Algemene Subsidie Verordening Zaanstad 2018

De gemeenteraad van Zaanstad,

 

gelet op

  • Artikel 149 Gemeentewet

  • Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

 

Besluit vast te stellen de "Algemene Subsidie Verordening Zaanstad 2018"

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het VwEU heeft vastgesteld;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    raad: de gemeenteraad

  • -

    subsidieoverschot: (deel van het) exploitatieoverschot dat met subsidiemiddelen is gevormd;

  • -

    subsidieregeling: nadere regels krachtens deze verordening, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor een bepaald doel;

  • -

    VwEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college van burgemeester en wethouders op de beleidsterreinen die zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting.

 

Artikel 3. Uitvoering door het college

  • 1.

    Het college voert het subsidieproces uit en neemt de subsidiebesluiten.

  • 2.

    De raad delegeert de bevoegdheid tot het vaststellen van subsidieregelingen aan het college binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders. Indien het gaat om subsidieregelingen met een budget van meer dan € 250.000 wordt gebruik gemaakt van een voorhangprocedure. De voorhangprocedure is niet van toepassing in het geval de raad het budget ophoogt van een reeds door het college vastgestelde subsidieregeling, waardoor het budget van deze regeling boven een bedrag van € 250.000 uitkomt.

  • 3.

    Het college is bevoegd te besluiten over subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is.

  • 4.

    Het college besluit over het aangaan en toepassen van een aanvullende (uitvoerings) overeenkomst. Het college stelt hiertoe beleidsregels vast.

 

Artikel 4. Europese regels over staatssteun

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

 

Artikel 5. Evaluatie

Eenmaal in de vier jaren evalueert het college de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidieregelingen en de subsidieverstrekkingen en rapporteert hierover aan de raad.

 

Artikel 6. Subsidieplafond, verdeling en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad legt de beschikbare middelen per programma jaarlijks vast in de gemeentebegroting en kan hierbij subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Het college kan met inachtneming van de gemeentebegroting subsidie(deel)plafonds en de wijze van verdeling vaststellen.

  • 3.

    Indien bij het vaststellen van een subsidieplafond of in een subsidieregeling geen voorrang is bepaald, wordt het beschikbare subsidiebedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdeeld.

  • 4.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de raad, kan deze alleen worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld.

 

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt bij voorkeur digitaal ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met de activiteiten worden nagestreefd, hoe de activiteiten daaraan bijdragen, waarbij voorts het belang wordt aangegeven van de activiteiten voor de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van andere aangevraagde dan wel verleende subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3.

    Het college kan als de aanvrager een onderneming is bepalen dat gegevens en verklaringen worden overgelegd, die nodig zijn voor het bepalen van de toelaatbaarheid van de subsidie in verband met de Europese regels over staatssteun.

  • 4.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt van meer dan € 100.000, voegt een kopie van de oprichtingsakte, de statuten en het jaarverslag, de jaarrekening inclusief balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5.

    Bij subsidieregeling kan van lid 2 en lid 4 worden afgeweken.

 

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Overige aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

 

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een tijdige en volledige subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidie tijdvlak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 9 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Het college kan de beslistermijn met maximaal 9 weken verdagen. Zij doen hiervan voor afloop van de beslistermijn mededeling aan de aanvrager.

  • 5.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VwEU worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

 

Artikel 10. Weigering, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      voor zover de subsidieverstrekking een steunmaatregel zou vormen die in strijd is met artikel 107 of 108 van het VwEU;

    • b.

      In het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • c.

      indien de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met andere wettelijke voorschriften.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan het college de subsidie weigeren indien:

    • a.

      de aanvrager een bij of krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of als hij niet voldoet aan een daar gestelde voorwaarde om voor de subsidie in aanmerking te kunnen komen;

    • b.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      de te subsidiëren activiteiten al worden uitgevoerd door een andere partij;

    • e.

      de te subsidiëren activiteit geen invulling geeft aan de doelstellingen of het beleid van de gemeente Zaanstad;

    • f.

      het aannemelijk is dat de gelden niet of niet in onvoldoende mate besteed zullen worden aan de activiteiten of het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • g.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • h.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3.

    Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 11. Algemene verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college verder onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten van de begrote uitgaven en inkomsten, onder vermelding van de oorzaak van de verschillen;

    • b.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat gemaakte afspraken voortvloeiende uit een tussen gemeente en subsidieontvanger gesloten uitvoeringsovereenkomst niet kunnen worden verwezenlijkt.

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • e.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • f.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger heeft schriftelijke toestemming van het college nodig voor rechtshandelingen vermeld in artikel 4:71 van de Awb. Indien de betreffende rechtshandeling het voortbestaan van de subsidieontvanger bedreigt of aantoonbaar kan bedreigen of de belangen van de subsidieontvanger ernstig bedreigt of aantoonbaar kan bedreigen kan het college de goedkeuring in ieder geval weigeren.

 

Artikel 12. Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger beheert de middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht haar roerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van dagwaarde.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht haar onroerende zaken te verzekeren en verzekerd te houden op basis van herbouw- of vervangingswaarde.

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers gedurende de tijd dat deze voor haar werkzaam zijn te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid.

 

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Bij subsidies hoger dan € 100.000 kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Het college kan nadere eisen stellen aan de inrichting van de administratieve organisatie van de subsidieontvanger.

  • 4.

    Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      de hoogte van de contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      de hoogte van de tarieven of bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      de wijze waarop de gesubsidieerde activiteiten worden verricht;

    • d.

      een sociale wederdienst (social return on investment);

    • e.

      toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking;

    • f.

      duurzaamheid;

    • g.

      dierenwelzijn.

  • 5.

    Indien zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, en het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, is subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd.

  • 6.

    De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt berekend door de gemiddelde verhouding in percentage tussen de verleende subsidie en de overige inkomsten van de subsidieontvanger over de afgelopen 5 subsidietijdvakken toe te passen op het batig saldo. De verschuldigde vergoeding bedraagt niet meer dan het gemiddelde verleende subsidiebedrag in de afgelopen 5 subsidietijdvakken.

 

Artikel 14. Verantwoording subsidie tot en met € 5.000

  • 1.

    Subsidie tot en met € 5.000 wordt door het college direct vastgesteld, tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid.

  • 2.

    De aanvrager kan worden verplicht om aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 9 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    Bij subsidieregeling wordt bepaald of de subsidie wordt verleend of vastgesteld en op welke manier wordt aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

 

Artikel 15. Verantwoording subsidie tussen € 5.000 en € 100.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 100.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3.

    Het college kan in de subsidiebeschikking afwijken van het bepaalde in het tweede lid onder c.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of bij subsidiebeschikking kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoe verre de activiteiten zijn verricht.

 

Artikel 16. Verantwoording bij een subsidie vanaf € 100.000

  • 1.

    Bij subsidie van meer dan € 100.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in

    • a.

      bij een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      bij de overige subsidies uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). Hierin worden ook opgenomen de bezoldiging van de topfunctionarissen;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidie tijdvlak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant. Het controleprotocol van Zaanstad is bepalend voor de controleopdracht.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld of andere gegevens of stukken worden verlangd.

  • 4.

    Het college kan besluiten dat de verplichting, zoals neergelegd in het tweede lid, onder d van dit artikel, voor een bepaalde (categorie) subsidieontvangers niet gelden of andere gegevens worden verlangd.

 

Artikel 17. Onderzoek

  • 1.

    Het college controleert de getrouwheid van de in artikel 14, 15 en 16 bedoelde gegevens en kan aanvullend onderzoek (laten) verrichten om een oordeel te krijgen de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie en de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde voorwaarden en verplichtingen.

  • 2.

    De rekenkamer van de gemeente kan nadere inlichtingen vragen over de jaarrekening dan wel een aanvullende onderzoek instellen. Oogmerk kan zijn om een oordeel te krijgen over de effectiviteit en doelmatigheid van de subsidie, de rechtmatigheid van besteding en de getrouwheid van de administratie ervan.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan een controle respectievelijk een onderzoek zoals bedoeld in dit artikel en verschaft toegang tot de betreffende accommodatie en verleent inzage in de boekhouding.

 

Artikel 18. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen 9 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan een maal met ten hoogste 9 weken worden verdaagd. Het college doet hiervan vóór afloop van de in het eerste lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën van subsidies of subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

 

Artikel 19. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees staatssteunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke staatssteunkader.

 

Artikel 20. Subsidiabele loonkosten

Loonkosten boven het bezoldigingsmaximum zoals vastgelegd in artikel 2.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 21. Betaling en voorschot

  • 1.

    Betaling vindt plaats binnen 6 weken nadat de subsidie is vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan bij subsidieverlening een voorschot geven. Het college stelt beleidsregels vast voor het verstrekken van voorschot en betaling.

  • 3.

    Het college kan vorderingen op een subsidieontvanger met de betaling verrekenen.

 

Artikel 22. Maximumbedrag bij vaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt niet hoger vastgesteld dan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 2.

    Een toevoeging aan een reserve conform artikel 23 wordt gerekend tot de werkelijk gemaakte kosten.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van het eerste lid.

 

Artikel 23. Vermogensvorming subsidieontvanger

  • 1.

    Indien aan subsidieontvanger een structurele subsidie als bedoeld in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht is verleend en sprake is van een subsidieoverschot, is een toevoeging aan een reserve conform artikel 23 toegestaan als de verhouding eigen vermogen gedeeld door vreemd vermogen op 1 januari van het subsidietijdvak kleiner is dan 2.

  • 2.

    Indien de verhouding als bedoeld in het eerste lid gelijk aan of groter is dan 2 maar het eigen vermogen van de subsidieontvanger op 1 januari van het subsidietijdvak minder bedraagt dan € 100.000, is een toevoeging aan een reserve eveneens toegestaan.

  • 3.

    Het bedrag dat ingevolge het eerste of tweede lid aan een reserve toegevoegd mag worden, bedraagt maximaal 10% van het maximale subsidiebedrag dat voor het subsidietijdvak is verleend.

 

Artikel 24. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is, beslist het college.

 

Artikel 25. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    Toepassing van het eerste lid wordt gemotiveerd in de subsidiebeschikking.

 

Artikel 26. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening is voor het eerst van toepassing op de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor activiteiten die in het jaar 2019 worden uitgevoerd, ongeacht het moment waarop de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    De ASV 2014 is van toepassing op de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voor activiteiten die in of voorafgaand aan het jaar 2018 zijn of worden uitgevoerd.

  • 4.

    De Algemene Subsidie Verordening Zaanstad 2014 vervalt zodra hij is uitgewerkt.

 

Artikel 27. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Algemene Subsidie Verordening Zaanstad 2018.

 

 

Aldus besloten in de raadsvergadering van 11 oktober 2018.

Voorzitter,

Raadsgriffier,

Naar boven