Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent inkomensdraagkracht bijzondere bijstand Beleidsregel inkomensdraagkracht bijzondere bijstand Participatiewet Gemeente Lingewaard 2018

Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke bekendmaking is op 10 oktober 2018 in het gemeenteblad 'het Gemeentenieuws' van de gemeente Lingewaard geplaatst.

 

Burgemeester en wethouders van Lingewaard

 

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 15, 35, 48, 49, 50, 51 van de Participatiewet.

 

Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor over de wijze waarop het college op grond van artikel3 5 Participatiewet uitvoering geeft aan de bevoegdheid Bijzondere Bijstand te verstrekken.

 

 

 

B E S L U I T E N

 

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel Inkomens draagkracht Bijzondere Bijstand Participatiewet Gemeente Lingewaard 2018

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Alleenstaande : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub a Participatiewet;

    • b.

      Alleenstaande ouder : de ongehuwde zoals bedoeld in artikel 4 sub b Participatiewet;

    • c.

      Awb : Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      Belanghebbende : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • e.

      Bijstandsnorm : de norm zoals bedoeld in artikel 5 sub c Participatiewet toepasselijke bijstandsnorm verminderd met de van toepassing zijnde verlaging conform de beleidsregel uitkering in verband met de woonsituatie, schoolverlaters en inkomsten uit commerciële verhuur Participatiewet;

    • f.

      bijzondere bijstand : de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid Participatiewet;

    • g.

      college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard

    • h.

      Gehuwde : de echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 3 Participatiewet;

    • i.

      Gezin : het gezin als bedoeld in artikel 4 sub c Participatiewet;

    • j.

      Inkomen : het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 Participatiewet;

    • k.

      Inrichting : de instelling als bedoeld in artikel 1 sub f Participatiewet;

    • l.

      Kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub d Participatiewet;

    • m.

      ten laste komend kind : het kind als bedoeld in artikel 4 sub e Participatiewet;

    • n.

      Vermogen : het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

    • o.

      Zorgverzekering : een bij een zorgverzekeraar afgesloten zorgverzekering inclusief een aanvullende verzekering en tandartsverzekering.

       

  • 2.

    Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze beleidsregel gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand, zoals aangegeven in artikel 35 van de Participatiewet, wordt verstrekt als bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan, waarin het inkomen niet voorziet, die niet gedekt worden door voorliggende voorzieningen en die niet uit de draagkracht kunnen worden voldaan.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van personen bepalen de bijzonderheid van bestaanskosten.

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt in beginsel niet bij voorschot verstrekt.

Artikel 3 De doelgroep

  • 1.

    Een persoon heeft een recht op bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 Participatiewet als het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en het vermogen lager is als het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet.

Artikel 4 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is het kalenderjaar waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend. De draagkrachtperiode vangt aan op 1 januari en duurt tot en met 31 december.

  • 2.

    In afwijking hiervan wordt, wanneer een aanvraag wordt ingediend op of na 1 oktober, de draagkracht periode bepaald vanaf de maand waarin de aanvraag is ingediend tot en met december van het volgende kalenderjaar.

Artikel 5. Vaststellen maandinkomen

  • 1.

    Het inkomen, dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over de in artikel 4 aangegeven periode, op maandbasis vastgesteld.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het maandinkomen wordt ten aanzien van regelmatig ontvangen inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt.

  • 3.

    Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen de som van deze inkomsten over de 3 maanden berekend voorafgaande aan het tijdstip waarop de in artikel 6 aangegeven periode van een jaar aanvangt, gedeeld door 3.

  • 4.

    Bij de toepassing van het tweede en derde lid, kan al rekening worden gehouden met een wijziging van omstandigheden die binnen de in artikel 4 lid 1 van deze beleidsregel aangegeven periode van 12 maanden zal optreden.

Artikel 6. De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1.

    Het college stelt het recht op bijzondere bijstand op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2.

    De bijstand wordt door de gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door één van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • 3.

    Het college kan het recht op bijstand in bijzondere omstandigheden ambtshalve vaststellen.

  • 4.

    Een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijn van 12 maanden gerekend vanaf de datum van de factuur.

  • 5.

    Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het College aan te reiken aanvraagformulier.

Artikel 7 Draagkrachtvaststelling

  • 1.

    De draagkrachtperiode is gelijk aan het kalenderjaar waarin de kosten zich voordoen.

  • 2.

    De draagkracht wordt uitgedrukt in een percentage van de norm zoals bedoeld in artikel 20,21, 22 en 23. van de Participatiewet namelijk:110% uitgezonderd kostensoorten vermeld in de toelichting. Hiervoor geldt een draagkracht van 100% conform de richtlijn inkomensdraagkracht vastgesteld op 17 aug 2016.

