Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden 2018 (eerste wijziging)

Nummer

MH

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17-6-2018 (kenmerk );

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

I Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden:

A. In artikel 2:25 wordt een nieuw lid 2 ingevoegd dat luidt:

2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.

en worden de overige leden van dit artikel vernummerd.

B. In artikel 2:25e wordt lid 2 vervangen door de volgende tekst:

2. Degene die voornemens is een evenement van meer dan 2000 bezoekers te organiseren dient de burgemeester jaarlijks vóór 1 september te verzoeken het betreffende evenement te plaatsen op de Evenementenkalender van het volgende jaar. Het verzoek dient te geschieden door middel van een door of namens de burgemeester vastgesteld formulier. Een dergelijk verzoek is geen aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:25c.

3. Indien twee of meer evenementen als bedoeld in lid 2 samenvallen qua tijd en locatie of anderszins met elkaar concurreren, zullen de evenementen beoordeeld worden aan de hand van de door de burgemeester vastgestelde criteria.  

en worden de bestaande leden 3 en 4 van dit artikel vernummerd tot de leden 4 en 5.

C. In artikel 2:25 e wordt de tekst van lid 5 vervangen door de volgende tekst:

5. De burgemeester kan tot het moment waarop de in lid 2 bedoelde Evenementenkalender is vastgesteld, wegens bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

D. Artikel 2:25f Samenvallen van evenementen vervalt.

E. In artikel 2:47a, lid 2, wordt het woord “stadsbeeld” vervangen door de woorden “uiterlijk aanzien van de omgeving”.

F. In artikel 4:3 wordt lid 3 vervangen door de volgende tekst:

3. Livemuziek kan worden toegestaan als het binnenniveau in de inrichting tijdens de normale bedrijfsvoering, binnen de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, meer dan 80 dB(A) kan zijn.

G. Na artikel 4:9 wordt een nieuw artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 4:9a Oplaten van ballonnen

1. Het is verboden om ballonnen op te laten in de open lucht.

2. Onder een ballon als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elke onbemande ballon bestaand uit rubber of kunststof gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of uit papier, gevuld met hete lucht, verwarmd met een vlam (zogenaamde wensballonnen) en waarvan de richting en/of hoogte niet door menselijk ingrijpen wordt bepaald.

H. De titel van Hoofdstuk 6 wordt gewijzigd in “Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen”.

I. De titel van artikel 6:1 wordt gewijzigd in “Sanctiebepaling”. Aan artikel 6:1 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd dat luidt:

4. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

II Dat deze wijziging in werking treedt op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van

voorzitter,

griffier.

 

Toelichting:

Artikel 2:25, tweede lid (nieuw)

Op grond van artikel 2.1 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen is het onder bepaalde omstandigheden verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding bij het bevoegd gezag een plaats of gedeelte daarvan in gebruik te nemen of te gebruiken, tenzij daarvoor een evenementenvergunning vereist is in het kader waarvan de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, overgelegd moeten worden. Gemeenten kunnen er dus voor kiezen om in hun APV te bepalen dat bedoelde gegevens bij de aanvraag van een evenementenvergunning overgelegd moeten worden. Op grond van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen hoeft dan geen afzonderlijke gebruiksmelding meer gedaan te worden.

Artikel 2:25e, tweede, derde en vijfde lid

Voorheen was in artikel 2:25f een voorrangsregeling voor bepaalde evenementen geregeld. In het jaar 2018 is op grond van een tijdelijke regeling ervaring opgedaan met een andere methode met betrekking tot samenvallende en concurrerende evenementen. Die ervaring is dusdanig goed geweest dat deze regeling ook voor de jaren na 2018 kan gelden en dus opgenomen dient te worden in de APV.

