Gemeente Rhenen - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen 2018

Burgemeester en wethouders van Rhenen,

 

  • gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

  • gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten:

 

De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen 2018 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van een overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

 

Artikel 2 Vormen van handhaving

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • Informeermiddel zoals waarschuwing;

  • op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;

  • bestraffende sanctie.

 

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In de beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

 

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelmaatregel

  • 1.

    Als gebleken is dat een houder van een kindercentrum, gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

  • 2.

    Bij het uitvoeren van een herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/ last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3.

    Als de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of meerdere stappen in het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen, of, gelet op de geringe ernst van de overtreding, te kiezen voor een waarschuwende brief.

  • 4.

    Als de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan de toezichthouder kinderopvang voorafgaand aan het advies aan het college, de houder een herstelaanbod te doen. Als de overtreding niet binnen de gegeven termijn wordt hersteld start het college alsnog in beginsel een herstellend handhavingstraject conform lid 1.

  • 5.

    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 6.

    Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit ‘hoog’: maximaal 2 weken;

    • b.

      prioriteit ‘gemiddeld’: maximaal 2 maanden;

    • c.

      prioriteit ‘laag’: maximaal 6 maanden;

Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn als ervoor gekozen is om een last onder dwangsom/ last onder bestuursdwang in te zetten.

 

Artikel 5 Intrekken toestemming tot exploitatie

Als niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college legt een bestuurlijke boete op bij:

    • a.

      overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

    • b.

      exploitatie zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      niet onverwijld melden van een wijziging aan het college van burgemeester en wethouders van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • d.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

  • 2.

    Bij overtredingen met de prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college een bestuurlijke boete opleggen.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • 1.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag als een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • 2.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag als er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

 

Artikel 9 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, als de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      De ernst van de overtreding;

    • b.

      De mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      De omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      De omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

boeteoplegging volgens deze ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen 2018’ onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, als sprake is van een bijzondere omstandigheid waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.

 

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

 

Artikel 11 Slotbepalingen

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen 2018’.

 

Vastgesteld door de burgemeester en wethouders van Rhenen op 13 november 2018.

De secretaris,

De burgemeester,

de heer P. Bonthuis

de heer drs. J.A. van der Pas

 

Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject

 

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

 

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

  • 3.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn moet de overtreding duurzaam beëindigd zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

 

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Awb

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

 

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

  • Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1).

    • Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).

 

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijderen van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit registers kinderopvang.

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

 

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

Herstelaanbod (artikel 4, lid 4)

Vanaf 1 januari 2019 wordt het herstelaanbod ingevoerd door de GGD regio Utrecht, namens de gemeente Rhenen belast met het toezicht op de kinderopvang. Het herstelaanbod is een verdere uitwerking van het voorheen – in andere gemeenten – veel toegepaste overleg en overreding. Terwijl overleg en overreding in principe ingezet wordt op lichte overtredingen waarbij praktijkcontrole op locatie niet noodzakelijk is, treedt bij het herstelaanbod de toezichthouder ook in overleg als een controle op locatie wel noodzakelijk is. Dit betekent dat de toezichthouder ook bij meer complexe overtredingen in overleg kan met de houder. Het herstelaanbod wordt schriftelijk vastgelegd in een format.

 

Doel herstelaanbod

Het doel van het aanbieden van herstel binnen het onderzoektraject is om op een informele wijze, en zonder gebruikmaking van een handhavingsinstrument, zo snel mogelijk na constatering door de toezichthouder van het niet naleven van een wettelijk voorschrift door de houder, herstel of de beëindiging van deze geconstateerde overtreding in gang te zetten zodat de kwaliteit niet onnodig lang tekort schiet. Deze manier van werken zorgt dat overtredingen sneller worden opgelost en versterkt de nalevingsbereidheid en wederzijds begrip.

 

Toepassen herstelaanbod

Een herstelaanbod kan binnen het onderzoek éénmalig toegepast worden. Na afloop van de geboden hersteltermijn beoordeelt de toezichthouder of het betreffende voorschrift alsnog wordt nageleefd en de geconstateerde tekortkoming is hersteld of de overtreding is beëindigd. Deze informatie wordt in het inspectierapport vastgelegd. Blijkt tijdens de herbeoordeling dat het voorschrift nog niet (volledig) wordt nageleefd, dan wordt er geen tweede herstelmogelijkheid geboden maar volgt een advies aan de gemeente tot verdere afhandeling conform het gemeentelijke (handhavings)beleid.

