Intrekken huidige en vaststellen vernieuwde Beleidsregels vervoersvoorzieningen voor minimaouderen, gemeente Amsterdam

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

 

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 16 oktober 2018 hebben besloten:

 

  • 1.

    In te stemmen met het intrekken van de Beleidsregels vervoersvoorzieningen voor minimaouderen, vastgesteld bij besluit van B&W van 14 april 2015, nummer 50922 Gemeenteblad;

  • 2.

    In te stemmen met het vaststellen van de vernieuwde Beleidsregels vervoersvoorzieningen voor minimaouderen en waarin de belangrijkste wijzigingen zijn:

    • Het gratis abonnement voor het openbaar vervoer door GVB wordt, conform de per 22 juli 2018 gemaakte afspraken, uitgebreid met de lijnen van Connexxion en EBS binnen de “stadsgrenzen” van Amsterdam. Het begrip “stadsgrenzen” wordt daarbij nader beschreven.

    • In lijn met de overige beleidsregels minimavoorzieningen wordt bij het bepalen van het toetsinkomen rekening gehouden met een schuldsaneringsregeling, zodat mensen die door een schuldsaneringsregeling al een minimuminkomen hadden eerder in aanmerking komen.

    • Bij het bepalen van het inkomen van huishoudens waarvan de ene partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, maar de andere nog niet wordt niet langer het toetsinkomen voor huishoudens onder de pensioengerechtigde leeftijd toegepast maar het hoogste toetsinkomen. Dit zorgt ervoor dat deze paren eerder voor het gratis openbaar stadsvervoer in aanmerking komen.

    • De mogelijkheid wordt geboden de aanvraag voor het gratis openbaar stadsvervoer vanaf één maand voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in te dienen. Nu kan die aanvraag pas worden gedaan als de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.

    • Dat voor de tegemoetkoming in de ritbijdrage voor oudere Aanvullend Openbaar Vervoer gebruikers een aanvraag gedaan kan worden tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar. Met deze toevoeging wordt voorkomen dat met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd.

    • Voorstel is aan de wijzigingen terugwerkende kracht te verlenen en de wijzigingen in te laten gaan op 22 juli 2018. Dit omdat de afspraken over de uitbreiding van het openbaar vervoer met de lijnen van Connexxion en EBS al op die datum zijn ingegaan.

  • 3.

    Te bepalen dat de Beleidsregels worden gepubliceerd in het Gemeenteblad, op de dag na publicatie in werking treden en terug werken tot 22 juli 2018.

 

Beleidsregels Vervoersvoorzieningen voor minimaouderen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      Aanvrager: de alleenstaande, de alleenstaande (ouder) of het gezin;

    • b)

      AOW: Algemene ouderdomswet;

    • c)

      College: Het college van B&W van de gemeente Amsterdam;

    • d)

      Fiscaal inkomen: het brutoloon of uitkering met daarbij gerekend belaste vergoedingen, waaronder begrepen de vergoeding van de werkgever voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;

    • e)

      GVB: Gemeentelijk Vervoer Bedrijf NV, te Amsterdam;

    • f)

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • g)

      Oudere(n): degene(n), die de Pensioengerechtigde leeftijd heeft of hebben bereikt;

    • h)

      Peildatum: 31 december voorafgaand aan het Verstrekkingsjaar;

    • i)

      Pensioengerechtigde leeftijd: leeftijd, zoals bedoeld in artikel 7a, lid 1 Algemene Ouderdomswet (AOW);

    • j)

      Refertejaar: het laatste volledige kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van aanvraag of ambtshalve toekenning;

    • k)

      Stadsgrenzen: een zonegebied, bestaande uit de zones 5700, de ring daarom heen (5710/5711/5712/5713/5714/5715) en de zones 5722 (Amsterdam Westpoort), 5723 (Badhoevedorp en Sloten) en 5725 (Amsterdam ZO);

    • l)

      Verstrekkingsjaar: het jaar waarin de voorziening wordt verstrekt;

    • m)

      Vervoersvoorziening: een vervoersvoorziening kan bestaan uit:

      A: een gratis abonnement voor het vervoer dat verzorgd wordt door GVB binnen hun concessiegebied en door Connexxion en EBS binnen de “stadsgrenzen” van Amsterdam;

      B: een tegemoetkoming in de ritbijdrage van het gemeentelijk Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV).

  • 2.

    Voor zover niet anders bepaald, worden de begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand of de Participatiewet zoals die op de Peildatum golden.

Artikel 2 Toekenning

Het College kent een vervoersvoorziening toe op grond van artikel 108, lid 1 Gemeentewet aan Amsterdamse Ouderen die voldoen aan de voorwaarden genoemd in deze beleidsregels.

