Nadere regels Wet aanpak woonoverlast

De burgemeester van de gemeente De Fryske Marren,

 

gelet op artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening jo. 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

 

Nadere regels Wet aanpak woonoverlast

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Inleiding

De burgemeester vindt het noodzakelijk dat ernstige en herhaaldelijke hinder vanuit en rond de woning wordt bestreden. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid treedt de burgemeester dan ook op tegen structurele overlast. Artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening geven de grondslag om bestuurlijk op te treden tegen deze overlast. Het is wenselijk om nadere regels te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid.

 

Het doel van dit beleid is:

  • Te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuurlijke maatregel een einde komt aan de ernstige en herhaaldelijke hinder die een bedreiging vormt voor de openbare orde, het woon- en leefklimaat en/of de volksgezondheid;

  • Te realiseren dat geconstateerde hinder gevolgd wordt door een reactie die zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de betreffende hinder (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • Te bewerkstellingen dat herhaling van de hinder wordt voorkomen;

  • Kenbaar maken aan zowel de hinder ondervindende als de hinder veroorzakende welke maatregel hij of zij van de burgemeester kan verwachten na een overtreding.

 

Artikel 2. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Bestuurlijke maatregel: Een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang inhoudende een gedragsmaatregel;

  • 2.

    Ultimum remedium: Laatste redmiddel;

  • 3.

    Andere geschikte wijze(n): een andere maatregel die als doel heeft de beëindiging van de overlast zoals in gesprek gaan met overlastveroorzaker, de inzet van hulpverlening, bemiddeling of het waarschuwen van de overlastveroorzaker;

  • 4.

    Ernstige hinder: hinder die worden gezien als onredelijk en naar algemene maatstaven als onaanvaardbaar moet worden beschouwd

  • 5.

    Herhaaldelijke hinder: met de term ‘herhaaldelijk’ wordt bedoeld het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als “ernstige hinder zonder onderbreking”);

  • 6.

    Woning of bij die woning behorend erf: de (recreatie)woning, de rest van het betrokken perceel zoals een tuin en de gezamenlijke ruimte binnen een wooneenheid zoals het portiek, het trappenhuis, de gezamenlijke buitenruimte, enzovoorts. Ook de directe omgeving van de woning of het bij die woning behorende erf, zoals de straat en stoep, valt hier onder;

  • 7.

    De gebruiker van de woning: De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning te hebben en hoeft niet de rechtmatige bewoner van de woning te zijn. Ook een regelmatige gast, een (illegale) onderhuurder of een kraker van de woning valt onder het begrip gebruiker.

 

Artikel 3. Inkadering beleid

3.1 De bevoegdheid van de burgemeester kan alleen ingezet worden indien de overlast plaatsvindt in of vanuit de woning en/of het bijbehorende erf of de directe omgeving daarvan.

 

3.2 Aan de hand van concrete, objectieve en controleerbare gegevens moet aannemelijk worden gemaakt dat zich in de woning of een bij die woning behorend erf gedragingen voordoen die ernstige en herhaaldelijke hinder in en rond de woning veroorzaken.

 

3.3 Ook moet worden beoordeeld of er vanuit de woning of een bij die woning behorend erf overlast en/of ernstige en herhaaldelijke hinder wordt veroorzaakt en bovendien geen andere en geen minder ingrijpende middelen voorhanden zijn om de overlast in voldoende mate te bestrijden.

 

3.4 Als de gebruiker of ingebruikgever van een woning of een bij die woning behorend erf de zorgplicht uit artikel 151d Gemeentewet schendt is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel. Het toepassen van de bestuurlijke maatregel heeft tot doel de hinder te beëindigen en de situatie te herstellen. Op grond van artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht kan de burgemeester in plaats van een last onder bestuursdwang ook een last onder dwangsom opleggen. De burgemeester beoordeelt per geval of er een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom wordt opgelegd.

 

Artikel 4. Andere geschikte wijze

4.1 De burgemeester oefent zijn bevoegdheid tot oplegging van een bestuurlijke maatregel slechts uit indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegen gegaan. Voorbeelden van andere geschikte wijzen zijn het voeren van een gesprek, de inzet van buurtbemiddeling, mediation, hulpverlening en/of een door het slachtoffer of de verhuurder van de woning aangespannen civiele procedure. Hierbij ligt de verantwoordelijkheid bij de melder. Er wordt dus een actieve houding van de melder van overlast verwacht. Het verschilt per casus wat andere geschikte wijzen kunnen zijn.

 

4.2 Per casus wordt beoordeeld of andere geschikte wijzen zijn aangewend. Pas als de burgemeester meent dat er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om de ernstige hinder tegen te gaan, blijkend uit de omstandigheid dat eerdere maatregelen of acties geen of onvoldoende resultaat leverden, kan hij besluiten een bestuurlijke maatregel op te leggen.

 

Artikel 5. Ernstige en herhaalde hinder

5.1 Om te kunnen beoordelen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst is niet limitatief en niet cumulatief bedoeld. Ook op basis van enkele indicatoren kan worden gesteld dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel.

5.2 Indicatorenlijst

Van ernstige en herhaaldelijke hinder kan sprake zijn indien een of meer van onderstaande indicatoren zich voordoen:

 

  • a.

    De frequentie waarmee de hinder zich voordoet ofwel het aantal meldingen dat is gedaan;

  • b.

    De mate (en frequentie) waarin de hinder door een medewerker van de gemeente en/of politieambtenaar is geconstateerd;

  • c.

    Het aantal (verschillende) omwonenden dat een melding heeft gedaan van de hinder;

  • d.

