Gemeenteblad van Purmerend
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2018, 214081 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Purmerend | Gemeenteblad 2018, 214081 | Verordeningen |
Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2019
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gemeentetoeslag: subsidie die aan de aanbieder van peuteropvang wordt toegekend ten behoeve van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van peuteropvang of VVE. De hoogte van de gemeentetoeslag is het verschil tussen de ouderbijdrage en de bruto-ouderbijdrage per uur.
Met deze subsidieverordening wordt beoogd het voor ouders mogelijk te maken om hun peuter een geregistreerd kindercentrum te laten bezoeken en te laten deelnemen aan peuteropvang, maatwerk of VVE.
Artikel 5 Subsidiehoogte en nadere regels
Het college kan, in bijzondere gevallen, artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 27 september 2018
de griffier,
R.J.C. van der Laan
de voorzitter,
D. Bijl
Toelichting bij de Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2019
Met de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Stb. 2017, 309) is het voormalige peuterspeelzaalwerk onder de definitie van kinderopvang gebracht. Het gevolg hiervan is dat de kwaliteitseisen voor kinderopvang ook op het peuterspeelzaalwerk van toepassing worden en de financiering voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk gelijkgeschakeld worden. Het Rijk is per 1 januari 2018 belast met de financiering van kinderopvang voor peuters van ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag in alle voorschoolse voorzieningen. Daardoor kunnen ouders voortaan ook aanspraak maken op kinderopvangtoeslag als zij gebruik maken van wat voor de harmonisatie behoorde tot het peuterspeelzaalwerk. Het aanbod voor peuters van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag via het Rijk wordt (evenals de vroeg- en voorschoolse educatie als bedoeld in artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs) gefinancierd door gemeenten. Tegen deze achtergrond is deze subsidieverordening opgesteld. Deze heeft tot doel het voorschoolse aanbod peuteropvang financieel toegankelijk te houden.
Vanwege het feit dat de subsidie gekoppeld wordt aan de structuur van de kinderopvang-toeslagregeling en er op enkele punten (o.a. aanvraagtermijn) wordt afgeweken van de ASP 2014 is ervoor gekozen om hiervoor een aparte subsidieverordening vast te stellen. Deze is gebaseerd op de modelverordening van de VNG.
De maximaal te subsidiëren kostprijs wordt jaarlijks door het college vastgesteld. Als de kostprijs van het geregistreerde kindercentrum hoger is dan de vastgestelde kostprijs, dan worden deze hogere kosten doorberekend aan de ouders. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de ouderbijdrage.
Als de kostprijs van het geregistreerde kindercentrum lager is dan de vastgestelde kostprijs, dan heeft dat gevolgen voor de hoogte van de subsidie (zie ook de voorbeelden bij artikel 5).
Maatwerk betreft extra opvang(uren) bovenop de standaard zoals bepaald voor peuteropvang of VVE. Het gaat om een indicatie die in overleg met de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) en de ouders wordt opgesteld en ook schriftelijk wordt vastgelegd. De ontwikkeling van het kind staat daarbij centraal ter bevordering van een doorlopende leerlijn.
De subsidie past in het gemeentelijk streven om voorschoolse voorzieningen voor iedereen financieel bereikbaar te maken. De subsidie draagt er aan bij dat kinderen zonder ontwikkelingsachterstand in groep 1 van het basisonderwijs kunnen beginnen.
De subsidieverordening is van toepassing op het gebruik van een voorschoolse voorziening in de gemeente Purmerend.
Voor een toelichting op de verschillende onderdelen waaruit de subsidie kan bestaan, wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5.
Het college stelt voor de subsidiabele activiteiten jaarlijks een plafond vast. Indien het vastgestelde subsidieplafond wordt overschreden, geldt het principe ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’.
De hoogte van de subsidiebijdrage wordt jaarlijks vastgesteld door het college en betreft een subsidiebijdrage in de kosten die ten laste komen van ouders om zo de peuteropvang (financieel) mogelijk te maken voor ouders en de geregistreerde kindercentra. De subsidie bestaat uit het koptarief voor alle uren peuteropvang en de gemeentetoeslag voor peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor KOT.
De berekening van het koptarief per peuter per uur bestaat uit het verschil tussen de volgende twee onderdelen:
De hoogte van de gemeentetoeslag is het verschil tussen de ouderbijdrage en de bruto-ouderbijdrage per uur.
In het volgende overzicht is de bekostiging per uur schematisch weergegeven:
Voorbeelden ter illustratie (op basis van de regeling 2019):
Peuter A heeft twee werkende ouders. Doordat de ouders van Peuter A in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, betalen ze de volledige bruto-ouderbijdrage van € 8,12 voor maximaal 7 uur per week peuteropvang. Via de kinderopvangtoeslag ontvangen de ouders op basis van hun inkomen een deel terug, waardoor de ouderbijdrage netto een stuk lager uitvalt. De gemeente vult de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 1,21. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang van Peuter A in totaal € 9,33, waarvan € 8,12 van de ouders en € 1,21 van de gemeente.
Peuter B komt uit een kostwinnersgezin. De ouders van Peuter B komen niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en kunnen daarom gebruik maken van de gemeentetoeslag voor maximaal 7 uur per week peuteropvang. Op basis van de inkomensverklaring wordt het inkomen vastgesteld op € 35.000,- op basis waarvan de ouders een ouderbijdrage van € 0,96 per uur peuteropvang moeten betalen voor Peuter B. De gemeentetoeslag bedraagt voor Peuter B (€ 8,12 - € 0,96 =) € 7,16 per uur en daarbovenop vult de gemeente de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 1,21. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang van Peuter B in totaal € 9,33, waarvan € 0,96 van de ouders en € 8,37 van de gemeente.
