andere via de (verbrede) Vraagwijzer en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), doorverwezen worden naar het Wijkteam, maar kunnen ook naar het Wijkteam verwezen worden door professionals in het wijknetwerk.
2.1 Wijkteams, Loketten en Wijknetwerk
Met de Wijkteams organiseren we zorg eenvoudig en dichtbij Rotterdammers. De Wijkteams zoeken samen met de Rotterdammer naar oplossingen in de eigen leefomgeving en versterken de eigen kracht van burgers. Het Wijkteam biedt zelf kortdurende hulp en ondersteuning en kan Rotterdammers doorgeleiden naar langdurige of specialistische hulp. Ook de langdurige en specialistische hulp is gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en het benutten van eigen kracht.
Binnen de Wijkteams wordt intensief samengewerkt tussen verschillende professionals die hulp bieden aan jeugdigen en volwassenen. Ten einde oplossingen in de eigen wijk en leefomgeving te vinden wordt samengewerkt met verschillende maatschappelijke partijen in de wijk en de eigen leefomgeving van de cliënt (het wijknetwerk). Voor langdurige en specialistische hulp vindt afstemming plaats met instellingen op het gebied van thuiszorg, (j)GGZ, jeugdhulp, enz. Al deze vormen van samenwerking tussen de professionals binnen het Wijkteam en die tussen het Wijkteam en externe partijen brengen ook gegevensverwerking met zich mee. De bescherming van de privacy van de burger/cliënt is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Naast de Wijkteams zijn er veertien VraagWijzers en twee stedelijke loketten, te weten:
Burgers kunnen bij de VraagWijzers terecht voor vragen en problemen op het gebied van gezondheid, geld en juridische zaken. Ook bieden De VraagWijzers de toegang tot de maatwerkvoorzieningen van de Wmo
De stedelijke loketten verzorgen voor genoemde doelgroepen de toegang tot gemeentelijke voorzieningen. De VraagWijzers en stedelijke loketten zoeken daarbij uiteraard de samenwerking met de Wijkteams. Daar waar in deze beleidsregel gesproken wordt over het hulpverleningsperspectief van medewerkers van de Wijkteams, geldt dit ook voor de medewerkers van VraagWijzers, PSZ en Jongerenloket.
3 Beleid verwerking persoonsgegevens
Bij de omgang met persoonsgegevens staat het volgende voorop:
Degene van wie persoonsgegevens worden verwerkt (de betrokkene genoemd), wordt ten minste op de hoogte gesteld van de identiteit van de organisatie of persoon die deze persoonsgegevens verwerkt (de zogeheten verantwoordelijke) en van het doel van de gegevensverwerking, tenzij dit op grond van de in de wet genoemde uitzonderingsgronden niet wenselijk is.
In de meeste gevallen geldt als grondslag voor de verwerking hetgeen is omschreven in art. 6.1, sub e, van de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG): “noodzakelijk voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak”.
3.1 Toelichting op het reguliere klantproces
3.1.1 Reguliere melding of verwijzing
Taakuitoefening en ondersteuning vanuit de gemeente vertrekt vanuit de hulpvraag van een burger. De burger kan zich met zijn / haar hulpvraag (met name op het gebied van maatschappelijke ondersteuning) melden bij een Vraagwijzer, het Jongerenloket3 of PSZ.
Enkelvoudige hulpvragen in het kader van de Wmo 2015 worden door een Vraagwijzer zelf opgepakt. De VraagWijzer leidt daarnaast toe naar 2de lijnszorg. De Wijkteams bieden basishulp aan volwassenen en jeugdigen en leiden tot naar specialistische jeugdhulp. In het kader van de Jeugdwet kan de jeugdarts, huisarts of specialist direct doorverwijzen naar jeugdhulpaanbieders.
In dat geval zal de jeugdhulpaanbieder passende hulp bieden en zo nodig zelf voor regie/coördinatie zorgen. In geval de jeugdhulpaanbieder constateert dat de hulpvraag breder is dan zij zelf kan invullen, kan in overleg met de klant worden verwezen naar het Wijkteam voor verdere ondersteuning. Er zullen dan zo nodig afspraken gemaakt worden tussen Wijkteam en jeugdhulpaanbieder over de eventueel benodigde regie/coördinatie. Deze blijft liggen bij de jeugdhulpaanbieder óf het Wijkteam neemt deze over in de vorm van casusregie.
