Gemeenteblad van Rijssen-Holten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2018, 241031 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2018, 241031 | Beleidsregels |
Planologisch afwijkingsbeleid gemeente Rijssen-Holten 2019
Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In te stemmen met het ‘Planologisch afwijkingsbeleid gemeente Rijssen-Holten 2019’ en deze in
werking te laten treden op de dag na die waarop ze bekend is gemaakt;
Gelijktijdig met de inwerkingtreding de ‘Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente
Rijssen-Holten 2014’ die zijn vastgesteld op 26 november 2014 in te trekken;
Gelijktijdig met de inwerkingtreding het ‘Beleid tijdelijke bouwwerken’ dat is vastgesteld op 1 april
Deze beleidsregels geven kaders in welke gevallen en onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan het afwijken van een bestemmingsplan of beheersverordening op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a onder 2º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Uitgangspunt is dat bouwplannen die aan dit beleid voldoen in planologisch opzicht verantwoord zijn. Uit ruimtelijke oogpunt bestaat voor deze gevallen geen overwegende bezwaren.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten heeft op 26 november 2014 de “Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Rijssen-Holten 2014” en op 1 april 2014 het “Beleid tijdelijke bouwwerken” vastgesteld. Deze beleidsregels zijn een uitwerking van de in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo jo. artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) jo. artikel 4 van bijlage II van het Bor gegeven mogelijkheid om van het bestemmingsplan of beheersverordening af te wijken. Dit beleid is in de tweede helft van 2018 intern geëvalueerd. Uit deze evaluatie is gebleken dat er behoefte is om enerzijds overbodige beleidsregels te schrappen en anderzijds beleidsregels te verduidelijken. Tevens is artikel 4 van bijlage II van het Bor per 9 september 2015 gewijzigd. Dit alles maakt dat het gemeentelijke kruimelgevallenbeleid toe is aan een heroverweging.
In hoofdstuk 2 wordt het juridisch kader beschreven. De 'definities' en 'wijze van meten' en andere begrippen, die in de beleidsregels voorkomen, zijn beschreven in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de beleidsregels uitgewerkt. Voor een goed overzicht wordt elk onderdeel van artikel 4 van bijlage II van het Bor in een aparte paragraaf behandeld. Per paragraaf wordt eerst aangeven wat de wet toestaat. Daaronder wordt het gemeentelijke beleid ter zake de uitvoering van de planologische afwijkingsmogelijkheden beschreven. In hoofdstuk 5 zijn enkele algemene bepalingen opgenomen. Tot slot zijn in hoofdstuk 6 de slotbepalingen opgenomen.
Onderstaande beleidsregels vinden hun juridische grondslag in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub c van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan of beheersverordening. Wanneer een activiteit in strijd is met het geldende bestemmingsplan of beheersverordening moet het college van burgemeester en wethouders de aangevraagde omgevingsvergunning in beginsel weigeren. Eén van de mogelijkheden waarmee de strijdigheid met het bestemmingsplan of beheersverordening kan worden opgeheven is door toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo.
In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo is geregeld dat voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo bij algemene maatregel van bestuur het college van burgemeester en wethouders van het bestemmingsplan of van een beheersverordening kan afwijken. Het gaat hierbij om de zogenaamde limitatieve kruimelgevallenlijst die uitwerking heeft gevonden in artikel 4 van Bijlage II van het Bor. Bij het wel of niet toepassen van de kruimelgevallenlijst komt het college van burgemeester en wethouders beleidsvrijheid toe.
De onderhavige beleidsregels voorzien uitsluitend in een afwegingskader voor de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan of beheersverordening zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4 van Bijlage II van het Bor.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het geldende bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
het meest achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw;
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een bouwwerk in de vorm van een constructie, kennelijk bedoeld voor het stallen van motorvoertuigen, bestaande uit maximaal drie wanden met een dak waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;
een met dakpannen, riet, zink of ander materiaal omringde ondergeschikte toevoeging aan een schuine kap;
een toevoeging aan een schuine kap, waarmee een bestaande ruimte wordt vergroot door een verhoging van het bestaande dak (nokverhoging) of het optrekken van de gevel;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een kleine grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van de woning;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw.
