Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Gemeente Veere, 2018

Het college van burgemeester en wethouders van Veere;

Besluit vast te stellen de: Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ belanghebbende in een keuzesituatie Gemeente Veere 2018

 

 

 

 

 

Artikel 1. Inleiding

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor een onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) meer personen (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende zijn. Op grond van artikel 24 van de Wet WOZ mag de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden plaatsvinden. De gemeente Veere hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Het zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige die de aanslag onroerende-zaakbelastingen, rioolheffing of afvalstoffenheffing op zijn of haar naam krijgt.

 

Artikel 2. Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van niet-woningen zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de onroerende-zaakbelastingen die worden geheven van gebruikers van niet-woningen van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op WOZ-beschikkingen ten aanzien van gebruikers van woningen (huurders) zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zoals die gelden voor de rioolheffing van gebruikers en afvalstoffenheffing van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 3. Intrekking besluit

Het voorgaande besluit voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie vervalt met ingang van de in onderdeel 4 genoemde datum, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 01-01-2018.

 

Artikel 5. Citeertitel

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Gemeente Veere, 2018

  • 2.

    De citeertitel wordt afgekort tot: BAWB gemeente Veere, 2018.

 

Domburg, 23 januari 2018

Het college van burgemeester en wethouders

De secretaris de burgemeester

Toelichting

 

Aanhef

Wij hebben twee varianten wat de bevoegdheid tot vaststellen van de beleidsregels betreft. Variant 1 betreft de situatie dat de gemeente de Wet WOZ zelf uitvoert. De keuze is dan uit het college van burgemeester en wethouders en de in artikel 1, tweede lid, van de Wet WOZ bedoelde gemeenteambtenaar.

Variant 2 ziet op de situatie dat een samenwerkingsverband (openbaar lichaam of bedrijfsvoeringsorganisatie) de Wet WOZ voor de gemeente uitvoert, waarbij de colleges van de deelnemende gemeenten hun WOZ-bevoegdheden en daarmee verband houdende bevoegdheden, zoals de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels op grond van artikel 4:81 Awb, hebben overgedragen aan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband en bij of krachtens de gemeenschappelijke regeling een ambtenaar van het samenwerkingsverband is aangewezen als de in artikel 1, tweede lid, van de Wet WOZ bedoelde gemeenteambtenaar. Het dagelijks bestuur of die ambtenaar kan dan de beleidsregels vaststellen. Afhankelijk van de overgedragen of toebedeelde bevoegdheden kunnen zij in de deelnemende gemeenten bestaande beleidsregels intrekken. Zie de toelichting op onderdeel 3 – Intrekking besluit[en].

De keuze voor het bestuursorgaan dat de beleidsregels vaststelt, werkt door in de ondertekening.

Waar we in deze toelichting ‘de gemeente’ noemen, kan daarvoor ook worden gelezen ‘het samenwerkingsverband’.

 

Artikel 1. Inleiding

Artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bepaalt dat de WOZ-beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan:

  • a.

    degene die aan het begin van het kalenderjaar het genot heeft van de onroerende zaken krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • b.

    degene die aan het begin van het kalenderjaar de onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.

 

Ter vergelijking: bij de onroerendezaakbelastingen gaat het ook om het begin van het kalenderjaar (artikel 220 van de Gemeentewet; artikel 1 modelverordening onroerendezaakbelastingen. Met betrekking tot de gebruikers bevat artikel 24 voorts een met artikel 220b, eerste lid, overeenkomende regeling. Dit betekent dat:

- bij het gebruik door leden van een huishouden, een nader aan te wijzen lid van dat huishouden als gebruiker wordt aangemerkt;

- bij het in gebruik geven van onzelfstandige delen van de onroerende zaak, degene die in gebruik geeft als gebruiker wordt aangemerkt;

- bij het ter beschikking stellen voor volgtijdig gebruik, degene die ter beschikking stelt als gebruiker wordt aangemerkt.

 

Artikel 2. Voorkeursvolgorde

 

Eigenaren en gebruikers van niet-woningen

Bij het vaststellen van beleidsregels voor de tenaamstelling van WOZ-beschikkingen in een keuzesituatie, gaat het in beginsel om de 'verplichte' WOZ-beschikkingen. Wij verstaan daaronder de WOZ-beschikkingen die niet op verzoek worden toegezonden. Dit zijn de WOZ-beschikkingen van artikel 22, eerste lid, artikel 26, eerste lid, onder b, en artikel 27, eerste lid, van de Wet WOZ. WOZ-beschikkingen op verzoek zijn de beschikkingen ingevolge artikel 26, eerste lid, onder a, en artikel 28, eerste lid, Wet WOZ. Gelet op de overeenkomstige wettelijke formulering hebben wij bij de keuze van de persoon die de WOZ-beschikking (‘eigenarenbeschikking’ en ‘gebruikersbeschikking niet-woningen’) te naam gesteld krijgt, aangesloten bij de beleidsregels voor de aanslagen onroerendezaakbelastingen. Daarmee wordt bewerkstelligd dat degene die de aanslag onroerende-zaakbelastingen krijgt, ook de WOZ-beschikking ontvangt. Dit bevordert een doelmatige uitvoering. Sinds 1 januari 2007 is dit ook vastgelegd in artikel 24, negende lid, Wet WOZ. De onderdelen 1, 2, 3, 6, 7, 9 en 10 van de modelbeleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie zijn dus van overeenkomstige toepassing. Er kan zich een situatie voordoen waarbij de persoon die de aanslag onroerendezaakbelastingen krijgt nog niet de WOZ-beschikking heeft ontvangen. Het is mogelijk dat de gemeente een aanslag oplegt, zonder dat zij een WOZ-beschikking voor de betreffende onroerende zaak heeft genomen (artikel 220d, vierde lid, Gemeentewet). Materieel zal dit niet leiden tot een andere aanwijzing voor de WOZ-beschikking dan wanneer de aanslag onroerendezaakbelastingen gelijktijdig met of na de WOZ-beschikking zou zijn opgelegd. De aanwijzing voor de betreffende WOZ-beschikking geschiedt immers overeenkomstig de beleidsregels voor de onroerendezaakbelastingen.

