Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Uden

De Raad van de gemeente Uden;

 

Overwegende dat ondermijnende criminaliteit een gemeentegrensoverstijgende bedreiging vormt voor de veiligheid, maar ook het economisch en maatschappelijk verkeer en dat het nodig is de bestuurlijke weerbaarheid te versterken door het invoeren van uniforme bepalingen in de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Uden.

 

Overwegende dat per 1 juli 2017 de Wet aanpak woonoverlast in werking is getreden waarmee wordt voorzien in de behoefte van gemeenten in de aanpak van woonoverlast.

 

Overwegende dat het nodig is bepalingen in overeenstemming te brengen met het evenementenbeleid en de nadere uitvoeringsregels geluid bij muziekevenementen in de openlucht;

 

Overwegende dat het nodig is een aantal bepalingen in de APV met betrekking tot de sluitingstijd van droge horeca te wijzigen met het oog het kunnen verstrekken van ontbijt;

 

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 23 mei 2018;

 

gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet;

besluit

 

vast te stellen de

 

Tiende wijziging Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Uden

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel I. Wijziging

De APV Uden wordt gewijzigd als volgt:

 

  • A.

    in artikel 2.25 tweede lid onder c, wordt:

    • -

      aangevuld met ‘en geen geluidsniveau van meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C) tot 19.00 uur en van 70 dB(A) en 85 dB(C) na 19.00 uur op de gevel van woningen van derden wordt geproduceerd’

      en komt te luiden:

      • 1.

        geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 uur dan wel na 23.00 uur, of na 24.00 uur op een avond voorafgaand aan een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag en daarmee gelijkgestelde dag in de zin van de Algemene Termijnenwet en geen geluidsniveau van meer dan 75 dB(A) en 90 dB(C) tot 19.00 uur en van 70 dB(A) en 85 dB(C) na 19.00 uur op de gevel van woningen van derden wordt geproduceerd.

  • B.

    In artikel 2.25 tweede lid onder d, wordt:

    • -

      aangevuld met ‘het evenement geen risico’s op verstoring van de openbare orde met zich meebrengt, er geen risicoaspecten ten aanzien van de volksgezondheid in het geding zijn’

      en komt te luiden:

      • 2.

        het evenement geen risico’s op verstoring van de openbare orde met zich meebrengt, er geen risicoaspecten ten aanzien van de volksgezondheid in het geding zijn en geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten.

  • C.

    In artikel 2.25 wordt:

    • -

      Aangevuld met ‘Een vergunning voor een belastend evenement als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Uden kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 16 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is’.

      en komt te luiden:

      • 3.

        Artikel 2.25 lid 7 Een vergunning voor een belastend evenement als bedoeld in het Evenementenbeleid Gemeente Uden kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 16 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.’

  • D.

    In artikel 2.29 (sluitingstijd voor horeca binnen het horecaconcentratiegebied), derde lid onder a, wordt:

    • -

      aangevuld met ‘en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt’

      en komt te luiden:

      • 4.

        van zondag op maandag, maandag op dinsdag, dinsdag op woensdag en van woensdag op donderdag tussen 08.00 uur en 02.00 uur en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt.

  • E.

    In artikel 2.29 derde lid onder b, wordt:

    • -

      aangevuld met ‘en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt’

      en komt te luiden:

      • 5.

        van donderdag op vrijdag, van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag tussen 08.00 uur en 02.00 uur en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt.

  • F.

    In artikel 2.29 a (sluitingstijd voor horeca buiten het horecaconcentratiegebied), derde lid onder a, wordt:

    • -

      Aangevuld met ‘en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt’

      en komt te luiden:

      • 6.

        van zondag op maandag, maandag op dinsdag, dinsdag op woensdag en van woensdag op donderdag tussen 08.00 uur en 02.00 uur en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt.

  • G.

    In artikel 2.29 a, derde lid onder b, wordt:

    aangevuld met ‘en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt’

    en komt te luiden:

    • 7.

      van donderdag op vrijdag, van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag tussen 08.00 uur en 03.00 uur en vanaf 06.00 uur indien gericht op het verstrekken van ontbijt.

  • H.

    In artikel 2.30c eerste lid wordt:

    Aangevuld met ‘of in afwijking van de’

    en komt te luiden:

    • 8.

      Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester

  • I.

    In artikel 2.30c tweede lid, wordt:

    Gewijzigd met ‘Onverminderd artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:’

    En komt te luiden:

    • 9.

      ‘Onverminderd artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

  • J.

    In artikel 2.30c tweede lid, wordt:

    Gewijzigd met ‘a. indien de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit’

    En komt te luiden:

    • 10.

      indien de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit.

  • K.

    In artikel 2:30c, tweede lid, wordt:

    Gewijzigd met ‘b. dan wel afwijkende beschikking omtrent het gedrag (VOG) met betrekking tot de leidinggevende(n)’

    En komt te luiden:

    • 11.

      b. of indien de aanvrager geen dan wel afwijkende beschikking omtrent het gedrag (VOG) met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.

  • L.

    In artikel 2:30c, tweede lid, wordt

    Aangevuld met ‘c. indien voor de exploitatie of vestiging van een horecaberdrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is geweigerd’

    En komt te luiden:

    • 12.

      c. indien voor de exploitatie of vestiging van een horecaberdrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is geweigerd;

  • M.

    In artikel 2.30c, tweede lid, wordt:

    Aangevuld met ‘d. Indien de leidinggevende(n) de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt’

    En komt te luiden:

    • 13.

      d. Indien de leidinggevende(n) de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt

  • N.

