Woonarkenverordening Aalsmeer 2013

Tekstplaatsing

Deze regeling is op 2 januari 2014 gepubliceerd in de Nieuwe Meerbode.

Op 7 november 2018 is bekendgemaakt dat de raad van de gemeente Aalsmeer op 1 november 2018 de Ligplaatsenverordening Aalsmeer 2018 heeft vastgesteld en de Woonarkenverordening Aalsmeer 2013 heeft ingetrokken (zie bekendmaking Gemeenteblad 2018 228860). Dit is niet juist. De behandeling van de Ligplaatsenverordening Aalsmeer 2018 door de gemeenteraad is voor een later moment geagendeerd. Als de gemeenteraad op dat moment met de vaststelling akkoord gaat, wordt de Woonarkenverordening Aalsmeer 2013 alsnog ingetrokken.

Door deze tekstplaatsing wordt de intrekking van de Woonarkenverordening Aalsmeer 2013 hersteld. Op basis van een andere bekendmaking wordt de status van de Ligplaatsenverordening Aalsmeer 2018 die op 7 november bekend is gemaakt, gewijzigd naar 'ingetrokken'.

Hierna volgt de tekst van de Woonarkenverordening Aalsmeer 2013:

 

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

gelezen het voorstel van het college van 1 oktober 2013, nr. D-2013/270597 inzake vaststelling bestemmingsplan "Woonarken" en samenhangende produkten;

overwegende dat binnen de gemeente Aalsmeer behoefte bestaat aan een specifieke regeling met betrekking tot het gebruik van het openbaar water binnen de gemeente;

besluit

vast te stellen de volgende verordening:

WOONARKENVERORDENING AALSMEER 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

    • b.

      ligplaats: een gedeelte van het openbaar water door een woonark of woonboot ingenomen of bestemd om door een woonark of woonboot met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

    • c.

      openbaar water: alle wateren die voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

    • d.

      vaartuigen: alle vaartuigen, drijftuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen,glijboten en ponten, met uitzondering van woonarken en woonboten;

    • e.

      woonark: drijvend object, in het algemeen niet bestemd of ingericht om te varen, doorgaans voorzien van een betonnen casco met vierkante of rechthoekige opbouw,waaronder begrepen een drijvende woning zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning;

    • f.

      woonark ten behoeve van permanente bewoning: woonarken die uitsluitend of hoofdzakelijk als woning worden gebezigd of tot woning bestemd;

    • g.

      woonark ten behoeve van niet-permanente bewoning: gelijk aan woonarken voorpermanente bewoning, met dien verstande dat er geen sprake is van een permanent verblijf, maar dat de woonark periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en uitsluitend tussen 1 april en 15 oktober;

    • h.

      woonboot: drijvend of varend object dat herkenbaar is aan casco, romp en opbouw als een (van origine) varend schip zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning.

  • 2.

    Indien een woonboot voldoet aan de in deze verordening opgenomen maatvoering, geldt het in deze verordening bepaalde omtrent vergunningverlening voor woonarken ook voor woonboten, tenzij anders bepaald.

Artikel 2 Algemene Plaatselijke Verordening

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet en die ook niet vallen onder de werking van het bestemmingsplan, is de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Aalsmeer van toepassing.

Artikel 3 Verboden

  • 1.

    Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag met een woonark ligplaats in te nemen, ligplaats te hebben of toe te laten dat ligplaats wordt ingenomen.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt tevens voor het overschrijven op naam,verplaatsen, verbouwen, vervangen en wijziging van het gebruik van een woonark alsmede het verrichten van werkzaamheden aan een woonark.

  • 3.

    Het verbod van het tweede lid geldt niet voor noodreparaties en voor kleine tot het normale onderhoud behorende reparaties.

Artikel 4 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a.

    strijd bestaat met de in artikel 8 genoemde veiligheids- en inrichtingseisen, of de in artikel 9 opgenomen maatvoering;

  • b.

    strijd bestaat met een gemeentelijk bestemmingsplan;

  • c.

    strijd bestaat met het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid en milieuhygiëne;

  • d.

    strijd bestaat met het belang en aanzien van de gemeente en de redelijke eisen van welstand als genoemd in de gemeentelijke welstandsnota;

  • e.

    strijd bestaat met het belang van het doelmatig en veilig gebruik van het openbaar water;

  • f.

    strijd bestaat met het belang van het beheer en het onderhoud van het openbaar water.

