72e wijziging CAR/BUWO gemeente Breda

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 23 oktober 2018 de 72e wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Bredase Uitwerkingsovereenkomst (CAR/BUWO) hebben vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De 72e wijziging van de CAR/BUWO treedt in werking met ingang van:

Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 december 2017.

Artikel III treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel IV treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

Artikelen V, VI, VII en VIII treden in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel IX treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 25 mei 2018.

Artikel X treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

Artikel XI treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2018.

Artikel XII treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de 72e wijziging van de CAR/BUWO is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

 

Tekst wijziging CAR/BUWO

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda;

Gezien de noodzaak om de lokale bepalingen uit de CAR/BUWO te actualiseren in verband met

gewijzigde landelijke bepalingen in de CAR en de UWO;

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201700653, CvA/Loga 17/10, wijziging salarisbedragen;

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201700735, CvA/Loga 17/11, wijziging CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U2017000736, CvA/Loga 17/12, voorbeeldregeling rechtspositieregeling buitengewoon ambtenaar

burgerlijke stand;

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201700829, CvA/Loga 17/14, wijziging CAR-artikel per 1 januari 2018 (2);

 

Gezien de circulaires van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201700897, CvA/Loga 17/15 en TAZ/U2017000977, CvA/Loga 17/17, derde jaar ww;

Gezien de invoering van de Algemene Verordening Gegevensbeheer per 25 mei 2018;

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201800181, CvA/Loga 18/03, wijziging artikelen 1:2 lid 1 sub c, 10d:26 leden 2 en 3, 10c:31, lid 1

CAR;

 

Gezien de circulaire van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden, kenmerk

TAZ/U201800473, CvA/Loga 18/04, uitwerking cao-afspraken gelijke beloning: artikel 3:2a CAR;

 

Gelet op het gestelde in de artikelen 147 en 160 van de Gemeentewet, waarbij de bevoegdheid tot het

vaststellen, wijzigen en intrekken van rechtspositieregelingen voor het gemeentelijke personeel en

gewezen personeel wordt opgedragen aan het college;

 

Besluit:

Vast te stellen de navolgende (72e) wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en

 

de Bredase Uitwerkingsovereenkomst (BUWO):

ARTIKEL I  

  • A

    Bijlage 1, Salarisverhoging, wordt als volgt aangevuld:

    Met ingang van 1 augustus 2017 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,0%.

  • B.

    Bijlage IIA, salaristabel gemeenteambtenaren per 1 augustus 2017, nieuwe structuur, wordt de toelichting onder de salaristabel vervangen door de volgende tekst:

    Als het schaalbedrag onder het voor de medewerker geldende minimumloon ligt, heeft de medewerker per 1 augustus 2017 recht op het voor hem geldende minimumloon overeenkomstig de bepalingen in de WML voor medewerkers van 22 jaar en ouder. Vanaf 1 juli 2019 heeft de medewerker tenminste recht op het voor hem geldende minimumloon overeenkomstig de bepalingen in de WML voor medewerkers van 21 jaar en ouder. Voor de ambtenaar die valt onder de definitie van artikel 1:2c, eerste lid geldt een aparte schaal: schaal A. Het bedrag van de periodiek 0 is gelijk aan het wettelijk minimumloon. Het bedrag van de periodiek 11 is gelijk aan 120% van het wettelijk minimumloon. De salarisbedragen voor schaal A worden geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari vastgesteld door het LOGA en gepubliceerd op www.car-uwo.nl.

ARTIKEL II  

  • A

    In artikel 3:28, tweede lid onder b wordt het percentage “6%” vervangen door “6,5%”.

ARTIKEL III  

  • A

    Bijlage 1, salarisverhoging, wordt als volgt aangevuld:

    Met ingang van 1 januari 2018 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%.

ARTIKEL IV  

  • A

    In artikel 3:28, tweede lid onder b wordt het percentage “6,5%” vervangen door “6,75%”.

ARTIKEL V  

  • A.

    Artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt te luiden:

Artikel 1:2c Aanstellingen op grond van de banenafspraak

  • 1.

    In afwijking van artikel 3:1 kan het college voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en onvoldoende arbeidsvermogen heeft om een reguliere functie te bekleden, een samenstel van taken vaststellen.

  • 2.

    Het college kan voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen, in afwijking van artikel 3:3, een salaris vaststellen met toepassing van salarisschaal A.

  • 3.

    Het college kan voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden of niet in aanmerking komt voor loondispensatie, op grond van artikel 3:3 een salaris vaststellen aan de hand van zijn functieschaal zoals opgenomen in de salaristabel in bijlage IIa .

  • 4.