    De mate van escalatie van de hinder;

  • e.

    De mate van gevaar of de mate van risico voor de volksgezondheid;

  • f.

    De mate van gevaar of de mate van risico voor omwonenden;

  • g.

    De mate van gevaar of de mate van risico voor degene die de hinder veroorzaakt;

  • h.

    De mate waarin de leefbaarheid en/of openbare orde wordt verstoord;

  • i.

    De mate waarin degene die hinder veroorzaakt in het verleden al eerder hinder heeft veroorzaakt;

  • j.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten, of zelf antecedenten heeft/hebben (hierbij moet met name worden gedacht aan antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling, diefstal, Wet wapens en munitie e.d.);

  • k.

    De aard van de hinder: Indien de hinder bestaat uit feiten die strafbaar zijn gesteld wordt daaraan een zwaarder gewicht toegekend.

 

5.3 Voorbeelden van ernstige en herhaaldelijke hinder zijn aanhoudende geluidsoverlast, agressief gedrag, bedreigingen, ernstige stankoverlast, drugsgebruik, hinderlijke aanloop, verstoren nachtrust, vernielingen of diefstal etc.. Deze voornoemde vormen van overlast zijn indicatief. De burgemeester weegt per casus af of de hinder ernstig genoeg wordt geacht om noodzakelijk bestuursrechtelijk optreden te rechtvaardigen.

 

Hoofdstuk 2 Procedure

Paragraaf 1. Voorafgaand aan de bestuurlijke maatregel

 

Artikel 6. Bestuurlijke waarschuwing

6.1 Inhoud van de waarschuwing

Het uitgangspunt is dat aan de oplegging van een bestuurlijke maatregel een bestuurlijke waarschuwing vooraf gaat. In deze waarschuwing staat in ieder geval opgenomen:

a. Welke gedragingen ernstige en herhaaldelijke hinder vooroorzaken;

b. Wat er van de gewaarschuwde perso(o)n(en) verwacht wordt;

c. Dat er gevolgen kunnen zijn indien de gewaarschuwde perso(o)n(en) nalaat de hinder te doen stoppen.

 

6.2 Voorzienbaarheid

Met het geven van een bestuurlijke waarschuwing wordt invulling gegeven aan het vereiste dat het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel voorzienbaar moet zijn.

 

6.3 Achterwege laten van waarschuwing

In zeer ernstige situaties of wanneer de spoedeisendheid dat noodzakelijk maakt, behoudt de burgemeester het recht om de bestuurlijke waarschuwing achterwege te laten.

 

Paragraaf 2. Opleggen van een bestuurlijke maatregel

 

Artikel 7. Mogelijkheid tot indienen zienswijze

Indien de bestuurlijke waarschuwing en andere geschikte wijzen niet voldoende effect hebben legt de burgemeester een bestuurlijke maatregel op. De burgemeester stelt de veroorzaker van hinder of overlast op de hoogte van zijn voornemen om een bestuurlijke maatregel op te leggen. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht krijgen belanghebbenden de mogelijkheid om hun zienswijze naar voren te brengen. Hiervan kan worden afgeweken in spoedeisende gevallen. Doorgaans wordt een termijn van twee weken gehanteerd voor het indienen van de zienswijze.

 

Artikel 8. Bestuurlijke maatregel

De bestuurlijke maatregel zal inhouden een verbod om iets te doen of na te laten. Het verbod zal worden beschreven in de beschikking. Ook de consequentie van het niet voldoen aan het verbod zal worden beschreven en zal zich uiten in een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

 

Artikel 9. Proportionaliteit

De burgemeester weegt de gevolgen van de op te leggen bestuurlijke maatregel en de gevolgen die dat voor de betreffende persoon heeft tegen elkaar af.

 

Artikel 10. Tijdelijk huisverbod

10.1 Wet tijdelijk huisverbod

De bestuurlijke maatregel kan als ultiem ultimum remedium een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

 

10.2 Tijdelijk huisverbod wanneer andere maatregelen geen effect hebben

Van de bevoegdheid om een tijdelijk huisverbod op te leggen wordt slechts gebruik gemaakt indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De burgemeester kiest slechts voor deze vorm van de bestuurlijke maatregel indien een andersoortige bestuurlijke maatregel geen effect heeft. Hoe die andersoortige bestuurlijke maatregel eruit ziet verschilt per geval en behoeft maatwerk.

 

10.3 Verlenging huisverbod bij vrees voor herhaling

Het huisverbod kan worden verlengd tot 4 weken bij vrees voor verdere overtreding van artikel 2:79. De vrees kan bijvoorbeeld ontstaan na mededelingen van de overlastgever of gedane constateringen door een toezichthouder of een politieambtenaar. Ook uit het gedrag van de overlastgever zou kunnen worden opgemaakt dat hij niet voornemens is om de hinderlijke gedragingen te doen stoppen.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 11. Kostenverhaal

De met de last onder bestuursdwang gemoeide kosten worden in beginsel op de overtreder verhaald. De burgemeester stelt de hoogte van de verschuldigde kosten vast (artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht). Betrokkenen kunnen tegen dit besluit in bezwaar gaan bij het bestuursorgaan, gevolgd door de mogelijkheid van beroep en hoger beroep.

 

Artikel 12. Hardheidsclausule

In bijzondere situaties, waaronder die situaties die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregels, kan de burgemeester van het bepaalde in de beleidsregels afwijken.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking.

 

Artikel 14. Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als nadere regels Wet aanpak woonoverlast De Fryske Marren.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente De Fryske Marren op 30 oktober 2018

De burgemeester,

F. Veenstra

Naar boven