Artikel 5 Maximumstelsel ligplaatsen

  • 1.

    Het totaal aantal ligplaatsen voor woonarken welke permanent worden bewoond mag niet meer bedragen dan 192.

  • 2.

    Het totaal aantal ligplaatsen voor woonarken, welke niet-permanent worden bewoond mag niet meer bedragen dan 184.

Artikel 6 Kenmerken ligplaatsvergunning

  • 1.

    Een ligplaatsvergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening is persoons-, plaats- en objectgebonden.

  • 2.

    Een ligplaatsvergunning wordt bovendien gesteld op naam van de eigenaar van de woonark en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats en alle relevante kenmerken van de woonark.

  • 3.

    Een ligplaatsvergunning geldt voor onbepaalde tijd en vermeldt of het gebruik bedoeld is voor permanente dan wel niet-permanente bewoning.

Artikel 7 Aanvraag ligplaatsvergunning

  • 1.

    Een aanvraag om ligplaatsvergunning dient schriftelijk te worden ingediend middels een door het bevoegd gezag vastgesteld aanvraagformulier al dan niet via elektronische weg.

  • 2.

    Bij een aanvraag om ligplaatsvergunning dienen tenminste de volgende gegevens en bescheiden te worden overgelegd:

    • a.

      de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • b.

      het adres en de ligging van de woonark, dan wel, bij het ontbreken van een adres, een situatietekening;

    • c.

      indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

    • d.

      een aanduiding van de locatie van de aangevraagde ligplaats. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen;

    • e.

      alle bescheiden die aantonen dat aan de eisen zoals genoemd in artikel 8 voldaan wordt.

  • 3.

    In verleende vergunningen wordt een termijn van 26 weken opgenomen waarbinnen met de uitvoering van de vergunning gestart dient te worden.

  • 4.

    Bij verlening van een ligplaatsvergunning past het bevoegd gezag de ligplaatskaart zoals opgenomen als bijlage 1 van deze verordening aan. Bij elke verleende vergunning wordteen actuele uitsnede van de ligplaatskaart gevoegd.

  • 5.

    Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken op een aanvraag om een ligplaatsvergunning. Deze termijn kan eenmalig met ten hoogste zestien weken verlengd worden.

  • 6.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 8 Veiligheids- en inrichtingseisen woonark

  • 1.

    Ten aanzien van woonarken die in aanmerking willen komen voor een ligplaatsvergunning gelden de volgende veiligheids- en inrichtingseisen:

    • a.

      de woonark wordt uitsluitend afgemeerd aan door het bevoegd gezag daartoe bestemde, deugdelijke afmeermiddelen;

    • b.

      de woonark is lekvrij en waterdicht;

    • c.

      de woonark waarvan het drijvende deel bestaat uit een stalen casco, heeft een scheepswand met een plaatdikte van minimaal 3,0 millimeter;

    • d.

      de opbouw van de woonark beschikt over voldoende sterkte, stijfheid en stabiliteit,waarvan moet blijken uit een berekening, uit te voeren naar analogie van de in het geldende Bouwbesluit gestelde voorschriften;

    • e.

      de toegang tot en/of de vluchtweg van de woonark sluit direct aan op de wal en is tenminste 0,85 meter breed;

    • f.

      de vluchtweg is zodanig gelegen dat, vanuit de woonark komend, op de wal ongehinderd en zonder obstakels zowel naar links als naar rechts kan worden gevlucht;

    • g.

      een beweegbaar constructieonderdeel, niet zijnde een nooddeur, bevindt zich in geopende stand niet boven een loopplank of steiger waarover een vluchtroute voert;

    • h.

      de loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte in de woonark en een ingang van de woonark die aansluit op de loopplank of steiger van waaruit de vluchtroute buiten het woonark begint, bedraagt ten hoogste 15 meter. In een besloten ruimte, in de vluchtroute als hiervoor bedoeld, moet een niet-ioniserende rookmelder, volgens de eisen in NEN 2555, zijn aangebracht, die is aangesloten op een gebruikelijke voorziening voor elektriciteit en noodvoorziening voor elektriciteit, zoals eveneens is aangegeven in de NEN-norm;

    • i.

