Gemeenteblad van Doetinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2018, 22102 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2018, 22102 | Verordeningen |
Rectificatie Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels jeugdhulp gemeente Doetinchem 2018
Het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem;
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem 2018, nader te noemen de Verordening;
Overwegende dat het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020, de Verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem en de nadere regels onlosmakelijk zijn verbonden met elkaar;
Gelet op de Jeugdwet, de van kracht zijnde Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen het navolgende:
De nadere regels Jeugd zijn de uitwerking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem op het gebied van onder andere toegang en procedures aangaande een hulpvraag, de wijze van beoordeling en verstrekking van een individuele voorziening, het persoonsgebonden budget en cliëntenparticipatie.
De nummering van de artikelen in deze nadere regels komt niet overeen met de nummering van de artikelen in de Verordening.
De Jeugdwet gaat uit van maatwerk. Om toch enige eenheid te brengen in de uitvoering zijn deze nadere regels, inclusief beleidsregels, opgesteld.
Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van wetten of verordeningen. In de Verordening Jeugdhulp wordt in meerdere artikelen aangegeven dat het college nadere regels ter uitvoering van de Verordening vaststelt of kan vaststellen. Deze nadere regels vormen daarmee een nadere invulling van de Verordening en kunnen rechten en plichten voor de inwoner bevatten.
Daarnaast heeft het college de bevoegdheid om op grond van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels geven aan op welke wijze het college van haar bevoegdheid gebruik maakt. Deze regels “binden” daarmee het college. Het wordt daarmee voor elke inwoner transparant op welke manier door het college invulling wordt gegeven aan de melding van een hulpvraag.
De beleidsregels zijn verwerkt in deze nadere regels, om de samenhang omtrent de melding van een hulpvraag te borgen.
Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020
In de nadere regels Jeugd zijn de visie en uitgangspunten vanuit het beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020omgezet naar de uitvoering om de doelstellingen te realiseren. In het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020staat de ambitie als volgt omschreven: Welbeschouwd is alles wat we in Doetinchem in het sociaal domein doen, gericht op één hoogste doel: zo “normaal” mogelijk meedoen in
de samenleving van alledag. De gemeenteraad heeft dit maatschappelijk effect als volgt geformuleerd:
“Iedereen functioneert zo zelfstandig mogelijk en doet zo goed mogelijk mee in de samenleving”
In Doetinchem vinden we het belangrijk dat iedereen weet waar hij aan toe is. Dat betekent dat we werken met een duidelijke kaderstelling die het vertrekpunt vormt voor ons handelen. We zien tien kaderpunten waarbinnen het werken binnen het sociaal domein vorm gegeven wordt.
Voor meer achtergrondinformatie over de context, visie, uitgangspunten en doelstellingen van het beleidskader voor het sociale domein (inclusief Jeugd) in Doetinchem, verwijzen we naar het Beleidskader sociaal domein Doetinchem 2017-2020.
De Gemeente Doetinchem heeft ter uitvoering van de Verordening Jeudhulp overkoepelend privacybeleid opgesteld en vastgesteld, waaronder een apart beleidskader voor het sociale domein.
Het preventieve jeugdbeleid is beschreven in de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018.
Met de Uitvoeringsagenda jeugd 2017-2018 wordt het Doetinchemse brede jeugdbeleid in beeld gebracht.
Het voeren van een “positief jeugdbeleid” is bij de vaststelling van dit beleid het uitgangspunt. Zowel VNG als het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) stimuleert en ondersteunt gemeenten bij de ontwikkeling en het voeren van een positief jeugdbeleid.
Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid als uitgangspunt
Positief jeugdbeleid biedt kansen om problemen in opvoedsituaties en het opgroeien van kinderen te voorkomen.
Sinds de drie decentralisaties binnen het sociaal domein naar de gemeenten zijn overgegaan werd “positieve gezondheid” -zoals omschreven door Machteld Huber 1 gemeengoed. Positieve gezondheid is het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. Het past bij de nieuwe wetgeving voor jeugd, zorg, en participatie waar de nadruk ligt op eigen kracht en regie. En het past bij het bijbehorende streven naar een verschuiving van de 2e naar 1e en/of de 0e lijn. En dus past het bij de doelstellingen van DDK. Positief jeugdbeleid en positieve gezondheid zijn een goede basis voor een breed op preventie gericht jeugdbeleid.
Preventie als onderdeel van positief jeugdbeleid
Preventie als onderdeel van het jeugdbeleid is het voorkomen van problemen en het handelen als de eerste signalen van problemen zich voordoen. De verbinding tussen de verschillende verantwoordelijkheden en taken van de gemeente (preventief jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp) voor jeugd en jongeren kan gevonden worden in preventie. Zeker als we de verschillende niveaus van preventie gebruiken zoals Machteld Huber dat doet binnen het kader van positieve gezondheid. We onderscheiden dan vier niveaus van preventie: universele preventie, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie.
Figuur 1: Preventie op vier niveaus
De Uitvoeringsagenda jeugd gaat over de 0e en 1e lijns zorg ingedeeld in vier niveau's van preventie en gaat niet over de specialistische jeugdhulp die we op regionaal, bovenregionaal en landelijk niveau hebben ingekocht en gecontracteerd.
In de verordening Jeugdhulp en in deze nadere regels Jeugdhulp is de toegang naar specialistische jeugdhulp verder uitgewerkt.
Alle definities die in deze regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsbesluiten, de Verordening Jeugdhulp gemeente Doetinchem en het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Doetinchem.
Het college van burgemeester en wethouders (verder te noemen: het college) heeft de uitvoering van deze nadere regels gemandateerd aan de directeur van het Buurtplein B.V. (verder te noemen: het Buurtplein). De directeur van het Buurtplein is bevoegd de uitvoering van taken onder te mandateren aan een buurtcoach of jeugd- en gezinswerker.
Algemene voorziening: (Veelal) bestaande voorzieningen die laagdrempelig en zonder indicatie toegankelijk zijn voor alle inwoners.
Andere voorziening: Voorzieningen anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
Buurtcoach: Een generalist, werkzaam bij Buurtplein B.V., die beschikt over kennis van het gehele sociale domein: van werk tot jeugd tot zorg tot financiën. De buurtcoach maakt onderdeel uit van het buurtcoachteam. Het buurtcoachteam is multidisciplinair. Dit betekent dat er in het team ook buurtcoaches zijn die naast hun generalistische kennis over een speciale deskundigheid beschikken (een specialisme). We noemen die ook wel: een T-profiel. Hierdoor is het mogelijk om voor een ondersteuningsvraag binnen het team kennis op te halen bij een collega met meer specifieke kennis.