3.1.2 Signalering / Preventie door middel van een outreachende aanpak
Ondersteuning vanuit de gemeente kan in sommige gevallen ook tot stand komen naar aanleiding van een signaal over een burger, omdat er bij derden zorgen bestaan over een burger. Voor het afgeven van signalen heeft de gemeente een aantal zogenoemde ‘meldpunten’ ingericht.
Signalen van derden (mensen uit de sociale omgeving) kunnen aanleiding geven om vanuit de gemeente contact te zoeken met een burger. Een ontvangen signaal wordt altijd eerst onderzocht en beoordeeld om voor wat betreft de ernst van het signaal. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek wordt het signaal doorgezet voor opvolging door een professional.
Indien in het outreachende contact tussen professional en de betreffende burger wordt vastgesteld dat er sprake is van een hulp- of ondersteuningsbehoefte, wordt er een melding geregistreerd.
Signalen die niet leiden tot een melding worden na een beperkte periode verwijderd. Afhankelijk van het meldpunt of signaleringsproces, zijn nadere afspraken gemaakt over de maximale bewaartermijn van signalen en werkwijze.
In hoofdstuk vier wordt nader ingegaan op diverse vormen van domein overstijgende samenwerking waarbij op basis van signalen concrete acties worden uitgezet en gecoördineerd.
3.1.3 Casusregie: vraagverheldering, toeleiding en monitoring
Het vaststellen van de hulpvraag naar aanleiding van een melding vergt vraagverheldering.
Dat wil zeggen dat samen met de burger of de leden van het gezin wordt nagegaan wat de hulpvraag of ondersteuningsbehoefte precies is. De mate van en het vermogen tot zelfredzaamheid wordt in kaart gebracht. Tevens wordt onderzocht of er al hulpverlening betrokken is of betrokken is geweest. Indien nodig worden deze hulpverleners betrokken bij het tot stand te brengen ondersteuningsplan.
Het resultaat van de vraagverheldering is een ondersteuningsplan4 met daarin samen met betrokken burger (of leden van het huishouden/gezin) bepaalde doelen, acties die daarvoor nodig zijn, wie de afgesproken acties gaan uitvoeren c.q. welke passende voorzieningen worden geboden. Bij de wijkteams worden daarnaast afspraken gemaakt over wie de casusregie gaat voeren en welke eventuele basishulp of kortdurende hulp door het wijkteam zelf wordt geboden.
Nadat het ondersteuningsplan is ondertekend voor akkoord door betrokkene(n), volgt indien nodig een indicatie en toeleiding naar een passende voorziening.
Daarna volgt monitoring op de uitvoering van het ondersteuningsplan: de effectiviteit van de voorzieningen / de geboden ondersteuning wordt aan de hand van de doelen uit het plan gevolgd en vastgelegd. Indien nodig vindt in het kader van casusregie bijstelling plaats.
3.2 Uitgangspunten bij verwerking van persoonsgegevens tijdens gemeentelijke klantprocessen
In de uitvoering van het klantproces moet altijd een aantal principes in acht worden genomen om privacy van betrokkenen te borgen. Behalve doelbinding (die in de meeste gevallen rechtstreeks uit de wet voortvloeit), gaat het daarbij om de principes van subsidiariteit5 en proportionaliteit6. Dit zijn tevens de leidende principes van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (tot mei 2018 de Wet bescherming persoonsgegevens).
Het beleid van de gemeente daarbij voor de uitvoering in de praktijk, is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Deze uitgangspunten worden in de volgende paragrafen verder toegelicht.
