Wijziging Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer

De raad van de gemeente Zoetermeer;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (kies hier de datum in van vaststelling door het college) 28 september 2018

 

 

besluit

 

  • 1.

    De Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer als volgt te wijzigen:

    De volgende artikelen toe te voegen:

     

    Oude tekst (schrappingen schuin gedrukt)

    Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)

     

    Artikel 2:15a Exploitatie horecabedrijf

    1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    2. Geen vergunning is vereist voor een horecabedrijf dat zich bevindt in:

    a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    b. een zorginstelling;

    c. een museum;

    d. een bedrijfskantine of – restaurant;

    e. rouwcentra, begraafplaatsen en crematoria;

    f.  instellingen van paracommerciële rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Drank- en horecawet.

    3. De burgemeester kan andere categorieën horeca-bedrijven aanwijzen waarvoor de vergunningplicht van lid 1 van dit artikel niet geldt.

    4. De burgemeester kan de exploitatievergunning weigeren of intrekken als:

    a. de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan;

    b. de ondernemer of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    c. de ondernemer of de leidinggevende onder curatele staat;

    d. de ondernemer of de leidinggevende niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;

    e. de ingediende bescheiden niet of niet langer overeenstemmen met de feiten, welke relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen beslissing;

    f. voor het horecabedrijf een vergunning krachtens artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist en die vergunning is geweigerd, ingetrokken, of de aanvraag om die vergunning buiten behandeling is gelaten.

    5. De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, als:

    a. naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving van het horecabe-drijf door de aanwezigheid van het horecabedrijf nadelig wordt beïnvloed;

    b. de ondernemer of de leidinggevende het bij of krachtens de bepalingen in deze afdeling geregelde overtreedt;

    c. de ondernemer of de leidinggevende betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit het horecabedrijf, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn horecabedrijf activiteiten plaatsvinden, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    d. de ondernemer of de leidinggevende zich schuldig maakt aan discriminatie;

    e. er sprake is van een gewijzigde exploitatie, een wijziging in het beheer of een wijziging in de ondernemer en/of onderneming, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd;

    f. zich in of vanuit het horecabedrijf anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van het horecabedrijf gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf;

    g. er aanwijzingen zijn dat in het horecabedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

    6. De ondernemers die bij de inwerkingtreding van dit artikel al een het horecabedrijf exploiteren zijn vrijgesteld van de vergunningplicht van lid 1 van dit artikel.

    7. De vrijstelling van lid 6 vervalt:

    a. zodra de ondernemer een wijziging, van welke aard dan ook, van de Drank- en horecawetvergunning aanvraagt, met uitzondering van een wijziging/aan-vulling van het leidinggevendenaanhangsel; en/of:

    b. een geheel nieuwe Drank- en horecawetvergunning aanvraagt en/of;

    c. de burgemeester de ondernemer een waarschuwing en/of een maatregel op basis van de Horecasanctie-strategie Openbare Orde, het Coffeeshopbeleid Zoetermeer en/of het Toezicht- en Handhavingsmodel DHW heeft opgelegd.

     

    Artikel 2:15b Indieningsvereisten exploitatievergunning

    De ondernemer dient de exploitatievergunning aan te vragen onder overlegging van:

    a. een bedrijfs-, of ondernemingsplan waarin tenminste zijn vermeld:

    • de aard van de onderneming;

    • de exploitatievorm;

    • de financiering van de onderneming;

    • de doelgroep;

    • de aangeboden producten.  

    b. een nauwkeurige beschrijving van het horecabedrijf inclusief, als van toepassing, het terras, waarbij zijn opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond;

    c. een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is om over de ruimte te beschikken;

    d. een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer danwel, als de ondernemer een rechtspersoon is, van degene die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt en van de leidinggevenden;

    e. een verklaring omtrent het gedrag van de leidingge-venden.

     

    Artikel 2:15c Beëindiging en overgang exploitatie

    1. De ondernemer meldt de beëindiging van de exploitatie van het horecabedrijf binnen twee weken schriftelijk aan de burgemeester.

    2. Een rechtsopvolger mag gebruik maken van een rechtsgeldige exploitatievergunning mits hij binnen vier weken nadat de burgemeester bekend is met het feit dat de rechtsvoorganger de exploitatie heeft beëindigd, een nieuwe exploitatievergunning aanvraagt.

    3. Voldoet de rechtsopvolger aan de in lid 2 van dit artikel genoemde termijn, dan mag hij de exploitatie voortzetten totdat de burgemeester op zijn aanvraag heeft beslist.

    4. De exploitatievergunning wordt niet, ook niet na beëindiging van het horecabedrijf op één locatie met de bedoeling deze op een andere locatie voort te zetten, gebruikt voor een andere locatie dan waarvoor hij is afgegeven.

 

  • 2.

    De artikelen 2:15a, 2:15b en 2:15c treden in werking op een bij besluit van het college te bepalen tijdstip.

 

 

Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 5 november 2018

de griffier,

rs. R. Blokland MCM

de voorzitter,

Ch.B. Aptroot

Naar boven