Individuele voorziening(maatwerkvoorziening): Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, 2e lid van de Verordening.
ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt; en
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.
Jeugd- en gezinswerker: Professional, werkzaam bij Buurtplein B.V., die op een generalistische wijze, dus met kennis van het gehele sociaal domein, hulpvragen over opvoeden en opgroeien oppakt; van lichte enkelvoudige vragen tot complexere gezinsproblematiek. De jeugd- en gezinswerker is SKJ geregistreerd. De jeugd- en gezinswerker biedt ondersteuning, voert regie daar waar nodig en beslist over het al dan niet inzetten/beëindigen van een maatwerkvoorziening uitgevoerd door een specialistische jeugdhulp aanbieder.
Medici: Professional, werkzaam bij Buurtplein B.V., die op een generalistische wijze, dus met kennis van het gehele sociaal domein, hulpvragen over opvoeden en opgroeien oppakt; van lichte enkelvoudige vragen tot complexere gezinsproblematiek. De jeugd- en gezinswerker is SKJ geregistreerd. De jeugd- en gezinswerker biedt ondersteuning, voert regie daar waar nodig en beslist over het al dan niet inzetten/beëindigen van een maatwerkvoorziening uitgevoerd door een specialistische jeugdhulp aanbieder.
Huisarts, jeugdarts en medisch specialist zoals bedoeld en nader gedefinieerd in artikel 1.1. Jeugdwet.
Gezinsplan: Familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, namelijk: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Dit plan kan in samenwerking met de buurtcoach of jeugdconsulent worden opgesteld.
Sociaal netwerk en sociale omgeving: Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige en/of een ouder een sociale relatie onderhoudt. De jeugdwet spreekt veelal over de sociale omgeving: de sociale omgeving wordt breder uitgelegd dan het sociale netwerk; bijvoorbeeld ook een leerkracht met wie de jeugdige nog geen sociale relatie heeft, kan behoren tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of ouders.
Opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen:
Ouder: Begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.
Overige voorziening: Overige voorziening als bedoeld in artikel 2 eerste lid Verordening Doetinchem 2015.
Ondersteunings- en budgetplan: Plan, waaruit blijkt op welke manier het persoonsgebonden budget zal worden ingezet en besteed.
De voorzieningen die worden geregeld in deze nadere regels en in de Verordening Jeugdhulp, zijn toegankelijk voor jeugdigen die hun woonplaats in de gemeente Doetinchem hebben en hun ouders. De woonplaats van de ouder met gezag is hierbij in de meeste gevallen leidend.
Conform paragraaf 7.2 van de Jeugdwet gebruikt de gemeente het burgerservicenummer van de jeugdige om te waarborgen dat de te verwerken persoonsgegevens betrekking hebben op de jeugdige. Daarnaast controleert de gemeente ten behoeve van het woonplaatsbeginsel de identiteit van de ouder/gezagsdrager: dat dit mag staat in art. 1.1 Jeugdwet definitie woonplaats, en daarachter het Burgerlijk wetboek en de Wet Algemene Bepalingen BSN (art. 10).
Gemeente Doetinchem zoekt regionale afstemming omtrent de Jeugdhulp voor jongeren zonder vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de leefwereld van de jongere het uitgangspunt is.
Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (art. 1.1.1. van de wet). En betreft kortom alle levensdomeinen.
De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is de buurtcoach van het Buurtplein of de consulent van een tweede organisatie waar de gemeente een contract mee heeft. De inzet van een tweede organisatie is vanaf het begin van de hulpvraag mogelijk. De cliënt wordt over deze mogelijkheid geïnformeerd wanneer hij wordt uit genodigd voor een gesprek voor een maatwerkvoorziening’.
Met een hulpvraag maakt de jeugdige en/of een (pleeg) ouder duidelijk dat hij behoefte heeft aan ondersteuning en dat hij te maken heeft met belemmeringen in zijn zelfredzaamheid. Een voogd kan namens een minderjarige ook een hulpvraag melden.
De melding kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling worden gedaan bij de gemeente Doetinchem, Laborijn of op locatie bij het Buurtplein. De jeugdige en/of een (pleeg) ouder kan zich door een derde laten bijstaan om de melding toe te lichten.
In de praktijk kan ook een pleegouder of een ander die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zich melden met een hulpvraag; in dat geval wordt afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zoveel mogelijk afstemming gezocht met de wettelijk vertegenwoordiger en worden het toestemmingsvereiste voor inzetten van jeugdhulp en het woonplaatsbeginsel gerespecteerd. Daar waar in deze nadere regels de ouder genoemd wordt, kan met inachtneming van het bovenstaande met betrekking tot de melding van een hulpvraag en cliëntondersteuning dus ook de pleegouder worden gelezen.
In de wijk kan de jeugdige en/of een ouder terecht bij de buurtcoach en de jeugd- en gezinswerker. Maar ook bij de wijkverpleegkundige of de huisarts. Met deze partijen zoekt de gemeente afstemming zodat een jeugdige en/of een ouder altijd “aan het goede loket is”. Zodra duidelijk is dat de hulpvraag zich concentreert op jeugd-/ opgroei- en/of opvoedproblematiek, wordt de vraag door een jeugd- en gezinswerker opgepakt.
Het streven is dat binnen 48 uur na de melding telefonisch contact wordt gezocht met de inwoner en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.
Artikel 5 Onderzoek en aanvraag individuele voorziening
De jeugd- en gezinswerker onderzoekt in een gesprek of meerdere gesprekken met de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. Hierbij wordt het kind altijd in samenhang gezien met zijn context. Zie Het Gesprek bij deze nadere regels (bijlage I).
Aan het gesprek kunnen indien door de jeugdige en/of ouder gewenst de cliëntondersteuner, de vertrouwenspersoon, een betrokken hulpverlener en derden deelnemen. De jeugdige wordt zoveel mogelijk betrokken bij dit gesprek. Daarbij staat centraal dat de jeugdige zijn mening vrij moet kunnen uiten- indien nodig wordt apart met de jeugdige in gesprek gegaan. Een jeugdige van twaalf jaar en ouder wordt altijd betrokken, mits deze daartoe in staat is.
Het gesprek wordt weergegeven in een gespreksverslag of in een gezinsplan, tenzij met de jeugdige en/of ouder anders wordt afgesproken. Het gespreksverslag of het gezinsplan kan als basis dienen voor de aanvraag van een individuele voorziening.