3.2.1 Registreer zoveel als nodig, zo weinig als kan
Alleen die gegevens die noodzakelijk zijn voor het verlenen van gemeentelijke diensten worden uitgevraagd en vastgelegd. Integraal werken houdt in dat de context waarin de hulpvraag/het verzoek plaatsvindt meegenomen wordt bij het bepalen wat passend is qua voorziening. Om een goed en volledig/integraal beeld te krijgen van de situatie, is het belangrijk om de context en eventueel onderliggende of in stand houdende problematiek in beeld te krijgen. Daarbij zal de professional aldoor een afweging maken welke (additionele) informatie daarvoor noodzakelijk is en welke niet.
Instrumenten als de VAI/Vraag Analyse Instrument of de ZRM/Zelfredzaamheidsmatrix bieden handvatten om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden en onmogelijkheden van betrokkene en zijn sociale omgeving. Het helpt om te bepalen wat nodig is om de problemen op te lossen. Als er naar aanleiding van een gesprek zorgen zijn over de veiligheid van kinderen, dan worden de risico’s zo objectief mogelijk in kaart gebracht met behulp van een risicotaxatie instrument (Lirik).
Vanuit de hulpverlener bezien, is het doel van registratie tweeledig: het kunnen verantwoorden van het professioneel handelen, alsmede het borgen van de continuïteit van de hulpverlening (in verband met vervanging of samenwerking).
3.2.2 Zorg voor betrokkenheid van de cliënt
De burger krijgt uitleg over de werkwijze en het doel van de gegevensverwerking en wordt geïnformeerd over diens privacy rechten. Dat wil zeggen het recht om te verzoeken om inzage, correctie of vernietiging van gegevens.
De burger/het gezin wordt betrokken bij alle voorgenomen acties. Zo wordt helder wat de verwachte gevolgen hiervan zijn, wie in welke fase en waarvoor wordt betrokken bij de hulpverlening en welke gegevens daarvoor gedeeld worden. Er wordt in het algemeen volledige transparantie nagestreefd, zodat de burger nooit verrast wordt of in onzekerheid leeft over wat er met diens gegevens gebeurt.
Indien er sprake is van een MDO (multidisciplinair overleg), geldt als regel dat betrokkene wordt uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn en dient deze hiervoor toestemming te geven. Ook als er redenen zijn om het overleg zonder betrokkene te voeren, kan dit alleen als betrokkene hiervoor eerst toestemming heeft verleend.
3.2.3 Hulpverleningsperspectief staat voorop
Werken vanuit het hulpverleningsperspectief schept een bijzondere verantwoordelijkheid. Goed hulpverlenerschap is gebaseerd op wederzijds respect en vertrouwen. Ook de indicatiesteller stelt het hulpverleningsperspectief voorop.
Om hulp en ondersteuning laagdrempelig en toegankelijk te houden moet betrokkene er zondermeer van kunnen uit gaan dat vertrouwelijk met zijn gegevens wordt omgegaan.
Een geheimhoudingsplicht is er voor alle ambtenaren. Deze maakt ook onderdeel uit van de eed of gelofte die zij afleggen in het kader van de Ambtenarenwet. Daarin staat dat de ambtenaar verplicht is tot geheimhouding van wat hem in verband met zijn functie ter kennis is gekomen.
Bij veel van de samenwerkingspartners, maar ook wel bij de gemeente, werken professionals die als beroepsbeoefenaar geregistreerd staan. Dat kan zijn in het kader van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) of de Jeugdwet (registratie bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd/SKJ). Niet zorgvuldig omgaan met geheimhouding kan voor die beroepsbeoefenaren leiden tot een klacht bij een tuchtcollege.
Overigens zijn er ook nog diverse beroepscodes voor beroepsbeoefenaren (bijv. voor doktersassistenten) waarin een geheimhoudingsverplichting is vastgelegd.
Dit heeft betrekking op een niet in de wet geregelde uitzondering voor hulpverleners/medici op het beroepsgeheim: de plicht om te zwijgen moet in uiterste gevallen soms wijken voor de plicht om te spreken. Acute, levensbedreigende situaties kunnen hiervoor een reden vormen. Daaronder valt bijvoorbeeld ook het geval dat betrokkene dreigt zichzelf van het leven te beroven.
