Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2019

De raad van de gemeente Oosterhout;

 

gelezen het voorstel van het college van 18 september 2018

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

 

vast te stellen de:

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PARKEERBELASTINGEN 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Oosterhout een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met het gebruik van een telefoon.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op grond van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende "Tarieven- en kostentabel".

Artikel 5 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door via een telefoon in te loggen op de centrale computer. In laatstgenoemd geval is de belasting verschuldigd terstond na afloop van het parkeren.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Vrijstelling

Het parkeren met een gehandicaptenvoertuig en/of een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, is vrijgesteld van de belasting als bedoeld in artikel 2.

Artikel 7 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften. In afwijking van het voorafgaande moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen twee maanden na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het via de telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de belasting, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het tweede en het derde lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a van deze verordening zijn vermeld in de bij de verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 11 Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening Parkeerbelastingen Oosterhout 2018", vastgesteld bij raadsbesluit van 24 oktober 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    De intrekking van de verordening, bedoeld in lid 1, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die en van voorgaande verordeningen genomen andere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen Oosterhout 2019".

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2018.

voorzitter,

griffier.

Tarieven- en kostentabel behorende bij en deel uitmakende van de "Verordening parkeerbelastingen Oosterhout 2019"

 

De gemeente Oosterhout hanteert een normaal tarief van € 1,50 per uur.

 

  • 1.

    Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de verordening bedraagt:

    Plaats:

    Bij parkeerapparatuur

    bij parkeren gedurende:

    Bedrag per tijdseenheid:

    Voor de parkeerapparatuurplaatsen gelegen op de terreinen aangeduid als tariefgroep ‘A’ op de gewaarmerkte tekening behorende bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oosterhout 2019.

    De dagen en tijdstippen, zoals deze door het college zijn vastgesteld in artikel 2 van het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oosterhout 2019.

    € 1,50 per uur

    Voor de parkeerapparatuurplaatsen gelegen op de terreinen aangeduid als tariefgroep ‘B’ op de gewaarmerkte tekening behorende bij het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oosterhout 2019.

    De dagen en tijdstippen, zoals deze door het college zijn vastgesteld in artikel 2 van het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Oosterhout 2019.

    € 1,50 per uur met een maximum van € 3,00 per dag.

  • 2.

    Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, op plaatsen waar door middel van een vergunning geparkeerd kan worden bedraagt:

    Letter

    Soort vergunning

    Bedrag

     

     

    Dag

    Week

    Maand

    Jaar

    A 1

    1e Bewonersvergunning op één adres

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 3,10

    € 37,20

    A 2

    2e Bewonersvergunning op één adres

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 9,70

    € 116,40

    B 1

    1e Bedrijfsvergunning op één bedrijfsnaam

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 25,95

    € 311,40

    B 2

    2e Bedrijfsvergunning op één bedrijfsnaam

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 39,20

    € 470,40

    C

    Onderhoudsvergunning

    € 6,25

    € 18,80

    € 45,70

    € 548,40

    D

    Bezoekersvergunning (kraskaart)

    € 2,00

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    E

    Zorgvergunning

    n.v.t.

    n.v.t.

    € 9,70

    € 116,40

  • 3.

    De kosten van de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9 bedragen € 62,70

    Kosten oplegging naheffingsaanslag

     

    Per uur

    Per uur

    Begrote personeelskosten:

     

     

    Handhaving op straat

    € 81,00

     

    Admin. verwerking & incasso

     

    € 81,00

    Variabele kosten admin. verwerking & incasso (is 44% van de personeelskosten)

     

    € 35,64

     

     

    € 116,64

     

     

     

    Aan het opleggen van de naheffingsaanslag wordt gemiddeld 30 min. besteed.

     

    € 40,50

    Aan admin. verwerking & incasso wordt gemiddeld 20 min. besteed

     

    € 38,88

    Totale kosten

     

    € 79,38

     

     

     

    De maximale kosten voor het opleggen van een naheffingsaanslag Parkeerbelastingen bedragen op grond van artikel 3, tweede lid van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen voor 2019

     

    € 62,70

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van tot vaststelling van de "Verordening parkeerbelastingen Oosterhout 2019".

griffier.

Naar boven