 

Gebruikers van woningen (huurders)

Sinds 1 oktober 2015 heeft de WOZ-waarde een grotere invloed op de maximaal redelijke huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel. Huurders van woningen hebben daarmee weer een formeel belang bij de WOZ-waarde en krijgen een WOZ-beschikking. Evenals bij de WOZ-beschikking voor het eigendom, bezit of beperkt recht (eigenarenbeschikking) en de aanslagen gemeentelijke heffingen, kan de gemeente kiezen aan welke gebruiker zij de WOZ-beschikking toezendt als er meerdere gebruikers zijn.

De gemeente stuurt de beschikking in beginsel aan de gebruiker die ook de aanslagen voor de andere gemeentelijke heffingen krijgt. Voor de keuze aan welke huurder de gemeente de WOZ-waarde bekendmaakt (anders dan op verzoek), sluiten wij daarom aan bij de beleidsregels voor de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing van gebruikers. Let hierbij op: één van de twee kiezen als de beleidsregels voor deze heffingen verschillen of wanneer de gemeente een van de twee niet heft. Indien een mede-gebruiker later om een beschikking vraagt, dient de gemeente die beschikking op basis van artikel 28 Wet WOZ te verstrekken. Dit is analoog aan de situatie waarin mede-eigenaren om een beschikking verzoeken.

 

Artikel 3. Intrekking besluit

Deze bepaling dient ertoe eerder vastgestelde beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie in te trekken. Overgangsrecht is volgens ons niet nodig. De vastgestelde beleidsregels gelden ook voor WOZ-beschikkingen over oude jaren die de gemeente nog moet bekendmaken.

Als een samenwerkingsverband het besluit voor het eerst vaststelt, dan kunnen hier de in te trekken besluiten van de deelnemende gemeenten worden genoemd. Hierbij passen wel de volgende kanttekeningen. Zoals in de toelichting op de aanhef van deze beleidsregels staat, is het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband bevoegd de beleidsregels vast te stellen als de colleges van de deelnemende gemeenten deze bevoegdheid in de gemeenschappelijke regeling aan hem hebben overgedragen (delegatie). De colleges hebben dan zelf die bevoegdheid niet meer. Het dagelijks bestuur kan dan ook de eerder door de colleges vastgestelde beleidsregels intrekken. Datzelfde kan het dagelijks bestuur doen met de door de voormalige, niet meer bevoegde WOZ-heffingsambtenaren van de deelnemende gemeenten vastgestelde beleidsregels, omdat de uitvoering voortaan plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur.

Als de daartoe aangewezen ambtenaar van het samenwerkingsverband de beleidsregels vaststelt, kan deze de eerder door de colleges van de deelnemende gemeenten vastgestelde beleidsregels niet intrekken. Deze colleges moeten dat dan zelf doen. Wel kan deze ambtenaar van het samenwerkingsverband de door de voormalige, niet meer bevoegde WOZ-heffingsambtenaren van de deelnemende gemeenten vastgestelde beleidsregels intrekken.]

 

Artikel 4. Inwerkingtreding

De beleidsregels kunnen pas in werking treden na bekendmaking (artikel 3:40 Awb). Het bestuursorgaan dat de beleidsregels heeft vastgesteld, dient deze bekend te maken. Artikel 3:42 Awb is van toepassing. Bekendmaking vindt plaats door publicatie van het gehele besluit in het (elektronisch) gemeenteblad of in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en terinzagelegging. Als in het dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad alleen de zakelijke inhoud wordt bekendgemaakt, moet het besluit ook ter inzage worden gelegd.

Een samenwerkingsverband moet de beleidsregels op deze wijze in de deelnemende gemeenten bekendmaken. Alleen een openbaar lichaam kan een elektronisch publicatieblad hebben (artikel 32ja Wet gemeenschappelijke regelingen). Als dat er is, kan bekendmaking daarin plaatsvinden (artikel 1a, derde lid, Regeling elektronische bekendmaking en beschikbaarstelling decentrale regelgeving).

 

Naast deze bekendmaking verdient het aanbeveling een verwijzing naar, dan wel verkorte weergave

van de beleidsregels op te nemen in de toelichting bij het aanslagbiljet.

 

Artikel 5. Citeertitel

Een citeertitel of de afkorting daarvan vereenvoudigt de verwijzing naar de beleidsregels.

 

Naar boven