Eisen die van belang zijn voor gevallen waarin een professional zonder toestemming van betrokkene het beroepsgeheim doorbreekt:
Verder dient de beslissing en de motivering altijd goed in het dossier vastgelegd te worden en wordt, voor zover mogelijk vooraf, altijd met een collega of leidinggevende hierover afgestemd.
Gelet op het hulpverleningsperspectief kan in voorkomende gevallen ook een beroep gedaan worden op het in de wet vastgelegde verschoningsrecht.
Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een hulpverlener (of een medewerker met een van de hulpverlener afgeleid beroepsgeheim) bij de rechter wordt opgeroepen om een getuigenverklaring af te leggen en het verstrekken van informatie over de hulpverleningsrelatie de vertrouwensrelatie met betrokkene zou schaden.
3.2.3.2 Hulpverlening en omgang met fraude/onrechtmatig handelen
Fraude en onrechtmatig handelen zijn onacceptabel. De gemeente doet er alles aan om dit te voorkomen en te bestrijden. Naast medewerkers belast met taken op het gebied van toezicht en handhaving spelen ook hulpverleners hierin een rol. Als zij stuiten op fraude of onrechtmatig handelen, dan is het ondersteunen bij het verhelpen hiervan onderdeel van de geboden zorg en/of ondersteuning. Immers, het in stand houden van fraude of onrechtmatig handelen geeft op termijn grotere (financiële) zorgen. We hanteren daarbij de eisen die gesteld worden aan goed hulpverlenerschap binnen de wettelijke kaders die daarmee gemoeid zijn.
Mocht niet voldoende meegewerkt worden aan de uitvoering van het ondersteuningsplan dat kan in een uiterst geval de hulpverleningsrelatie worden beëindigd. Of vervolgens ook een melding of aangifte wordt gedaan dient per geval beoordeeld te worden, waarbij het raadzaam is eerst juridisch advies in te winnen gelet op implicaties met het oog op een ambts- of beroepsgeheim van de medewerker. Indien en voor zover er een situatie ontstaat waarin de veiligheid van personen niet gewaarborgd kan worden, dient een melding gedaan te worden conform de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en/of een melding/aangifte gedaan te worden bij de politie of een toezichthouder/handhaver.
3.2.3.3 Hulpverlening zonder vaststellen identiteit van betrokkene
Hoewel betrokkene(n) formeel gezien de verplichting heeft om zich te identificeren om in aanmerking te komen voor een voorziening, moet dit tegelijkertijd niet een te grote drempel veroorzaken om hulp te vragen. Dat kan bijvoorbeeld bij een dak- of thuisloze betekenen dat geen burgerservicenummer wordt geregistreerd als anders de hulpverlenersrelatie niet tot stand kan worden gebracht.
3.2.3.4 Hulpverlening aan en verwerking van gegevens van minderjarigen/wilsonbekwame meerderjarigen
Bij wilsonbekwamen heeft een wettelijk vertegenwoordiger in principe de zeggenschap als het gaat om beslissingen over hulpverlening en de uitoefening van privacy rechten.
Dat neemt niet weg dat de hulpverlener zich ook altijd af dient te vragen wat in het kader van goed hulpverlenerschap het beste is voor het kind of de meerderjarige die niet meer in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen. Bijvoorbeeld kan dit met zich meebrengen dat de wens van een jeugdige om vertrouwelijkheid over bepaalde zaken (ten opzichte van zijn ouders) wordt gehonoreerd. Ingewikkelde situaties kunnen zich vooral voordoen bij hulpverlening in situaties waarbij sprake is van kindermishandeling. Nuttige informatie hierover is te lezen in een handreiking van het Rijk die te bereiken is via de volgende link:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2016/11/11/handreiking-toestemmingsvereiste-voor-hulp-bij-kindermishandeling
3.2.4 Toestemming vragen waar nodig
3.2.4.1 Opvragen medische informatie, bespreking in casusoverleg
Expliciete toestemming van betrokken burger wordt gevraagd wanneer een medisch professional in het kader van de vraagverheldering of in het kader van een medische keuring geraadpleegd moet worden.