Artikel 3 Inhoud en voorwaarden Vervoersvoorzieningen

 

Artikel 3.1: Voorziening gratis abonnement openbaar stadsvervoer voor

Ouderen

De vergoeding voor het gratis openbaar vervoer houdt in:

  • a)

    een gratis abonnement, geldend op werkdagen en in het weekend, met uitzondering van nachtbussen voor:

    • -

      openbaar vervoer aangeboden door GVB. De geldigheid beperkt zich tot het gebied waarvoor de concessie stadsvervoer is verleend aan GVB:

    • -

      openbaar vervoer aangeboden door Connexxion en EBS. De geldigheid beperkt zich tot de “Stadsgrenzen” van Amsterdam;

  • b)

    de Oudere dient gedurende de looptijd van het abonnement aan de nadere voorwaarden te voldoen;

  • c)

    het abonnement wordt ingetrokken, indien de Oudere niet meer aan de (nadere) voorwaarden voldoet;

  • d)

    Een intrekking heeft geen terugwerkende kracht;

  • e)

    Het abonnement is persoonlijk en mag niet door derden worden gebruikt;

  • f)

    De Oudere heeft geen recht op compensatie in geval van diefstal of verlies van de persoonlijke OV-chipkaart.

Artikel 3.2: Tegemoetkoming in de ritbijdrage voor oudere AOV gebruikers

De tegemoetkoming in de ritbijdrage van het aanvullend openbaar vervoer bestaat uit een eenmalig geldbedrag van € 70 per persoon per kalenderjaar.

Artikel 4 Voorwaarden voor verstrekking

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een voorziening zoals genoemd in artikel 3.1 van deze beleidsregels gelden de volgende nadere voorwaarden:

    • a)

      de oudere dient de Pensioengerechtigde leeftijd te hebben bereikt.

    • b)

      de oudere dient ingeschreven te zijn in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Amsterdam (voorheen Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA);

    • c)

      de oudere dient te beschikken over een burgerservicenummer;

    • d)

      de oudere dient op de Peildatum niet over een vermogen te hebben beschikt dat hoger was dan het op de Peildatum geldende bedrag ingevolge artikel 34, derde lid, van de Wet werk en bijstand of Participatiewet;

    • e)

      de oudere dient over het refertejaar, of op de datum van aanvraag in geval van een minnelijke schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, over een minimuminkomen te beschikken genoemd in artikel 5 van deze beleidsregels.

    • f)

      de oudere dient een persoonlijke OV-chipkaart te hebben aangeschaft op eigen kosten en het nummer aan het College te verstrekken;

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een voorziening zoals genoemd in artikel 3.2

    • 3.

      van deze beleidsregels gelden naast de voorwaarden genoemd in artikel 4, eerste lid, onder a tot en met e, de volgende nadere voorwaarden:

    • a)

      de oudere te beschikken over een AOV pas met een indicatie voor één van de drie volgende vervoerssoorten, zoals beschreven in de Wmo verordening van de gemeente Amsterdam en de daarbij horende nadere regels:

      • -

        Deur tot deur Samenreizend vervoer (DTDS),

      • -

        Deur tot deur Plusvervoer (DTDP),

      • -

        Kamer tot kamervervoer (KTK).

Artikel 5 Uitsluitingsbepalingen

Ouderen aan wie het recht op een voorziening zoals genoemd in artikel 3.1 is toegekend, komen niet in aanmerking voor een voorziening zoals genoemd in artikel 3.2. en omgekeerd..

Artikel 6 Inkomensbepalingen

  • 1.

    Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden op Peildatum de volgende doelgroepen onderscheiden:

    • a)

      alleenstaanden die op de aanvraagdatum de Pensioengerechtigde leeftijd hebben;

    • b)

      alleenstaande ouders met de Pensioengerechtigde leeftijd met een ten laste komend kind jonger dan 18 jaar;

    • c)

      gehuwden die beiden de Pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt

    • d)

      gehuwden waarvan een partner de Pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

  • 2.

    Onder een minimuminkomen wordt verstaan:

    • a)

      een Fiscaal (gezins)inkomen, dat minder dan, of gelijk is aan, 120% van de afhankelijk van de gezinssituatie van toepassing zijnde bruto IOAW jaarnorm, of,

    • b)

      voor personen met de Pensioengerechtigde leeftijd, 120% van de fiscaal belastbare AOW norm, of,

    • c)

      een Fiscaal (gezins)inkomen dat hoger is dan 120% van die normen, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling bij een Gemeentelijke Kredietbank of een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

  • 3.

    In het Refertejaar zijn 2 toetsinkomens van toepassing:

    • a)

      voor huishoudens met de Pensioengerechtigde leeftijd het inkomen zoals vermeld in artikel 6, het tweede lid onder b of c ;

    • b)

      voor huishoudens onder de Pensioengerechtigde leeftijd het inkomen zoals vermeld in artikel 6 het tweede lid onder a of c ;

    • c)

      voor gezinnen, waarvan de ene partner op datum aanvraag de Pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, maar de andere nog niet, zal het hoogste toetsinkomen worden toegepast.

  • 4.

    Indien door wijziging in de gezinssituatie ten aanzien van de aanvrager in de loop van het Refertejaar twee of meer minimuminkomensniveaus van toepassing zijn, stelt het College naar evenredigheid een individueel minimuminkomensniveau vast.

  • 5.

    Indien reeds over (een deel van) het Refertejaar een inkomenstoets in het kader van een gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden en daarbij is vastgesteld dat het inkomen niet hoger is dan het relevante toetsbedrag, kan het College besluiten dat het inkomen over (dat deel van) het Refertejaar niet opnieuw wordt getoetst.

