Gemeenteblad van Giessenlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Giessenlanden | Gemeenteblad 2018, 233220 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Giessenlanden | Gemeenteblad 2018, 233220 | Verordeningen |
de Verordening Jeugdhulp Giessenlanden 2018
De raden van de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard
(ieder binnen de eigen bevoegdheid);
gelezen het voorstel van de gezamenlijke colleges van Giessenlanden en Molenwaard (ieder binnen de eigen bevoegdheid) over bovenstaand onderwerp;
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;
het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder en de jeugdige zelf ligt; ouders worden geacht de tot hun gezin behorende jeugdige(n) dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning te bieden ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking;
het op grond van de Jeugdwet noodzakelijk is hieromtrent regels vast te stellen:
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
Bij de individuele voorzieningen, zoals benoemd in lid 2 sub 1 van dit artikel, kan vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, worden toegekend, voor zover het naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de betreffende jeugdige.
Indien een jeugdige of zijn ouder zich meldt met een hulpvraag over opvoeden en opgroeien, niet zijnde een hulpvraag die leidt tot een eenmalig advies, voert het college zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na de melding, een onderzoek uit overeenkomstig lid 2 tot en met lid 5. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
Het college onderzoekt in een gesprek of gesprekken met de jeugdige of zijn ouder of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder ontoereikend zijn om hulp, zorg en ondersteuning aan de jeugdige te bieden naar aard en omvang voor de tijdens het onderzoek vastgestelde problemen en stoornissen.
De jeugdige of zijn ouder verstrekken aan het college voorafgaand aan of tijdens het gesprek, zoals bedoeld in lid 2, alle overige gegevens, die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouder verstrekken in ieder geval een identificatiedocument van de jeugdige als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Artikel 7. Indienen aanvraag individuele voorziening jeugdhulp
De aanvraag voor een individuele voorziening jeugdhulp kan niet eerder worden ingediend dan nadat de jeugdprofessional een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek in de vorm van het actieplan of een verslag aan de jeugdige of zijn ouder heeft verstrekt, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in artikel 5, lid 1 genoemde termijn of het actieplan niet is opgesteld binnen de in artikel 6 lid 3 genoemde termijn.
Artikel 8. Regels voor de levering van een individuele voorziening met een pgb
Jeugdhulp kan worden betrokken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk als is vastgesteld dat deze persoon behoort tot het sociaal netwerk van de jeugdige, er tevens is afgewogen of de inzet van het sociaal netwerk passend is gezien de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige of zijn ouder en is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de inzet van het sociaal netwerk.
Indien de jeugdige of zijn ouder jeugdhulp wil betrekken van een jeugdhulpaanbieder welke hogere kosten per eenheid jeugdhulp in rekening brengt dan de maximaal vastgestelde pgb tarieven Zuid-Holland Zuid welke voortvloeien uit artikel 8, dan wordt het pgb slechts verleend indien de jeugdige of zijn ouder aangeeft deze extra kosten voor eigen rekening te nemen. Dit wordt vastgelegd in het actieplan.
Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Als het college een besluit heeft ingetrokken, omdat de jeugdige of zijn ouder onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde invorderen van de jeugdige of zijn ouder, van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 12. Fraudepreventie en controle
Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader van een melding gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming, heeft verkregen, ter zake waarvan de beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar.
Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel van dit beleid is dat het college cliënten en betrokken derden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik daarvan. Ter controle van het beroep op algemene en individuele voorzieningen wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.
Het college doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de individuele voorziening en kan daarbij onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college kan daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor de aanspraak op een individuele voorziening onderzoeken.
Het college kan onderzoek doen naar de reden van de beëindiging van de aanspraak op een voorziening en op basis daarvan besluiten nemen met betrekking tot de rechtmatigheid van de voorziening en de wederzijds tussen het college en de jeugdige of zijn ouder resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
Het college kan een materiële controle en fraudeonderzoek doen bij jeugdhulpaanbieders die werken onder een contract van het college of met een contract welke is aangegaan door een jeugdige of zijn ouder voor de uitvoering van een pgb om te bepalen of de door de aanbieder in rekening gebrachte prestatie is geleverd.
Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Artikel 14. Vertrouwenspersoon
Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Het college draagt zorg voor een behoorlijke en transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen omtrent jeugdhulp vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het college evalueert eenmaal per vier jaar het gevoerde beleid, dan wel zoveel eerder als nodig als gevolg van wijziging van de wet. Het college zendt het evaluatieverslag na vaststelling daarvan naar de gemeenteraad, die op basis van het evaluatieverslag kan beoordelen of de verordening doeltreffend is en wat de effecten van het werken met de verordening in de praktijk zijn.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder afwijken van de bepalingen in deze verordening, wanneer toepassing van deze verordening of van de hieruit voortvloeiende nadere regels, wanneer toepassing ervan, leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Giessenlanden,
gehouden op 2 oktober 2018.
de griffier,
mr. A. van Dijk-van den Hoef
de voorzitter,
R.E.C. Reynvaan-Jansen
Vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering gemeente Molenwaard,
gehouden op 2 oktober 2018.
de griffier,
A.J.M. Anthonissen
de voorzitter,
D.R. van der Borg
De Verordening Jeugdhulp geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Met deze wet wordt uitgegaan van een jeugdhulpplicht door gemeenten. Het college treft een voorziening op het gebied van jeugdhulp
indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Deze voorziening wordt dan pas getroffen voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders ontoereikend zijn.
Door het instellen door het college van deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening wordt de jeugdige in staat gesteld:
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
In de Jeugdwet is in de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vastgelegd dat de gemeenteraad regels stelt bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet over:
ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden
Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder de ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet nadere regels te stellen. Deze verordening maakt hier gebruik van.
De Verordening Jeugdhulp kan niet los worden gezien van het Meerjarenperspectief dat de gemeenteraden op 14-02-2018 op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet eveneens heeft vastgesteld.
In de Verordening Jeugdhulp wordt veel gebruik gemaakt van de aanduiding ‘jeugdige of zijn ouder'. Met ‘de jeugdige of zijn ouder’ wordt de jeugdige van 16 jaar of ouder zelfstandig bedoeld, de jeugdige met één of beide ouders (in de definitie van artikel 1 van de wet: de gezaghebbend ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder) voor een jeugdige tussen de 12 en de 16 jaar, of de ouder(s) namens de jeugdige bij een jeugdige jonger dan 12 jaar.
Waar in de verordening wordt gesproken over 'zijn', wordt ook 'haar' bedoeld.
Onder het begrip ‘andere voorziening’ wordt in deze verordening een voorziening verstaan, die niet op grond van de Jeugdwet wordt getroffen, maar in het kader van maatschappelijke ondersteuning, (passend) onderwijs, werk en inkomen of zorg. Zie ook artikel 2.9, onder b, van de Jeugdwet.
De definitie van ‘pgb’ is opgenomen omdat de afkorting pgb in het spraakgebruik inmiddels meer is ingeburgerd dan voluit ‘persoonsgebonden budget’.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
Voorzieningen in de zin van de Jeugdwet zijn gerelateerd aan de drieledige wettelijke definitie van jeugdhulp. Een voorziening kan daarom een breed spectrum van verschillende soorten hulp en zorg en ondersteuning betreffen. Een beschrijving is van de voorzieningen is noodzakelijk, omdat de wetgever gemeenten opdraagt ervoor te zorgen dat de burger zich een beeld kan vormen van de gemeentelijke voorzieningen in het kader van jeugdhulp.
De gemeente bepaalt welke jeugdhulp vrij toegankelijk is, de algemene voorzieningen en welke niet, de individuele voorzieningen. Dit is geregeld in artikel 2.9 onder a. van de Jeugdwet. In de verordening is daarom opgenomen welke de algemene voorzieningen (vrij-toegankelijke) en de individuele voorzieningen zijn.
Naast de mogelijkheid om op basis van de benoemde individuele voorzieningen van lid 2 een jeugdhulpaanspraak vast te leggen, wordt met dit artikel beoogd dat er op basis van een samenstelling van voorzieningen, jeugdhulp kan worden verleend. Denk daarbij aan het bieden van een zorgprogramma waarin bijvoorbeeld verblijf, ambulante jeugdhulp en begeleiding is opgenomen. Ook het werken met zorgprofielen valt hieronder. Dit voorziet er in om aan de aanvrager een besluit te kunnen sturen op basis een zorgprofiel in plaats van een aantal separate individuele voorzieningen. De duiding van de in te zetten jeugdhulp wordt vastgelegd in het actieplan, wat samen met de aanvrager is opgesteld.
