Gemeenteblad van Noord-Beveland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Beveland | Gemeenteblad 2018, 210140 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Beveland | Gemeenteblad 2018, 210140 | Verordeningen |
2e Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015, gemeente Noord-Beveland
De raad van de gemeente Noord-Beveland;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 juli 2018 met nummer: 18.0001000;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
vast te stellen de volgende Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015.
Aan artikel 1, lid 1 wordt sub k en l toegevoegd, die komen te luiden:
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 11 worden de artikelen 11 A tot en met 11 E ingevoegd, luidende:
Artikel 11 A A anvullende regels voor pgb zaak
Artikel 11 B Aanvullende regels voor pgb individuele vervoersvoorzieningen
De hoogte van een pgb voor individueel taxi- en rolstoelvervoer wordt vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief rekening houdend met het feitelijk vervoerspatroon van de cliënt, met een maximum van 2000 kilometer per jaar. Het tarief voor het gebruik van de regiotaxi voor maximaal 2000 kilometer per jaar wordt hierop in mindering gebracht.
Artikel 11 C Aanvullende regels voor pgb woningaanpassingen
Bij verkoop van een woning die op grond van de Wmo is aangepast dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen makelaar. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd:
De hoogte van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld: voor de huur van een vervoermiddel op basis van de laagste kostprijs die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Voor stoffering gelden maximaal de bedragen uit de NIBUD tabellen “inventarispakket”.
Der hoogte van een pgb voor het logeerbaar maken van de woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd, bedraagt maximaal € 5.750,65. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van het door Schulinck vastgestelde prijsindexcijfer.
Artikel 11 D Aanvullende regels voor pgb dienstverlening
Artikel 12 A wordt als volgt gewijzigd:
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Noord-Beveland op 20 september 2018.
de griffier,
C.H. Poortvliet
de voorzitter,
M.J.A. Delhez MSc
Toelichting bij 2e Wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015
Bij de verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is een toelichting terug te vinden. Hieronder vindt u, waar noodzakelijk, aanpassing op deze toelichting.
De Centrale raad van Beroep heeft geoordeeld dat de essentialia van het voorzieningenpakket in de verordening dienen te worden vastgelegd. Het differentiëren met betrekking tot de hoogte van pgb tarieven behoort tot de essentialia. Op grond van deze uitspraak wordt artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 aangepast.
In de artikelen 11 A tot en met E zijn regels opgenomen voor de wijze van berekening van de hoogte van de bedragen voor pgb’s voor afzonderlijke maatwerkvoorzieningen.
In artikel 11 B lid 3 wordt het pgb voor individueel vervoer per eigen auto beschreven. Dit hoeft niet persé een auto van de cliënt zelf te zijn, maar kan ook de auto van een persoon uit het netwerk van de cliënt betreffen.
In artikel 11 C wordt het pgb beschreven voor het bezoekbaar en of logeerbaar maken van de woning voor Wlz cliënten die in een Wlz-instelling verblijven. Er is geen wettelijke verplichting vanuit de Wmo 2015 om hiervoor compensatie te bieden. Daarom is de hoogte van het pgb gemaximeerd.
In artikel 11 D wordt onderscheid gemaakt tussen welke persoon de ondersteuning levert, of er sprake is van formele ondersteuning dan wel informele ondersteuning. De eisen waaraan formele ondersteuning moet voldoen zijn beschreven in artikel 1. De tarieven voor hulp bij het huishouden zijn gebaseerd op tarieven die gebruikelijk zijn in de markt. De tarieven voor de formele ondersteuning bij Begeleiding Thuis en Begeleiding Thuis gespecialiseerd, Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding en Begeleiding gericht op gespecialiseerde dagbesteding en Kortdurend verblijf zijn gebaseerd op de tarieven die tot 2015 in de AWBZ werden gehanteerd voor pgb. De tarieven voor informele ondersteuning bij Begeleiding Thuis en Begeleiding Thuis gespecialiseerd, Begeleiding gericht op participatie/dagbesteding en Begeleiding gericht op gespecialiseerde dagbesteding en Kortdurend verblijf zijn gebaseerd op de in het tweede lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde gangbare tarief voor een persoon uit het sociale netwerk.
Door eerder gemaakte keuzes wordt bij de maatwerkvoorziening dienstverlening niet de kostprijs gehanteerd bij de berekening van de eigen bijdrage. Daarom is de formulering aangepast naar “maximaal de kostprijs”.
In dit artikel zijn de tarieven voor het collectief vervoer opgenomen. Deze waren voorheen onderdeel van de nadere regels, maar dienen door de Raad te worden vastgesteld.
Toegevoegd is het derde lid, onderdeel d. Het college kan een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. Deze bepaling is toegevoegd naar analogie van artikel 5.20, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling langdurige zorg op basis waarvan het zorgkantoor de verleningsbeschikking kan wijzigen of intrekken indien de verzekerde langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de wet of de Zorgverzekeringswet.
Lid 1 omvat redactionele verbeteringen. Toegevoegd zijn het tweede en derde lid. Het tweede lid is toegevoegd omdat het voor kan komen dat een cliënt tijdelijk geen gebruik van een maatwerkvoorziening of pgb kan maken door (tijdelijke) opname in een instelling. In dat geval kan het praktischer zijn de maatwerkvoorziening of het pgb tijdelijk op te schorten. Volgens het derde lid stelt het college de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek.
Op 1 juni 2017 treedt het gewijzigde uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in werking. Er wordt een nieuw artikel 5.4 toegevoegd aan het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dat tot doel heeft dat een gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo dienst, waarmee de aanbieder kan voldoen aan de gemeentelijke eisen van kwaliteit en continuïteit van deze dienst en de arbeidsrechtelijke verplichtingen aan de beroepskracht die deze dienst verleent aan de cliënt. Naar aanleiding hiervan wordt dit artikel aangepast.
In dit artikel wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.
Bij het vaststellen van de prijs dient het college rekening te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin is nieuw voor de gemeenten. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat overname van personeel gemakkelijker verloopt indien de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.
Het college moet de vaste prijs of de reële prijs minimaal baseren op de in dit artikel genoemde kostprijselementen. De opsomming in dit lid is niet uitputtend. De gemeente kan er elementen aan toevoegen.
Dit lid is niet verplicht op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is hier opgenomen ter wille van de leesbaarheid en de samenhang van het hele artikel 18. Het vierde lid biedt het college de mogelijkheid om geen vaste of reële prijs te bepalen op basis van de genoemde kostprijselementen maar de bepaling van de hoogte van een reële prijs over te laten aan de inschrijvende partijen. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Dit lid is niet verplicht op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en is hier opgenomen ter wille van de leesbaarheid en de samenhang van het hele artikel 18. Het college bepaalt met welke derde hij een overeenkomst aangaat. Hieronder wordt verstaan een aanbieder, te weten een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een voorziening te leveren (zie artikel 1.1.1 van de wet en artikel 1 van de toelichting bij deze verordening). Het overeenkomen van contracten is het primaat van het college. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 treedt dan ook niet in de contractvrijheid van het gemeentebestuur. Het college legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-210140.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.