 

Voor elk voorschrift dat niet nageleefd wordt kan in principe een herstelaanbod gedaan worden, tenzij:

Het herstelaanbod wordt in ieder geval niet toegepast in situaties waarbij:

  • De te nemen maatregel voor naleving van het voorschrift niet binnen de beoogde hersteltermijn (1 dag tot maximaal 4 weken) te realiseren is;

  • er sprake is van recidive;

  • er sprake is van te veel overtredingen;

  • voor een andere overtreding geen herstelaanbod kan worden geboden;

 

Het blijft altijd de professionele overweging van de toezichthouder om te beoordelen of een herstelaanbod kan worden gedaan binnen het onderzoeksproces.

 

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

 

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteit is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang).

 

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Rhenen 2018 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

 

  • 1.

    Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.

  • 2.

    Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

  • 3.

    Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan legt het college eveneens een boete op.

  • 4.

    Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld of laag, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 2

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

 

Artikel 3

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

 

Artikel 4

Een uitgebreide toelichting vindt u in Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.

 

Artikel 5

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

 

Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze Beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.

  • 1.

    Overtredingen met prioriteit hoog; de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1, 1.49 tot en met 1.59 Wet kinderopvang gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend en

  • 2.

    Overige overtredingen; de overige in artikel 1.72 lid 1 Wet kinderopvang genoemde overtredingen.

 

Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van een overtreding met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

 

Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in het artikel 1.47 Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.

 

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

 

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

 

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

maximaal € 1.500,-

 

Uitzonderingen hierop zijn:

  • 1.

    In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • 2.

    Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

 

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

 

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

 

Artikel 8 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

 

Artikel 9 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 11 Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Bijlage:

1. Afwegingsoverzicht dagopvang/ buitenschoolse opvang/ gastouderopvang/ gastouderbureau

 

Bijlage 1: Afwegingsoverzicht dagopvang/ buitenschoolse opvang/ gastouderopvang/ gastouderbureau

 

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau

Registratie – wijziging - naleving

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B en W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Hoog

€ 20.500,-

(boete 4e categorie)

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

 

bso, kdv artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

 

 

GASTOUDERBUREAU

 

 

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

 

 

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

 

 

GASTOUDEROPVANG

 

 

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op

woonadres gastouder of vraagouder.

 

 

artikel 1.1 lid 1 jo 1.49 Wko

 

 

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

 

 

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang.

 

 

artikel 1.45 lid 3 Wko

 

 

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

Hoog

€ 2.000,-

artikel 1.47 lid 1 en 6 Wko; artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

 

 

Inrichting administratie

BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

Gemiddeld

€ 1.500,-

per ontbrekend stuk

bso, kdv artikel 1.53 Wko, artikel 11 lid 1 en 2 Regeling wet kinderopvang

bso, gob, kdv artikel 11 lid 1 Regeling Wet kinderopvang

bso, kdv artikel 11 lid 2 Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 1.56 lid 6 Wet kinderopvang, artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

 

 

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

 

 

kdv en bso artikel 1.52 lid 1,

gob artikel 1.52 lid 1 en 1.56 lid 4 Wko

 

 

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders

Hoog

€ 1.500,-

artikel 1.49 lid 4b en 1.56 Wko; artikel 11 lid 1 en 3 Regeling Wet kinderopvang

 

 

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

artikel 1.56 Wko ; artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Naleving kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken.

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

 

artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko; dagopvang: artikel 2 besluit kwaliteit kinderopvang of BSO artikel 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

GASTOUDERBUREAU

 

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

 

artikelen 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 Wko

 

GASTOUDEROPVANG

 

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

 

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 Wko

 

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Hoog

€ 8.000,-

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.

 

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

GASTOUDERBUREAU

 

 

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

 

 

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko

artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

artikel 12a lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang

 

 

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Gemiddeld

€ 3.000,-

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikelen 11 en 12 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 lid 2a Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen.

 

 

bso en kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 2, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

Gemiddeld

€ 3.000,-

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko;

artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

 

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen.

En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld.

 

 

artikelen 1.49 lid 4, en 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

 

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

Gemiddeld

€ 3.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt.

Gemiddeld

€ 3.000,-

artikelen 1.49 lid 4 sub a en 1.56 lid 1, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

 

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

Gemiddeld

€ 1.000,-

artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

 

 

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen.

Hoog

€ 2.000

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

NB: Dit artikel volgt de wettelijke kaders, dat wil zeggen dat bij wetswijzigingen ten aanzien van omvang VVE uren deze automatisch voor dit artikel gelden.

