Beleidsregel van de Burgemeester van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent speelautomaten Beleidsregel speelautomaten Oirschot 2018

 

De burgemeester van de gemeente Oirschot;

 

gelet op afdeling 10 van hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

overwegende dat het gewenst is beleid te voeren met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten, als bedoeld in titel VA van de Wet op de Kansspelen;

 

besluit vast te stellen:

 

Beleidsregel speelautomaten Oirschot 2018

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1 Soort inrichtingen

  • 1.

    Op grond van artikel 30 onder d van de Wet op de Kansspelen (WodK) wordt een inrichting als hoogdrempelig beschouwd als:

    • a

      een Drank- en Horecavergunning is verleend en die nog steeds rechtsgeldig is;

    • b

      het café- en/of restaurantbezoek op zichzelf staat (nuttigen alcoholhoudende drank of driecomponentenmaaltijd) en er geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend; en

    • c

      de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder.

  • 2.

    Op grond van artikel 30 onder e van de WodK wordt een inrichting als laagdrempelig beschouwd als:

    • a

      betreffende inrichting niet hoogdrempelig is;

    • b

      in de inrichting rechtmatig een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet (DHW) wordt uitgeoefend; en

    • c

      het publiek in de inrichting de inrichting in eerste instantie niet pleegt te bezoeken voor het nuttigen van alcohol en/of (driecomponenten)maaltijden.

  • 3.

    Op grond van artikel 30c, vierde lid van de WodK wordt een inrichting als samengestelde inrichting beschouwd als:

    • a

      zich binnen een laagdrempelige inrichting een horecalokaliteit als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de DHW bevindt, waarin rechtmatig alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, waarbij het café- en/of restaurantbezoek (nuttigen alcoholhoudende drank of driecomponentenmaaltijd) op zichzelf staat en er geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend en de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder; en

    • b

      de niet-hoogdrempelige lokaliteiten in de inrichting door het publiek uitsluitend te bereiken zijn zonder eerst de hoogdrempelige lokaliteit te betreden.

  • 4.

    Voor begripsbepalingen waarin deze beleidsregel niet voorziet gelden de bepalingen uit de WodK of het Speelautomatenbesluit.

     

Hoofdstuk 2 Inrichtingen

Artikel 2 Hoogdrempelige en laagdrempelige inrichtingen

 

Met name voor de volgende inrichtingen is het onduidelijk wanneer een inrichting als hoogdrempelig of laagdrempelig moet worden aangemerkt: eetgelegenheden, disco’s/dansgelegenheden, cafés met internet- en/of ontspanningsfaciliteiten en hotels.

  • 1.

    Eetgelegenheden: een eetgelegenheid is hoogdrempelig, tenzij:

    • een café een zelfstandige stroom bezoekers anders dan voor cafébezoek (namelijk eters) aantrekt en het geserveerde eten geen “driecomponentenmaaltijd” is. Dat wil zeggen bestaande uit drie warme componenten: vlees/vis/vegetarisch, pasta/aardappelen/rijst en warme groente. Een maaltijd bestaande uit vlees, patat en salade en/of plateservice voldoet hier niet aan;

    • er sprake is van toonbankverkoop (vitrine in de inrichting en het betalen voor of direct na aflevering), ook al kan de klant van tafels en stoelen gebruik maken;

    • er uiterlijke kenmerken zijn die van een beoogd restaurant een laagdrempelige inrichting maken: de aankleding is gericht op kortstondig verblijf, gebruik van foto’s van maaltijden aan de gevel, de presentatie is gericht op een “snelle hap”;

    • het restaurant ook afhaalmogelijkheden heeft (bijvoorbeeld pizzeria waar je ook pizza’s kan ophalen om elders te eten). De afhaalmogelijkheid maakt het restaurant niet laagdrempelig indien er een voldoende afscheiding is (zie ook onder “samengestelde inrichtingen”) en de klant niet gedwongen wordt via het restaurantgedeelte het afhaalgedeelte te bereiken;

    • het zich op bepaalde tijden richt op een speciaal publiek. Voorbeelden zijn het restaurant dat ook lunches verzorgt, het café dat op zondagmiddag livemuziek heeft (tenzij dit ondersteunend is aan het cafébezoek) enzovoorts;

    • er een menukaart aanwezig is, waaruit blijkt dat de ondernemer zich (tevens) richt op bijvoorbeeld ontbijt of lunch, en daarmee een zelfstandige stroom bezoekers aantrekt (opsomming van een aantal daarvoor typische producten zoals bijvoorbeeld uitsmijter, belegde broodjes en dergelijke). Een kaart met alleen borrelhappen (bitterballen, kaas, olijven enzovoort) maakt de zaak niet laagdrempelig.