    Indien loondispensatie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde conform de loondispensatie verminderen. Het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar vermeerderd met de Wajong-aanvullingsuitkering is gelijk aan het wettelijk minimumloon.

  • 5.

    Indien loonkostensubsidie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde niet verminderen. Het salaris van de ambtenaar is gelijk aan het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie vergoedt aan het college het verschil tussen het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar en het wettelijk minimumloon.

  • 6.

    Voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt, gelden niet de in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a , b en c genoemde minimumbedragen.

  • 7.

    Voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden, gelden als minimumbedragen de bedragen genoemd in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.

 

 

De toelichting op artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt te luiden:

Gemeenten kunnen ambtenaren aanstellen vanwege de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten . Om de instroom van deze doelgroepen te bevorderen, maakt de CAR-UWO het mogelijk om het salaris af te stemmen op de verdiencapaciteit of de loonwaarde. De doelgroepen van de Wet Banenafspraak zijn gedefinieerd in artikel 38b Wet financiering sociale verzekeringen.

In salarisschaal A is het salaris bij periodiek 0 het wettelijk minimumloon en is het salaris bij periodiek 11 120% van het wettelijk minimumloon. De bedragen in schaal A worden, in plaats van op de salarisontwikkeling in de Cao Gemeenten, geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari bijgesteld. De actuele schaalbedragen worden na goedkeuring door het LOGA gepubliceerd op www.car-uwo.nl.

Lid 1

De omschrijving van deze doelgroep staat in de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 38b lid 1 sub a. In salarisschaal A is het salaris bij periodiek 0 het wettelijk minimumloon en is het salaris bij periodiek 11 120% van het wettelijk minimumloon. De bedragen in schaal A worden, in plaats van op de salarisontwikkeling in de Cao Gemeenten, geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari bijgesteld. De actuele schaalbedragen worden na goedkeuring door het LOGA gepubliceerd op www.car-uwo.nl.

 

  • B

    Artikel 2:2 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt te luiden:

Onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid

Artikel 2:2

  • 1.

    Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen hij van wie - na een daartoe door of vanwege het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan gehouden onderzoek - kan worden aangenomen, dat hij in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden.

  • 2.

    Het college treft maatregelen, waardoor de vertrouwelijkheid van de gegevens, ontvangen op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, te allen tijde wordt gegarandeerd.

  • 3.

    Voor aanstelling kan als vereiste worden gesteld dat betrokkene een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overlegt.

  • 4.

    Bij een functiewijziging, tewerkstelling of overplaatsing kan als vereiste worden gesteld dat de ambtenaar een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in lid 3 overlegt.

  • 5.

    De vreemdeling, zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen.

  • C

    In artikel 10d:24 worden de leden 2 en 3 gewijzigd en komen te luiden:

    • 2.

      Zowel de ambtenaar als het college kan een geschil over de uitvoering van het Van werk naar werk-contract als bedoeld in artikel 10d:23 lid 5 voorleggen aan deze commissie.

    • 3.

      De commissie brengt een zwaarwegend advies uit over het geschil, bedoeld in lid 2.

Aan de toelichting op artikel 10d:24 wordt een toelichting op lid 3 toegevoegd:

Lid 3

Het college kan slechts afwijken van het advies als het op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en/of het advies zodanig ernstig in gebreke is dat van het college in redelijkheid niet gevergd kan worden overeenkomstig het advies te besluiten.

Na inwerkingtreding van de WNRA is het advies weer bindend van aard vanwege de toepasselijkheid van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL VI  

  • A

    Artikelen 2:5:5:3 tot en met 2:5:5:10 komen te vervallen en worden vervangen door de artikelen 2:5:5:1 tot en met 2:5:5:9.

 

2:5:5:1 Begripsomschrijving

Bij de toepassing van de artikelen 2:5:5:2 tot en met 2:5:5:9 wordt verstaan:

  • a.

    buitengewoon ambtenaar: de bezoldigd buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals bedoeld in het Reglement op de burgerlijke stand.

  • b.

    CAR/BUWO: de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Bredase Uitwerkingsovereenkomst.

2:5:5:2 Aanstelling

  • 1.

    Aanstelling geschiedt in vaste dienst of in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd.

  • 2.

    Een aanstelling voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege.

2:5:5:3 Salaris

  • 1.

    De buitengewoon ambtenaar ontvangt een salaris per voltrokken huwelijk of geregistreerd partnerschap gelijk aan viermaal het uurloon behorende bij de hoogste periodiek van salarisschaal 8, bijlage IIa van de CARUWO.

  • 2.

    Het salaris, bedoeld in lid 1, wordt opgehoogd met het percentage, genoemd in artikel 3:28 lid 2 sub b CAR/BUWO (voorheen de eindejaarsuitkering) en met 8% (voorheen de vakantietoelage).