Peuteropvang Z heeft een kostprijs van € 9,40. Deze kostprijs is hoger dan de maximaal te subsidiëren kostprijs per uur van € 9,33. Deze extra kosten (€ 0,07) worden doorberekend aan de ouders. In geval van Peuter A betalen de ouders € 8,19 per uur en de gemeente het koptarief van € 1,21. In geval van Peuter B betalen de ouders € 1,03 per uur en de gemeente betaalt € 8,37 per uur.
Peuteropvang Y heeft een kostprijs van € 9,25. Deze kostprijs is lager dan de maximaal te subsidiëren kostprijs per uur van € 9,33. Deze lagere kostprijs wordt in mindering gebracht op de subsidie. In geval van Peuter A betalen de ouders € 8,12 per uur en de gemeente een koptarief van € 1,13. In geval van Peuter B betalen de ouders € 0,96 per uur en de gemeente betaalt € 8,29.
Naast peuteropvang kan een peuter een indicatie voor VVE of maatwerk krijgen van de jeugdgezondheidszorg. Hiervan is de bekostiging als volgt:
Peuter C heeft twee werkende ouders en een indicatie voor VVE. Op basis van de indicatie krijgt hij 4 dagdelen, in totaal 11 uur per week, peuteropvang met VVE aangeboden. Omdat VVE vraagt om een andere scholing voor het gecertificeerde VVE-programma, geldt voor VVE een andere kostprijs, namelijk € 10,47 per uur.
Doordat de ouders van Peuter C in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag, betalen ze de volledige bruto-ouderbijdrage van € 8,12 voor 5,5 uur per week peuteropvang. Via de kinderopvangtoeslag ontvangen de ouders op basis van hun inkomen een deel terug, waardoor de ouderbijdrage netto een stuk lager uitvalt. De gemeente vult de bruto-ouderbijdrage aan met het koptarief van € 1,21 en daarbij nog € 1,14 om de kostprijs voor VVE te compenseren. Het geregistreerde kindercentrum ontvangt voor een uur peuteropvang VVE van Peuter C in totaal € 10,47, waarvan € 8,12 van de ouders en € 2,35 van de gemeente. Peuter C gaat 11 uur per week naar de peuteropvang, daarvan betalen de ouders over de helft, dus 5,5 uur een ouderbijdrage (5,5 x € 8,12=) € 44,66 en de gemeente bekostigt 11 uur VVE en daar gaat de ouderbijdrage af (€ 10,47 x 11 - € 44,66=) € 70,51.
Peuter D is net 3 jaar en komt uit een vluchtelinggezin. Zijn ouders zijn getraumatiseerd van alles wat ze hebben meegemaakt. Gezien de thuissituatie en de leeftijd van de peuter, besluit de jeugdgezondheidzorg om een maatwerk-indicatie te geven voor 5 ochtenden VVE. Omdat VVE vraagt om een andere scholing voor het gecertificeerde VVE-programma, geldt voor VVE een andere kostprijs, namelijk € 10,47 per uur.
Doordat de ouders van Peuter D geen inkomen hebben, komen ze niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en komen daarom in aanmerking voor gemeentetoeslag. De ouders hebben beide een uitkering en behoren tot de laagste inkomensgroep. Voor minima is peuteropvang gratis, dus de gemeente bekostigt de opvang van Peuter D: 5 ochtenden van 3,5 uur VVE-opvang is (17,5 uren x kostprijs € 10,47=) €183,23 in totaal per week.
Artikel 6 Aanvraag en aanvraagtermijn
De subsidiebijdrage in het voorschoolse aanbod voor peuters wordt aangevraagd door het bestuur van een houder met een wettelijk geregistreerd aanbod in de gemeente en wordt aangevraagd met een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
In afwijking van de ASP 2014 wordt de aanvraag ingediend na het begin van het schooljaar, zodat de aanvraag gebaseerd wordt op het actuele gebruik.
Het college moet over alle relevante gegevens beschikken om een besluit tot subsidieverlening te kunnen nemen. De aanvrager verstrekt daarom gegevens over:
Om te bevorderen dat alle benodigde gegevens bij de aanvraag overlegd worden, dient deze te worden ingediend met behulp van het daartoe door het college vastgestelde formulier.
In de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat de subsidie geweigerd kan worden als er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de uitvoering van de te subsidiëren activiteiten of als subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijden.
In artikel 11 van de ASP 2014 zijn aanvullende weigeringsgronden opgenomen en is in het derde lid geregeld dat het college nadere regels ten aanzien van de weigeringsgronden kan vaststellen.
Dit artikel van deze verordening geeft het college de bevoegdheid de subsidieaanvraag te weigeren, indien de behoefte aan subsidie door de aanvrager onvoldoende is onderbouwd.
Artikel 9 Verantwoording en vaststelling subsidie
De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijke aantal contracturen per categorie peuters (zie onderverdeling artikel 6, derde lid, onder c) en de daadwerkelijk in rekening gebrachte ouderbijdrage. Voor de subsidieverantwoording wordt door het college een formulier vastgesteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-214081.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.