Medische professionals zijn dan immers gebonden aan hun beroepsgeheim en om dat te mogen doorbreken is toestemming van betrokkene verreist. De hiervoor benodigde toestemmingsverklaring of machtiging moet wel voldoende gericht (wie wordt precies geadresseerd?) en specifiek (met welk doel worden welke soort gegevens gevraagd?). Anders is deze niet geldig.
Zoals reeds aangegeven in paragraaf 3.2.2 is toestemming nodig voor het bespreken van betrokkene(n) in een casusoverleg of MDO.
3.2.4.2 Bijzondere situaties, verstrekking of inzage zonder toestemming
Er zijn een aantal bijzondere situaties waarin verstrekking van dossiergegevens of dossierinzage zonder toestemming van betrokkene(n) is toegestaan.
Zo zijn er een aantal personen/instanties die een in een wet verankerd recht hebben om inzage te krijgen in dossiers, zonder dat toestemming nodig is van betrokkene(n) en zonder dat zij betrokken zijn bij de hulpverlening. Bijvoorbeeld de Ombudsman, de Rekenkamer, Inspecties, Wmo-toezichthouders, accountants. Hierbij geldt wel telkens de restrictie dat de inzage noodzakelijk moet zijn in het kader van hun eigen taakuitoefening.
Verder is bij wet geregeld dat, zo nodig zonder toestemming van betrokkene, informatie dient te worden verstrekt aan:
Vanuit de zorg voor betrokkenheid is het wel belangrijk dat bij het verstrekken van informatie aan een van bovengenoemde organisaties, betrokkene daarover (naderhand) geïnformeerd wordt. Daarnaast moet bij deze informatieverstrekking de context voldoende duidelijk zijn, zowel bij degene die de informatie verstrekt, als bij de degene die de informatie opvraagt. Anders kan niet goed beoordeeld worden welke gegevens relevant zijn om te verstrekken.
Het afgeven van signalen in de Verwijsindex Risicojongeren is ook mogelijk zonder toestemming van betrokkene. Zie hierover meer in paragraaf 4.1.3.
4. Domein overstijgende ketensamenwerking
Waar het voorgaande hoofdstuk inging op de reguliere gemeentelijke taakuitoefening en hoe hierbinnen omgegaan wordt met privacy en gegevensverwerking, gaat dit hoofdstuk nader in op de privacy en gegevensverwerking bij een aantal gereglementeerde ketensamenwerkingsvormen.
Daar waar sprake is van domein overstijgende samenwerking door verschillende ketenpartijen, is het noodzakelijk om - met het oog op de privacy en de gegevensbescherming - afspraken te maken over de verwerking van persoonsgegevens bij het uitvoeren van de gemeenschappelijke taken. Deze afspraken worden dan vastgelegd in convenanten/reglementen, waarin in ieder geval het volgende wordt aangegeven:
4.1.1 Convenant Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond
In de regio Rotterdam-Rijnmond wordt in opdracht van 15 samenwerkende gemeenten en in het kader van de gemeenschappelijke regeling Jeugdhulp Rijnmond, het AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijke Geweld en Kindermishandeling) georganiseerd onder de noemer ‘Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond (VTRR)’. Voor de uitvoering van die taken is in 2015 een samenwerkingsconvenant opgesteld met een bijbehorend privacyreglement. Ook van belang is een eind 2016 vastgesteld document met samenwerkingsafspraken tussen VTRR en het lokale veld (de wijkteams en lokale teams in de 15 gemeenten).
Bij VTRR (Veilig Thuis) kan iedereen terecht die zelf betrokken is bij huiselijk geweld of kindermishandeling of zich zorgen maakt over anderen. Ook hulpverlenende professionals vanuit de Wijkteams en lokale teams kunnen bellen voor advies of het doen van een melding. Daarnaast meldt ook de politie bij Veilig Thuis als er zorgen zijn over de veiligheid. Advies inwinnen kan altijd anoniem, maar er kan na overleg zo nodig ook een melding worden gedaan. Als duidelijk is welke problemen er zijn en welke hulp nodig is, dan organiseert Veilig Thuis meteen samen met ketenpartners de benodigde hulp. Als niet meteen duidelijk is wat er aan de hand is, bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, doet Veilig Thuis eerst onderzoek.