2:5:5:4 Vakantie

Voor het niet genieten van het verlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de CAR/BUWO wordt een vergoeding toegekend van 10% van het salaris zoals bedoeld in artikel 2:5:5:3.

 

2:5:5:5 Aanspraken bij ziekte

  • 1.

    Bij ziekte van de buitengewoon ambtenaar zijn de artikelen 7:1, 7:2, 7:3, 7:9 tot en met 7:14 en 7:19 tot en met 7:21 van de CAR/BUWO van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor toepassing van dit artikel wordt onder salaris verstaan: het gemiddelde van het totaal aan vergoedingen bedoeld in artikel 3, over de 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van ongeschiktheid van de buitengewoon ambtenaar. Voor zover het dienstverband van de ambtenaar op deze datum nog geen 12 maanden heeft geduurd, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over de periode waarin hij in dienst is.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de eerste dag van ongeschiktheid van de buitengewoon ambtenaar verstaan: de dag waarop de ambtenaar is aangewezen om een huwelijk of geregistreerd partnerschap te voltrekken, waarvoor hij wegens ziekte is verhinderd.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen.

2:5:5:6 Ontslag en schorsing

  • 1.

    Ontslag kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 8:1, 8:2 en 8:2a, 8:3, 8:4, 8:5 en 8:5a, 8:6, 8:7, 8:8, 8:12 en 8:12:1 en 8:13 van de CARUWO.

  • 2.

    Schorsing van de buitengewoon ambtenaar vindt plaats overeenkomstig artikel 8:15:1 tot en met 8:15:3 van de CARUWO.

2:5:5:7 Overige rechten en verplichtingen

De artikelen 3:21, 15:1, 15:1b tot en met 15:1g, 15:1:12, 15:1:15, 15:1:16, 15:1:19, 15:1:20, 15:1:23 tot en met 15:1:25 en 15:2 van de CARUWO zijn van overeenkomstige toepassing.

 

2:5:5:8 Plichtsverzuim

De buitengewoon ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens schuldig maakt aan plichtsverzuim, kan disciplinair worden gestraft, overeenkomstig hoofdstuk 16 van de CARUWO.

 

2:5:5:9 Onkostenvergoeding

De buitengewoon ambtenaar heeft per voltrokken huwelijk of geregistreerd partnerschap recht op €3,- vaste netto onkostenvergoeding.

ARTIKEL VII  

  • A

    In artikel 17:5 wordt het woord “vijf” vervangen door: “drie”.

ARTIKEL VIII  

  • A

    Na hoofdstuk 10a wordt hoofdstuk 10c met titel: ”Reparatie-uitkering bij werkloosheid” toegevoegd en dit hoofdstuk komt te luiden:

Artikel 10c:1 Werkingssfeer reparatie-uitkering

  • 1.

    Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of van wie de uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd, maar die op grond van de Werkloosheidswet zoals die gold op 31 december 2015 nog recht op een uitkering zou hebben gehad.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel is artikel 10C7 van toepassing op de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1, onderdeel a.

Artikel 10c:2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsverleden: arbeidsverleden als bedoeld in de Werkloosheidswet;

  • b.

    gemeentelijke sector: de gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, die de CAR van toepassing hebben verklaard;

  • c.

    herleving: herleving overeenkomstig de Werkloosheidswet;

  • d.

    indexatie: de reparatie-uitkering wordt geïndexeerd met de generieke salarisverhoging in de gemeentelijke sector;

  • e.

    reparatie-uitkering: uitkering die de toegekende WW-uitkering in opbouw en duur aanvult naar het niveau op 31 december 2015;

  • f.

    sv -maandloon: sv -maandloon als bedoeld in de Werkloosheidswet met het maximum, bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen.

  • g.

    werkloos: werkloos als bedoeld in de Werkloosheidswet;

  • h.

    werkloosheidsuitkering: WW-uitkering en reparatie-uitkering tezamen;

  • i.

    WW-uitkering: uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

  • j.

    WW: Werkloosheidswet.

Artikel 10c:3 Recht reparatie-uitkering

  • 1.

    De ambtenaar heeft recht op een reparatie-uitkering indien:

    • a.

      de werkloosheid aansluitend op de WW-uitkering voortduurt; en

    • b.

      de WW-opbouw lager is bij een arbeidsverleden vanaf 10 jaar op grond van de WW, dan zou hebben gegolden op grond van de WW op 31 december 2015; of

    • c.

      een WW-uitkering met een kortere duur is toegekend op grond van de WW, dan zou hebben gegolden op grond van de WW op 31 december 2015.

  • 2.

    De ambtenaar legt de benodigde gegevens en informatie van het UWV aan de gemeente over die van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte en de duur van de reparatie-uitkering.