    In artikel 2:30c, tweede lid, wordt:

    Aangevuld met ‘e. Indien de leidinggevende(n) onder curatele staat of is ontzet uit de ouderlijke macht of voogdij’

    En komt te luiden:

    • 14.

      e. Indien de leidinggevende(n) onder curatele staat of is ontzet uit de ouderlijke macht of voogdij.

  • O.

    In artikel 2:30c, wordt:

    Aangevuld met ‘f. Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke situatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    En komt te luiden:

    • 15.

      f. Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke situatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

  • P.

    In artikel 2:30c, vierde lid wordt:

    Gewijzigd met ‘’Geen vergunning is vereist voor’

    En komt te luiden:

    • 16.

      Geen vergunning is vereist voor:

  • Q.

    In artikel 2.30c, vierde lid, onder a. wordt:

    Gewijzigd met ‘a. een horecabedrijf waarvoor een vergunning is vereist op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, of’

    En komt te luiden:

    • 17.

      a. een horecabedrijf waarvoor een vergunning is vereist op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, of;

    • 18.

      De nummering loopt door.

  • R.

    In artikel 2:30c, vijfde lid, wordt gewijzigd:

    En komt te luiden:

    • 19.

      5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de vergunning door de burgemeester ingetrokken indien:

      • a.

        Deze is verleend op grond van de door exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige gegevens en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

      • b.

        de exploitant niet langer voldoet aan de eisen zoals die zijn vermeld in het tweede lid;

      • c.

        zich in of in de nabijheid van het horecabedrijf feiten hebben voorgedaan, die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid.

      • d.

        Voor de exploitatie van het horecabedrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.

  • Artikel 2:30c Exploitatievergunning horecabedrijf

    • 1.

      Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester.

    • 2.

      Onverminderd artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

      • a.

        indien de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening, het exploitatieplan of het voorbereidingsbesluit;

      • b.

        of indien de aanvrager geen dan wel afwijkende beschikking omtrent het gedrag (VOG) met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven;

      • c.

        indien voor de exploitatie of vestiging van een horecaberdrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is geweigerd;

      • d.

        Indien de leidinggevende(n) de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt;

      • e.

        Indien de leidinggevende(n) onder curatele staat of is ontzet uit de ouderlijke macht of voogdij;

      • f.

        Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke situatie niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

    • 3.

      De burgemeester kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

    • 4.

      Geen vergunning is vereist voor:

      • a.

        een horecabedrijf waarvoor een vergunning is vereist op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, of;

      • b.

        een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de horeca een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

      • c.

        een zorginstelling of ziekenhuis;

      • d.

        een museum;

      • e.

        een bedrijfskantine- of restaurant;

      • f.

        een school of instelling;

      • g.

        een stationsrestauratie.

    • 5.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de vergunning door de burgemeester ingetrokken indien:

      • a.

        Deze is verleend op grond van de door exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige gegevens en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

      • b.

        de exploitant niet langer voldoet aan de eisen zoals die zijn vermeld in het tweede lid;

      • c.

        zich in of in de nabijheid van het horecabedrijf feiten hebben voorgedaan, die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;

      • d.

        Voor de exploitatie van het horecabedrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.

    • 6.

      Onverminderd het gestelde in het derde lid kan de burgemeester de ingebruikneming van de openbare plaats ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren:

      • a.

        indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan een openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van een openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

      • b.

        indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van een openbare plaats.

    • 7.

      Het bepaalde in het zevende lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.

    • 8.

      Op de vergunning en de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • S.

    Artikel 2.79 wordt toegevoegd;

    En komt te luiden:

    Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

    • 1.

      Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

    • 2.

      Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.

    • 3.

      De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

    • 4.

      De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

      • a.

        geluid- of geurhinder;

    • 2.

      b. hinder van dieren;

    • 3.

      c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • 4.

      d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • 5.

      e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

  • T.

    Artikel 2.80 Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning wordt toegevoegd:

    • 1.

      De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is.

    • 2.

      Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

      • a.

        in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied, of

      • b.

        in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

      • c.

        in door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteiten.

    • 3.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

      • a.

        in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

      • b.

        indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

      • c.

        indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

      • d.

        indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

      • e.

        indien niet voldaan is aan de bij of krachtens de in dit artikel gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

      • f.

        indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

      • g.

        indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende Leefmilieuverordening/beheersverordening1 of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of

      • h.

        indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

    • 4.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen:

      • a.

        in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

      • b.

        indien het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

      • c.

        indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

      • d.

        indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is;

      • e.

        indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

      • f.

        indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldende Leefmilieuverordening/beheersverordening of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

      • g.

        indien de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

      • h.

        indien er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

      • i.

        indien door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;

      • j.

        indien de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd en/of

      • k.

        indien de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd.

Artikel II. Overgangsrecht

  • 1.

    Besluiten genomen krachtens de APV Uden, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor de APV Uden na de wijzigingen door deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Voor de exploitatievergunning voor droge horecagelegenheden als bedoeld in artikel 2.30c van deze verordening, geldt een overgangstermijn van drie kalenderjaren, voor die horecagelegenheden waarvan de exploitatie reeds voor inwerkingtreding van deze verordening is aangevangen.

Artikel III. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel IV. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Tiende wijziging APV Uden.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2018

De raad voornoemd

de griffier

drs. G.B. Gnodde

de burgemeester

drs. H.A.G. Hellegers

Naar boven