De jeugd- en gezinswerker kan, met instemming en op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of het onderwijs en met hen in gesprek gaan over de meest aangewezen hulp, waaronder ook inzetten/versterken eigen kracht en/of sociale omgeving en het inzetten van algemene, andere of overige voorzieningen.
De jeugd- en gezinswerker informeert de jeugdige en/of ouder over de mogelijkheid zich te laten ondersteunen door een cliëntondersteuner, een vertrouwenspersoon en ondersteuning van anderen; de wens van de jeugdige en/of ouder staat hierbij centraal.
Ook informeert de jeugd- en gezinswerker over het door de gemeente gecontracteerde aanbod en over de mogelijkheden, voorwaarden en werkwijze rondom een persoonsgebonden budget.
De jeugd- en gezinswerker brengt aan de hand van onder andere de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) de situatie van de jeugdige en/of ouders in kaart. Zie hierover ook de richtlijn Het gesprek, bijlage I bij deze nadere regels. De uitkomst van de vraagverheldering kan leiden tot een ondersteuningstraject. Afspraken over een enkelvoudig ondersteuningstraject worden in een gespreksverslag vastgelegd. Indien er sprake is van een complexere hulpvraag zal de jeugd- en gezinswerker samen met het gezin een gezinsplan maken. Hierin worden doelen concreet gemaakt en de samenhang bij de in te zetten hulp bewaakt. Zowel het gezinsplan als het gespreksverslag wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen na het laatste gesprek verzonden aan de ouder(s) met gezag en/of de minderjarige, afhankelijk van diens leeftijd. Opmerkingen of aanvullingen van ouder(s) en jeugdige worden zo nodig toegevoegd aan het verslag.
Zowel een gezinsplan als gespreksverslag kunnen als aanvraag voor een individuele voorziening dienen, met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 6 Criteria voor een individuele voorziening
Het inzetten van jeugdhulp is aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen of beperkingen:
De ‘goedkoopst adequate’ oplossing geldt als norm voor de te verstrekken voorziening.
Adequaat houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid of participatie en past binnen de systeembenadering. Uitgangspunt hierbij is een (in de praktijk) bewezen effectieve methode die wordt aangeboden door een gekwalificeerde aanbieder. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan zal de gemeente de goedkoopste voorziening toekennen.
Artikel 7 Eigen mogelijkheden en sociaal netwerk
“Het uiteindelijke doel van de Jeugdwet is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en van anderen in de sociale omgeving. Niet alleen moet voorkomen worden dat overheidsbemoeienis leidt tot zorgafhankelijkheid, maar die bemoeienis moet actief en maximaal bijdragen aan de eigen kracht van jongere, gezin en samenleving.
De verantwoordelijkheid van de ouders voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen is geregeld in de artikelen 82 en 247 van Boek 1 van het BW. Het moet voor ouders en professionals vanzelfsprekend zijn dat ouders zelf de regie nemen en houden over de opvoeding van hun kinderen (tenzij dit een onverantwoord risico voor het kind oplevert). Dat vraagt een vraaggerichte houding van hulpverleners, waarbij uitgegaan wordt van het besef dat jongeren en ouders verantwoordelijk zijn voor zichzelf en, in het geval van ouders, ook voor hun kinderen. Hierop zijn zij ook aanspreekbaar. Dit betekent praten met ouders en jeugdigen in plaats van over hen en in de hulpverlening aansluiten op wat mensen en hun sociale netwerk zelf kunnen. Normaliseren van opvoedvragen betekent, dat de hulpverlening zoveel mogelijk wordt verleend in de omgeving van het kind, thuis in het gezin, op school en in de buurt. Zorg, hulp en ondersteuning worden zo ingericht en opgezet dat een ‘normale’ manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Dat betekent dat wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de individuele jeugdigen en hun ouders en dat hulp en ondersteuning aanvullend is op wat ouders en jeugdigen zelf kunnen.” Om te beoordelen wat de eigen mogelijkheden zijn van ouders/het gezin, is het noodzakelijk dat eerst de hulpvraag van ouders/jeugdige volledig in beeld is.
Zorgvuldig onderzoek en het maken van een gerichte probleemanalyse, conform de werkwijze zoals in artikel 10 van deze nadere regels, is dan ook de basis van waaruit de eigen mogelijkheden besproken worden. Pas als is vastgesteld wat de eigenlijke hulpvraag is, welke problemen daaraan ten grondslag liggen en welke hulp in welke omvang nodig is om die problemen het hoofd te bieden, kan worden toegekomen aan de vraag welk aandeel ouders of het sociale netwerk daarin kunnen hebben.
Wat bij de vraag omtrent eigen mogelijkheden in ieder ook geval goed in beeld moet zijn is: de aard en omvang van de hulp die nodig is, de noodzaak van continuïteit- kan degene die de hulp biedt een keer overslaan bij ziekte of vakantie, en ook de belastbaarheid van de ondersteuner(s) uit het netwerk.
Inzicht in de belasting en de belastbaarheid van de ondersteuner(s) is hierbij cruciaal. Indien deze belasting te hoog is, of de belastbaarheid te beperkt is, kan (tijdelijk) ondersteuning ingezet worden. De ondersteuning richt zich indien mogelijk op het vergroten van de draagkracht van de ondersteuner, waarbij eerst gekeken wordt naar mogelijkheden middels voorliggende voorzieningen, bijvoorbeeld VIT Mantelzorg.
Bij de beoordeling van deze belastbaarheid kan medisch of ander deskundig advies worden ingewonnen door de gemeente.
Bij het wegen van de belastbaarheid wordt gebruik gemaakt van de richtlijn (dreigende) overbelasting en eventueel van een erkende vragenlijst, zie bijlage II bij deze nadere regels.
In de laatste fase van het gesprek met de jeugdige en/of een ouder wordt gezamenlijk gezocht naar de mogelijkheden van de jeugdige en/of een ouder om (deels) zelf bij te dragen aan zelfredzaamheid en participatie. De gemeente gaat er hierbij van uit dat gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten of voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Meer concreet betekent dit dan ook dat eerst een beroep op zorgverlof gedaan wordt als dat mogelijk is en dat de kosten voor reguliere oppas/kinderopvang door ouders zelf worden opgevangen. Dit geldt ook voor begeleiding en stimulans die nodig is bij ontplooiing en ontwikkeling van het kind - passend bij de leeftijd, bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding of begeleiding bij zelfstandig gaan wonen, begeleiding in het verkeer van en naar school, naar activiteiten ter vervanging van school of aansluitend op school of vrijetijdsbesteding, passend bij de leeftijd.