      De sub h genoemde loopafstand is maximaal 25 meter als:

      • -

        in voor alle voor mensen toegankelijke ruimten, met uitzondering van een toilet- of badruimte, een niet-ioniserende rookmelder volgens de eisen in NEN 2555 is aangebracht, die is aangesloten op een voorziening voor elektriciteit of noodvoorziening voor elektriciteit, zoals is aangegeven in NEN 2555;

      • -

        bij het in alarmfase gaan van één rookmelder in elke verblijfsruimte een geluidniveau hoorbaar is van ten minste 65 dB(A), doch niet meer dan 85 dB(A);

    • j.

      ter plaatse van of in de nabijheid van een stookplaats van de woonark wordt onbrandbaar materiaal conform NEN-norm 6064 toegepast, als:

      • -

        ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden die groter is dan 2 kW/m2, conform NEN-norm 6061,of

      • -

        in het materiaal een temperatuur kan optreden die hoger is dan 363 K, bepaald volgens NEN-norm 6061;

    • k.

      een voorziening voor de afvoer van rook is brandveilig uitgevoerd, conform NEN-norm 6062;

    • l.

      een voorziening voor de afvoer van rook is samengesteld uit onbrandbaar materiaal,conform NEN-norm 6064, indien in dat materiaal een temperatuur kan optreden van meer dan 363 K, overeenkomstig NEN-norm 6062;

    • m.

      materiaal van een constructieonderdeel van een wand die grenst aan de binnenlucht bezit een rookdichtheid van maximaal 10 m-1, bepaald volgens NEN 6066;

    • n

      .het dak van een woonark is niet brandgevaarlijk, conform NEN-norm 6063.

  • 2.

    Indien het vergunningverlening ten behoeve van een woonboot betreft, kan het bevoegd gezag afwijken van de in het eerste lid genoemde veiligheids- en inrichtingseisen.

Artikel 9 Maatvoering woonark

  • 1.

    De omvang van woonarken voor niet-permanente bewoning is maximaal (lxbxh) 15x5x3meter.

  • 2.

    De omvang van woonarken voor permanente bewoning in gebied dat op grond van het vigerende bestemmingsplan is aangewezen als Bestaand bebouwd gebied is maximaal(lxbxh) 18x6x5 meter.

  • 3.

    De omvang van woonarken voor permanente bewoning in gebied dat op grond van het vigerende bestemmingsplan is aangewezen als buiten Bestaand bebouwd gebied c.q. Landelijk gebied is maximaal (lxbxh) 15x5x4,5 meter.

  • 4.

    Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

    • a.

      de hoogte van een woonark van f de waterlijn tot aan het hoogste punt van de woonark, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

    • b.

      voor de lengte en breedte van een woonark tussen de langste lengte en de langste breedte (buitenkant bak) exclusief overstekken, loopranden,gangboorden, stootranden e.d….

Artikel 10 Voorschriften en beperkingen ligplaatsvergunning

Het bevoegd gezag kan ter bescherming van de door deze verordening te behartigen belangen aan een ligplaatsvergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 11 Intrekking of wijziging van de ligplaatsvergunning

Het bevoegd gezag kan een ligplaatsvergunning intrekken of wijzigen, indien:

  • a.

    zich alsnog een van de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 4 voordoet;

  • b.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • c.

    van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebrek aan een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn van 26 weken;

  • d.

    de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • e.

    op grond van een verandering van beleid, omstandigheden of inzichten intrekking of wijziging nodig is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • f.

    sprake is van een verzoek van de houder van de ligplaatsvergunning.

Artikel 12 Aanwijzingen bevoegd gezag

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de rechthebbende op een woonark aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruiken van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De rechthebbende op een woonark is verplicht de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen op te volgen.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het bevoegd gezag kan het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of hiervan afwijken als toepassing naar zijn oordeel zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 14 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het college aangewezen personen.

Artikel 16 Binnentreden

  • 1.

    Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden van het object zonder toestemming van de bewoner.

  • 2.

    Het binnentreden geschiedt met inachtneming van de daartoe bij of krachtens de wet gestelde regels.

Artikel 17 Overgangsbepaling

  • 1.

    Vergunningen verleend voor inwerkingtreding van deze verordening, vallen niet onder de werking van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening en nog niet zijn afgehandeld, zullen worden afgehandeld op basis van de regelgeving die gold voor inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3.

    Indien de bestaande vergunning een maatvoering toestaat die de in artikel 9 genoemde maten overschrijdt, gelden de in de vergunning opgenomen maten als uitgangspunt bij de behandeling van aanvragen om overschrijvingen van de vergunning, of verplaatsingen van de woonark

  • 4.