Er zijn twee algemene voorzieningen in de verordening opgenomen. Eén algemene voorziening is het jeugdteam. Het jeugdteam is een team bestaande uit jeugdhulpverleners met verschillende achtergronden. In sommige gemeenten wordt gewerkt met sociale wijkteams en dergelijke, waarvan het jeugdteam onderdeel uitmaakt of waarin het jeugdteam is ingebed. Van het jeugdteam kunnen de jeugdige of zijn ouder gebruik van maken zonder dat zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig hebben. De jeugdige of zijn ouder kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot het jeugdteam wenden.
De andere algemene voorziening is de behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie. Dit wordt ingezet door de samenwerkingsverbanden in het onderwijs. Verwijzing naar diagnostiek en de behandeling voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie wordt in gang gezet door de school waar de jeugdige onderwijs heeft.
Voor de individuele voorzieningen wordt door de jeugdprofessional, gecertificeerde instelling dan wel door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts eerst beoordeeld of de jeugdige en/of zijn ouder(s) deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben.
Vervoer naar en van de locatie van een jeugdhulpaanbieder
In de Jeugdwet is in artikel 2.3 lid 2 geregeld dat het college vervoer naar en van de locatie van een jeugdhulpaanbieder organiseert indien er een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid is. Dit artikel geeft daar invulling aan.
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
De Jeugdwet regelt dat jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts. Dit geldt zowel voor de algemene voorzieningen als de individuele voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft gecontracteerd. Het staat echter nog niet vast welke specifieke vorm van jeugdhulp een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft. In de praktijk is het de jeugdhulpaanbieder die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke hulp, zorg en ondersteuning daadwerkelijk nodig is. Bij deze beoordeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contractrelatie, maar ook de kwaliteitsafspraken in de Jeugdwet, het besluit Jeugdwet en de afspraken van zijn branche.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via het college
Een hulpvraag van een jeugdige of zijn ouder kan binnenkomen bij het college. De beslissing op de aanvraag door het college welke zorg een jeugdige of zijn ouder precies nodig heeft, komt vervolgens tot stand op basis van de informatie die in samenspraak met de jeugdige en zijn ouders door het doen van onderzoek wordt verkregen. Hoe het onderzoek wordt gedaan wordt beschreven in artikel 5.
Dit artikel is bedoeld om te waarborgen dat een zorgvuldige procedure wordt gevolgd om vast te stellen of het college een voorziening voor jeugdhulp wil inzetten.
De Jeugdwet kent geen recht op jeugdhulp. Het college heeft een jeugdhulpplicht op basis van artikel 2.3 van de Jeugdwet als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder ontoereikend zijn. In de artikelen 5 tot en met 8 is beschreven welke procedure wordt gevolgd om dit vast te stellen.
In het kader van de rechtmatigheid wordt de identiteit van de jeugdige vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
De beslissing door het college welke jeugdhulp een jeugdige wordt toegekend, komt tot stand op basis van de informatie die in samenspraak met de jeugdige en zijn ouder wordt verkregen. Hierbij is de deskundigheid van het jeugdteam leidend om te komen tot een advies welke jeugdhulp nodig is. Zo nodig worden andere deskundigen ingeschakeld om te komen tot een deskundige afweging.
Hiermee kan ten onrechte de schijn worden gewekt dat het telkens om een uitvoerig, onnodig bureaucratische proces gaat. Dit is echter geenszins de bedoeling. Het onderzoek kan afhankelijk van de strekking van de vraag meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van één of meerdere opeenvolgende gesprekken. Een onderzoek is uiteindelijk wel in enige vorm nodig, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag zijn onderzocht. Daarvoor zijn ook de artikelen over het verslag en actieplan (artikel 6) en indienen aanvraag (artikel 7) opgenomen met het oog op een zorgvuldige procedure en in het belang van een zorgvuldige dossiervorming.