Gebruik maken van eigen mogelijkheden veronderstelt daarnaast dat de jeugdige en/of een ouder zich voldoende verzekert, bijvoorbeeld door een passende aanvullende zorgverzekering af te sluiten die aansluit bij de situatie van de jeugdige en/of een ouder.
Artikel 8 Aanbod individuele voorzieningen
De jeugdige en/of een ouder maar ook beroepskrachten, kunnen rechtstreeks contact zoeken met en informatie opvragen bij de gemeente of het Buurtplein over het gecontracteerde aanbod. Dit kan ook indien de jeugdhulp plaatsvindt op verwijzing van een medisch specialist of in het gedwongen kader.
Het aanbod individuele voorzieningen jeugdhulp is onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën:
Ondersteuning gericht op ontwikkeling is in principe van tijdelijke aard en gericht op het verbeteren/ontwikkelen van de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouder(s) in kwestie. Ondersteuning gericht op stabilisatie is gericht op het stabiliseren/zo veel mogelijk voorkomen van verslechtering van de situatie. Zie voor een nadere beschrijving bijlage III bij deze nadere regels.
Indien na beoordeling van de toelatingscriteria van artikel 6 een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar de juiste hoofdcategorie en bijbehorende producten jeugdhulp. Zie bijlage III bij deze nadere regels.
Naast de ingekochte categorieën zoals hierboven genoemd, geeft de Jeugdwet een richting met betrekking tot vervoer, met betrekking tot voorzieningen ter ontlasting van ouders (zie bijlage aanbod individuele voorzieningen, perceel 3 logeren), met betrekking tot spoedeisende hulp (artikel 14.3 van deze nadere regels) en met betrekking tot vrijwillig gesloten jeugdhulp.
Vervoer kan een onderdeel van de ondersteuningsbehoefte zijn.
De noodzaak voor vervoer van een jeugdige naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt dan ook onderzocht tijdens het gesprek.
Een jeugdige kan in aanmerking komen voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als er geen sprake is van mogelijkheden in de eigen kracht en in de sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen en sprake is van
een medische noodzaak voor gespecialiseerd vervoer; of
beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en zijn ouders en
gebruik van de dichtstbijzijnde adequate jeugdhulpvoorziening
Indien is vastgesteld dat een voorziening voor vervoer nodig is, sluit de gemeente bij de uitvoering van de voorziening aan:
bij (regionaal) gemaakte contractafspraken betreffende route-vervoer.
8.2 Vrijwillig gesloten jeugdhulp
De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.
De voorgenoemde machtiging kan slechts worden verleend indien:
De machtiging voor een jeugdige die 18 jaar is kan daarnaast slechts worden verleend als:
Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder met gezag. De jeugdconsulent bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag.
De jeugd- en gezinswerker kan met een andere professional over de benodigde hulp overleggen.
Deze andere professional beschikt over de relevante deskundigheid, volgens landelijke professionele richtlijnen. Bij meer complexe situaties wordt zo nodig meer gespecialiseerde deskundigheid geconsulteerd. Ook wordt indien nodig afstemming met het onderwijs gezocht.
Het overleg zal met name gericht zijn op het in kaart brengen van de ontwikkelingsmogelijkheden van de jeugdige. Het overleg vindt plaats op basis van anonieme cliëntgegevens.
Er wordt zo snel mogelijk toe geleid naar passende hulp door de juiste expertise op de juiste plek en het juiste moment in de toegang aanwezig te hebben; deze passende hulp is licht waar mogelijk en direct zwaarder waar nodig.
De verschillende stadia van onderzoek zoals benoemd in artikel 10 van deze nadere regels, vragen op die stadia aangepaste deskundigheid. Die deskundigheid wordt naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar gemaakt aan de jeugdige en of diens ouder(s). Daar waar nodig wordt contact gezocht met Veilig Thuis en/of een melding gedaan aan de verwijsindex risicojongeren.
Artikel 10 Wijze van verstrekking
Bij het beoordelen van de noodzaak tot en wijze van een verstrekking wordt bij het doen van onderzoek uitgegaan van een heldere probleemanalyse, middels onderstaande opbouw: (conform uitspraak CrvB 1 mei 2017)
Vervolgens worden mogelijkheden middels andere, algemene of overige voorzieningen onderzocht. Indien uit dit onderzoek blijkt dat aan de criteria van de verordening Jeugdhulp Doetinchem 2018 en artikel 6 van deze nadere regels wordt voldaan, kan een voorziening jeugdhulp verstrekt worden.
De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Het verkrijgen van een voorziening in natura gaat via een van de gecontracteerde aanbieders, waarmee de gemeente afspraken heeft gemaakt.
Conform artikel 5b van de Verordening en paragraaf 8.1 Jeugdwet, verstrekt de gemeente, indien ouders of jeugdige dit wensen, hen een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt om de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, van derden te betrekken.
Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, informeert de jeugd en gezinswerker de jeugdige en zijn ouders over het door de gemeente gecontracteerde aanbod. Ook worden ouders geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget, onder de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet en in artikel 7b Verordening jeugdhulp gemeente Doetinchem.
De jeugd- en gezinswerker wijst ouders in het gesprek expliciet op de mogelijkheid om hun bekwaamheid met betrekking tot het omgaan met een persoonsgebonden budget, te testen. Het testen is bedoeld om de ouder(s) bewust te maken van de taken en verantwoordelijkheden die horen bij het beheren van een persoonsgebonden budget. Hiermee kunnen zij een weloverwogen keuze voor persoonsgebonden budget of zorg in natura maken.
Indien de jeugd- en gezinswerker- of daar waar relevant een andere regievoerder – redenen heeft om te twijfelen (bijvoorbeeld door schuldenproblematiek) aan de competenties ten aanzien van de budgetvaardigheid van de budgethouder of diens vertegenwoordiger kan;
Naar oordeel van de jeugd- en gezinswerker dient gewaarborgd te zijn dat de met een persoonsgebonden budget in te kopen maatwerkvoorziening van voldoende kwaliteit is. Dit wil zeggen dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend. Hiertoe levert de cliënt een ondersteunings- en budget plan aan, waarin de cliënt samen met de ondersteuner afspraken inzake de gewenste ondersteuning vastlegt. Bij een hernieuwde aanvraag en dus een herbeoordeling worden de gestelde doelen uit het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd door de jeugd- en gezinswerker. In het ondersteunings- en budgetplan maakt de cliënt in ieder geval inzichtelijk:
Naast het ondersteunings- en budgetplan moet de cliënt ook de zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) invullen. Hierin worden afspraken over het aantal te leveren uren en uurtarieven vastgelegd.