 

 

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

 

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

 

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van:

een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

Gemiddeld

€ 1.500,-

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

 

 

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

 

€ 3.000,-

niet aanwezig

 

€ 1.000,-

niet actueel

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

€ 1.000,-

artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

 

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

Gemiddeld

€ 1.000,-

Artikel 1.53 Wko; artikel 11 lid 2a Regeling Wet kinderopvang

 

 

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag/ personenregister

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

1. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

De houder (of voorgenomen houder), personen die werkzaam zijn (of zullen zijn) op de kinderopvangvoorziening, personen die inzage hebben in de persoonlijke gegevens van kinderen, huisgenoten (18+), structureel aanwezigen en overige personen zoals benoemd in artikel 1.50 lid 3, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

Voornoemde personen zijn gekoppeld aan de houder(s).

Hoog

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

 

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8Wko

gob artikel 1.48d en 1.56 lid 3 Wko

gastouder artikel 1.48d en 1.56b lid 3 Wko

 

 

2. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht.

 

€ 4.000,-

Kdv en bso artikel 1.50 lid 4 Wko

Gob artikel 1.56 lid 3 Wko

 

 

3. Verklaring omtrent het gedrag (ouderparticipatie crèche)

De in artikel 1.57 lid 2 genoemde ouders, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is van twee maanden bij aanvang van de werkzaamheden, is voor aanvang overlegd. Voor de verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar, wordt aan de houder een nieuwe (recente) verklaring overlegd.

 

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

 

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

artikel 1.57 lid 1 tot en met 6 Wko

 

 

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen/ Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

Hoog

€ 4.000,-

geen (juiste)

beroepskwalificatie

of verkeerd

ingezette

beroepskracht in

opleiding

 

€ 2.000,-

Geen (juiste)

EHBO kwalificatie

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4; 15 lid 1 en 2 en 16 lid 1,2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a lid 1 en 2, artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5; 6 lid 1 en 2; 7 lid 1,2,7,8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 lid 1, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

 

 

GASTOUDEROPVANG

Gastouder beschikt over een getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

Hoog

€ 3.000,-

Ad 1

 

€ 2.000,-

Ad 2

artikel 1.56b 1 en 2 Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

 

 

Passende beroepskwalificatie/ Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma

Hoog

€ 4.000,-

geen juiste kwalificatie

art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Personeelsformatie per gastouder/ door gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Gemiddeld

€ 2.000,-

artikel 1.56 lid 7 Wko; artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

stamgroep (dagopvang);

in een basisgroep (buitenschoolse opvang);

in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

 

Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen.

Hoog

€ 5.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 7 lid 1, 2 en 7 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

 

€ 2.500,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Minder beroepskrachten inzetten

Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is wordt dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

 

€ 2.500,-

Per minder ingezette beroepskracht of ontbreken

achterwacht

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3f; 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3f; 7 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Opvang in groepen/ Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang).

Hoog

€ 4.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso; artikel18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 9 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.

 

€ 2.000,-

per kind teveel

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 9 lid 2 en 10 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

 

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 9 lid 9 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

de mentor is een beroepskracht van het kind;

bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang).

Gemiddeld

€ 1.500,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen.

Hoog

€ 2.000,-

artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 en 1.54 lid 1 Wko

artikel 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar;

Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

 

€ 1.500,-

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

artikel 9 lid 4 en 5 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes.

 

€ 1.500,-

artikelen 1.49 lid 1 en 2, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

artikel 9 lid 6 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

Hoog

€ 2.000,-

artikel 1.49 lid 3, 1.56 b lid 1 en 2 Wko

artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt.

 

OF

 

Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode.

Gemiddeld

€ 3.000,-

Kdv, bso en go artikel 1.55 Wko

 

 

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

Hoog

€ 8.000,-

ontbreken beleid

 

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

 

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

 

€ 4.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

Wijze waarop er continu proces is van vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het beleid;

Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang;

Plan van aanpak voornaamste risico’s en grensoverschrijdend gedrag;

Omgaan met risico’s,

Inzichtelijk voor medewerkers en ouders;

Achterwacht.

 

€ 2.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

 

€4.000

Kdv artikel 1.49 lid 1 en 2; 1.50 lid 1 en 2 Wko, artikel 4 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

 

€ 2.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 13 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

 

 

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

De houder van het GOB voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

De houder van het GOB inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaats vindt.

