Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer

Z-2018/038164

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer,

gelezen het advies van afdeling Sociale Voorzieningen van 5 september 2018;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Aalsmeer 2017;

besluiten vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • CAK: Het CAK berekent en incasseert de bijdragen in de kosten voor de Wmo 2015.

  • College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer.

  • Dienst: de maatwerkvoorzieningen hulp bij het huishouden individuele begeleiding, dagstructurering en respijtzorg.

  • Maatwerkvoorziening: levert in de vorm van een voorziening in natura of Pgb een passende bijdrage aan participatie en zelf redzaamheid en is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.

  • Medisch begeleider: een persoon die noodzakelijke en/of medische handelingen verricht bij de persoon die gebruik maakt van het collectief vervoer.

  • Persoonlijk plan: Plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a. tot en met g. van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.

  • Regiotaxi: collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur.

  • Voorliggende voorziening: Algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag van de cliënt wordt tegemoet gekomen. Bijvoorbeeld een wettelijke voorziening op grond van de Wlz en Zorgverzekeringswet.

  • Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • Wlz: Wet langdurige zorg.

Artikel 2. Vooronderzoek en gesprek

  • 1.

    Het college doet zo spoedig mogelijk na een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning een onderzoek - in de vorm van een gesprek – waarbij mantelzorgers en desgewenst familie kunnen worden betrokken.

  • 2.

    Voor de start van het onderzoek heeft de cliënt de mogelijkheid om binnen 7 dagen na de melding een persoonlijk plan in te dienen.

  • 3.

    Het college onderzoekt in een vooronderzoek of een gesprek of eigen mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheid om met hulp van gebruikelijke zorg, het sociale netwerk of met mantelzorg, alle voorliggende en algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen – voorbeelden zijn een maaltijdvoorziening en boodschappenservice, kinderopvang en ouderschaps- en zorgverlof, de woningbouwvereniging, zorg en ondersteuning (thuis) op grond van de Wlz en de Zorgverzekeringswet – of een combinatie van genoemde mogelijkheden leidt tot het gewenste resultaat.

  • 4.

    Als al het voorafgaande niet geheel geleid heeft tot het gewenste resultaat, zet het college een maatwerkvoorziening in. Er wordt gekeken naar de persoonskenmerken van de cliënt en waar de essentiële doelen en omgevingsfactoren uit bestaan.

Artikel 3. Eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Voor maatwerkvoorzieningen in natura of Pgb geldt een bijdrage in de kosten. De bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is de bijdrage in de kosten ten behoeve van begeleiding, lager dan de kostprijs verschuldigd bij een voorziening in natura of Pgb.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 geldt de bijdrage niet voor:

    • a.

      rolstoelvoorzieningen;

    • b.

      maatwerkvoorzieningen voor minderjarige cliënten, niet zijnde woningaanpassingen;

    • c.

      maatschappelijk werk;

    • d.

      respijtzorg;

    • e.

      hulpmiddelen die in een gemeenschappelijke ruimte van een woongebouw geplaatst worden.

  • 4.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of Pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 5.

    Zowel bij een Pgb als een maatwerkvoorziening in natura berekent het CAK de hoogte van de bijdrage en int het bedrag.

  • 6.

    In het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer is vastgelegd hoe de hoogte van de bijdrage in de kosten voor begeleiding en overige maatwerkvoorzieningen berekend wordt.

Artikel 4. Eigen bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Voor algemene voorzieningen kan een eigen bijdrage gehanteerd worden die kostendekkend mag zijn. De hoogte van een eventuele eigen bijdrage voor een algemene voorziening wordt vastgelegd in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

Artikel 5. Persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1.

    Een Pgb is een geldbedrag bedoeld om zelf een maatwerkvoorziening aan te schaffen of te betalen.

  • 2.

    Een Pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de in te kopen diensten en hulpmiddelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt, zoals bedoeld in artikel 2.3.6. van de wet.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de kwaliteit zoals bedoeld in lid 2, weegt het college mee of de hulpmiddelen en diensten in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het Pgb wordt verstrekt.

  • 4.

    Een richtlijn voor de bedragen die in de vorm van een Pgb worden verstrekt, wordt vastgelegd in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

  • 5.

    De cliënt dient voor de jaarlijkse tegemoetkoming voor het voldoen van het onderhoudscontract en de verzekering van een hulpmiddel een onderhoudsnota te overleggen.