  • 2.

    Disco’s/dansgelegenheden: een disco/dansgelegenheid trekt een bepaald publiek (een zelfstandige stroom van bezoekers) aan die niet primair komen voor eten en/of drinken. Daarmee is een disco in principe een laagdrempelige inrichting en mogen er geen kansspelautomaten worden geplaatst. In geval er sprake is van een gemengd bedrijf, waar naast de gewone caféfaciliteiten ook gelegenheid wordt geboden tot dansen dienen de volgende punten als richtlijn of een dergelijke inrichting een disco is:

    • het minimaal benodigde geluidniveau in een disco is minimaal 90 d(B)A, met levende versterkte muziek ligt dit nog hoger. Er moet derhalve een geluidinstallatie aanwezig zijn die minimaal 90 dB(A) kan/mag produceren; bij een lager geluidniveau is het minder aantrekkelijk om te dansen;

    • de inrichting biedt regelmatig gelegenheid tot dansen. Als het café in het weekend tevens dienst doet als discotheek, is dat regelmatig gelegenheid bieden tot dansen (minimaal twee maal per week). Eén keer per maand is niet regelmatig genoeg om als disco te worden aangemerkt;

    • ook kan een inrichting zich als disco profileren, bijvoorbeeld door het uitdelen van flyers, of advertenties (al dan niet via internet) waarin een overzicht gegeven wordt van allerlei geplande programma’s (bijvoorbeeld livemuziek). Daarnaast kan de “aankleding” een rol spelen: er is sprake van speciale discoverlichting (lampen en/of andere lichteffectvoorzieningen), wat staat er aan de buitenkant (“kom dansen”) en is er binnen fysieke ruimte om te dansen?;

    • de grootte van de dansvloer. Krachtens de Wet milieubeheer gold vroeger het criterium van tenminste 10 m² voor een vergunningsplichtig bedrijf. Deze vergunningplicht is nu vervallen en aan deze norm kan niet meer worden vastgehouden. Bovendien is het vaak moeilijk te bepalen of een dansvloer 10 m² of meer is. Vaak staan er overdag tafeltjes, ’s avonds zijn deze aan de kant geschoven en is er dansgelegenheid;

    • verder kunnen leeftijdscontrole, portiers aan de deur en de heffing van entreegeld een aanwijzing zijn dat het om een disco gaat.

  • 3.

    Cafés met internet- en/of ontspanningsfaciliteiten (biljart, dart, enzovoorts): op grond van artikel 14, lid 3 sub b van de DHW is het verboden diensten aan te bieden in een horecalokaliteit. Indien het café meer dan drie computers heeft, waarop (tegen betaling) van het internet gebruik kan worden gemaakt, is dit het bedrijfsmatig aanbieden van diensten. Daarmee is het internetcafé (met meer dan drie aansluitingen) een laagdrempelige inrichting. Een café met maximaal drie internetaansluitingen kan wel hoogdrempelig zijn als het aan de overige vereisten voor hoogdrempelige inrichtingen voldoet. De grens van drie internetaansluitingen is analoog gekozen aan het aantal pool- en/of biljarttafels in een café (artikel 2 van het Speelautomatenbesluit): met meer dan drie pooltafels is het café laagdrempelig, omdat het een zelfstandige stroom bezoekers aantrekt. Hetzelfde geldt voor cafés waar meer dan drie dartborden hangen, enzovoorts. Voor de beoordeling van het café wordt het aantal dartborden, pooltafels, voetbaltafels en degelijke bij elkaar opgeteld als deze aanwezig zijn. Bijvoorbeeld twee pooltafels en één dartbord is dus hoogdrempelig (als het aan de overige criteria voldoet), twee pooltafels en twee dartborden maakt het café laagdrempelig.

  • 4.

