Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent openbare ruimte

Gelet op artikel 6 van de Wet BAG en artikel 7 van de Verordening basisinformatie 2018,

 

Overwegende:

dat het college met de vaststelling van openbare ruimte niet alleen de Wet BAG uitvoert, maar ook een locatie vindbaar maakt;

de noodzaak om aanvragen om de vaststelling van een openbare ruimte consistent te behandelen,

 

tot vaststelling van de volgende

 

Beleidsregel vaststelling openbare ruimte

 

Een openbare ruimte wordt vastgesteld:

  • 1.

    als deze voldoet aan de definitie van ‘openbare ruimte’ in artikel 1, onder j, van de Wet BAG;

  • 2.

    als er verblijfsobjecten, stand- en ligplaatsen aan deze openbare ruimte liggen;

  • 3.

    als het van belang is om deze locatie te kunnen vinden;

  • 4.

    als een buitenruimte voorkomt in een andere registratie waarvan het college bronhouder is, en voldoet aan criterium 1, 2 of 3; of

  • 5.

    voor wat betreft een openbare ruimte van het type weg, als deze weg voldoet aan de definitie van weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Wil Rutten,

waarnemend gemeentesecretaris

Toelichting op IV. de vaststelling van de Beleidsregel vaststelling openbare ruimte

 

Deze beleidsregel betreft niet de naamgeving van de openbare ruimte.

Als het college een openbare ruimte vaststelt, voert het niet alleen de Wet BAG uit, maar maakt het ook een locatie vindbaar. De Wet BAG wil met de vaststelling van openbare ruimten gebouwen en adressen laten registreren.

De uitwerking en vormgeving van dit punt valt als de ‘regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente’ onder de discretionaire bevoegdheid van het gemeentebestuur (artikel 108, eerste lid, van de Gemeentewet; Kamerstukken II, 2006/07, 30968, 3 , p. 7). Het college stelt een openbare ruimte ook vast om een locatie vindbaar te maken (daarom wordt een openbare ruimte ook afgebakend).

Door een intensiever gebruik van de openbare ruimte is er een toename ontstaan in het aantal aanvragen tot het vaststellen van openbare ruimten in het algemeen en particuliere terreinen (binnenhoven, winkelstraatpassages), kleine pleintjes of anderszins in het bijzonder. Het college moet aanvragen om de vaststelling van een openbare ruimte consistent behandelen, en wil deze besluiten voortaan motiveren door te verwijzen naar een beleidsregel. Het college stelt een openbare ruimte vast ‘overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen’ (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

 

Een openbare ruimte wordt vastgesteld:

  • 1.

    als deze voldoet aan de definitie van ‘openbare ruimte’ in artikel 1, onder j, van de Wet BAG

    Het college voert de Wet BAG uit met de vaststelling van openbare ruimte.

  • 2.

    als er verblijfsobjecten, stand- en ligplaatsen aan deze openbare ruimte liggen

    Deze kunnen pas een nummeraanduiding krijgen, als er een openbare ruimte is vastgesteld.

    Een ‘openbare ruimte’ is een ‘door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen’ (artikel 1, onder j, van de Wet BAG).

  • 3.

    als het van belang is om deze locatie te kunnen vinden

    voor bijvoorbeeld de openbare orde, een goede dienstverlening en veiligheid en stadsontwikkeling. Een openbare ruimte moet daarom een eigen karakter en een logische begrenzing hebben, zodat je er ook naartoe kunt gaan en deze herkent als onderscheidbaar deel van de openbare ruimte. De omvang is op zich niet maatgevend: een klein parkje op de snijding van twee wegen kan een zelfstandige functie hebben, bijvoorbeeld het Carel Willinkplantsoen.

  • 4.

    als een buitenruimte in andere registraties waarvan het college bronhouder is, voorkomt, en voldoet aan bovenstaande criteria voor openbare ruimte

    De BAG moet het overzicht van alle openbare ruimten geven.

  • 5.

    voor wat betreft het type weg, als deze weg voldoet aan de definitie van weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994

    De BAG kent verschillende typen openbare ruimten. Zie de Catalogus BAG Amsterdam (www.amsterdam.nl/stelselpedia), gebaseerd op de Catalogus Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2018 (Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018, p. 135, afgeleid van NEN 3610). De Beleidsregel vaststelling openbare ruimte heeft voor het vijfde criterium aansluiting gezocht voor wat betreft een openbare ruimte van het type weg, bij de definitie van weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Deze definitie is: ‘voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten’.

    Als een weg openstaat voor het openbaar verkeer, is deze weg te beschouwen als een openbare ruimte. Of een weg wel of geen eigen terrein/eigen weg betreft (= juridisch openbaarheid in de zin van de Wegenwet) is niet van belang. Als een eigen weg voor het openbaar verkeer openstaat, dan voldoet deze aan de definitie van weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 en in de zin van criterium 5 van de beleidsregel (= feitelijke openbaarheid). Nu de beleidsregel deze definitie uit de wegenverkeerswet ook toepast op het vaststellen van een weg als openbare ruimte, heeft dit als positief neveneffect: harmonisatie in wetgeving.

    Hierbij zijn twee kanttekeningen te maken. Ten eerste, het al dan niet openbare karakter dat bijvoorbeeld wegen hebben in het kader van andere wetten zoals de wegenverkeerswet, bepaalt niet of een weg kan worden vastgesteld als openbare ruimte in de zin van de Wet BAG (Kamerstukken II 2006/07, 30968, 3, p. 8-9). Het kan toch nodig zijn een openbare ruimte vast te stellen voor de BAG vanwege criterium 1, 2, 3 of 4.

    Ten tweede, de wegenverkeerswet beschouwt een brug als onderdeel van ‘weg’. De Catalogus Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2018 (Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018, p. 135) definieert het type ‘weg’ als ‘gebaand gedeelte voor het wegverkeer en vliegverkeer te land’ in navolging van NEN 3610. ‘Kunstwerk’ (waaronder brug) definieert deze catalogus niet als onderdeel van weg, maar apart als ‘civiel-technisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen en niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf’. Anderzijds wordt bij het afbakenen van openbare ruimten in de BAG dezelfde ruimte ook met verschillende openbare ruimten aangeduid, zoals een weg en een brug, of verschillende wegen die elkaar kruisen.

Naar boven