Hoofdstuk 2. Resultaat 1: een huishouden voeren

Artikel 6. Beoordelen van resultaat 1

Te bereiken resultaten voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat onder andere uit het kunnen wonen in een huis dat schoon en leefbaar is, kunnen voorzien in de dagelijks benodigde levensbehoeften en activiteiten, de zorg voor kinderen die tot het gezin behoren.

Artikel 7. Hulp bij het huishouden

  • 1.

    De cliënt kan voor hulp bij het huishouden in aanmerking komen indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of beperking; en

    • b.

      problemen met de inzet van gebruikelijke zorg en mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

  • 2.

    Met het oog op het voeren van een huishouden kan voor de cliënt een maatwerkvoorziening getroffen worden.

    • a.

      voor het huishoudelijke werk ten aanzien van de woonkamer, in gebruik zijnde slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimte(n), exclusief de tuin;

    • b.

      ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen en toiletartikelen, alsmede het bereiden van (brood)maaltijden;

    • c.

      ten aanzien van het wassen, zo nodig strijken en opruimen van kleding; of

    • d.

      ten aanzien van het - tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van structurele maatregelen – vervangen van de ouder voor de dagelijkse gebruikelijke zorg, onder andere het toezicht houden op de in het huishouden aanwezige kinderen;

    • e.

      ten aanzien van signalering en overname van regie over het huishouden.

  • 3.

    Van inwonende kinderen wordt in het kader van gebruikelijke zorg, mits zij niet overbelast of gehandicapt zijn, per leeftijdsgroep de volgende bijdrage aan het huishouden verwacht.

    • a.

      Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

    • b.

      Kinderen van 5 tot 12 jaar kunnen naar hun mogelijkheden worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

    • c.

      Kinderen vanaf 13 jaar kunnen naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, zoals opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

    • d.

      Vanaf 18 jaar wordt verwacht dat iemand de huishoudelijke taken kan uitvoeren behorende bij een eenpersoonshuishouden (vergelijkbaar met een uitwonende student);

    • e.

      Vanaf 23 jaar wordt men als volwassen beschouwd en wordt men in staat geacht een ouder volledig te vervangen in het huishouden.

  • 4.

    Gemeenschappelijke ruimten behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

  • 5.

    De omvang van Hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren per week.

  • 6.

    Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met (dreigende) overbelasting van een mantelzorger.

Hoofdstuk 3. Resultaat 2: verplaatsing in en om een geschikte woning

Artikel 8. Beoordelen van resultaat 2

Te bereiken resultaten voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat onder andere uit het kunnen wonen en verplaatsen in en om een huis dat voor dagelijks gebruik bereikbaar, toegankelijk, doorgankelijk en bruikbaar is.

Artikel 9. Woonvoorzieningen

  • 1.

    De cliënt kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of beperking; en

    • b.

      er is sprake van een langdurige situatie (in de regel meer dan zes maanden).

  • 2.

    Met het oog op normaal gebruik van de woning kan een maatwerkvoorziening ingezet worden om de woonkamer, het slaapvertrek, de keuken, sanitaire ruimte(n), eventueel een berging, terras of balkon van een woning te bereiken en te gebruiken.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening wordt toegekend, indien:

    • a.

      de noodzaak voor de voorziening het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de, op grond van de beperkingen, op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden of verhuisd is naar een Wlz-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

    • e.

      er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

  • 4.

    Een woningaanpassing wordt verstrekt voor ten minste zeven jaar en wordt daarna pas vervangen als de aanpassing niet meer voldoet.

  • 5.

    Aanpassingen die zonder noemenswaardige meerkosten bij de bouw of renovatie van de woning hadden kunnen worden meegenomen, worden niet vergoed.

  • 6.

    Cliënten kunnen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen wanneer sprake is van aantoonbare beperkingen met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen afzondering kan leiden tot een situatie waarin de belanghebbende tot rust kan komen. Bijvoorbeeld een uitraaskamer.

Artikel 10. Verhuis- en inrichtingskostenvergoeding

  • 1.

    Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding kan worden toegekend als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is.

  • 2.

    Bij een verhuizing die te verwachten en te voorspellen was vanwege bekende beperkingen dient rekening gehouden te zijn met verhuiskosten en wordt er geen verhuis- of inrichtingskostenvergoeding toegekend.