De SVB faciliteert zowel betalingen via een vast maandloon als via facturering per uur of dagdeel. De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de bestedingen uit het budget. De gemeente vindt het belangrijk dat de budgetbeheerder hier voldoende inzicht in heeft. Daartoe hanteert de gemeente het uitgangspunt dat een betaling via facturatie de standaard is. Betaling via facturatie ondersteunt de controle op rechtmatigheid voor zowel budgetbeheerder als de gemeente. Betaling via een vast maandloon is mogelijk. Net als bij betaling via facturatie moet de cliënt de rechtmatigheid van de bestedingen kunnen aantonen en verantwoorden. Daartoe moet een administratie worden bijgehouden. Eventuele wijzigingen in de hoogte van de geleverde ondersteuning moeten worden doorgeven aan de SVB. Wanneer een budgetbeheerder kiest voor betaling via maandloon moet hij in het ondersteunings- en budgetplan aangeven dat hij zich van deze verantwoordelijkheid bewust is.
Het ondersteunings- en budgetplan en de zorgovereenkomst moeten door de consulent zijn goedgekeurd voordat de gemeente het persoonsgebonden budget bij de SVB klaarzet. Bij de herbeoordeling van de indicatie wordt het ondersteunings- en budgetplan geëvalueerd. Ook kan de gemeente steekproefsgewijs controles uitvoeren. Indien de budgetbeheerder de besteding van het persoonsgebonden budget niet adequaat kan verantwoorden, kan het college besluiten het persoonsgebonden budget te beëindigen of (een deel van) het persoonsgebonden budget terug te vorderen.
De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend heeft de mogelijkheid om te kiezen voor een ondersteuner die een hoger tarief hanteert dan het maximale tarief uit het op dat moment van kracht zijnde Besluit Maatschappelijke Ondersteuning. Indien als gevolg hiervan sprake is van meerkosten, dan komen deze voor rekening van de cliënt. Indien als gevolg hiervan de cliënt minder ondersteuning inkoopt dan is geïndiceerd, dan is dit in beginsel toegestaan. Wel zal bij een herindicatie worden onderzocht wat de invloed van de lagere inzet op het beoogde resultaat is geweest.
Ondersteuning in het buitenland
Als ondersteuning is ingekocht buiten Nederland mogen de reis- en verblijfkosten hiervan niet worden betaald met een persoonsgebonden budget. Daarnaast geldt dat voor het bieden van begeleiding aan de cliënt in het buitenland expliciet toestemming door de consulent moet worden gegeven. De consulent zal hierbij toetsen of de besteding van het persoonsgebonden budget past binnen het ondersteuningsplan en de te behalen resultaatgebieden. Daarbij geldt dat een persoonsgebonden budget maximaal dertien weken per jaar buiten Nederland mag worden besteed.
Als de cliënt langer dan zes weken per jaar in het buitenland verblijft en daar ondersteuners inhuurt die niet onder de Nederlandse sociale- en belastingwetgeving vallen, zal de hoogte van het persoonsgebonden budget verlaagd worden op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage zoals bepaald door het Menzis Zorgkantoor regio Arnhem.
Het persoonsgebonden budget kent geen vrij besteedbaar bedrag en geen eenmalige uitkering.
Tussenpersonen, belangenbehartigers en administratiekosten mogen niet uit het persoonsgebonden budget betaald worden.
In het geval de cliënt besluit voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn beschikking de ondersteuning te beëindigen, dan vervalt het persoonsgebonden budget op de dag dat de ondersteuning wordt beëindigd. Kosten die de ondersteuner bij een budgethouder in rekening brengt in verband met een opzegtermijn zijn niet te verhalen op de gemeente. Ook kosten die de ondersteuner de budgethouder in rekening brengt voor het niet nakomen van een afspraak kunnen niet worden verhaald op de gemeente.
Artikel 12 Kwaliteitseisen van de met een pgb in te kopen zorg
De ondersteuning die de budgethouder inkoopt, is kwalitatief verantwoord en voldoet tenminste aan de volgende eisen:
Kwaliteitseisen voor sociaal netwerk
De cliënt draagt de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de ondersteuning die hij betrekt van personen die tot het sociale netwerk behoren.
De jeugd-en gezinswerker beoordeelt en bepaalt of aan de wettelijke voorwaarden en voorwaarden uit de verordening en bijbehorende kwaliteitseisen voor een verstrekking van een persoonsgebonden budget is voldaan, aan de hand van het door de aanvrager ingevuld zorg- en budgetplan. Het plan maakt onderdeel uit van de aanvraag voor een persoonsgebonden budget.
Artikel 13 Pgb sociaal netwerk
Het is normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt, maar gaat niet zo ver om het sociaal netwerk te verplichten om ondersteuning te bieden waar dat mogelijk is.
De gemeente Doetinchem hanteert het uitgangspunt dat het sociaal netwerk slechts betaald wordt, indien jeugdhulp vanuit dat sociale netwerk leidt tot betere of efficiëntere hulpverlening dan andere of professionele jeugdhulp, met het oog op de te bereiken resultaten.
De volgende vragen spelen een rol bij de vraag of de inzet van het sociaal netwerk leidt tot betere en effectievere ondersteuning en dus de meest adequate mogelijkheid is om in de hulpvraag te voorzien:
De kwaliteit van de in te zetten hulp middels het sociaal netwerk moet geborgd zijn en wordt voorafgaand aan het besluit tot verstrekking, onder andere getoetst aan de hand van de volgende vragen:
Deze punten worden getoetst in het gesprek en middels het vooraf ingediende zorg- en budgetplan. Bij het afwegen van de grens aan eigen kracht en de overgang naar inzetten van een voorziening (betaling van het netwerk), wordt ook het belang van de beoogde ondersteuner om te voorzien in zijn/haar inkomen mee gewogen. De vraag die hierbij centraal staat is: heeft de beoogde ondersteuner voldoende mogelijkheden om naast de hulp die benodigd is voldoende inkomsten te genereren en zo niet, wat zijn daarvan de aantoonbare gevolgen.
Artikel 14 De beschikking en aanvang hulp
De jeugd- en gezinswerker neemt het besluit tot toekenning van een individuele voorziening op grond van het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en zijn ouders . Het besluit zal middels een beschikking, conform artikel 6 Verordening, zo spoedig mogelijk na het laatste gesprek aan de ouder en/of jeugdige, maar uiterlijk acht weken na de aanvraag voor een individuele voorziening, worden uitgereikt of toegestuurd.