  • 3.

    Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 Participatiewet wordt gezien als draagkracht.

  • 4.

    Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen wordt bepaald volgens de regels van de Participatiewet.

  • 5.

    Indien een aanvrager toegelaten is tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of als een minnelijk schuldhulpverleningstraject loopt, wordt de aanvrager niet geacht over een draagkracht te beschikken.

  • 6.

    Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht van de gehele periode in één keer verrekend met het uit te betalen bedrag.

  • 7.

    Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht evenredig verrekend over de uit te betalen bijstand.

  • 8.

    De draagkracht wordt eenmalig vastgesteld op het moment van de aanvrage. Een vastgestelde draagkracht kan gedurende het jaar gewijzigd worden bij een wijziging in de financiële omstandigheden bij een inkomen boven 110% van de norm.

  • 9.

    Bij incidentele en wisselende inkomsten wordt de draagkracht over de periode waarop de draagkracht betrekking heeft vastgesteld. Sterk wisselende inkomsten dienen over een langere periode te worden gemiddeld. Ook inkomsten die de klant niet heeft, maar waar hij wel de beschikking over kan krijgen, worden als inkomsten beschouwd.

  • 10.

    Bij regelmatig inkomsten is het inkomen in de maand van de aanvraag bepalend. Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag bepalend.

  • 11.

    De individuele inkomenstoeslag wordt tot de middelen gerekend.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als 'Beleidsregel inkomensdraagkracht bijzondere bijstand Participatiewet Gemeente Lingewaard 2018‘.

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

  • 3.

    De draagkrachtregels zoals vastgesteld met ingang van 17 augustus 2016 wordt ingetrokken op de datum dat deze beleidsregel in werking treedt te weten 1 september 2018.

 

Sluiting

Lingewaard 15 augustus 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

de gemeentesecretaris/directeur,

drs. J. Wijnia

de burgemeester,

M. Schuurmans-Wijdeven.

Toelichting bij de Beleidsregel draagkracht bijzondere bijstand

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de Participatiewet. Ten aanzien van een aantal begrippen dat als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregel.

 

Artikel 2 Aard van de bijzondere bijstand

Door bijzondere omstandigheden kan het voorkomen dat in het individuele geval de uitkeringsnorm of het inkomen niet (volledig) toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en de betreffende uitgaven noodzakelijk zijn en evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan bijzondere bijstand worden verleend.

Het maatwerkprincipe geldt, wat betekent dat uit de bijzondere individuele omstandigheden de noodzaak van de kosten moet blijken en dat gelet op elke specifieke situatie een zorgvuldige afweging gemaakt dient te worden op de maat van de belanghebbende.

In deze beleidsregel wordt, om uniformiteit in werkwijze te bevorderen, een aantal veel voorkomende kostensoorten gespecificeerd in de artikelen 9 tot en met 19.

 

Het verstrekken van een voorschot is niet mogelijk tenzij door dringende redenen het reguliere betalingsmoment niet afgewacht kan worden.(bijvoorbeeld bij levensbedreigende situaties: indien spoed noodzakelijk is om erger te voorkomen. Bijv. - reiskosten bij bedreiging (blijf van mijn lijfhuis).

Men spreekt van een voorschot als betaling volgt voordat het besluit genomen is. Een versnelde betaling nadat besluitvorming wel heeft plaatsgevonden wordt aangeduid als een spoedbetaling.

 

Artikel 3 Doelgroep

Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat men algemene bijstand krachtens de Participatiewet ontvangt. Ook degenen met een andere uitkering of een laag inkomen kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand.

Bepalend is de hoogte van het inkomen en vermogen van de belanghebbende en zijn gezin. Is er sprake van een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm en vermogen dat lager is dan de in artikel 34 Participatiewet aangegeven vermogensgrens, dan kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of de bijstand kunnen worden voldaan.

De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.

 

De middelen en het vermogen zoals genoemd in de artikelen 31 tot en met 33 Participatiewet worden tot het aanwezige inkomen gerekend. Het vermogen, voor zover dat het de grens van het vrij te laten vermogen niet te boven gaat, wordt buiten beschouwing gelaten, evenals andere vermogensbestanddelen genoemd in artikel 34 Participatiewet. Het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de genoemde normen in artikel 34 lid 3 Participatiewet, dient eerst aangewend te worden voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten.

De individuele inkomenstoeslag vormt een aanvulling op het sociale minimum, waarbij in artikel 35 lid 1 Participatiewet is bepaald dat dit meegenomen moet worden bij het vaststellen van het (gezins)inkomen.

 

Artikel 4 Draagkracht periode

De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is het kalenderjaar waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend. De draagkrachtperiode vangt aan op 1 januari en duurt tot en met 31 december.

