Gemeente Heuden - Verordening hondenbelasting 2019

 

 

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 8 november 2018;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 september 2018;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

vast te stellen de:

 

verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2019.

 

Artikel 1 Belastbaar feit

 

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

 

Artikel 2 Belastingplicht

 

  • 1.

    Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

 

Artikel 3 Maatstaf van heffing en tarief

 

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden, met dien verstande dat meer dan één hond in één aanslag kan worden begrepen.

  • 2.

    De belasting bedraagt per belastingjaar:a. voor een eerste hond € 59,40b. voor een tweede hond € 87,12c. voor een derde hond € 104,76

In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de belasting voor Honden:

  • a.

    gehouden in kennels

    Onder kennel wordt verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen en

  • b.

    welke aanwezig zijn in een door burgemeester en wethouders als zodanig erkend dierenpension: per jaar € 296,64

 

Artikel 4 Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

 

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 6 Aangifte

 

  • 1.

    Het model voor het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt bij afzonderlijk besluit vastgesteld.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 3.

    De belastingplichtige die niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na afloop van die zesentwintig weken bij de heffingsambtenaar van de gemeente Heusden een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

 

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

 

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar, verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respec¬tievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

Artikel 8 Vrijstellingen

 

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

  • 2.

    De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      die in opleiding zijn of die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

    • b.

      die in opleiding zijn of die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • c.

      die verblijven in een hondenasiel;

    • d.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

    • e.

      die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

    • f.

      die gehouden worden door ambtenaren van de politie ter verrichting van opsporingsdiensten;

    • g.

      die niet langer dan 90 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijven en waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is.

 

Artikel 9 Termijnen van betaling

 

  • a.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • b.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag;

  • c.

    In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later;

  • d.

    In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 3.500,00;

 

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

 

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    De ‘Verordening hondenbelasting 2018’ van 9 november 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2019’.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 8 november 2018.

 

De raad voornoemd,

de griffier,

mw. drs. F.E.H.M. Backerra

Naar boven