In de beschikking wordt opgenomen:
Indien er sprake is van een verstrekking in persoonsgebonden budget worden aanvullende eisen gesteld in de beschikking, conform artikel 6 van de Verordening:
Op het moment dat de beschikking aan de aanvrager en minderjarige, van twaalf jaar en ouder, wordt verzonden, wordt tegelijk een opdrachtbevestiging verzonden aan de aanbieder indien de hulp in natura wordt ingezet.
De hulp kan starten nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening is genomen en nadat een opdrachtbevestiging is verstuurd aan de aanbieder.
Met toestemming van de ouder met gezag en/of de minderjarige van 12 jaar en ouder wordt het onderliggende gezinsplan of gespreksverslag tevens toegestuurd aan de zorgaanbieder.
In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment.
Op grond van artikel 3a Verordening kunnen de huisarts, jeugdarts of medisch specialist rechtstreeks verwijzen naar door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp.
De jeugdige en/of een ouder kan met de verwijzing rechtstreeks naar een aanbieder. Om zeker te weten welk aanbod bij welke aanbieder gecontracteerd is of om nader advies in te winnen, kan de jeugdige en/of een ouder of de verwijzer contact opnemen met de jeugd- en gezinswerker. De aanbieder meldt zich bij de gemeente middels een ingevuld meldingsformulier. De aanbieder kan pas beginnen met het daadwerkelijk verlenen van hulp, zodra de gemeente een opdrachtbevestiging heeft verzonden aan de aanbieder. Op deze manier wordt voorkomen dat een niet gecontracteerde aanbieder of niet gecontracteerde hulp wordt ingezet na verwijzing en kunnen de budgetten bewaakt worden.
14.2 Toegang in gedwongen kader
Onder dwang wordt de ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel verstaan, uitgesproken door de kinderrechter- op verzoek van de raad voor de kinderbescherming. Voorafgaand aan dwang kan ook worden toe geleid naar drang: hulp uitgevoerd door een gecertificeerde instelling of door de jeugd- en gezinswerker, ter voorkoming van een ondertoezichtstelling.
De jeugd- en gezinswerker kan namens de gemeente toe leiden naar hulp in het kader van drang of dwang indien er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige, waarbij hulpverlening in het vrijwillig kader ontoereikend is of lijkt om die ernstig bedreigde ontwikkeling af te wenden.
Voor directe toe leiding naar dwang (ondertoezichtstelling of gezagsbeëindigende maatregel ) is daarnaast nodig dat hulp in het vrijwillig kader niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Bij de afweging om toe te leiden naar het gedwongen kader wordt binnen de gemeente de benodigde expertise ingeschakeld, waaronder bijvoorbeeld een gedragswetenschapper.
De jeugd- en gezinswerker is transparant naar ouders en/of jeugdige over de (voorgenomen) toe leiding naar het gedwongen kader. Toeleiding vindt plaats middels de Jeugdbeschermingstafel, waaraan tevens ouders en minderjarige (afhankelijk van diens leeftijd) deelnemen. Als het gaat om het delen van informatie staat altijd transparantie voorop, tenzij de veiligheid van de minderjarige in het geding is. De professional stelt zich voor het delen van informatie elke keer onder andere de volgende vragen: Wat is het doel en de noodzaak voor het delen van gegevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn (subsidiariteit)?
In te zetten jeugdhulp (individuele voorziening) binnen gedwongen kader
De gemeente maakt samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instellingen over het inzetten van hulp binnen het gedwongen kader: het uitgangspunt is dat door de gecertificeerde instelling binnen het gedwongen kader van het gecontracteerde aanbod gebruik wordt gemaakt. In dat geval kan de jeugdige en/of een ouder rechtstreeks met de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel/ jeugdreclasseringsmaatregel naar de aanbieder, en wordt op dezelfde wijze het meldingsformulier en de opdrachtbevestiging gebruikt als bij de toegang via medici.
Het inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader verloopt via de jeugd- en gezinswerker. De gemeente heeft samenwerkingsafspraken met de gecertificeerde instelling over inzetten van hulp middels een persoonsgebonden budget in het gedwongen kader.
Overgang naar meerderjarigheid in gedwongen kader
Een half jaar voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de uitvoerder van de kinderbeschermingsmaatregel in overleg en samen met de jeugdige en/of een ouder contact op met een jeugd- en gezinswerker om te bespreken of en welke vervolghulp eventueel nodig is.
14.3 Inzet SEZ en spoedeisende hulp
Als naar het oordeel van het Buurtplein bij de melding sprake lijkt van urgentie of dreigende onveiligheid zal het gesprek met de jeugdige en/of ouders met voorrang plaatsvinden. Indien sprake lijkt van een crisissituatie wordt de afdeling Spoedeisende Zorg van Jeugdbescherming Gelderland in gezet.
De afdeling Spoedeisende Zorg (SEZ) van Jeugdbescherming Gelderland is in geval van crisis 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar voor iedereen op telefoonnummer 0900-99 555 99.. SEZ is indien nodig binnen drie uur na de melding ter plekke en beoordeelt en stabiliseert de crisissituatie. Spoedhulp van een aanbieder kan vervolgens ingezet worden na een interventie en daartoe strekkend advies van SEZ. De aanbieder die de spoedhulp uitvoert op advies van SEZ meldt de inzet van hulp direct en uiterlijk binnen vijf dagen bij de gemeente. Een voorafgaande beschikking van de gemeente is niet nodig voor inzet van spoedhulp van de aanbieder. De jeugd- en gezinswerker en aanbieder van spoedhulp maken met elkaar afspraken over de samenwerking tijdens het spoedhulptraject, met het oog op eventueel in te zetten vervolghulp. De bevestiging van de gemeente tot toekenning van de spoedhulp zal zo snel mogelijk na de start van de hulp in een beschikking worden toegestuurd.
14.4 Geldigheidsduur beschikking en tussentijdse wijziging
Een besluit tot toekenning van een verstrekking heeft een maximale geldigheidsduur van twee jaar. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget. Indien het gaat om een individuele voorziening die gericht is op stabilisatie en er is sprake van een situatie waarbij geen verbetering meer wordt verwacht, kan de beschikking voor een langere duur afgegeven worden, tot maximaal meerderjarigheid.
14.5 Beëindiging of verlenging jeugdhulp
De jeugdige en/of ouder neemt acht weken voor de beoogde beëindiging van de hulp (telefonisch) contact op met de jeugd- en gezinswerker en met de aanbieder om te bespreken of verlenging van de ingezette hulp nodig is. Dit geldt tevens indien verlenging van jeugdhulp na meerderjarigheid noodzakelijk is. Als de cliënt zich minder dan acht weken voor afloop van de indicatieduur meldt, kan het zijn dat de nieuwe indicatie niet direct aansluit op de oude.