In de gezondheidszorg bestaat de mogelijkheid om een second opinion aan te vragen als men wil weten wat de mening is van een andere dan de eigen hulpverlener over een bepaalde hulpvraag. Een dergelijke second opinion is ook mogelijk bij aanvragen voor jeugdhulp, als de jeugdige en/of zijn ouder het niet eens is met advies van de jeugdprofessional dat wordt gegeven in opvolging van de hulpvraag. Een second opinion kan plaatsvinden binnen het betreffende jeugdteam, maar ook bij een ander jeugdteam uit de regio Zuid-Holland Zuid.
Artikel 6. Verslag en actieplan
Dit artikel is opgenomen in het belang van zorgvuldige dossiervorming. Een goede weergave van het onderzoek maakt het voor het college mogelijk een passende beslissing te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de jeugdige of zijn ouder. De weergave van het onderzoek varieert met de uitgebreidheid van het onderzoek. Dit artikel heeft zeker niet de bedoeling de procedure onnodig lang en zwaar te maken, als de problematiek van de jeugdige of zijn ouder dit niet billijken. De weergave van het onderzoek kan bijvoorbeeld heel beperkt zijn als de jeugdige en zijn ouder van mening zijn goed geholpen te zijn en de uitkomst is dat geen aanvraag van een individuele voorziening noodzakelijk is. In deze gevallen wordt er zo nodig alleen een verslag van het gesprek aan de jeugdige en zijn ouder overhandigd.
Bij meer complexe onderzoeken, waarbij tevens de uitkomst is dat er een individuele voorziening nodig is, dat wil zeggen jeugdhulp uit de regionale zorgmarkt, wordt dit vastgelegd in een actieplan. Het actieplan kan tevens door de jeugdige en zijn ouder worden gebruikt om een aanvraag in te dienen. Door ondertekening van het actieplan door de jeugdige of zijn ouder wordt dit bekrachtigd, zie verder artikel 7.
Artikel 7. Indienen aanvraag individuele voorziening jeugdhulp
Er is voor gekozen om de aanvraagprocedure eenduidig te laten zijn door het onderzoek van het jeugdteam altijd vooraf te laten gaan aan de aanvraag van een individuele voorziening. Hierdoor wordt inzichtelijk of en zo ja de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en het college is gehouden een voorziening jeugdhulp te treffen. Deze werkwijze is gelijk aan de Wmo.
De aanvraag voor een individuele voorziening wordt altijd schriftelijk ingediend. Het ondertekende actieplan kan hiervoor worden gebruikt. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te krijgen, dat wil zeggen dat de jeugdige een brief krijgt waarin is vastgelegd welke jeugdhulp uit de regionale zorgmarkt is toegekend.
In de Verordening Jeugdhulp is geen termijn opgenomen om te beslissen op de aanvraag. De termijnen uit de Awb gelden onverkort, dat wil zeggen dat de beslistermijn 8 weken is nadat de aanvraag is ingediend, zoals in artikel 4:13 van de Awb is bepaald. Als de beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, wordt dit binnen deze termijn aan de jeugdige of zijn ouder meegedeeld. Daarbij wordt de termijn genoemd waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14, derde lid, van de Awb). Deze termijnen zijn maximumtermijnen. Als de voorziening eerder kan worden verleend, heeft dat de voorkeur.
Artikel 8. Regels voor de levering van een individuele voorziening met een pgb
In artikel 8.1.1. van de Jeugdwet is vastgelegd dat aan de jeugdige een pgb verstrekt kan worden. De voorwaarde is dat zij moeten kunnen motiveren waarom de jeugdige of zijn ouder de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend vinden. Het pgb stelt de jeugdige of zijn ouder in staat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort zelf te organiseren. Dit kan onder de voorwaarde dat de jeugdhulp die de jeugdige van het pgb wil betrekken, van goede kwaliteit is.
De gemeenteraad heeft de opdracht de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt bepaald in de verordening vast te leggen. Dit is geregeld in dit artikel.
Als de jeugdige of zijn ouder met een pgb een jeugdhulpaanbieder willen contracteren die een hoger tarief per eenheid jeugdhulp vraagt dan wordt vergoed, is dit mogelijk. De meerkosten boven het vergoede tarief worden de jeugdige of zijn ouder zelf betaald. Dit wordt vastgelegd in het actieplan.
Artikel 10. Inhoud beschikking
Als de jeugdige of zijn ouder een aanvraag bij het college indienen, verstuurt het college een schriftelijke beschikking. De beschikking is het besluit waardoor de jeugdige of zijn ouders weten welke voorziening is toegekend. Dit is zowel van toepassing voor de voorzieningen die in natura worden toegekend als via een pgb.