  • 3.

    Geen verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt toegekend indien:

    • a.

      de klant een kamer huurt of indien de klant bij de ouders inwoont en voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      er sprake is van een verhuizing naar een (Wlz)instelling;

    • c.

      er geen sprake is van een verhuizing op grond van ergonomische redenen; of

    • d.

      er sprake is van een verhuizing naar een inadequate woning, of een verhuizing naar een inadequate woning in het verleden.

  • 4.

    Indien de kosten van bouwkundige aanpassingen hoger zijn de verhuiskostenvergoeding kan het college het aanpassen van de huidige woning afwijzen en kent in dat geval een verhuiskostenvergoeding toe, mits er geen sprake is van in het derde lid genoemde omstandigheden.

  • 5.

    Een toegekende verhuis- en inrichtingskostenvergoeding wordt pas uitbetaald als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de woning voldoet aan de in de beschikking genoemde eisen; of

    • b.

      de cliënt voorafgaand aan het reageren op een woning contact heeft opgenomen met het college en het college de woning akkoord heeft bevonden als zijnde een adequate of goedkoop adequaat te maken woning.

  • 6.

    De hoogte van de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

Artikel 11. Woningsanering

  • 1.

    Een tegemoetkoming kan voor woningsanering worden toegekend voor gestoffeerde woonruimten (vloer- en raambedekking) waar men langere tijd verblijft, te weten de woon- en slaapkamer.

  • 2.

    Alleen in die gevallen dat artikelen nog niet zijn afgeschreven, niet aan algemeen gebruikelijke vervanging toe zijn en het medisch gezien noodzakelijk is dat deze direct vervangen worden, kan het college besluiten een financiële tegemoetkoming te verlenen.

  • 3.

    Geen vergoeding wordt verstrekt:

    • a.

      indien de belanghebbende bij aanschaf van een artikel redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op de betreffende stoffen reageert; of

    • b.

      bij een verhuizing waarbij de inrichtingskosten na de verhuizing algemeen gebruikelijk zijn.

Artikel 12. Hoofdverblijf en bezoekbaar maken

  • 1.

    Een (woon)voorziening wordt slechts verleend indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    Voor iemand die in een (Wlz)instelling verblijft, kan één woning bezoekbaar worden gemaakt, om de partner of de ouders te kunnen bezoeken.

  • 3.

    Het bezoekbaar maken van de woning houdt in het toegankelijk maken van de entree van de woning, het bereiken van de woonkamer en het mogelijk maken van de toiletgang.

  • 4.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

Artikel 13. Aanpassingen in seniorencomplexen of gebouwen gericht op inwoners met een beperking

  • 1.

    Als het woongebouw een (Wlz)instelling betreft, worden geen individuele aanpassingen in of aan de eigen woonruimte via de wet vergoed.

  • 2.

    Als aanpassingen in of aan de woning aanwezig zijn, gezien de doelgroep waarvoor de woningen bedoeld zijn, worden geen individuele aanpassingen via de wet vergoed.

Artikel 14. Aanpassingen van woonwagens of woonschepen

  • 1.

    Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen of woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen of woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente, op de standplaats stond;

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een huisvestingsvergunning als bedoeld in de Huisvestigingswet.

Artikel 15. Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot

waardestijging van de woning, dient dit bij verkoop van deze woning binnen een periode van vijftien jaar na gereedmelding van de voorziening aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het door het college vastgestelde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 16. Rolstoelvoorzieningen

  • 1.

    Het doel van het verstrekken van een rolstoelvoorziening is dat de cliënt met de rolstoel in staat wordt gesteld zich binnen en buiten de woning (al dan niet) zelfstandig te kunnen verplaatsen.

  • 2.

    De cliënt kan voor een rolstoelvoorziening in aanmerking komen indien:

    • a.

      sprake is van aantoonbare beperkingen; en

    • b.

      er sprake is van een langdurige situatie (in de regel meer dan zes maanden);

    • c.

      de noodzaak tot (dagelijks) zittend verplaatsen in en om de woning in belangrijke mate aanwezig is.

  • 3.

    Een rolstoel wordt verstrekt voor ten minste zeven jaar en wordt daarna pas vervangen als de rolstoel niet meer voldoet.