    Hotels: de bar of het restaurant in het hotel is hoogdrempelig als het een afzonderlijke horecalokaliteit als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de DHW betreft en er is voldaan aan de voorwaarden in artikel 30, sub d van de WodK. Daarnaast moeten de overige ruimten die laagdrempelig zijn (immers het hoofddoel is logiesverstrekking) van het hotel uitsluitend door het publiek te bereiken zijn zonder eerst de bar of het restaurant te betreden (artikel 30c lid 4 onder d WodK). Dus als de hotelreceptie niet voldoende is afgescheiden van de rest van de inrichting (waar zich bijvoorbeeld een bar en restaurant bevinden) of de overige ruimten van het hotel niet bereikbaar zijn zonder eerst de bar of het restaurant binnen te gaan, worden alle ruimten van de inrichting als laagdrempelig aangemerkt. Dat hotelbezoekers tevens gebruik kunnen maken van een afzonderlijke ingang tot het hotel is niet relevant. Als er in het hotel congresruimten zijn in welke lokalen tevens drank wordt verstrekt (en die dus ook op de vergunning staan) dan mogen deze ruimten ook niet via de (hoogdrempelige) bar te bereiken zijn.

Artikel 3 Samengestelde inrichting

 

Een hoogdrempelige lokaliteit, van een inrichting waar in afzonderlijke ruimten hoogdrempelige en laagdrempelige activiteiten plaatsvinden is voldoende afgescheiden van de overige lokaliteiten, wanneer in betreffende inrichting:

  • a

    waar één gezamenlijke ingang aanwezig is:

    • 1

      de laagdrempelige lokaliteiten voor bezoekers bereikbaar zijn zonder een hoogdrempelige lokaliteit te betreden;

    • 2

      geen directe verbindingen aanwezig zijn tussen de hoogdrempelige lokaliteit enerzijds en de laagdrempelige lokaliteit(en) van de inrichting anderzijds;

    • 3

      minimaal twee dichte deuren (met veer of deurdranger) tussen de hoogdrempelige en laagdrempelige lokaliteit(en) van de inrichting aanwezig zijn;

    • 4

      tussen de hoogdrempelige lokaliteit en de laagdrempelige lokaliteit(en) een afscheiding/wand (van vloer tot plafond) is geplaatst. De afscheiding is tot een hoogte van 1,25 meter gemeten vanaf de vloer niet transparant. Boven de 1,25 meter kan de afscheiding bestaan uit zowel transparant als niet-transparant materiaal, mits de aanwezige kansspelautomaat of kansspelautomaten in het hoogdrempelige gedeelte zodanig staat/staan opgesteld dat deze niet zichtbaar is/zijn vanuit de laagdrempelige lokaliteit(en); en

    • 5

      in de hoogdrempelige lokaliteit geen voorzieningen, zoals toiletten of kassa, aanwezig zijn ten behoeve van de bezoekers van het laagdrempelige gedeelte.

  • b

    waar afzonderlijke ingangen aanwezig zijn voor enerzijds de hoogdrempelige lokaliteit en anderzijds de laagdrempelige lokaliteit(en):

    • 1

      de scheiding tussen de hoogdrempelige en laagdrempelige lokaliteiten een ruimte betreft die enkel voor het personeel toegankelijk is; of

    • 2

      de scheidingswand tussen de hoogdrempelige lokaliteit enerzijds en de laagdrempelige lokaliteit(en) anderzijds is voorzien van minimaal één dichte deur die enkel vanuit de hoogdrempelige lokaliteit te openen is; en

    • 3

      tussen de hoogdrempelige lokaliteit en de laagdrempelige lokaliteit(en) een afscheiding/wand (van vloer tot plafond) is geplaatst. De afscheiding is tot een hoogte van 1,25 meter gemeten vanaf de vloer niet transparant. Boven de 1,25 meter kan de afscheiding bestaan uit zowel transparant als niet-transparant materiaal, mits de aanwezige kansspelautomaat of kansspelautomaten in het hoogdrempelige gedeelte zodanig staat/staan opgesteld dat deze niet zichtbaar is/zijn vanuit de laagdrempelige lokaliteit(en).

Als de afscheiding niet voldoende is wordt de gehele inrichting als laagdrempelige inrichting beschouwd.

 

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 4 Overgangsregeling

 

Reeds vergunde kansspelautomaten, geplaatst in inrichtingen die voor wat betreft de benodigde afscheiding tussen hoogdrempelig en laagdrempelige ruimten niet voldoen, mogen blijven staan zoals de vergunning rechtsgeldig is.

 

Artikel 5 Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treedt in werking daags na bekendmaking.

 

Artikel 6 Citeertitel

 

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel speelautomaten Oirschot 2018”.

 

 

 

Aldus besloten door de burgemeester van Oirschot op 3 september 2018.

de burgemeester,

Judith Keijzers-Verschelling.