Artikel 10c:4 Opbouw en duur reparatie-uitkering

  • 1.

    De opbouw van de reparatie-uitkering voor de ambtenaar die werkloos wordt met meer dan 10 jaar arbeidsverleden, bedraagt een halve maand per dienstjaar.

  • 2.

    De opbouw van de reparatie-uitkering voor de ambtenaar die werkloos wordt met meer dan 24 jaar arbeidsverleden, bedraagt een maand per verstreken kalenderkwartaal.

  • 3.

    De duur van de reparatie-uitkering is gelijk aan het verschil tussen de duur van de WW-uitkering op 31 december 2015 en de duur van de WW-uitkering op of na 1 januari 2016 inclusief de opschuiving van de einddatum door herleving.

Artikel 10c:5 Hoogte reparatie-uitkering

  • 1.

    De reparatie-uitkering heeft dezelfde hoogte als de WW-uitkering als deze niet zou zijn geëindigd.

  • 2.

    De volledige reparatie-uitkering is gebaseerd op 36 uur per week werkloosheid. Als sprake is van minder dan 36 uur per week werkloosheid, wordt het bedrag van de reparatie-uitkering berekend naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is.

Artikel 10c:6 Sancties reparatie-uitkering

  • 1.

    Het college maakt een sanctieregeling op grond waarvan sancties kunnen worden toegepast op de uitbetaling van de reparatie-uitkering. Onderdeel van de sanctieregeling is de plicht die de ambtenaar heeft om het college te informeren over alles wat van invloed kan zijn op de duur en hoogte van de reparatie- uitkering.

Artikel 10c:7 Premie reparatie-uitkering

  • 1.

    Het college heft vanaf 1 januari 2018 maandelijks een werknemerspremie op het bruto salaris van de ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

  • 2.

    De hoogte van de premie is vastgesteld 0,1% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n). De hoogte van de premie kan jaarlijks worden bijgesteld.

  • 3.

    De heffingsgrondslag is gemaximeerd tot het maximum-premieloon bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel 10c:8 Einde reparatie-uitkering

  • 1.

    De reparatie-uitkering eindigt na het verstrijken van de uitkeringsduur.

  • 2.

    De reparatie-uitkering eindigt op de dag waarop de werkloosheid eindigt.

  • 3.

    De reparatie-uitkering eindigt op de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

  • 4.

    De reparatie-uitkering eindigt na een periode van 13 weken van voortdurende arbeidsongeschiktheid door ziekte.

Artikel 10c:9 Herleving reparatie-uitkering

  • 1.

    Als het recht op een reparatie-uitkering gedeeltelijk of geheel is geëindigd en vervolgens de (ex)-ambtenaar na aanvaarding van een nieuw dienstverband wederom werkloos is geworden, herleeft op verzoek het recht op een reparatie-uitkering voor zover bij de beëindiging van het nieuwe dienstverband geen nieuw recht op een WW-uitkering op grond van de WW is ontstaan.

  • 2.

    De duur en de hoogte van de herleefde reparatie- uitkering zijn gelijk aan de duur en hoogte vande reparatie-uitkering waarop de (ex) ambtenaar nog recht zou hebben gehad indien hij onafgebroken werkloos zou zijn geweest.

  • 3.

    De reparatie-uitkering kan niet meer herleven als de maximale uitkeringsduur van de reparatie-uitkering is volgemaakt.

Artikel 10c:10 Afkoop reparatie-uitkering

  • 1.

    Het college kan eenmalig, aan het begin van de uitkeringsperiode, op verzoek van de ambtenaar, toestemming geven voor afkoop van de reparatie-uitkering.

  • 2.

    Het college bepaalt de hoogte van het afkoopbedrag en de voorwaarden waaronder de afkoop verstrekt wordt.

  • B

    In artikel 10d:2 wordt sub g gewijzigd en sub h en sub i worden toegevoegd. Ze komen te luiden:

    • g.

      reparatie-uitkering: uitkering die de WW-uitkering in opbouw en duur aanvult naar het niveau op 31 december 2015;

    • h.

      werkloosheidsuitkering: WW-uitkering en reparatie-uitkering tezamen;

    • i.

      WW-uitkering: uitkering op grond van Werkloosheidswet.

  • C

    In artikel 10d:25 lid 1 wordt sub c gewijzigd en komt te luiden:

    • c.

      recht heeft op een werkloosheidsuitkering en deze werkloosheidsuitkering ontvangt.

ARTIKEL IX  

  • A

    Aan de CAR/BUWO wordt toegevoegd de navolgende “Overige regeling”.

