4de wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SLUIS

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 11 september 2018;

 

gelet op de artikelen 147, 149 en 151c van de Gemeentewet;

 

gezien het positieve advies van de Commissie Ruimte/AB d.d. 9 oktober 2018;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de 4de wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis;

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.

e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;

g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

j. Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, eerste lid, van de Bouwverordening;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

B

Artikel 2:25 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:25 Evenement

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. het voorkomen of beperken van overlast;

c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

d. de zedelijkheid of gezondheid;

e. milieu

3. De burgemeester kan categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor de vergunningplicht, onder lid 1, niet geldt.

4. De vergunningsplicht onder lid 1, geldt niet voor een klein evenement.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. het voorkomen of beperken van overlast;

c. de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

d. de zedelijkheid of gezondheid;

e. milieu.

4. De burgemeester kan categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor de vergunningplicht, onder lid 1, niet geldt.

5. De vergunningsplicht onder lid 1, geldt niet voor een klein evenement.

6. Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

7 . Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

C

Artikel 2:32 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor openbare verkopingen of veilingen.

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar,aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

D

Artikel 2:37 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:37 Nachtregister

De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat ingericht is volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

 

Artikel 2:37 Nachtregister

1. De houder van een inrichting is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

2. De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht het in het eerste lid bedoelde register aan de burgemeester over te leggen op een door de burgemeester te bepalen wijze.

E

Artikel 2:45 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

2. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke

1. Het is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken, grasperken of buiten de daarin gelegen wegen of paden.

2. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht

F

Artikel 2:50 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

G

Artikel 2:58 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

1. De eigenaar of houder van een hond of paard die zich begeeft op een openbare plaats is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond of dat paard onmiddellijk worden verwijderd.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleide- of hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

1. De eigenaar of houder van een hond of paard die zich begeeft op een openbare plaats is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond of dat paard onmiddellijk worden verwijderd.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleide- of hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

3. De eigenaar of houder van een hond dient daartoe een deugdelijke voorziening bij zich te hebben waarin of waarmee hij/zij de uitwerpselen kan meenemen en dient deze voorziening op eerste vordering te tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "deugdelijke voorziening" verstaan een voorwerp waarmee uitwerpselen op een hygiënisch verantwoorde wijze opgeraapt kunnen worden, alsmede een voorwerp waarin de uitwerpselen op een hygiënisch verantwoorde wijze kunnen worden meegenomen, zoals een hondenpoepzakje of een hondenpoepschepje.

H

Artikel 2:59 lid 1 sub b wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

I

Na artikel 2:59 wordt een artikel 2:59a ingevoegd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings- , opsporings - en verdedigingswerk.

2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

a. op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

b. het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

c. het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

J

Artikel 2:75 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:35 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 5:35 van de Algemene Plaatselijke Verordening groepsgewijs niet naleven.

K

Artikel 2:78 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbodopleggenom zich gedurende 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar, of in de nabijheid waarvan, de gedragingen hebben plaatsgehad.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzie van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbodopleggenom zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste 8 weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de gedragingen hebben plaatsgehad.

3. Een verbod krachtens het tweede lid kan slechts worden opgelegd als de strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen binnen 6 maanden na het opleggen van een eerder verbod, opgelegd op grond van het eerste of tweede lid, zijn geconstateerd.

4. Het verbod is niet van toepassing op personen, die in het aangewezen gebied:

a. zich bevinden in een middel van openbaar vervoer;

b. aldaar werkzaam zijn;

c. aldaar woonachtig zijn;

d. een aantoonbaar redelijk belang hebben om zich in dit gebied op te houden.

5. Onverminderd het in het vierde lid bepaalde kan de burgemeester de in het eerste of tweede lid gestelde verboden beperken, als dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1.De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

2.Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevelgeven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

3.Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

L

Artikel 3:7 lid 1 sub i onder 1° wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene plaatselijke verordening Sluis;

Artikel 3:7 Weigeringsgronden

1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis;

M

Artikelen 4:5a en 4:5b worden als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:5a (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.

Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.

Artikel 4:5b (Geluid)hinder door motorvoertuigen

1. Het is verboden van een motorvoertuig in de open lucht de motor in werking te hebben, anders dan voor het onmiddellijk berijden van het motorvoertuig noodzakelijk is.

2. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 te laden of te lossen tussen 19.00 uur en 07.00 uur, indien daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.

Artikel 4:5a Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen

Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.

N

Artikel 5:1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens, rolstoelen; parkeren:

b. parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac , van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

(Vervallen)

 

 

 

 

 

 

 

 

O

Na artikel 5:12 wordt een artikel 5:12a ingevoerd luidende:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:12a Parkeren anders dan op de rijbaan

1. Het is verboden een voertuig te parkeren op een door het college aangewezen, niet tot de rijbaan behorend weggedeelte.

2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam.

P

Artikel 5:13 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in wordt gehouden:

a. in besloten kring, of;

b. door een instelling met een CBF-keurmerk, of;

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

a. in besloten kring;

b. door een instelling die is ingedeeld in het door het CBF voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde landelijke collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de gegeven voorwaarden plaatsvindt;

c. door een andere, door het college aangewezen instelling.

4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Q

Artikel 5:25 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

 

1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de P rovinciale vaarwegenverordening of de P r ovinciale landschapsverordening .

4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

R

Artikel 5:26 komt te vervallen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

1. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening [...].

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

(Vervallen).

S

Artikel 5:27 komt te vervallen:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

(Vervallen).

T

Artikel 6:1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Hoofdstuk 6 Straf- , overgangs - en slotbepalingen

Artikel 6:1 Straf bepaling

1. Overtredingen van de in deze verordening gestelde geboden en verboden en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. Overtreding van het bij of krachtens artikel 2:1 bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid, en 4:11, eerste lid.

 

Hoofdstuk 6. Sanctie- , overgangs - en slotbepalingen

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

1. Overtredingen van de in deze verordening gestelde geboden en verboden en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. Overtreding van het bij of krachtens artikel 2:1 bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid, en 4:11, eerste lid.

4. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

U

Artikel 6:6 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Sluis.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sluis.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 oktober 2018.

Sluis,

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier, De voorzitter,

mr. P.T.G. Claeijs mr. M.M.D. Vermue

Naar boven