De jeugd- en gezinswerker zal in overleg met de jeugdige en/of ouder, aanbieder en eventuele andere betrokkenen een besluit nemen met betrekking tot de noodzaak tot verlenging van de hulp. Indien de hulp voortgezet moet worden, zal een nieuwe beschikking aan de ouder en/of jeugdige en een nieuwe opdrachtbevestiging aan de aanbieder verzonden worden.
Bij beëindiging of vermindering van de indicatie wordt indien nodig een redelijke overgangstermijn in acht genomen. Ditzelfde geldt als de indicatie wordt aangepast van persoonsgebonden budget naar zorg in natura. Een overgangstermijn bedraagt maximaal zes maanden. Voor het bepalen van een overgangstermijn en de eventuele duur van die overgangstermijn wordt per individueel geval meegewogen of de wijziging op verzoek van de cliënt plaatsvindt, of de voorziening nog gebruikt wordt en in welke mate de cliënt afhankelijk is van de voorziening.
Artikel 15 Cliëntenparticipatie
Jongeren en/of hun ouders worden via de klankbordgroep Jeugdhulp en de Sociale Raad gemeente Doetinchem en op andere wijze betrokken bij de uitvoering van de jeugdhulp.
In de klankbordgroep Jeugdhulp zitten ouders en/of verzorgers van jeugdigen en jongeren. De klankbordgroep jeugdhulp bestaat concreet uit:.
De gemeente vindt het belangrijk om jongeren actief te betrekken. De signalen van jongeren zelf worden opgepakt via:
Vertrouwenswerk is onderdeel van de Jeugdwet. Alle jeugdigen en ouders die onder de Jeugdwet vallen hebben recht op ondersteuning door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Ook als jongeren uit de gemeente Doetinchem (tijdelijk) verblijven in een pleeggezin of instelling buiten de regio kunnen zij hierop een beroep doen.
Als jongeren en ouders hulp en ondersteuning krijgen bij opgroeien en opvoeden is er, zeker in situaties waarbij sprake is van drang en dwang, sprake van afhankelijkheid. In een afhankelijkheidssituatie wordt het lastiger om het te hebben over dingen die niet goed verlopen in de hulpverlening. In die situatie moeten jongeren en/of hun ouders, vanwege die afhankelijkheid, kunnen terugvallen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon die hen bijstaat. Met andere woorden: iedere jeugdige en/of ouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag ondersteuning krijgen van een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. De dienstverlening is voor de jeugdige en/of een ouder gratis.
In de regio Achterhoek wordt het vertrouwenswerk uitgevoerd door op dit gebied gekwalificeerde medewerkers van Zorgbelang Gelderland.
Artikel 17 Oneigenlijk gebruik en misbruik
Artikel 7 Verordening beschrijft de mogelijkheden die de gemeente heeft ter voorkoming en bestrijding van fraude.
Bij het voorkomen van fraude staat de voorlichting aan de inwoner centraal. Deze moet vooraf weten wat zijn of haar rechten en plichten zijn. En wat de consequenties zijn bij het overtreden van de regels. In de aanpak van fraudepreventie maakt de gemeente Doetinchem gebruik van de principes van het hoogwaardig handhaven:
Vroegtijdig detecteren en afhandelen: De buurtcoaches en jeugd en gezinswerkers zijn ook alert op fraudesignalen. Bij twijfels over de rechtmatigheid, organiseren zij een huisbezoek; dit doet een beroep op de professionaliteit van de buurtcoaches/jeugdconsulent. Intercollegiaal overleg over het bepalen van de te nemen stappen vindt zo nodig plaats .
Daadwerkelijk sanctioneren: Gemeente Doetinchem gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord worden. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt de nodige expertise ingezet binnen de gemeente om nader onderzoek te doen. De gemeente hanteert een krachtige consequent sanctiebeleid en een effectief opsporingsbeleid.
Deze principes worden in samenhang uitgevoerd, zo kunnen ze elkaar versterken. Er is aandacht voor bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van individuele maatwerk voorzieningen. Van de inwoner wordt verwacht dat zij mededeling doet van wijzigingen in hun omstandigheden waarvan redelijkerwijs is in te schatten dat deze consequenties heeft voor de verstrekte voorziening. Ook wordt van de inwoner verwacht dat hij/zij meewerkt aan onderzoek in geval van (vermoedens van) onrechtmatigheden.
Voor wat betreft de beheersing van de risico’s zijn onder andere goede voorlichting/ communicatie, onderlinge samenwerking, eenduidige werkwijze en het persoonsgebonden budget-trekkingsrecht belangrijke maatregelen.
Voor alle medewerkers van de gemeente Doetinchem geldt dat zij zich aan de wetten moeten houden. Zodra er fraude geconstateerd wordt moet daar op ingegrepen worden. Dit verwachten we ook van de buurtcoaches. Dit vertaalt zich er in eerste instantie in dat de buurtcoach of jeugd- en gezinswerker bij (vermoedens) van fraude met de betrokken inwoner in gesprek gaat. De inwoner heeft de plicht dit te melden bij de betrokken instantie. Wanneer aan deze oproep geen gehoor wordt gegeven zal de jeugdconsulent of buurtcoach hiervan zelf melding moeten maken. In uitzonderlijke gevallen kan een uitzondering worden gemaakt, dit wordt dan opgeschaald naar het college.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem, d.d. 14 november 2017,
ing. N. van Waart
secretaris
mr. M. Boumans MBA MPM
burgemeester
Het onderzoek kan bestaan uit meerdere gesprekken. De gemeente Doetinchem heeft bij het doen van onderzoek als doelstelling om ook zorgmijdende gezinnen te bereiken.
Tijdens het gesprek komt in ieder geval aan de orde:
Het gezinsplan staat centraal bij het vastleggen van afspraken met betrekking tot de hulpvraag en de bevindingen uit het onderzoek. In onderling overleg kunnen afspraken en bevindingen ook op een andere manier, bijvoorbeeld in een gespreksverslag worden vastgelegd.
In het gezinsplan wordt indien nodig vastgelegd wie de regie heeft, zodat samenhang in de keten van hulp geborgd is. Degene die regie voert begeleidt het traject en zorgt voor op- en afschaling van hulp op het juiste moment. De dynamiek van hulpverlening vergt hierbij de nodige flexibiliteit; dat geldt als het gaat om een individuele voorziening, maar ook in de overgang van een voorliggende voorziening naar een individuele voorziening
De gemeente Doetinchem kiest ervoor om aan de hand van elf domeinen van het dagelijks leven de mate van zelfredzaamheid te beoordelen. Als rode draad door deze levensdomeinen lopen de ontwikkelingspsychologische begrippen aanleg, affectieve basis en omgevingsfactoren.