Na zorgvuldig onderzoek en zo nodig overleg met ketenpartners besluit Veilig Thuis over welke aanpak het beste is, welke hulp wordt ingezet en door welke partij.
Wanneer hulpverlening vanuit vrijwillig kader kan worden ingezet, wordt het Wijkteam of lokale team gevraagd de regie over de hulpverlening en de verantwoordelijkheid voor ‘zicht op veiligheid‘ over te nemen van Veilig Thuis.
4.1.2 Reglement Jeugdbeschermingsplein Rotterdam
De Raad voor de Kinderbescherming, Stichting Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond, William Schrikker Stichting, Stichting CJG Rijnmond en de gemeente Rotterdam hebben samenwerkingsafspraken over privacy en gegevensverwerking vastgelegd in een reglement.
Partijen beogen snel en effectief hulp te bieden aan jeugdigen (en aan de leden van het gezin) die mogelijkerwijs (ernstig) in hun fysieke veiligheid of anderszins ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, zo nodig op basis van een dwangmaatregel, gericht op een veilige opgroei – en opvoedomgeving.
Wanneer het Wijkteam het noodzakelijk acht om drang of dwang toe te passen, kan er door de Wijkteam professional een melding gedaan worden bij het Jeugdbeschermingsplein. Hierover worden de betrokken jeugdige en/of ouder(s)/wettelijke vertegenwoordiger(s) altijd vooraf geïnformeerd door de professional alvorens er een melding wordt gedaan.
4.1.3 Samenwerkingsconvenant SISA (SamenwerkingsInstrument Sluitende Aanpak)
Met uitzondering van de gemeente Goeree-Overflakkee hebben alle (14) gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond afspraken gemaakt over de uitvoering van de Verwijsindex Risicojongeren in het kader van de Jeugdwet. Daarnaast zijn er partijen die via een toetredingsverklaring convenantpartij zijn geworden en daarmee bevoegd om een signaal af te geven c.q. een melding te doen.
Bij jeugdigen is er de mogelijkheid om zonder toestemming (maar wel met medeweten van) betrokkene signalen af te geven in de verwijsindex. Omdat dit in het algemeen een positief effect heeft op de afstemming rond de hulpverlening, is dit een in de wet geregelde en geoorloofde inbreuk op de privacy. Vooral ook omdat die inbreuk niet disproportioneel is: het betreft een ‘dat-gegeven’.
Het is bedoeld voor situaties waarin men zich zorgen maakt over de gezondheid of veiligheid van betrokkene, zonder dat men dit echt nog goed kan onderbouwen. We noemen dat ook wel een‘niet-pluis gevoel’. Het doel van de signalering is betrokken hulpverleners bij een ‘match’ met elkaar in contact te brengen, zodat zij hun hulpverlening aan betrokkene op elkaar kunnen afstemmen. Voor het uitwisselen van gegevens naar aanleiding van een match is het wel nodige dat betrokkene hiervan op de hoogte is en in kan stemmen met de (afgestemde) aanpak en bijbehorende verwerking van persoonsgegevens.
4.1.4 Algemeen ReglementVeiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond
De 15 gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond, Politie, OM, Reclassering, Dienst Justitiële Inrichtingen, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en een aantal GGZ-instellingen werken samen onder de noemer van Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond (VHRR).
Over privacy en gegevensbescherming hebben zij afspraken gemaakt in een algemeen reglement en in een aantal deelreglementen met het oog op specifieke casusoverleggen voor verschillende doelgroepen.
De samenwerkende partners richten zich op:
de aanpak van minderjarige en meerderjarige personen die in verband met het plegen van een misdrijf veroordeeld zijn en/of die als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening en/of een persoonlijkheidsstoornis en/of een verstandelijke beperking een ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen vormen.
Partijen werken samen om tot een effectieve uitoefening van deze taken te komen, resulterend in het gezamenlijk vaststellen en uitvoeren van een persoons - en systeemgerichte aanpak voor personen vanaf twaalf jaar die tot een van bovenstaande doelgroepen behoren.
