Wijziging Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer

 

Raadsvoorstel: Aanpassing Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer 2018

 

De raad van de gemeente Zoetermeer;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2018

 

besluit

 

 

  • 1.

    De Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer als volgt te wijzigen:

    • A.

      De volgende artikelen te wijzigen:

  •  

    Bestaande tekst (schrappingen schuin gedrukt)

    Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)

    Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:13, 2:24, 2:25, 2:29, 2:31, 2:44, 2:49, 3:4, 4:13 en 4:18.

    Artikel 1:10 Geen verlening van rechtswege

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:13, 2:15a; 2:24, 2:25, 2:29, 2:31, 2:49, 3:4, en 4:13.

    Artikel 2:13 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.

    3. De burgemeester kan nadere regels ten aanzien van evenementen vaststellen.

     

    Artikel 2:13 Evenement

    1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

    2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen.

    3. De burgemeester kan nadere regels ten aanzien van evenementen vaststellen.

    4. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden vermeld, naast de gegevens die op basis van het aanvraagformulier worden gemeld, de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

    Artikel 2:36 Gebruik van drank of softdrugs

    1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

    2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover artikel 45 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.

    3. Het verbod is niet van toepassing op:

    a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en

    b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

    4. Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied waar sprake is van overlast, softdrugs te gebruiken.

    Artikel 2:36 Drank of drugs

    1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door de burgemeester aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

       

    2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover artikel 45 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.

     

    3. Het verbod is niet van toepassing op:

    a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en

    b. een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

    4. Het is verboden op of aan de weg, op het openbaar water of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben als dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of anderszins overlast veroorzaakt.

    5. Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen of weggedeelten middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

    Artikel 2:44 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

    1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    a. aanwezig te hebben;

    b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

    c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

    2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

    Artikel 2:44 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren/voeren van dieren

    1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat besluit aangeduide dieren:

    a. aanwezig te hebben;

    b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

    c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

    d. te voeren.

       

    • 2.

      Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

    Artikel 2:47 (nacht)verblijf

    1. Het is verboden om al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een auto op of aan de weg tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, dan wel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.

    2. Het is verboden op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

    3. Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde ontheffing verlenen.

    Artikel 2:47 (nacht)verblijf

    1. Het is verboden om al dan niet gebruikmakend van enige vorm van beschutting, waaronder in ieder geval begrepen het gebruik van een motorvoertuig op of aan de weg tussen zonsondergang en zonsopgang te liggen of te slapen, dan wel tussen zonsopgang en zonsondergang te liggen of te slapen, nadat door een ambtenaar van politie in het belang van de openbare orde of veiligheid is aangezegd dat dit moet worden beëindigd.

       

    2. Het is verboden op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent, caravan of een soortgelijk of ander onderkomen te plaatsen met het kennelijke doel dit als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

       

    3. Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde ontheffing verlenen.

    Artikel 5:16 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

    • 1.

      Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

             

    • 2.

      De vergunning wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

    • 3.

      Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

    • 4.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand,

    • b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

    • 5.

      Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.

    • 6.

      Voor het innemen of hebben van een standplaats op particulier terrein is geen vergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel nodig.

    Artikel 5:16 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

     

    • 1.

      a. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

     

    • b. Het verbod in lid 1a van dit artikel geldt niet voor ideële standplaatsen mits zij tenminste drie weken voor inname bij het college zijn gemeld en het ter plaatse geldende bestemmingsplan de standplaats toelaat.

     

     

    • c. het college kan nadere regels met betrekking tot ideële standplaatsen vast stellen.

     

    • 2.

      De vergunning wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

     

    • 3.

      Het college weigert de vergunning wegens strijd met een ter plaatse geldend bestemmingsplan.

    • 4.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

    • a. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand, of:

    • b. een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

               

    • 5.

      Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een milieuwetplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid, tot de dag waarop de beslissing over de milieuvergunningaanvraag is genomen.

         

    • 6.

      Voor het innemen of hebben van een standplaats op particulier terrein is geen vergunning als bedoeld in lid 1a van dit artikel nodig.

     

    Artikel 6:1 Strafbepaling

    1. Overtreding van enig voorschrift, gesteld bij of krachtens deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of met hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

    2. De strafbaarstelling genoemd in het eerste lid is niet van toepassing op overtredingen ten aanzien waarvan straf is bedreigd in of bij andere wetten.

    Artikel 6:1 Sanctiebepaling

    1. Overtreding van enig voorschrift, gesteld bij of krachtens deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of met hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

       

    2. De strafbaarstelling genoemd in het eerste lid is niet van toepassing op overtredingen ten aanzien waarvan straf is bedreigd in of bij andere wetten.

    3. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:5, eerste lid, 2:6, eerste lid, 2:7, eerste lid en 4:10, eerste lid.

    4. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

  •  

    • B.

      De volgende artikelen toe te voegen:

  •  

    Bestaande tekst (schrappingen schuin gedrukt)

    Nieuwe tekst (aanvullingen vet gedrukt)

    AFDELING 12. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDS-RISICOGEBIEDEN, EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN

    AFDELING 12. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDS-RISICOGEBIEDEN, CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN TOEZICHT OP OPENBARE GEBOUWEN

    Artikel 2:52c Toezicht op openbare gebouwen

    1. De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw, niet zijnde een openbare inrichting of seksinrichting, of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of perceel gedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

    2. De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de (hoofd)toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende er, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

    3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

    4. Het is de rechthebbende op en de beheerder van een gebouw, ruimte of erf als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

    5. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw of erf te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

    6. Op aanvraag van een belanghebbende kan:

    a. een sluiting voor onbepaalde duur door de burgemeester worden opgeheven, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden;

    b. een sluiting door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

         

    Artikel 5:23a Vaarbeleid Zoetermeerse plas

    • 1.

      Het is verboden gemotoriseerde vaartuigen te gebruiken anders dan elektrisch aangedreven.

    • 2.

      Het is verboden met gemotoriseerde vaartuigen sneller te varen dan 6 km per uur.

    • 3.

      De verboden in lid 1 en 2 gelden niet voor de Zoetermeerse Reddingsbrigade, de politie, de brandweer en team Handhaving.

    • 4.

      Het college kan ontheffing verlenen van de verboden in lid 1 en 2.

    • 5.

      De houders van een ontheffing mogen gedurende vijf jaar na het van kracht worden van het vaarbeleid aangaande de Zoetermeerse plas gebruik maken van niet-elektrisch aangedreven vaartuigen.

 

  • 2.

    Artikel 5:23a treedt in werking op een bij besluit van het college te bepalen tijdstip.

 

 

Dit besluit treedt in werking twee weken na de bekendmaking daarvan. Tenzij over dit besluit een inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gedaan.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 5 november 2018.

de griffier,

drs. R. Blokland

de voorzitter,

MCM Ch.B. Aptroot

Naar boven