 

35 Regeling Personeelsdossiers Gemeente Breda 2018

 

Inhoudsopgave

Artikel 35:1 Begrippen

Artikel 35:2 De doelstelling van de registratie

Artikel 35:3 Categorieën van personen opgenomen in de registratie

Artikel 35:4 Opgenomen gegevens en de wijze van verkrijgen

Artikel 35:5 Verantwoordelijke en beheerders

Artikel 35:6 Aanleggen van een dossier

Artikel 35:7 Toegang tot de registratie

Artikel 35:8 Verstrekken van gegevens aan derden

Artikel 35:9 Bewaring en vernietiging

Artikel 35:10 Recht op inzage en afschrift

Artikel 35:11 Correctierecht

Artikel 35:12 Organisatie en beveiliging

Artikel 35:13 Bijzondere gevallen

Artikel 35:14 Slotbepaling

Artikel 35:15 Citeertitel en inwerkingtreding

Bijlage 1 Protocol p-dossiers bewaartermijnen

 

Artikel 35:1 Begrippen

  • a.

    College: het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • b.

    Dossier: het geheel van - schriftelijk en/of elektronisch - vastgelegde informatie met betrekking tot een persoon die deel uitmaakt van een van de categorieën genoemd in artikel 35:3 van deze regeling;

  • c.

    Geregistreerde: degene van wie persoonsgegevens in de registratie zijn opgenomen;

  • d.

    Beheerders: de medewerkers van de afdeling Organisatie voor het beheer en de dagelijkse zorg van de registratie (inclusief tijdelijk werkzame personen op de afdeling Organisatie);

  • e.

    Leidinggevende: de leidinggevende in hiërarchische zin;

  • f.

    Registratie: het geheel van de dossiers;

  • g.

    Persoonsgegevens: gegevens die herleidbaar zijn tot een individuele natuurlijk persoon;

  • h.

    Derde: een ieder die niet behoort tot de organisatie van de beheerders, met uitzondering van de geregistreerde.

  • i.

    Algemene Verordening Gegevensbescherming: Deze regeling Personeelsdossiers is opgesteld met inachtneming van de verplichtingen zoals opgenomen in de Europese privacy wetgeving, die met ingang van 25 mei 2018 van kracht is.

 

Artikel 35:2 De doelstelling van de registratie

De doelstelling van de registratie is het verwerken van persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de rechtspositieregelingen die de gemeente voor haar medewerkers heeft vastgesteld en in dat kader nader geldende wettelijke verplichtingen.

 

Artikel 35:3 Categorieën van personen opgenomen in de registratie

De registratie bevat uitsluitend gegevens van personen die werkzaam zijn bij de gemeente Breda - al dan niet op grond van een aanstelling - of aldaar scholing of training volgen.

 

Artikel 35:4 Opgenomen gegevens en de wijze van verkrijgen

  • 1.

    De registratie bevat geen andere gegevens dan vermeld in de bij deze regeling behorende bijlage “Protocol P-dossier bewaartermijnen”.

  • 2.

    De persoonsgegevens worden verkregen door toedoen van of met medeweten van de geregistreerde.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde bijlage vormt een onderdeel van deze regeling.

Artikel 35:5 Verantwoordelijke en beheerders

Het college is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens. Als zodanig ziet het college tevens toe op de werking van deze registratie overeenkomstig deze regeling.

De medewerkers van de afdeling Organisatie zijn beheerders van de registratie en belast met de dagelijkse zorg.

 

Artikel 35:6 Aanleggen van een dossier

Het aanleggen van een dossier gebeurt uitsluitend in opdracht van de beheerders en de door deze aangewezen medewerkers, een en ander met inachtneming van de door de beheerders vastgestelde voorschriften.

De in een dossier opgenomen gegevens worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de in artikel 35:2 van deze regeling omschreven doelstelling.

 

Artikel 35:7 Toegang tot de registratie

De beheerders hebben binnen het kader van de opgedragen werkzaamheden toegang tot de registratie. De leidinggevende heeft in het kader van zijn leidinggevende taken toegang tot de persoonsdossiers van zijn medewerkers.

De medewerker heeft toegang tot zijn eigen personeelsdossier.

In alle overige gevallen beslist het college over toegang tot de registratie.

 

Artikel 35:8 Verstrekken van gegevens aan derden

Uit een dossier worden slechts persoonsgegevens verstrekt aan derden indien:

  • a.

    zulks voortvloeit uit het doel van de registratie of

  • b.

    dit wordt vereist door een wettelijk voorschrift of

  • c.

    dit geschiedt met toestemming van de geregistreerde.

De verstrekking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover op grond van een wettelijk voorschrift geheimhouding is geboden.

Het telefonisch verstrekken van persoonsgegevens over geregistreerden is niet toegestaan.