  • 4.

    Tussentijdse vervanging vindt plaats bij veranderde medische situaties óf als de leverancier aangeeft dat de rolstoel voortijdig is afgeschreven en de gemeente met de afschrijving akkoord gaat.

Hoofdstuk 4. Resultaat 3: lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17. Beoordelen van resultaat 3

Het te bereiken resultaat voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van lokale verplaatsing per vervoermiddel bestaat uit het doen van dagelijkse boodschappen en het deelnemen aan het leven van alledag, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Artikel 18. Vervoersvoorzieningen en regiotaxi

  • 1.

    Bij de beoordeling van de noodzaak van een vervoersvoorziening onderzoekt het college waar de individuele vervoersbehoefte uit bestaat en of deze behoefte ingevuld kan worden met de regiotaxi.

  • 2.

    Als de vervoersbehoefte van de cliënt ingevuld wordt met de regiotaxi, kan de cliënt en een medisch begeleider gebruik maken van dit vervoer. De cliënt en eventueel een begeleider betaalt een bijdrage. De medisch begeleider reist gratis.

  • 3.

    De tarieven voor de regiotaxi worden vastgesteld in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

  • 4.

    Indien de regiotaxi niet mogelijk is, kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming en een Pgb verstrekken.

  • 5.

    Een vervoersvoorziening in het kader van bovenregionaal vervoer kan worden verstrekt indien

    • a.

      in de eigen directe woon- en leefomgeving weinig tot geen sociale contacten zijn waardoor men niet deelneemt aan het sociale leven en het niet hebben van de bovenregionale contacten tot sociale vereenzaming zou kunnen leiden;

    • b.

      het bovenregionaal contact wezenlijk is én niet op een andere wijze ingevuld kan worden.

  • 6.

    Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming voor een vervoersprobleem moet er sprake zijn van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden.

Artikel 19. Sportvoorziening

  • 1.

    De door het college ter compensatie van beperkingen bij sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit een tegemoetkoming in de kosten van een sportvoorziening.

  • 2.

    Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als gemaximeerde tegemoetkoming, voor een periode van drie jaar. De hoogte van de tegemoetkoming is opgenomen in het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

  • 3.

    Na indicatie en het overleggen van de nota wordt de tegemoetkoming voor een sportvoorziening ineens uitgekeerd. Met dit bedrag wordt de klant geacht zelf een sportvoorziening aan te schaffen én voor drie jaar voor onderhoud en verzekering zorg te dragen.

  • 4.

    De cliënt komt in aanmerking voor een sportvoorziening als hij door de aard van hun ziekte of beperking hierop langdurig (langer dan zes maanden) aangewezen is.

Hoofdstuk 5. Resultaat 4: de dagelijkse activiteiten en dagstructurering

Artikel 20. Beoordelen van resultaat 4

  • 1.

    Het te bereiken resultaat voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van het uitvoeren van de gangbare dagelijkse activiteiten bestaat onder andere uit het ondersteunen bij, overnemen van of oefenen met het aanbrengen van structuur in en het voeren van regie over de dagelijkse activiteiten. Met zoveel mogelijk zelfregie en zelfredzaamheid als doel en ter voorkoming van overlast en overbelasting van mantelzorgers.

  • 2.

    Het te bereiken resultaat voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van de dag invulling bestaat onder andere uit arbeidsmatige, creatieve of andere activiteiten waarbij het aanleren en behouden van handelingen en vaardigheden worden beoogd met zoveel mogelijk zelfregie en zelfredzaamheid als doel en ter voorkoming van overlast en overbelasting van mantelzorgers.

Artikel 21. Individuele begeleiding

  • 1.

    Met het oog op gangbare dagelijkse activiteiten, het organiseren van het huishouden en de administratie kan de cliënt voor individuele begeleiding in aanmerking komen als hij:

    • a.

      door lichamelijke, cognitieve of psychische beperkingen;

    • b.

      beperkingen in de zelfredzaamheid niet of nauwelijks in staat is tot regievoering, planning van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het zelfstandig nemen van besluiten, structureren van de dag en/of het organiseren van sociale contacten om sociaal isolement te voorkomen.

  • 2.