    Voor zover de werkelijke afmetingen van een woonark (voor zowel permanente als niet-permanente bewoning) op datum van de inwerkingtreding van deze verordening de in artikel van deze verordening voorgeschreven maten overschrijden al dan niet in afwijking van de verleende vergunning, dan gelden de maten zoals opgenomen in bijlagen 2 en 3 bij deze verordening.

  • 5.

    Voor vergunningen verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening waaraan geen termijn is gekoppeld waarbinnen met de uitvoering van deze vergunning dient te zijn gestart, geldt hiervoor een termijn van twee jaar.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 3 januari 2014.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Woonarkenverordening Aalsmeer 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2013.

TOELICHTING WOONARKENVERORDENING AALSMEER 2013

Algemene toelichting

De Woonarkenverordening Aalsmeer 2013 (WVA) bevat regels over het gebruik van het openbaar water in de gemeente Aalsmeer en is de actuele administratie voor zover het de aantallen ligplaatsen en ligplaatsvergunningen betreft. Dit laatste wordt gerealiseerd door de ligplaatskaart die als bijlage 1 bij de WVA is gevoegd en die met elke verleende vergunning geactualiseerd zal worden. De WVA vervangt een aantal bepalingen over vaartuigen en ligplaatsen uit de Algemene Plaatselijke Verordening Aalsmeer 2010 (APV). De APV in samenhang met een gebrekkig planologisch kader bood onvoldoende mogelijkheden om de woonarken goed te reguleren. Dit veroorzaakte veel onduidelijkheid bij de bewoners, eigenaren en andere belanghebbenden. Ook zorgde het onvoldoende reguleren van woonarken al geruime tijd voor problemen voor wat betreft handhaving, vergunningverlening, beeldkwaliteit en plantoetsing. De WVA is derhalve onderdeel van een breder juridisch planologisch pakket en moet samen met het bestemmingsplan Woonarken en het Beeldkwaliteitplan Woonarken meer duidelijkheid en rechtszekerheid bieden voor belanghebbenden, waaronder bewoners,eigenaren en verhuurders van woonarken.

De WVA gaat over het gebruik van het openbaar water in de gemeente Aalsmeer met een woonark (zowel ten behoeve van permanente als niet-permanente bewoning). De WVA geeft

verschillende regels om dit gebruik in goede banen te leiden. Een groot deel van die regels heeft betrekking op de verplichting om voor bepaalde activiteiten een vergunning te hebben. De verordening sluit aan op het Bestemmingsplan Woonarken en het Beeldkwaliteitsplan Woonarken (dit beeldkwaliteitsplan zal onderdeel uit gaan maken van de gemeentelijke Welstandsnota.

Vergunningplicht

De WVA roept voor drie soorten activiteiten een vergunningplicht in het leven. Die activiteiten zijn:

- het innemen van een ligplaats met een woonark;

- het werken aan of verbouwen van een woonark;

- het vervangen van een woonark.

De WVA regelt dat er een vergunning nodig is voor het verrichten van één van de bovengenoemde activiteiten en wanneer die vergunning kan worden verleend of geweigerd, dat er voorschriften kunnen worden verbonden aan de vergunning en wanneer de vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd. Ook geeft de WVA andere regels. Zo heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer (het college) de bevoegdheid om aanwijzingen te geven en nadere regels te stellen.

Toepasselijkheid van het bestemmingsplan

Activiteiten zoals het innemen van een ligplaats en het verbouwen van een woonboot hebben invloed op de fysieke leefomgeving en moeten ruimtelijk inpasbaar zijn. Vandaar dat bij de toepassing van deze WVA het bestemmingsplan een relevant toetsingskader is. Kort gezegd komt het er op neer dat een voorgenomen activiteit moet voldoen aan het bestemmingsplan. Zie ook artikel 4 sub b van de WVA.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Een belangrijke reden om een begripsbepaling op te nemen in een verordening is het voorkomen van onduidelijkheden of discussies over de reikwijdte van een bepaling. De begrippen die in artikel 1 worden gedefinieerd komen ook voor in andere hoofdstukken van de WVA. Daar zijn ze niet opnieuw gedefinieerd, maar hebben ze de betekenis die in artikel 1 is gegeven.

  • a.

    bevoegd gezag: deze definitie spreekt voor zich.

  • b.

    ligplaats: een deel van het openbaar water wordt als ligplaats aangemerkt als er al een woonark of woonboot ligt, of als het op grond van een bestemmingsplan bestemd is om door een woonark of woonboot te worden ingenomen.