 

Het bovenstaande heeft als doel om te voorkomen dat aanvragers binnen enkele maanden al hun gegevens meerdere malen moeten overleggen. Let er wel op dat je de draagkracht in een dergelijk geval ook echt langer vaststelt dan 12 maanden. Bijvoorbeeld bij een aanvraag in oktober is de draagkracht 15-maal de maand.

 

Artikel 5 Vaststellen maandinkomen

Indien ten tijde van de aanvraag vaststaat dat de financiële omstandigheden binnen de draagkrachtperiode van 12 maanden aanmerkelijk ( toename / afname van 15%) zullen veranderen, kan de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig worden aangepast.

De belanghebbende zal door het overleggen van bewijsstukken moeten aantonen in hoeverre de draagkracht zal verminderen of toenemen door de gewijzigde omstandigheden.

 

Artikel 6 De aanvraag en het tijdstip van aanvragen van bijzondere bijstand

Het uitgangspunt is dat bijzondere bijstand op aanvraag wordt verstrekt. In uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld bij zeer ernstige ziekte, geestelijk onvermogen of een ernstige calamiteit kan het college ambtshalve bijzondere bijstand verstrekken.

De aanvraag moet zo spoedig mogelijk na ontstaan van de kosten, worden ingediend, doch uiterlijk binnen 12 maanden na de datering van de factuur. Het ontstaan van de kosten is het uitgangspunt. Voor duurzame gebruiksgoederen geldt een afwijkende regeling.

Vooraf aanvragen, dat wil zeggen vóór de feitelijke aanschaf, is noodzakelijk. Als belanghebbende het duurzaam goed dat vervangen moet worden niet meer ter beschikking heeft of het al heeft aangeschaft, kan de noodzaak niet worden vastgesteld door het college en zal in de regel om die reden de aanvraag worden afgewezen.

 

Artikel 7 Draagkracht vaststelling

Om de kostendelersnorm als vergelijkbare bijstandsnorm te kunnen vaststellen is het van belang te weten hoeveel meerderjarige personen in dezelfde woning wonen. Bij de kostendeler telt voor de draagkracht niet mee de personen die studiebeurs ontvangen of opleiding BBL-volgen. Ook tellen personen die een commerciële huur/ verhuurrelatie of kostgangersovereenkomst hebben niet mee. Dat volgt uit de wettelijke bepalingen van 22a Participatiewet.

 

Dat betekent dat om tot een juiste vaststelling van die norm te kunnen overgaan die gegevens moeten worden uitgevraagd. Dat is bewerkelijk en mutatiegevoelig. Dit betekent feitelijk ook dat de eerder vastgestelde draagkracht bijvoorbeeld weer moet worden herzien als er sprake is van een persoon die eerst niet meetelde als kostendeler maar nadien weer wel bijv. omdat een studie eindigt of wanneer er iemand komt inwonen die als kostendeler telt. Mutatie verwerking betekent een arbeidsintensieve (dure) herberekening en tijdsinvestering. De verwachting is dat dit dermate weinig oplevert dat het redelijk is om bij het vast stellen van de draagkracht uit te gaan van de situatie op het moment van de aanvraag,

 

Voor is voor een aantal kostensoorten wordt echter van 100 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en wordt ook de volledige inkomensdraagkracht gebruikt. Zie richtlijn inkomensdraagkracht vastgesteld op 17 aug 2016.

Het gaat hier kostensoorten die worden verstrekt als bijzondere bijstand, maar die naar hun aard behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan of te maken hebben met het betalen van de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

100% draagkracht geldt voor de volgende kostensoorten aanvragen bijzondere bijstand:

  • 1.

    aanvullende bijzondere bijstand voor levensonderhoud van jongeren van 18 tot 20 jaar (al dan niet in een inrichting)

  • 2.

    verwervingskosten (bijvoorbeeld reiskosten en kosten kinderopvang buiten de Wet Kinderopvang) en

  • 3.

    aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen

  • 4.

    budgetbeheer, bewindvoering , kosten curatele

  • 5.

    woonkosten, die niet uit de norm betaald kunnen worden huurders en eigenaren)

  • 6.

    LBIO-bijdragen uithuisgeplaatste kinderen.

 

Voor deze kostensoorten geldt het volgende:

  • 0 % van de aanmerking te nemen inkomen, wanneer het inkomen (exclusief vakantietoeslag) lager is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 100 % van het in aanmerking te nemen inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag)

  • Geen drempelbedrag toepassen

 

Voor overige kostensoorten aanvragen bijzondere bijstand geldt een inkomensdraagkracht van 110% bijstandsnorm.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 9 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Naar boven