    Met het oog op de gangbare dagelijkse activiteiten het organiseren van het huishouden en de administratie kan voor de cliënt een maatwerkvoorziening getroffen worden voor

    • a.

      het stimuleren van en toezicht houden bij, het ondersteunen bij, het oefenen met en/of het overnemen van het organiseren van deelname aan activiteiten in het dagelijks leven;

    • b.

      het stimuleren van en toezicht houden bij, het ondersteunen bij, het oefenen met en/of het overnemen van het voeren van de huishouding waaronder een beheren van geld en het voeren van de administratie;

    • c.

      het stimuleren van en toezicht houden bij, het ondersteunen bij en/of het oefenen met de opbouw van sociale contacten en met als doel het voorkomen van een sociaal isolement;

    • d.

      het stimuleren van en toezicht houden bij en het ondersteunen bij de eigen (persoonlijke) verzorging door de cliënt waar dat mogelijk is en waarbij de cliënt zoveel mogelijk zelf de regie behoudt over de verzorging; of

    • e.

      het bieden van toezicht.

  • 3.

    De individuele begeleiding wordt in uren per week uitgedrukt en er worden doelen gesteld. De omvang, de frequentie en de activiteiten zijn afhankelijk van de aard en complexiteit van de problematiek en de mate van regie die de cliënt heeft.

Artikel 22. Dagstructurering

  • 1.

    Met het oog op de daginvulling kan de cliënt voor dagstructuring in aanmerking komen als hij:

    • a.

      door lichamelijke, cognitieve of psychische beperkingen;

    • b.

      beperkingen in de zelfredzaamheid niet of nauwelijks in staat is tot regievoering, planning van activiteiten, regelen van dagelijks zaken, het zelfstandig nemen van besluiten, structureren van de dag en/of het organiseren van sociale contacten om sociaal isolement te voorkomen.

  • 2.

    Met het oog op een arbeidsmatige, creatieve of andere daginvulling kan voor de cliënt een maatwerkvoorziening getroffen worden voor:

    • a.

      het stimuleren van sociale contacten en het voorkomen van een sociaal isolement;

    • b.

      het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers;

    • c.

      het leren omgaan met lichamelijke, cognitieve of psychische beperkingen;

    • d.

      het handhaven en bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk functioneren;

    • e.

      het voorkomen van achteruitgang in lichamelijke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden en handelingen;

    • f.

      het aanleren en/of onderhouden van arbeidsvaardigheden afgestemd op de interesses en mogelijkheden van de cliënt; of

    • g.

      het voorkomen van onveilige situaties en overlast.

  • 3.

    De dagstructuring wordt in dagdelen per week en in doelen uitgedrukt. De frequentie en de activiteiten zijn afhankelijk van de aard en complexiteit van de problematiek en de mate van regie die de cliënt heeft.

Hoofdstuk 6. Resultaat 5: voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers

Artikel 23. Beoordelen van resultaat 5

Het te bereiken resultaat voor maatschappelijke ondersteuning ten aanzien van het voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers van cliënten die in de eigen woningomgeving permanent toezicht behoeven bestaat onder andere uit het tijdelijk overnemen van dagelijkse zorgtaken.

Artikel 24. Respijtzorg

  • 1.

    Met het oog op het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers kan voor de cliënt een maatwerkvoorziening getroffen worden in de vorm van een logeervoorziening in een (Wlz)instelling of een andere vorm van respijtzorg.

  • 2.

    Met het oog op het voorkomen van overbelasting bij mantelzorgers kan voor de cliënt een maatwerkvoorziening getroffen worden als;

    • a.

      de cliënt geen aanspraak heeft op de functie verblijf en daarmee samenhangende zorg op grond van de Wlz;

    • b.

      de mantelzorger onevenredig zwaar wordt belast waardoor gevaar van overbelasting of plaatsing van de cliënt in een (Wlz)instelling dreigt.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 25. Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 26. Hardheidsclausule.

Van deze beleidsregels kan ten gunste van de aanvrager worden afgeweken indien sprake is van een uitzonderlijke situatie, waarin toepassing van het beleid voor de aanvrager onevenredig zware gevolgen zou hebben.

Artikel 27. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na de bekendmaking. Tegelijkertijd worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer van 22 november 2016 ingetrokken.

  • 2.

    De beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Aalsmeer.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 september 2018.

De secretaris,

de heer F.L. Romkema

De burgemeester,

dhr. J.J. Nobel

Naar boven