  • c.

    openbaar water: hierbij is aansluiting gezocht bij boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond hiervan is 'openbaar water' ieder water dat voor enig gebruik open staat voor het publiek. De definitie ziet derhalve ook op water wat enkel toegankelijk is via een slagboom (bijvoorbeeld een jachthaven). 'Openbaar' is hier dus synoniem aan 'feitelijk voor het publiek toegankelijk'. Het openbaar water heeft dus niet alleen betrekking op het water dat in beheer is bij de gemeente.

  • d.

    vaartuigen: hoewel dit een overkoepelend begrip is, zijn woonarken in deze specifiek definitie uitgezonderd. Deze worden onder e. apart gedefinieerd.

  • e.

    woonark: een woonark is over het algemeen niet geschikt om mee te varen.

  • f.

    permanente bewoning: dag- en nachtverblijf van een of meerdere personen gedurende het hele jaar.

  • g.

    niet-permanente bewoning: dag- en nachtverblijf van een of meerdere personen en recreatief gebruik in de periode 1 april tot en met 15 oktober.

  • h.

    woonboot: woonboten zijn (in ieder geval van origine) geschikt om mee te varen.

Het tweede lid waarborgt dat woonboten ook onder de reikwijdte van deze verordening vallen, zolang zij voldoen aan de opgenomen maatvoering.

Artikel 2 Algemene Plaatselijke Verordening

In deze verordening zijn onderwerpen geregeld, die voorheen in de APV een regeling hadden gevonden. In de APV staan nog steeds bepalingen die bijvoorbeeld met openbaar water verband houden of voorzien in meer algemene voorschriften, die zich mede (kunnen) uitstrekken tot onderwerpen die zich voor het overige meer specifiek in de WVA geregeld zijn. Mocht zich een situatie voordoen waarin deze verordening geen of onvoldoende uitsluitsel biedt, dan is sprake van de (aanvullende) werking van de APV.

Artikel 3 Verboden

Op basis van dit artikel is een vergunning vereist voor het innemen van een ligplaats met een woonark en het overschrijven op naam, verplaatsen, verbouwen vervangen en het wijzigen van het gebruik van een woonark.

Het innemen van een ligplaats is in feite een eenmalige activiteit. Om die reden is het eveneens verboden om zonder vergunning een ligplaats te hebben (in te blijven nemen). Daarnaast is ook verboden om toe te laten dat een ander ligplaats inneemt, terwijl geen vergunning is verleend. Het college kan de vergunning verlenen of weigeren. De belangen die bij deze besluitvorming een rol kunnen spelen, zijn onder andere neergelegd in de artikelen 4, 8 en 9 van de WVA. Of met een woonark een ligplaats mag worden ingenomen, hangt af van het resultaat van de afweging van die belangen.

Artikel 4 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Een vergunning kan alleen worden verleend of geweigerd op grond van de toetsingscriteria die in dit artikel zijn opgenomen. Dit artikel kent een limitatief imperatief stelsel, wat inhoudt dat een vergunning geweigerd moet worden indien één van de in dit artikel opgenomen weigeringsgronden aan de orde is.

Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van strijd met een bestemmingsplan (sub b), wordt aan alle aspecten van het bestemmingsplan getoetst (bouwregels én gebruiksvoorschriften).

Het ‘Beeldkwaliteitsplan Woonarken’ maakt onderdeel uit van de gemeentelijke Welstandsnota(sub d) en vormt een specifiek toetsingskader.

Artikel 5 Maximum stelsel ligplaatsen

Om te voorkomen dat niet voldaan wordt aan het maximumstelsel voor woonarken zoals opgenomen in het bestemmingsplan woonarken, is in dit artikel specifiek bepaald dat het maximum niet overschreden mag worden.

Artikel 6 Kenmerken ligplaatsvergunning

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat bij de vergunningverlening ten behoeve van woonarken sprake is van een drievoudige binding: de vergunning is bedoeld voor een bepaald persoon, een bepaalde ligplaats en een bepaalde woonark.

Ingevolge het tweede lid dient de ligplaatsvergunning de volgende gegevens te bevatten: NAW gegevens van de eigenaar, gegevens over de ligplaats en alle relevante gegevens van de betreffende woonark (zoals de maatvoering, kleurstelling, de naam van de ark en dergelijke).

Artikel 7 Aanvraag ligplaatsvergunning

Het eerste lid van deze bepaling regelt dat de aanvraag schriftelijk moet worden gedaan via een daartoe vastgesteld aanvraagformulier, tot het moment dat de mogelijkheid bestaat om een vergunning elektronisch aan te vragen.