De levensdomeinen hangen dan ook met elkaar samen en zijn respectievelijk:
Bijlage II Richtlijn bij (dreigende) overbelasting
Het beoordelen of er sprake is van (dreigende) overbelasting is aan de orde bij:
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Het kan gaan om klachten en symptomen zoals:
Er bestaat niet een simpel af te nemen test die direct uitsluitsel geeft of er sprake is van (dreigende) overbelasting. Wel kan met behulp van een vragenlijst de overbelasting (mede) onderbouwd worden. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een erkende methodiek: de EDIZ vragenlijst ‘Erkende Druk door Informele Zorg’. Ook kan de buurtcoach/ jeugd –en gezinswerker medisch of ander deskundig advies inwinnen.
Om respijtzorg of een andere (tijdelijke) maatwerkvoorziening ter ontlasting van de mantelzorger in te zetten moet er een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand (aan partner of kind) biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk.
Naast de aard en ernst van de overbelasting onderzoekt de buurtcoach/ jeugd- en gezinswerker of deze komt doordat er iets met de ondersteuner zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de situatie, bijvoorbeeld van langdurige ziekte van kind of partner (draaglast verhoging). Er moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Als wordt besloten tot de inzet van respijtzorg of een andere maatwerkvoorziening moeten de met de overbelasting gepaard gaande klachten duidelijk beschreven worden. Bij het aflopen van de indicatieduur zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Bijlage III Aanbod individuele voorzieningen
Indien na beoordeling van de algemene toelatingscriteria een individuele voorziening aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken resultaat richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toe leiding naar een passende vorm van ondersteuning.
In 2017 heeft in het gecontracteerde aanbod een wijziging van de indeling in hoofdcategorieën plaats gevonden. Omdat de producten binnen categorie1 en 2 gewijzigd zijn, is hierover een beschrijving per product opgenomen. In de overige hoofdcategorieën zijn de producten ongewijzigd gebleven en is de onderstaande richtlijn gericht op toe leiding naar de hoofdcategorie.
NB. De dynamiek van hulpverlening vergt bij de toe leiding de nodige flexibiliteit; centraal staat dat wordt toe geleid naar zo licht mogelijke hulp indien mogelijk en zo snel mogelijk naar zwaardere of intensievere hulp indien nodig. Hier hoort bij dat op het juiste moment op- en weer afgeschaald wordt naar passende hulp.
I: Ondersteuning individueel gericht op ontwikkeling en stabilisatie
De Ondersteuning is gericht op het aanleren, oefenen en bestendigen van vaardigheden en gedrag.
Ondersteuning individueel bestaat uit begeleiding individueel, persoonlijke verzorging en behandeling individueel.
Ondersteuning individueel is gericht op het vergroten dan wel behouden van de zelfredzaamheid en de deelname aan de samenleving.
We onderscheiden de volgende vormen van Begeleiding individueel:
NB Voor jeugdigen geldt in het bijzonder dat de ontwikkel component centraal staat. De producten uit 2016 zijn dan ook in de meeste gevallen ondergebracht in begeleiding gericht op ontwikkeling of behandeling. Overgang of directe toeleiding naar stabiliseren en helpen bij is afhankelijk van de situatie mogelijk. Overgang naar de WLZ is voorliggend indien er sprake is van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in nabijheid.
Persoonlijke verzorging richt zich op algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), persoonlijke hygiëne en lichamelijke basiszorg om een tekort aan zelfredzaamheid op dit gebied op te lossen door het aanleren dan wel overnemen van taken zodat de Cliënt zo lang mogelijk zelfredzaam is en deel kan nemen aan de samenleving. Het kan gaan om taken zoals wassen, aan- en uitkleden, in en uit bed gaan, toiletgang, bewegen, vervangen katheter/ stomazakje, toedienen sondevoeding, aanreiken medicijnen.
Persoonlijke verzorging blijft ook in 2018 onderdeel van de jeugdhulp, maar de mogelijkheden om persoonlijke verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet te bieden worden ruimer. Per 1 januari 2018 valt het deel van de verzorging die ‘verband houdt met een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop’ ook onder de Zorgverzekeringswet (zowel zorg in natura als persoonsgebonden budget). Gemeenten blijven verantwoordelijk voor verzorging indien die ‘gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)’. Hiermee wordt aangesloten bij hoe de zorg voor volwassenen is geregeld.
Vanaf 1 januari 2018 geldt daarom de volgende afbakening:
Persoonlijke verzorging vanuit de Jeugdwet bestaat uit:
Behandeling individueel is gericht op het verbeteren van opvoed- of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen.
De Cliënt is leerbaar, de Ondersteuning is in principe kortdurend en eindig of zal, zo mogelijk,overgaan in een lichtere vorm van Ondersteuning zoals Begeleiding.
Behandeling bestaat uit twee varianten:
NB Het bestendigen van vaardigheden en gedrag valt onder begeleiding, niet onder behandeling
2: Ondersteuning groep gericht op ontwikkeling en stabilisatie
Ondersteuning groep bestaat uit Begeleiding- en Behandeling groep en vervoer.
Begeleiding groep is gericht op een zinvolle daginvulling, dagstructuur, aanleren, oefenen, bestendigen of overnemen van vaardigheden en het ontplooien van talenten om zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te vergroten, dan wel achteruitgang te voorkomen.
We onderscheiden de volgende vormen van Begeleiding groep:
Voor alle vormen van ondersteuning groep geldt, dat de groepsgroottepassend en veilig moet zijn, zowel voor Cliënt als medewerkers.
Bij al deze producten kan er eventueel een opslag voor individueel vervoer of rolstoelvervoer toegekend worden door de gemeente.
Behandeling groep is gericht op het, in groepsverband, verbeteren van opvoed- of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen
De Cliënt is leerbaar, de Ondersteuning is in principe kortdurend en eindig of zal, zo mogelijk, overgaan in een lichtere vorm van Ondersteuning zoals Begeleiding groep.
Behandeling bestaat uit twee varianten:
NB: Het bestendigen van vaardigheden en gedrag is begeleiding.
4 Jeugdhulp met verblijf en jeugdhulp crisis
6 : Specialistische geestelijke gezondheidszorg
7: Ernstige Enkelvoudige Dyslexie
8: Kindergeneeskunde (curatieve GGZ door kinderartsen)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-22102.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.