Uitwerking cao-afspraak gelijke beloning

Collegebesluit van 9 oktober 2018 - 09

Aanleiding

In de Cao Gemeenten van 1 mei 2017- 1 januari 2019 hebben sociale partners afgesproken dat medewerkers die op basis van payroll of soortgelijke constructies werken een totale beloning moeten ontvangen die vergelijkbaar is aan de beloning van een ambtenaar werkzaam bij een gemeente. Die afspraak geldt niet voor uitzendkrachten, gedetacheerden (vanuit (semi-) overheidsorganisaties) en zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers).

Hiervoor wordt een nieuw artikel 3:2a CAR geïntroduceerd. Dit artikel verplicht gemeenten om bij de inhuur van payroll werknemers naast de wettelijk verplichte beloningselementen drie beloningselementen uit de CAR-UWO af te spreken. Het gaat om de IKB-bronnen eindejaarsuitkering, de werkgeversbijdrage levensloop en een met de ABP-pensioenregeling vergelijkbaar pensioen.

Als de gelijke of gelijkwaardige drie beloningselementen niet of niet volledig onderdeel uitmaken van de totale beloning aan de payroll werknemer, dan spreekt de gemeente met het payrollbedrijf schriftelijk af dat een toeslag wordt berekend en wordt uitbetaald aan de payrollwerknemer. In de cao was afgesproken dat deze bepaling 1 juli 2018 zou ingaan. De uitwerking vergde meer tijd, waardoor de invoeringsdatum is uitgesteld tot 1 oktober 2018.

Bovenstaande afspraak is nader uitgewerkt in de LOGA brief TAZ/U201800473.

Besluit

Het college besluit de AVR met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2018 als volgt te wijzigen:

  • 1.

    Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel ww een nieuw onderdeel toegevoegd:

    payroll werkgever / werknemer: de werkgever, die op basis van een overeenkomst met een gemeente, welke niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, een werknemer ter beschikking stelt om in opdracht en onder toezicht en leiding van de gemeente arbeid te verrichten, waarbij de werkgever die de werknemer ter beschikking stelt alleen met toestemming van die gemeente gerechtigd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel xx een nieuw onderdeel toegevoegd:

    inlenersbeloning: de wettelijk verplichte beloningselementen benoemd in de cao van de payroll werkgever, die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst met een payroll werknemer en corresponderen met de beloningselementen in de CAR-UWO van een ambtenaar in dienst van de gemeente werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie.

  • 3.

    Artikel 3:2a wordt toegevoegd en komt te luiden:

    Artikel 3:2a Inleenvoorschrift gelijke beloning payrolling

    • 1.

      Het college spreekt schriftelijk met de payroll werkgever af dat de totale beloning van de payrollwerknemer vanaf de eerste werkdag van de ter beschikkingstelling bij de gemeente vergelijkbaar is met de totale beloning van de ambtenaar, die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult onder dezelfde of vergelijkbare omstandigheden.

    • 2.

      De totale beloning wordt bij de ter beschikkingstelling van de payroll werknemer vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de totale beloning naast de wettelijk verplichte loonbestanddelen in de inlenersbeloning, in ieder geval verstaan:

      • a.

        de beloningselementen van het IKB bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onderdeel b en 3:28 lid 2 onderdeel c; en

      • b.

        de werkgeverspremie ouderdomspensioen (OP) / nabestaandenpensioen (NP) en arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) van het ABP.

    • 3.

      Als de gelijke of gelijkwaardige beloningselementen niet volledig onderdeel uitmaken van de totale beloning aan de payroll werknemer die een gelijke of gelijkwaardige functie vervult, dan spreekt het college schriftelijk met de payroll werkgever af dat de payroll werknemer een toelage ter compensatie ontvangt.

    • 4.

      De toelage ter compensatie van de beloningselementen wordt uitgedrukt in een percentage van het salaris van de payroll werknemer en is niet pensioengevend. De toelage is gelijk aan het verschil tussen:

      • a.

        de hoogte van gelijke of gelijkwaardige beloningselementen in lid 2 onderdeel a die de payrollwerknemer per maand opbouwt of ontvangt, en

      • b.

        de hoogte van de beloningselementen in lid 2 onderdeel a die een ambtenaar per maand opbouwt of ontvangt.

    • 5.

      Als de payroll werknemer geen deelnemer is bij het ABP, dan spreekt het college schriftelijk met de payroll werkgever af dat de payroll werknemer vanaf de eerste werkdag pensioen opbouwt volgens de Plus-regeling bij de STIPP vermeerderd met een toelage. De toelage ter compensatie van het verschil in pensioenopbouw met het ABP bedraagt 7% van het salaris. De hoogte van de toelage kan jaarlijks worden bijgesteld.

    • 6.

      Het college verstrekt de payroll werkgever schriftelijk alle informatie en middelen, waaronder de Matrix flexibiliteit en zekerheid, die nodig zijn om de totale beloning en eventuele toelage correct vast te stellen. De payroll werkgever informeert vervolgens bij aanvang van de terbeschikkingstelling de payroll werknemer schriftelijk als de payroll werknemer een toelage krijgt uitbetaald. Het college vergewist dan bij de payroll werkgever of de payroll werknemer de correcte toelage ontvangt.

 

Argumenten

Bij de gemeente Tilburg wordt voor de inhuur van medewerkers op basis van payroll gebruik gemaakt van het payrollbedrijf 18k. De medewerkers van 18K die werkzaam zijn bij de gemeente Tilburg ontvangen al dezelfde beloning als de ambtenaar die dezelfde werkzaamheden verricht (equal pay). Dit is als zodanig vastgelegd in de met 18k afgesloten mantelovereenkomst en is nader uitgewerkt in de cao AVR 18k die geldt voor de medewerkers die bij de gemeente Tilburg op basis van payroll via 18k werkzaam zijn.

 

Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het College van Arbeidszaken zijn de gemeenten gebonden aan de in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (LOGA) overeengekomen CAR-bepalingen en de wijzigingen daarin. Voor gemeenten die bij de UWO zijn aangesloten of volgen, geldt dat eveneens voor de zogenoemde UWO-artikelen. De CAR en de UWO hebben echter niet de status van een CAO en de wijzigingen werken dan ook niet rechtstreeks door in de gemeenten. Lokale vaststelling van die wijzigingen is dan ook noodzakelijk. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd de arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeente personeel vast te stellen.

Voor de gemeente Tilburg zijn de geldende CAR-UWO bepalingen opgenomen in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Tilburg (AVR).

 

De LOGA brieven heeft alleen betrekking op wijzigingen waarover in het Georganiseerd Overleg (GO) geen overeenstemming meer hoeft te worden bereikt, en die ter informatie aan het GO worden gestuurd.

Vervolg

De gemeentelijke rechtspositieregeling is een algemeen verbind voorschrift. Artikel 139 van de Gemeentewet bepaalt dat besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, pas verbinden, wanneer zij op de juiste manier zijn bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het gemeenteblad.

Medewerkers zullen op de gebruikelijke wijze worden geïnformeerd over de wijzigingen.

Bijlagen

De LOGA brief TAZ/U201800473 plus bijlagen d.d. 24 juli 2018

Naar boven