Het tweede lid regelt hoe de vergunningsaanvraag moet worden ingediend en welke gegevens die aanvraag moet bevatten. Er is aansluiting gezocht bij de indieningvereisten van de We algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het is van belang dat het college over voldoende gegevens beschikt, zodat het in staat is om een belangenafweging te maken. Welke gegevens in ieder geval moeten worden overgelegd, blijkt uit hoofdstuk 4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor), in samenhang met artikel 1.3 van de Regeling omgevingsrecht (Mor). Als er een veiligheidstoets moet worden gedaan (zie artikel 8 WVA), dient de aanvraag de daarvoor benodigde gegevens te bevatten.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat men na een groot aantal jaar ineens toch nog gebruik gaat maken van de vergunning (dit wekt immers rechtsonzekerheid in de hand), wordt in de vergunning een termijn van 26 weken opgenomen waarbinnen met de activiteit dient te zijn gestart. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij artikel 2.33, tweede lid, onder a van de Wabo waarin is bepaald dat een omgevingsvergunning (voor de activiteiten bouwen, slopen dan wel het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald) geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken indien gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

Het vierde lid maakt melding van de ligplaatskaart. Deze is als bijlage 1 bij deze verordening gevoegd. Op de ligplaatskaart staan alle ligplaatsen en vergunningen ingetekend. Deze kaart zal met elke verleende vergunning worden bijgewerkt, zodat er te allen tijde een actueel beeld is. De meest actuele uitsnede wordt bij de verleende vergunning gevoegd.

Het vijfde lid van deze bepaling bevat de beslistermijn. Doorgaans zal de genoemde termijn van acht weken gehaald worden, maar voor gevallen waarbij verklaringen van externe partijen noodzakelijk zijn (hierbij valt te denken aan een verklaring van geen bezwaar op grond van het Luchthaven Indelingsbesluit) is een verlengingstermijn opgenomen. Uit het zevende lid blijkt dat de vergunning van rechtswege wordt verleend indien de beslistermijn van 24 weken is overschreden zonder dat er een besluit is genomen dan wel de termijn met toestemming van de aanvrager opgeschort is op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 8 Veiligheids- en inrichtingseisen woonark

Als een woonark is bestemd voor (al dan niet permanente) bewoning, moet worden voldaan aan de in dit artikel genoemde veiligheids- en inrichtingseisen. Of er wordt voldaan aan deze eisen, staat ter beoordeling van het college. Het college heeft daarbij een zekere mate van vrijheid. Als het college echter tot het oordeel komt dat niet aan de eisen wordt voldaan, moet het college de vergunning weigeren. Bij de beoordeling worden de overgelegde gegevens betrokken.

Brandveiligheid speelt een belangrijke rol bij de in dit artikel genoemde eisen. Woonarken zijn immers brandgevoelig en omdat vaak meerdere woonarken in elkaar nabijheid zijn afgemeerd doet zich tevens het risico van brandoverslag voor. Het artikel ziet daarom niet alleen op brandveiligheid aan boord, maar ook op brandveiligheid rondom de woonarken.

De eerste vijf onderdelen van dit artikel bevatten algemene veiligheids- en constructie-eisen, die op zichzelf weinig toelichting behoeven. Zo is aangegeven dat bij het innemen van een ligplaats gebruik moet worden gemaakt van deugdelijke afmeervoorzieningen, zodat de woonarkvoldoende veilig kan worden vastgelegd. Dit is van belang om te voorkomen dat arken op drift raken en ongevallen veroorzaken. Voorts moet de opbouwconstructie voldoende sterk, stijf en stabiel zijn hetgeen moet blijken uit een berekening, vergelijkbaar met de berekeningen die op basis van het Bouwbesluit voor bouwwerken gelden.

