Gemeenteblad van Almelo
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almelo | Gemeenteblad 2018, 22858 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almelo | Gemeenteblad 2018, 22858 | Verordeningen |
Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.
2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.
3. In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
2. Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
b. stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
d. stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en intrekken van de toestemming tot exploitatie.
3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
5. Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
a. prioriteit hoog: maximaal 1 maand;
b. prioriteit gemiddeld: maximaal 3 maanden;
c. prioriteit laag: maximaal 6 maanden.
Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang. De gegeven toestemming tot exploitatie wordt ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het college kan, met inachtneming van Titel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht, een bestuurlijke boete opleggen bij:
a. overtredingen met de prioriteit “hoog, gemiddeld en laag” zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
b. overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wet kinderopvang, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
a. 1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;
b. 2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.
1. Het college kan besluiten de boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:
- de ernst van de overtreding;
- de mate van verwijtbaarheid of;
- de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;
- de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo onevenredig is.
2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.
Hoofdstuk 4 Handhaving overtredingen gesubsidieerde Vroeg- en Voorschoolse Educatie
Artikel 11 Handhaving Vroeg- en Voorschoolse Educatie
1. Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) wordt door het college slechts getoetst en gehandhaafd voor zover het gesubsidieerde VVE betreft.
2. De bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde VVE-voorschriften worden door het college gehandhaafd conform de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo.
3. De in de verleende subsidiebeschikking gestelde voorwaarden worden door het college gehandhaafd conform de Algemene Subsidieverordening gemeente Almelo 2013.
4. Bij gesubsidieerde VVE wordt bij overtreding van de VVE-voorschriften geen bestuurlijke boete opgelegd. In plaats daarvan kan de subsidie lager worden vastgesteld of worden ingetrokken.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo.
Artikel 13 Inwerkingtreding en intrekking
Deze beleidsregel treedt in werking op 5-2-2018, onder gelijktijdige intrekking van de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regio Twente, gemeente Almelo”, vastgesteld bij collegebesluit van 30 januari 2018.
Ten aanzien van overtredingen die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven de “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen regio Twente, gemeente Almelo” van toepassing zoals dat gold op die dag. Tenzij deze beleidsregels gunstiger zijn voor de overtreder.
De wetgever wil voor jonge kinderen in kindercentra een veilige, stimulerende omgeving creëren. Dat is al met al een groot goed en dat wil de wetgever graag gerealiseerd zien. Om dit te bewerkstellingen zal wetgeving gehandhaafd moeten worden. Niet alleen om bovenstaande doelen te realiseren maar ook voor het maatschappelijk draagvlak. Er is immers belastinggeld mee gemoeid.
De GGD voert voor de gemeenten de controles uit op de naleving van de Wko.
Gemeenten blijven bevoegd gezag. Als wet- en regelgeving voor kinderopvang niet wordt nageleefd, komt handhaving in beeld. Het bestuursorgaan heeft een beginselplicht tot handhaven als natuurlijke personen of rechtspersonen een overtreding begaan. In de Algemene wet bestuursrecht of een andere wet is niet bepaald wanneer een bestuursorgaan tot handhaving dient over te gaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2004 een uitspraak hierover gedaan.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.
Slechts in bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan dit weigeren te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhaving zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Uit de uitspraak kan worden afgeleid dat het bestuursorgaan in beginsel handhaving moet toe passen tenzij er uitzicht is op legalisatie of als er sprake is van onevenredigheid.
Enkele in het oog springende wijzigen in de Wko zijn de continue screening op de VOG
en het vierogen principe. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport Gunning opgemaakt naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject wordt een herstellende sanctie opgelegd. Onder een herstellende sanctie wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Met andere woorden, het doel van een dergelijke sanctie is met name gelegen in het voorkomen van voortduren van de overtreding en/of herhaling in de toekomst.
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
• Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal één maand bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 3 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een her inspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
• Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikelen 5:21 ev en 5:32 ev Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
• Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
o zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (lid 1);
o als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (lid 2).
• Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie (artikel 1.46, vijfde en zesde lid Wko, artikel 1.47a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen en de toestemming tot exploitatie kan intrekken:
o indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert;
o indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
o indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register en de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet geregistreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Almelo is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het beleid houdt in dat het college kan besluiten in geval van een overtreding gebruik te maken van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen” dan kan het college eveneens een boete opleggen.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie (punitief) is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging (zie art. 5:2 Awb).
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. De gegeven toestemming tot exploitatie wordt door middel van een besluit ingetrokken. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Indien het college overgaat tot het opleggen van een boete, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
Een boete kan worden opgelegd in geval van een overtredingen bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang gestelde eisen, bij overige overtredingen en overtredingen genoemd in artikel 1.72, eerste lid van de Wko.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In deze gevallen maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 van de Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 van de Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet.
Als er sprake is van dergelijke “overige overtredingen” maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
De cautie bij het opleggen van een boete
De cautie is gebaseerd op het recht van verdachten om te zwijgen en om zichzelf niet te incrimineren. Het doel ervan is om te voorkomen dat een verdachte ongewild meewerkt aan zijn eigen veroordeling.
De Algemene wet bestuursrecht verwoordt het in artikel 5:10a als volgt: Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende sanctie is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding af te leggen. Vóór het verhoor wordt aan de betrokkene meegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.
Het geven van de cautie komt voor in het strafrecht en heeft als doel dat men zichzelf niet hoeft te incrimineren en dat het geven van de cautie behoort tot de elementaire kenmerken van een eerlijke procedure. Als een controlerende ambtenaar, bijvoorbeeld een inspecteur van de belastingdienst of een medewerker van de sociale dienst, vragen stelt, is de burger over het algemeen verplicht om te antwoorden.
Als deze ambtenaar hierdoor die burger gaat verdenken, moet hij een cautie geven. Er is dan sprake van een sfeerovergang (van de controlesfeer naar de opsporingssfeer).
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
• In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wko is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
• Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 11 Handhaving Vroeg- en Voorschoolse Educatie
De gemeente Almelo hecht veel waarde aan een goede uitvoering van de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE). VVE is een belangrijk instrument om te voorkomen dat kinderen met een achterstand aan het basisonderwijs beginnen. De kwaliteit van de VVE is daarbij van doorslaggevend belang. Daarom zijn in de nadere regels voor VVE-plaatsingen extra kwaliteitsregels geformuleerd in de subsidiebeschikkingen, aanvullend op de voorschriften gesteld bij of krachtens de Wko. Als een subsidieontvanger deze verplichtingen niet nakomt, kan dit gevolgen hebben voor de subsidie.
Dit artikel regelt welk handhavingsregime van toepassing is als wordt besloten een boete of een hersteltermijn op te leggen. Bij het bepalen welk handhavingsregime moet worden toegepast, is het moment van geconstateerd verzuim leidend.
Bij veranderende regelgeving mag namelijk een houder niet in een ongunstigere positie worden gebracht. Als blijkt dat op het moment van de overtreding een ander, en gunstiger regime van toepassing was dan zal handhaving moeten plaatsvinden onder toepassing van dat gunstigere beleid.
De reden hiervan is dat een houder er op moet vertrouwen dat de overheid het juiste besluit neemt onder toepassing van de juiste, geldende regels. Hij moet precies weten waar hij aan toe is. Dit wordt het rechtszekerheidsbeginsel genoemd.
Voor het bepalen van de herstellende en/of bestraffende sanctie houdt dit het volgende in. Als een overtreding is geconstateerd voordat deze beleidsregel in werking is getreden en het besluit tot handhaving wordt genomen nadat deze beleidsregel in werking is getreden, wordt de sanctie bepaald door het Handhavingsbeleid dat van toepassing was op het moment van de geconstateerde overtreding, tenzij het nieuwe Handhavingsbeleid voor de houder gunstiger is.
Voor het bepalen van de hersteltermijn en de hoogte van de boete houdt dit in dat gekeken moet worden welke vigerende wetgeving toegepast moet worden.
Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. |
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma. |
Gebruik Nederlandse taal als voertaal. Friese taal of een streektaal kan naast de Nederlandse taal mede als voertaal gebruikt worden. Eisen indien een andere taal mede als voertaal gebruikt wordt. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-22858.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.