 

Artikel 35:9 Bewaring en vernietiging

  • 1.

    Bewaring en vernietiging van persoonsgegevens geschieden in overeenstemming met hetgeen hierover in de bijlage is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een juridische procedure die na einde dienstverband (door)loopt, worden de betreffende documenten 2 jaar na afloop van de juridische procedure vernietigd.

  • 3.

    In geval van een door geregistreerde of zijn gemachtigde ingediende schadeclaim wegens mogelijke toekomstige beroepsziekte worden de betreffende documenten 2 jaar na overlijden van de medewerker vernietigd.

Artikel 35:10 Recht op inzage

  • 1.

    De geregistreerde of zijn gemachtigde krijgt inzage in zijn digitale dossier.

  • 2.

    Indien inzage geweigerd wordt, dan wordt dit desgevraagd schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld. Het weigeren geschiedt op basis van de bepalingen uit de Algemene Verordening op Gegevensbescherming.

  • 3.

    De beheerders eisen voldoende waarborgen voor de identiteit en de machtiging van degene die verzoekt om inzage.

Artikel 35:11 Correctierecht

De geregistreerde of zijn gemachtigde heeft het recht de beheerders om verbetering, aanvulling of verwijdering te vragen van de gegevens die over hem in zijn dossier zijn opgenomen, indien hij van oordeel is dat de opgenomen gegevens onjuist of onvolledig zijn of, gezien de doelstelling van deze regeling niet ter zake doende zijn, dan wel in strijd met deze regeling zijn opgenomen of niet verwijderd.

Het verzoek tot correctie, aanvulling of verwijdering wordt schriftelijk ingediend bij de beheerders van de registratie.

De beslissing van de beheerders op het verzoek wordt binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk medegedeeld.

De geregistreerde ontvangt een bericht van de gecorrigeerde, aangevulde of verwijderde gegevens.

Een afwijzende beslissing op het verzoek wordt schriftelijk en gemotiveerd meegedeeld. Op voornoemde besluiten zijn de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht inzake bezwaar en beroep van toepassing, onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 8 van de WBP.

 

Artikel 35:12 Organisatie en beveiliging

De dossiers worden, onder toezicht van de beheerders, beheerd door de beheerders. Zij zijn verantwoordelijk voor een adequate opname, verstrekking en verwijdering van persoonsgegevens in de door hen beheerde dossiers, in overeenstemming met het gestelde in of bij deze regeling en overige wettelijke verplichtingen.

De beheerders dragen zorg voor de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de registratie tegen verlies of aantasting van de gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan.

 

Artikel 35:13 Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

 

Artikel 35:14 Slotbepaling

Deze regeling ligt ter inzage bij de beheerders en is ter kennis gebracht aan alle medewerkers.

 

Artikel 35:15 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling persoonsdossiers gemeente Breda 2018”.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 25 mei 2018.

Bijlage 1 behorende bij artikel 35:4, lid 1.

ARTIKEL X  

  • A

    Artikel 1:2 sub c wordt gewijzigd en komt te luiden:

    de onbezoldigd ambtenaar van de burgerlijke stand en de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand;

     

  • B

    In artikel 10d:26 lid 2 en lid 3 worden de woorden ‘salaris en de toegekende salaristoelage(n)’ vervangen door: ‘grondslag’.

     

  • C

    In artikel 10d:31 lid 1 worden de woorden ‘WW-uitkering’ vervangen door: ‘werkloosheidsuitkering’.

ARTIKEL XI  

  • A

    Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel ww een nieuw onderdeel toegevoegd:

    payroll werkgever / werknemer: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een gemeente, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van de gemeente arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die gemeente gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.

  • B

    Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel xx een nieuw onderdeel toegevoegd:

    inlenersbeloning: de wettelijk verplichte beloningselementen benoemd in de cao van de payroll werkgever, die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met een payroll werknemer en corresponderen met de beloningselementen in de CAR-UWO van een ambtenaar in dienst van de gemeente werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie.

  • C

    Artikel 3:2a wordt toegevoegd en komt te luiden:

    Artikel 3:2a Inleenvoorschrift gelijke beloning payrolling

    • 1.

      Het college spreekt schriftelijk met de payroll werkgever af dat de totale beloning van de payrollwerknemer vanaf de eerste werkdag van de ter beschikkingstelling bij de gemeente vergelijkbaar is met de totale beloning van de ambtenaar, die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult onder dezelfde of vergelijkbare omstandigheden.

    • 2.

      De totale beloning wordt bij de ter beschikkingstelling van de payroll werknemer vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de totale beloning naast de wettelijk verplichte loonbestanddelen in de inlenersbeloning, in ieder geval verstaan:

      • a

        de beloningselementen van het IKB bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onderdeel b en 3:28 lid 2 onderdeel c; en

      • b

        de werkgeverspremie ouderdomspensioen (OP) / nabestaandenpensioen (NP) en arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) van het ABP.