Artikel 7 Aanvraag en beslissing

  • 1.

    .Een aanvraag voor een voorziening genoemd in artikel 3.1 kan gedaan worden vanaf één maand voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

  • 2.

    Een aanvraag voor een voorziening genoemd in artikel 3.2 kan gedaan worden tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.

  • 3.

    Het College stelt het recht op een voorziening genoemd in artikel 3.1 van deze beleidsregels vast op schriftelijke aanvraag. Het aanvraagformulier wordt ambtshalve of op aanvraag toegestuurd of kan worden gedownload van de website van de gemeente Amsterdam.

  • 4.

    Het College stelt het recht op een voorziening genoemd in artikel 3.2 ambtshalve vast voor Ouderen die aan de voorwaarden voldoen en van wie het te toetsen inkomen bekend is of, bij het ontbreken van inkomensgegevens, op de wijze zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

  • 5.

    De aanvraag wordt door de alleenstaande, de alleenstaande ouder dan wel de gehuwden gezamenlijk gedaan, zulks afhankelijk van de omstandigheden van de persoon of het gezin op de Peildatum.

Artikel 8 Intrekking

De voorziening zoals genoemd in artikel 3.1 van deze beleidsregels wordt ingetrokken indien de oudere verhuist buiten de gemeente Amsterdam of indien anderszins niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 9 Inlichtingen

Ouderen aan wie een voorziening genoemd in artikel 3.1 is toegekend, zijn verplicht het College in te lichten indien zij niet meer voldoen aan één van de voorwaarden.

Artikel 10 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan wegens bijzondere omstandigheden onredelijke gevolgen heeft gezien de doelstelling van de regeling.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad, met terugwerkende kracht tot 22 juli 2018.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels vervoersvoorzieningen voor minimaouderen.

 

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Wil Rutten,

waarnemend gemeentesecretaris

TOELICHTING  

Algemeen

Amsterdamse ouderen met de Pensioengerechtigde leeftijd die in staat zijn zelfstandig te reizen, een inkomen tot 120% van het sociaal minimum hebben en vermogen dat de grens van de Wet werk en bijstand of de Participatiewet niet overschrijdt, kunnen gebruik maken van gratis openbaar stadsvervoer van GVB en van de lijnen van Connexxion en EBS binnen de stadsgrenzen.

Voor deze leeftijdsgrens is gekozen om aan te sluiten bij het moment waarop een verandering in inkomen aannemelijk is, gezien het bereiken van de Pensioengerechtigde leeftijd.

 

Artikel 3.1

Ouderen met een minimuminkomen leven door mindere mobiliteit en financiële beperkingen vaker in een sociaal isolement, met negatieve gevolgen voor het welbevinden. Door het aanbieden van gratis openbaar vervoer aan Amsterdamse ouderen worden drempels voor participatie weggenomen. Het gratis reizen voor ouderen verlaagt de kans op sociaal isolement, omdat financiën geen beperking meer vormen om activiteiten te ondernemen waarvoor openbaar vervoer nodig is. Het gratis reizen draagt bij aan de mobiliteit van ouderen. Hierdoor zijn zij in staat familie en vrienden te bezoeken, contacten te onderhouden en (meer) activiteiten te ondernemen. Uit diverse onderzoeken van OIS onder de gebruikers van het abonnement komt naar voren dat de ervaringen met het abonnement zeer positief zijn. Mensen met een abonnement gaan vaker de deur uit voor hun sociale contacten, voor het ondernemen van activiteiten en voor het gebruik van de stadspas.

 

Artikel 3.2

In het verlengde van het gratis OV is de tegemoetkoming voor ouderen die gebruik maken van het Aanvullend openbaar vervoer en een indicatie hebben voor Deur tot deur Samenreizend vervoer, Deur tot deur Plus vervoer of Kamer tot kamer vervoer, zoals afgegeven op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), vastgesteld.

Het Aanvullend openbaar vervoer bevat 4 vervoersoorten. Voor alle vormen van vervoer is het aanvragen van een AOV-pas noodzakelijk. Het Beschermd Vervoer is bestemd voor alle ouderen van 75 jaar en ouder zonder lichamelijke beperking, die liever niet met het gewone openbare vervoer willen reizen. Het gebruik van het AOV berust dan op een keuze. Uitsluiting van de vervoerssoort Beschermd Vervoer betekent in de praktijk dat de tegemoetkoming terecht komt bij oudere minima, die vanwege een medische beperking zijn aangewezen op het AOV.

De tegemoetkoming wordt gegeven in de vorm van uitbetaling van een eenmalig geldbedrag ad € 70,00. Het verstrekken van een eenmalig geldbedrag is administratief een eenvoudige manier van compenseren. Bovendien komt het beschikbaar gestelde bedrag grotendeels rechtstreeks de doelgroep ten goede. De vergoeding wordt verstrekt in het kader van het gebruik van het AOV maar is niet direct gekoppeld aan daadwerkelijk gemaakte ritten.

 

Naar boven