Het doel van deze persoons- en systeemgerichte aanpak is:
De persoonsgerichte aanpak bestaat uit een op individuele behoeften, zo nodig systeemgerichte, toegesneden mix van verschillende vormen van zorg en andere interventies, al dan niet geboden in een strafrechtelijk, bestuursrechtelijk en/of civielrechtelijk kader, waarbij de veiligheid van de samenleving en (potentiële) slachtoffers uitgangspunt is.
Partijen die deelnemer zijn in de rol van hulpverlener kunnen slechts gegevens over betrokkene(n) inbrengen voor zover dit noodzakelijk is in het kader van de taakuitoefening. Betrokkene dient hier bovendien van op de hoogte te zijn. In de gevallen dat er een casusoverleg wordt gevoerd over betrokkene, dient deze niet alleen hierover vooraf geïnformeerd te worden, maar is ook toestemming hiervoor vereist.
4.1.5 Convenant met waterleverancier Evides
Dit convenant is in 2017 (opnieuw) gesloten tussen de gemeente Rotterdam en Evides.
Partijen wisselen persoonsgegevens (lees: contactgegevens) uit omdat dit noodzakelijk wordt geacht om problematische schulden en afsluiting van klanten zo veel mogelijk te voorkomen.
Doel van Evides is het invulling geven aan een zorgvuldig afsluitbeleid.
Doel van de gemeente is het vroegtijdig signaleren (van het ontstaan) van problematische schulden.
In het convenant wordt geregeld welke procedure hierbij wordt gevolgd en zijn bepalingen gewijd aan de informatieveiligheid bij de verwerking.
4.1.6 Convenant Preventie Huisuitzettingen Rotterdam
Dit convenant, dat in 2016 (opnieuw) is gesloten tussen de gemeente en negen woningcorporaties, richt zich op het tegengaan (preventie) van woningontruimingen op basis van huurachterstand. De partijen hebben hierbij oog voor eventuele multiproblematiek zoals psychosociale factoren. Het convenant richt zich op alle huurders van objecten van de corporaties en biedt extra waarborgen voor kwetsbare doelgroepen.
Binnen het kader van dit convenant zijn als kwetsbare doelgroepen benoemd:
Woningcorporaties en gemeente wisselen in het kader van dit convenant persoonsgegevens uit om te bereiken dat de gemeente met betrokkenen afspraken kan maken over hulp en ondersteuning (met name op het gebied van schulddienstverlening), zodat woningontruiming kan worden voorkomen.
4.1.7 Privacyregeling Taskforce Thuiszitters Rotterdam
Deze regeling is in 2015 opgesteld en betreft de gegevensuitwisseling van diverse partijen bij een gezamenlijke aanpak van de problematiek van zogenaamde ‘thuiszitters’.
Binnen de Taskforce werkt de gemeente hiervoor samen met de volgende partners:
Koers VO (samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs in de regio Rotterdam), Passend Primair Onderwijs Rotterdam (samenwerkingsverband voor passend onderwijs), Regionale Opleidingscentra Zadkine en Albeda, LMC Voortgezet Onderwijs Rotterdam, Stichting BOOR, Stichting Yulius, Stichting Horizon Jeugdzorg en Speciaal Onderwijs, CVO Accent en Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk.
Thuiszitters zijn leer- of kwalificatieplichtige jeugdigen tot achttien jaar die niet zijn ingeschreven bij een erkende onderwijsinstelling, of die wel zijn ingeschreven maar zonder ontheffing of vrijstelling, gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier weken, niet deelnemen aan het onderwijs of aan een vorm van begeleiding of hulp die gericht is op weer deelnemen aan het onderwijs.
Doel van de Taskforce (en daarmee ook de grondslag voor de gegevensverwerking) is de thuiszitter zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, weer te laten deelnemen aan het onderwijs van een erkende onderwijsinstelling.
De partners realiseren dit doel door:
Dit gemeenteblad 2017, nummer 229, is uitgegeven op 29 december 2017 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-24924.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.