    • 3.

      Als de gelijke of gelijkwaardige beloningselementen niet volledig onderdeel uitmaken van de totale beloning aan de payroll werknemer die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult, dan spreekt het college schriftelijk met de payroll werkgever af dat de payroll werknemer een toelage ter compensatie ontvangt.

    • 4.

      De toelage ter compensatie van de beloningselementen wordt uitgedrukt in een percentage van het salaris van de payroll werknemer en is niet pensioengevend. De toelage is gelijk aan het verschil tussen:

      • a

        de hoogte van gelijke of gelijkwaardige beloningselementen in lid 2 onderdeel a die de payrollwerknemer per maand opbouwt of ontvangt, en

      • b

        de hoogte van de beloningselementen in lid 2 onderdeel a die een ambtenaar per maand opbouwt of ontvangt.

    • 5.

      Als de payroll werknemer geen deelnemer is bij het ABP, dan spreekt het college schriftelijk met de payroll werkgever af dat de payroll werknemer vanaf de eerste werkdag pensioen opbouwt volgens de Plus-regeling bij de STIPP vermeerderd met een toelage. De toelage ter compensatie van het verschil in pensioenopbouw met het ABP bedraagt 7% van het salaris. De hoogte van de toelage kan jaarlijks worden bijgesteld.

    • 6.

      Het college verstrekt de payroll werkgever schriftelijk alle informatie en middelen, waaronder de Matrix flexibiliteit en zekerheid, die nodig zijn om de totale beloning en eventuele toelage correct vast te stellen. De payroll werkgever informeert vervolgens bij aanvang van de terbeschikkingstelling de payroll werknemer schriftelijk als de payroll werknemer een toelage krijgt uitbetaald. Het college vergewist dan bij de payroll werkgever of de payroll werknemer de correcte toelage ontvangt.

ARTIKEL XII  

  • A.

    Aan het Functieboek Breda 2010 wordt in de functiefamilie Sturing, functiereeks Programma- en Projectmanagement de functie Programmamanager C toegevoegd, luidende:

    Functiebeschrijving

    Functie Programmamanager C

    Doel van de functie

    Het managen en monitoren van een tijdelijke, unieke en complexe verzameling van projecten, processen en (reguliere) lijnactiviteiten, gericht op het formuleren en bereiken van een strategisch doel.

     

    Werkzaamheden

    • 1.

      Programma initiëren

      • Analyseert en expliceert doelen; brengt uitgangssituatie en gewenste situatie in kaart.

      • Bepaalt welke sturingscriteria primaire aandacht verdienen en de eisen die hieraan worden gesteld.

      • Vertaalt ingewikkelde multidisciplinaire (politiek-bestuurlijke) beleidsmatige thema’s naar programma’s.

      • Organiseert het besluit- en verantwoordingsproces.

      • Regelt organisatorische condities (rol gemeente, verantwoordelijkheid autoriteiten).

      • Stelt, zonodig in overleg met betrokkenen, het communicatieplan op.

      •  

        Resultaat: Programma geïnitieerd zodanig dat doel en gewenst effect nauwkeurig zijn omschreven.

    • 2.

      Programma kaderen

      • Stelt, binnen vastgesteld beleid en door de opdrachtgever gegeven kaders, de structuur van het programma op middels het opstellen van DIN/DIM. (Doelen-Inspanningen-Netwerk/Doelen-Inspanningen-Middelen-Netwerk). Specificeert inspanningen, benoemt resultaten en analyseert risico’s.

      • Bepaalt (de waarde van de) sturingscriteria Tempo, Haalbaarheid, Efficiëntie, Flexibiliteit en Doelgerichtheid (THEFD) en prioriteit van de sturingscriteria.

      • Prioriteert aan de hand van bovengenoemde criteria de benodigde inspanningen en legt deze vast in het stuurplan.

      • Organiseert het besluit- en verantwoordingsproces. Stelt hiertoe het programmaplan op met daarin opgenomen project-, proces-, en activiteitenplannen.

      • Beoordeelt het programma met behulp van de sturingscriteria.

      • Monitort de omgeving van het programma.

      • Stelt het programmaplan beschikbaar ter autorisatie.

      • Regelt organisatorische condities en maakt afspraken over een effectief programmaverloop.

      •  

        Resultaat: Ambtelijke inrichting van het programma gerealiseerd.

    • 3.

      Programma-activiteiten uitvoeren

      • Realiseert de programma-activiteiten en verricht hiertoe de benodigde inspanningen.

      • Levert resultaten op.