De jeugdige of zijn ouder kunnen tegen de beschikking bezwaar maken, als zij het niet eens zijn met de toekenning of afwijzing. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daaropvolgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen.
Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Als het de jeugdige of zijn ouder redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat er feiten en omstandigheden, of daarin opgetreden wijzigingen, zijn die van invloed kunnen zijn op de toekenning van de individuele voorziening of het daaraan gekoppelde pgb, dienen zij dit direct aan het college te melden. Verstrekken zij niet direct uit eigen beweging of op verzoek van het college alle gevraagde inlichtingen en bewijsstukken, dan kan dat gevolgen hebben voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde pgb.
Het college kan niet alleen bij een aanvraag, maar ook in andere stadia concrete informatie en bewijsstukken van de belanghebbende vragen. Het behoort tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of persoonsgebonden budgetten. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan.
Artikel 12. Fraude en handhaving
De jeugdige of zijn ouder hebben de verplichting om relevante wijzigingen te melden, die kunnen leiden tot een wijziging van de toekenning. Dit is geregeld in artikel 11.Dit artikel gaat nader op het voeren van onderzoek door het college om zelf te kunnen vaststellen of er rechtmatig van een voorziening door een jeugdige of zijn ouder gebruik is gemaakt. Ook het onderzoek naar de rechtmatige besteding van jeugdhulpmiddelen door jeugdhulpaanbieders wordt geregeld.
Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door derden laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Voor jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering moeten bij verordening regels worden vastgesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de jeugdhulp, een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering wordt in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven rekening dient te houden. Hiermee wordt een reële kostprijs voor de activiteiten. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.
Artikel 14. Vertrouwenspersoon
Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld, waarbij onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid belangrijke factoren zijn voor een goede invulling van deze functie.
Met een vertrouwenspersoon wordt daarnaast ook wel bedoeld iemand die het vertrouwen van de hulpvrager heeft en die de hulpvrager met raad en daad terzijde staat (belangenbehartiger). Op deze vertrouwenspersoon heeft de verordening geen betrekking. De hulpvrager kan een dergelijke vertrouwenspersoon meenemen naar gesprekken e.d. Als daaraan kosten zijn verbonden, dan zijn die voor eigen rekening van de hulpvrager. De toegang tot de onafhankelijke vertrouwenspersoon is kosteloos.
De gemeente is op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
In hoofdstuk 9 van de Awb zijn de regels vastgelegd over klachtbehandeling en de mogelijkheid om na de afhandeling van de klacht de bevoegde ombudsman te verzoeken een onderzoek in te stellen. Daarom wordt in deze verordening volstaan met dit artikel.
Daarnaast verplicht de Jeugdwet in artikel 4.2.1. e.v. de jeugdhulpaanbieders een klachtenregeling op te stellen. In de regel wordt eerst de jeugdhulpaanbieder aangesproken bij klachten over de wijze van behandeling. Pas wanneer dit klachtrecht niet bevredigend is, of bij gedragingen van gemeenteambtenaren, dan komt de gemeentelijke klachtmogelijkheid in zicht.
Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap
In het eerste lid wordt verwezen naar de, in artikel 150 van de Gemeentewet, vastgestelde inspraakverordening. Zo wordt gewaarborgd dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere beleidsterreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen.
Met het vierde lid wordt het aan het college overgelaten om de exacte invulling van de medezeggenschap vorm te geven.
Het college evalueert eenmaal per beleidsperiode het gevoerde beleid. Het college zendt het evaluatieverslag na vaststelling daarvan naar de gemeenteraad, die op basis van het evaluatieverslag kan beoordelen of de verordening doeltreffend is en wat de effecten van het werken met de verordening in de praktijk zijn. Zo nodig worden aanpassingen in de verordening doorgevoerd. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de regels van de gemeente passend blijven bij ontwikkelingen die lokaal, regionaal of landelijk zich kunnen voordoen.
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een besluit te nemen in afwijking van deze verordening. Het college kan dit doen als het volgen van de verordening zou leiden tot een zeer onwenselijke gezinssituatie of situatie voor jeugdige.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-233220.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.