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden met een dak waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/ of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct is verbonden met het hoofdgebouw van een andere woning;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen;
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt als volgt gemeten en berekend:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijkte stellen constructiedeel;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3.3. Onderschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
Artikel 4.1 Uitzondering beleidsregels
Geen toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo jo. artikel 2.7 van het Bor jo. artikel 4 van Bijlage II van het Bor voor zover het gaat om:
Artikel 4.2. Ruimtelijke kwaliteit
Geen toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo jo. artikel 2.7 van het Bor jo. artikel 4 van Bijlage II van het Bor voor zover:
Voor ieder verzoek gelden, naast de specifieke beleidsregels, de bovenstaande aspecten eveneens als toetsingskader. Bij een strijdigheid met één van deze aspecten kan géén medewerking worden verleend aan de omgevingsvergunning, tenzij hieraan strikte randvoorwaarden worden verbonden om zodoende de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen.
Artikel 4.3. Bijbehorend bouwwerk
Artikel 4, onderdeel 1 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2;
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
Artikel 4.4 Gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen
Artikel 4, onderdeel 2 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Artikel 4.5. Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Artikel 4, onderdeel 3 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een dergelijk bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
b. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
Artikel 4.6. Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding
Artikel 4, onderdeel 4 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw;
Aan deze mogelijkheid wordt toepassing gegeven, met uitsluiting van dakterrassen en balkons, op voorwaarde dat het bouwplan niet tot gevolg heeft dat de maximaal toegestane inhoudsmaat wordt overschreden.
Artikel 4.7. Antenne-installatie
Artikel 4, onderdeel 5 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
Artikel 4.8. Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling
Artikel 4, onderdeel 6 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998;
Artikel 4.9. Installatie bij een agrarisch bedrijf voor duurzame energie
Artikel 4, onderdeel 7 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
Artikel 4.10 Gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied
Artikel 4, onderdeel 8 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;
Artikel 4.11. Gebruik van bouwwerken
Artikel 4, onderdeel 9 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
Aan deze mogelijkheid wordt toepassing gegeven, met uitsluiting van het wijzigen van gebruik ten behoeve van een logiesfunctie voor werknemers voor zover gelegen buiten de bebouwde kom.
Artikel 4.12. Gebruik van recreatiewoningen voor bewoningen
Artikel 4, onderdeel 10 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
Artikel 4.13. Tijdelijk gebruiken van gronden of bouwwerken
Artikel 4, onderdeel 11 van bijlage II van het Bor bepaalt het volgende:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Voor ander gebruik van gronden of bouwwerken komen in ieder geval in aanmerking: de plaatsing van een woonkeet, (sta) caravan of woonunit in die situaties waar bewoning van het hoofdgebouw vanwege verbouw/renovatie of vervangende nieuwbouw niet meer mogelijk is, voor de duur van ten hoogste twee jaar.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo jo. artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo is ingediend, dan is daarop het beleid “Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Rijssen-Holten 2014” van toepassing, tenzij de nieuwe beleidsregel gunstiger is voor de aanvrager.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo jo. artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo jo artikel 4, onderdeel 11 van bijlage II van het Bor is ingediend, dan is daarop het beleid “Beleid tijdelijke bouwwerken” van toepassing, tenzij de nieuwe beleidsregel gunstiger is voor de aanvrager.
Artikel 5.2. Hardheidsclausule
Van deze beleidsregels kan gemotiveerd worden afgeweken, wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Een beroep kan alleen gedaan worden op de hardheidsclausule voor zover:
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Planologisch afwijkingsbeleid gemeente Rijssen-Holten 2019”.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-241031.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.