      • Maakt producten.

      • Geeft uitvoering aan projecten en processen.

      •  

        Resultaat: Programma-activiteiten uitgevoerd zodanig dat (deel)resultaten of halffabricaten worden opgeleverd die tezamen een overall resultaat vormen dat voor het gewenste effect moet zorgen.

    • 4.

      Informatie verstrekken

      • Communiceert regelmatig relevante informatie aan de opdrachtgever.

      • Stelt hiertoe beslisdocumenten op inzake voortgang, verantwoording en (deel)producten.

      • Bewaakt gedurende het programma de voortgang en sturingscriteria en legt hierover verantwoording af aan de opdrachtgever.

      •  

        Resultaat: Opdrachtgever tijdig op de hoogte gesteld van relevante informatie. Programmafase na besluitvorming vervolgd en voortgang bewaakt.

         

        Speelruimte

      • De functionaris neemt beslissingen bij het, binnen gestelde richtlijnen, initiëren, formuleren en kaderen van het programma gericht op het formuleren, richting gevend beïnvloeden en bereiken van een strategisch doel, bij het uitvoeren van programma-activiteiten en bij het verstrekken van informatie.

      • Strategische uitgangspunten en resultaatafspraken vormen het kader.

      • De functionaris legt verantwoording af aan de opdrachtgever over de efficiëntie en effectiviteit van het programmamanagement, de bruikbaarheid en kwaliteit van het programmaplan en de doeltreffendheid van programma’s.

      •  

        Kennis en vaardigheden

      • Kennis van en inzicht in alle op strategisch niveau relevante maatschappelijke, politiek-bestuurlijke, financieel-economische en technische aangelegenheden van het programma in relatie tot de beleidsterreinen van de gemeente.

      • Brede generalistische kennis van de (nationale) politieke en bestuurlijke ontwikkelingen.

      • Kennis van bestuurlijke en organisatorische structuren en functionele verhoudingen.

      • Inzicht in het functioneren van het openbaar bestuur, de gemeentelijke organisatie en de daarmee samenhangende besluitvormingscircuits.

      • Vaardigheid in het omgaan met maatschappelijke/ politiek-bestuurlijke belangentegenstellingen en het resultaatgericht onderhandelen op interbestuurlijk niveau.

      • Vaardigheid in het ontwikkelen, uitdragen en verdedigen van programmaresultaten, voorgestelde of gekozen (strategische) oplossingsrichtingen, scenario's of alternatieven.

      • Vaardigheid in programma- en projectmanagement en in het aansturen van specialisten.

      • Vaardigheid in het bouwen en onderhouden van een relevant netwerk.

      •  

        Contacten

      • Met directie en bestuur over (strategische) programma- en beleidsaangelegenheden om te beïnvloeden bij de formulering van strategische beleidsconcepten, beslissingen te realiseren en draagvlak te creëren voor grensverleggende ideeën en alternatieve oplossingsrichtingen.

      • Met directie en afdelingsmanagers om hen tijdens overlegsituaties bij te staan en te adviseren inzake in te nemen standpunten. Met ( inter )gemeentelijke commissies, overheden, overlegstructuren en belangenorganisaties over de opzet van het programma, gemeentelijke standpunten en beleid tijdens overleg- en onderhandelingssituaties om te beïnvloeden, draagvlak te creëren en standpunten uit te dragen en te verdedigen.

      • Met programmamanagers en leidinggevenden om de afstemming tussen de (deel)programma's en het gemeentelijk beleid te realiseren.

  • B

    Het waarderingsoverzicht aan te vullen met de functie Programmamanager C met de volgende waarderingen,

    • 1.

      Aard van de werkzaamheden 4

    • 2.

      Doel van de werkzaamheden 5

    • 3.

      Effect van de werkzaamheden 4

    • 4.

      Aanpak van de werkzaamheden 4

    • 5.

      Dynamiek van de werkzaamheden 5

    • 6.

      Keuzevrijheid 5

    • 7.

      Complexiteit van de beslissingen 5

    • 8.

      Effect van de beslissingen 5

    • 9.

      Kader 4

    • 10.

      Wijze van Controle 5

    • 11.

      Kennis 4

    • 12.

      Vaardigheid 4

    • 13.

      Aard van de contacten 4

    • 14.

      Doel van de contacten 5

ARTIKEL XIII  

Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 december 2017.

Artikel III treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel IV treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

Artikelen V, VI, VII en VIII treden in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2018.

Artikel IX treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 25 mei 2018.

Artikel X treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

Artikel XI treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking en werkt terug tot en met 1 oktober 2018.

Artikel XII treedt in werking met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Breda,

d.d. 23-10-2018

, burgemeester

, secretaris

Naar boven