Bovendien speelt de kwestie van de schaarse vergunningen hier ook een rol. Als er meer vraag is dan aanbod op een bepaalde tijd en plaats dan dient er een transparante procedure gevolgd te worden waarbij iedere inschrijver evenveel kans heeft om te voldoen aan de gestelde eisen (geen gesloten stelsel). De eisen genoemd in artikel 2:25f voldeden hier niet aan. Immers, een bestaand evenement zou dan altijd voorrang hebben op nieuwkomers. In het licht van de jurisprudentie over schaarse vergunningen past een dergelijke eis niet.

Artikel 2:25f

Dit artikel regelde een voorrangsregeling voor bepaalde evenementen. In het kader van de schaarse vergunningen was deze regeling niet langer houdbaar. Dit is nu geregeld in artikel 2:25e.

Artikel 2:47a, lid 2

Het woord “stadsbeeld” wordt vervangen omdat het kamperen niet altijd in de stad is, maar ook daarbuiten. Daarom is een ruimer begrip nodig. Van belang is of het kortdurende kamperen niet ontsierend is voor de omgeving.

Artikel 4:3, derde lid

Deze wijziging is een correctie. Wat er nu staat klopt niet. De ontheffing is juist bedoeld om in incidentele gevallen af te wijken van de voorschriften van het Activiteitenbesluit, terwijl met de eerdere redactie van het artikel men moet blijven voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Dat kan technisch niet, maar is juridisch ook niet correct omdat het juist de bedoeling is om af te wijken van die voorschriften.

Inhoudelijk is het gevolg dat het voorschrift nu op de juiste wijze kan worden toegepast. Het maximaal toegestane geluidsniveau sluit aan bij wat er nu in de praktijk wordt toegestaan. Daar verandert dus niets voor de inrichtingsexploitant.

Artikel 4:9a

Een ballon kan bestaan uit rubber of kunststof gevuld met een gas dat lichter is dan lucht of uit papier, gevuld met hete lucht, verwarmd met een vlam (zogenaamde wensballonnen).

Ballonnen komen na het oplaten ongecontroleerd neer op het aardoppervlak en veroorzaken op de bodem en in het water schade aan het milieu. Dieren kunnen verstrikt raken in (de resten van) neergekomen ballonnen en zien deze aan voor voedsel. Ballonnen veroorzaken zo sterfte onder buiten levende dieren.

Ballonnen die opgelaten worden met hete lucht door middel van een brandertje (wensballonnen) leveren door de constructie en het open vuur ook een risico op schade en brand op.

Het is wenselijk het oplaten van ballonnen te verbieden. Het gaat daarbij zowel om gas gevulde ballonnen als om heteluchtballonnen die onder allerlei fantasienamen in de handel zijn (herdenkingsballon, geluksballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon enzovoorts).

De bemande heteluchtballon is uitgezonderd van het verbod.

Titel Hoofdstuk 6 en Artikel 6:1

In de titels van dit hoofdstuk en artikel wordt het woord “straf” vervangen door “sanctie”. De reden hiervoor is dat op overtreding van bepalingen in de APV weliswaar straf staat (boete van de tweede categorie), maar dat in de praktijk vaak ook handhaving bestaat uit een bestuurlijke maatregel zoals een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Daarnaast kan ook een bestuurlijke boete worden opgelegd, maar dit is wel een strafsanctie.

Het woord “sanctie” dekt derhalve beter de lading aan mogelijk maatregelen.

Artikel 6:1, vierde lid

In het vierde lid is de bevoegdheid neergelegd een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van de regels gesteld krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s. De hoogte van deze boete is maximaal gelijk aan een geldboete van de derde categorie. Het verdient aanbeveling beleidsregels te hebben over de hoogte van de boete. Voorheen was de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete opgenomen in artikel 8 van de Model Brandbeveiligingsverordening 2012. Met het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen wordt in het onderwerp van de in de Brandbeveiligingsverordening neergelegde regels voorzien. De raad is ingevolge artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s nog steeds bevoegd om bij verordening te bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van de regels, gesteld krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s. Doordat de Model Brandbeveiligingsverordening 2012 komt te vervallen, is de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen voor overtreding van de krachtens artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels ondergebracht in de (model-)APV.

 

Naar boven