De houder van het GOB stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

Hoog

€ 8.000,-

geen inventarisatie

 

€ 4.000,-

>1 jaar, niet actueel

 

€ 2.000,-

per niet beschreven thema

artikel 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1 en 2 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 7 lid 1, 2, 3 en 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 11 lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

GASTOUDEROPVANG

De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen

Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

Hoog

€ 2.000,-

artikel 1.49 lid 3; 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 11 lid 1, 2 en 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Bereikbaarheid en achterwacht

Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

Achterwachtregeling;

Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig;

Achterwacht is gedurende de opvanguren altijd telefonisch bereikbaar.

Hoog

€ 1.000,-

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

Hoog

€ 8.000,-

kdv artikel 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; 5 besluit kwaliteit kinderopvang

bso 1.49 lid 1 en 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 1.49 lid 4a; 1.51a lid 1,2,3 en 5 Wko; artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders

De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

 

€ 2.000,-

bso, kdv artikelen1.49 lid 1; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

gob artikelen 14.49 lid 4a; 1.51a lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

 

 

 

 

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn:

veilig,

toegankelijk en

passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 2.000,-

bso, kdv artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

bso artikel 19 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5m²

 

€ 3.000,-

< 3m²

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 19 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk

 

€ 1.000,-

2-2.5m² en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

artikel 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

KINDERDAGVERBLIJF

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5 m²

 

€ 3.000,-

< 3 m²

 

€ 2.000,-

per ontbrekende ruimte

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

 

€ 2.500,-

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

artikel 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagcentrum.

- Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagcentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

 

€ 1.000,-

2-2.5m² en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

artikelen 1.49 lid 1, en 1.50 lid 1 en 2 Wko

artikel 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

Woning

GASTOUDEROPVANG

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimteruimte;

De slaapruimte voor kinderen tot 1,5 jaar is afzonderlijk en op het aantal kinderen afgestemd

De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 1.000,-

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 15 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

De woning waar gastouderopvang plaats vindt is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders

Hoog

€ 1.500,-

artikelen 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 15 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 14 lid 1 onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

 

 

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist.

Gemiddeld

€ 1.000,-

bso artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 12 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

Kdv artikel 1.50 lid 1 en 2 Wko; artikel 3 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

 

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

 

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 1 Wko

gob artikel 1.54a

 

 

De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

 

 

bso, kdv artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko

gob artikel 1.54a lid 2, 3 Wko

 

 

GASTOUDERBUREAU

De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

Gemiddeld

€ 1.000,-

artikelen, 1.49 lid 4 sub a, 1.56 lid 1, 2, 4 en 6 en 1.56b lid 1 en 2 Wko

artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 12a lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

artikel 11b Regeling Wet kinderopvang

 

 

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie. Geldt enkel wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen/50 gastouders aangesloten zijn.

Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij: - de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en de aspecten waarop adviesrecht bestaat

Gemiddeld

€ 2.500,-

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 1 en 2 Wko

 

 

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

 

 

bso, gob, kdv artikelen 1.58 lid 3 en 1.59 lid 1 Wko

 

 

Samenstelling oudercommissie

Laag

€ 500,-

bso, gob, kdv artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 Wko

 

 

Inhoud van reglement oudercommissie

 

 

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

 

 

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Aansluiting bij Geschillencommissie

De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

Laag

€ 1.500,-

bso, kdv, gob artikel 1.57c lid 1 en 2 Wko

artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

 

 

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

 

€ 1.500,-

geen informatie

 

€ 1.000,-

informatie niet volledig

bso, kdv

gob artikel 1.57b lid 1 en 2 Wko

 

 

Openbaar Jaarverslag klachten

 

€ 1.500,-

geen jaarverslag of te laat

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 4, 5, 6, 7, 8 en 9 Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

 

 

Houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling.

De klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht.

 

€ 500,-

bso, kdv, gob artikel 1.57b lid 3 Wko

 

 

 

 

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteit gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

Hoog

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

artikelen 1.49 lid 4aen 1.56 lid 1 en 2 Wko

artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken - een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder.

een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder

dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast.

Gemiddeld

€ 1.250,-

per voorschrift

artikelen 1.49 lid 4a; 1.55; en 1.56 lid 1 en 2 Wko

artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Zorgplicht gastouderbureau

Gastouderbureau is goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

Hoog

€ 1.250,-

artikelen 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko

artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikel 11b lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

 

Overige voorschriften die niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

Hoog

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

 

 

Niet opvolgen aanwijzing/ bevel

 

€ 4.000,-

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

Niet opvolgen exploitatieverbod/ exploiteren zonder toestemming

(art. 1.45 lid 3 Wko)

 

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

 

€ 4.000,-

artikel 1.72 lid 1 Wko

 

 

 

Naar boven