De overige negen onderdelen bevatten brandveiligheidseisen. Het gaat hierbij om ontvluchtingsmogelijkheden, maatregelen ter voorkoming van brandoverslag en voorzieningen ter beperking van rookontwikkeling en van het ontstaan en voortplanting van brand. Ook deze eisen spreken goeddeels voor zichzelf. De regels in verband met veilige ontvluchting hebben betrekking op de toegang tot de woonark. Het begin van de loopplank of steiger (aan de walzijde) van de woonark wordt als toegang aangemerkt. Deze sluit direct aan op de wal, zodat de vluchtweg vanaf de woonark ook direct op de wal aansluit. Deze vluchtweg moet tenminste 85 centimeter breed zijn. De situering daarvan moet zodanig zijn dat men het woonschip via die voorziening veilig kan verlaten en verder zonder obstakels zowel naar links als naar rechts kan worden gevlucht. De bedoeling is dat een dergelijke vluchtroute leidt naar een ‘veilige plaats’, in dit geval het aansluitende terrein. Er wordt van uitgegaan dat personen veilig zijn, zodra deze in de buitenlucht zijn en direct weg kunnen vluchten van het brandgevaar. Vanaf het aansluitend terrein kan men vervolgens bijvoorbeeld naar de weg vluchten. Ontvluchting via het water,bijvoorbeeld door middel van een vluchtboot of door in het water te springen, wordt niet als veilig alternatief voor vluchten via de wal beschouwd. Verder moet een vluchtroute obstakelvrij zijn.

Het tweede lid maakt het mogelijk dat het college bij vergunningverlening ten behoeve van een woonboot kan besluiten niet alle in het eerste lid genoemde veiligheids- en inrichtingseisenverplicht te stellen. Dit dient per geval bekeken te worden.

Artikel 9 Maatvoering woonark

De in dit artikel opgenomen maatvoering treedt in de plaats van de maatvoering zoals opgenomen in de op 22 juli 2011 in werking getreden 'Beleidsregel met betrekking tot de maatvoering'. Woonarken met een afwijkende maat die er al lagen voor inwerkingtreding van de WVA vallen onder het overgangsrecht van artikel 17. Wat wordt verstaan onder stedelijk en landelijk gebied is omschreven in het vigerende bestemmingsplan.

Artikel 10 Voorschriften en beperkingen ligplaatsvergunning

Dit artikel bepaalt dat het college voorschriften of beperkingen kan verbinden aan een vergunning. Voorschriften zijn verplichtingen die de vergunninghouder moet naleven.

Beperkingen kunnen de reikwijdte van de vergunning begrenzen. Voorschriften en beperkingen dienen ter bescherming van de belangen die met deze verordening zijn gemoeid.

Artikel 11 Intrekking of wijziging van de ligplaatsvergunning

Op grond van deze bepaling kan het college een vergunning intrekken of wijzigen. Er is hierbij sprake van een discretionaire bevoegdheid van het college. Het artikel geeft een opsomming van de gronden voor intrekking of wijziging van de vergunning. In de beschikking motiveert het college welk van de gronden aan de orde is.

Overigens is intrekking van een vergunning een verstrekkende maatregel, waarvan in de regel niet snel gebruik zal worden gemaakt. Immers, eerst zal worden bezien of met andere handhavingsmogelijkheden (oplegging van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang) het beoogde doel kan worden bereikt.

Sub c bepaalt dat de vergunning ingetrokken of gewijzigd kan worden indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebrek aan een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn. Bedoelde termijn zal doorgaans gesteld worden op 26 weken. De reden voor opname van dit artikelonderdeel is dat ligplaatsen schaars zijn en de belangstelling mogelijk groot is. Voorkomen moet worden dat een vergunninghouder leegstand van een ligplaats veroorzaakt doordat hij structureel geen uitvoering geeft aan zijn vergunning, bijvoorbeeld omdat hij met zijn woonark langdurig elders ligplaats inneemt of om welke reden dan ook niet tot de bouw of aankoop van een woonark overgaat. Indien hiervoor wel een geldige reden aanwezig is (te denken valt aan nieuwbouw of reparatie dan wel herbouw na een calamiteit), kan de vergunninghouder het college hiervan in kennis stellen. De termijn kan op dat moment verlengd worden met nogmaals 26 weken.

Artikel 12 Aanwijzingen bevoegd gezag

In dit artikel is een specifieke aanwijzingsbevoegdheid opgenomen: het college kan aanwijzingen geven over het innemen van een ligplaats. Zo kan het in verband met het uitvoeren van werkzaamheden noodzakelijk zijn dat een vaartuig tijdelijk wordt verplaatst. Op basis van het eerste lid van dit artikel kan het college de eigenaar of huurder van dat vaartuig opdragen om tijdelijk elders ligplaats in te nemen. Het tweede lid van dit artikel bevat de verplichting om een aanwijzing van het college op te volgen. Het niet opvolgen van een aanwijzing levert een overtreding op, waartegen handhavend kan worden opgetreden.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Deze bepaling maakt het mogelijk om af te wijken van de bepalingen van deze verordening, ten gunste van de belanghebbende. De hardheidsclausule geldt alleen als toepassing van de verordening zou leiden tot een ‘onbillijkheden van overwegende aard’.

Artikel 14 Strafbepaling

In zijn algemeenheid geldt dat een overtreding van het bepaalde in deze verordening strafrechtelijk of bestuursrechtelijk kan worden gehandhaafd. Bij bestuursrechtelijke handhandhaving is het college het bevoegde orgaan. De verschillende instrumenten die het college ter beschikking staan en de regels die in acht moeten worden genomen, zijn neergelegd in de Gemeentewet en de Awb. Artikel 14 WVA biedt de grondslag voor de strafrechtelijke handhaving.

Artikel 15 Toezicht

Toezichthouders worden op grond van dit artikel aangewezen door het college.

Artikel 16 Binnentreden

Deze bepaling regelt een bevoegdheid tot het binnentreden van een woning.

Welke andere bevoegdheden (en verplichtingen) toezichthoudende ambtenaren hebben, volgt uit titel 5.2 van de Awb. Op grond van artikel 5:20 Awb is een ieder verplicht om medewerking te verlenen aan toezicht. Als die medewerking wordt geweigerd, dan kan dat op zichzelf weer een aanleiding zijn om een last onder bestuursdwang op te leggen.

Dit artikel sluit aan op artikel 5.13 van de Wabo. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat weliswaar de bevoegdheid wordt toegekend om woningen (of, in dit geval, woonarken) te betreden zonder toestemming van de bewoner, maar dat altijd rekening moet worden gehouden met het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden en de Awb. Het betreden van een woning zonder toestemming, kan in beginsel alleen wanneer de betreffende ambtenaar beschikt over een machtiging tot binnentreden en het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist is. Alleen indien sprake is van een zodanige spoedeisende situatie dat niet kan worden gewacht op afgifte van een machtiging tot binnentreden, kan een woning worden betreden zonder bedoelde machtiging. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarin sprake is van acuut gevaar.

Artikel 17 Overgangsbepaling

Dit artikel is opgenomen omdat er momenteel binnen de gemeente een aantal woonarken ligt die niet voldoen aan de in deze verordening beschreven voorwaarden en de gemeenteraad het niet wenselijk acht ze hier alsnog aan te laten voldoen. Eigenaren hoeven derhalve geen nieuwe vergunning aan te vragen om de bestaande situatie in stand te laten. Op deze woonarken blijven gewoon nog de vergunningvoorschriften gebaseerd op de oude regelgeving (de APV en eventueel nog de Woonschepenverordening uit 1988) van toepassing. De oude regelgeving geldt ook nog voor aanvragen waarop voor inwerkingtreding van de WVA nog niet is beslist. Personen met een vergunning met daaraan verbonden voorschriften gebaseerd op de oude regelgeving dienen pas aan de voorwaarden zoals opgenomen in de WVA te voldoen indien zij hun woonark willen vervangen voor een nieuwe ark en hiervoor een vergunning aanvragen, tenzij er op basis van het bestemmingsplan redenen zijn om af te wijken van deze vergunningsplicht.

Op grond van het vierde lid van dit artikel zijn bestaande afwijkende maten toegestaan, voor zover deze bestonden voor de inwerkingtreding van deze WVA. Voor een bestaande ark die de op grond van deze verordening voorgeschreven maatvoering overschrijdt, gelden de afmetingen als opgenomen in de bijlage 2 dan wel 3 van de verordening. Deze maatvoering is uitgangspunt bij de beoordeling van aanvragen om overschrijvingen op naam dan wel verplaatsingen.

Het vijfde lid is opgenomen voor de gevallen waarin voor inwerkingtreding van de WVA al een vergunning is verleend, waarin geen termijn is opgenomen waarbinnen handelingen moeten zijn verricht ter uitvoering van de vergunning. In zulke gevallen wordt een termijn van 2 jaar na inwerkingtreding van deze verordening redelijk geacht. Tevens beoogt deze bepaling te regelen dat voor zover het object waarvoor in het verleden ligplaatsvergunning is verleend en waarbij nog geen nieuwe aanvraag voor wijziging van de vergunning is gedaan met het oog op het afmeren van een nieuwe woonark, een termijn geldt van twee jaar om alsnog een nieuwe aanvraag in te dienen. Deze zal getoetst worden aan onderhavige regelgeving.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 19 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Naar boven