 

Toelichting behorende bij Beleidsregel speelautomaten Oirschot 2018

 

1. Aanleiding

 

De criteria die gehanteerd worden bij het verlenen van een aanwezigheidsvergunning voor een speelautomaat en dan met name het bepalen of een inrichting een samengestelde inrichting is, hoogdrempelig of laagdrempelig en voldoende afgescheiden, komen grotendeels voort uit de Wet op de Kansspelen (WodK), het Speelautomatenbesluit 2000 en jurisprudentie. Aangezien dit een onoverzichtelijke situatie biedt, met het risico op inconsequenties, wordt ervoor gekozen een en ander vast te leggen in beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

2. Juridische grondslag

 

De plaatsing van kansspelautomaten is geregeld in de WodK en het Speelautomatenbesluit. Op grond van artikel 30b van de WodK is het verboden zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig te hebben.

 

3. Opstelplaatsenbeleid uit Wet op de Kansspelen

 

Artikel 30 van de WodK maakt onder d en e onderscheid tussen hoogdrempelige en laagdrempelige inrichtingen. In artikel 30c, tweede lid van de WodK wordt bepaald dat bij gemeentelijke verordening (in dit geval de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)) het aantal speelautomaten zal moeten worden vastgesteld, waarvoor per 'inrichting', als bedoeld in het eerste lid van artikel 30c, vergunning wordt verleend. De bepaling van artikel 30c, tweede lid van de WodK wordt ter plaatse aangescherpt door de voorschriften onder a en b. Onder a wordt bepaald dat in de gemeentelijke verordening het aantal kansspelautomaten, waarvoor per hoogdrempelige inrichting vergunning kan worden verleend, op het maximum van twee moet worden gesteld. Onder b wordt voorgeschreven dat de gemeentelijke verordening een bepaling moet bevatten waaruit blijkt dat geen vergunning mag worden verleend voor de aanwezigheid van een kansspelautomaat in een laagdrempelige inrichting. De vraag of een horeca-inrichting dus hoogdrempelig of laagdrempelig is, is bepalend voor het antwoord op de vraag of de aanwezigheid van een kansspelautomaat in die horeca-inrichting mag worden vergund.

Voor behendigheidsautomaten kent de WodK geen nadere voorschriften; er geldt gemeentelijke beleidsvrijheid. Het bevoegd gezag bepaalt het maximum aantal aanwezige behendigheidsautomaten per inrichting.

Een uitzondering op de regel dat in een laagdrempelige inrichting geen kansspelautomaat aanwezig mag zijn, geldt de 'samengestelde inrichting'. Normaliter, wordt een inrichting, alwaar in afzonderlijke ruimtes, c.q. lokaliteiten, hoogdrempelige en laagdrempelige activiteiten plaatsvinden beschouwd als een laagdrempelige inrichting. Dit is echter anders wanneer aan de constitutieve vereisten van artikel 30 c vierde lid van de WodK is voldaan. Als daaraan wordt voldaan mogen in het hoogdrempelige gedeelte van betreffende inrichting twee kansspelautomaten worden geplaatst.

 

4. Hoogdrempeligeen laagdrempelige inrichtingen

 

De wet geeft aan wat onder hoogdrempelige en laagdrempelige inrichtingen moet worden verstaan. In artikel 2 van het Speelautomatenbesluit wordt aangegeven dat een inrichting laagdrempelig is als er meer dan 3 biljarttafels aanwezig zijn. In de wet wordt hiermee aangesloten op jurisprudentie. Deze heeft in de loop der jaren een aantal inrichtingen als laagdrempelig aangemerkt, aangezien er activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend. Voorbeelden van inrichtingen waar een zelfstandige betekenis aan kan worden toegekend en dus laagdrempelig zijn, zijn: café met biljart- en snookeractiviteiten, restaurant met bowling, discotheek, kantine/ snackbar op campingterrein, cafetaria, snackbar, kegelhuis, coffeeshop, broodjeszaak, lunchroom, grillroom, shoarmazaak, petit-restaurant, snookercentrum, sportcomplex, café/cafetaria, café/discotheek, gemeenschapscentrum/zalenverhuur, café/gemeenschapshuis, café/sport-evenementenhal, café/sporthal, restaurant/vergaderzaal/zwembad, cafetaria/zwembad, café/restaurant met afhaalgedeelte, kantine in sporthal, café/snookercentrum, café/restaurant/bowling, café/kegelcentrum, sporthallen/café/restaurant, tennishal/café, café/restaurant/bowlingzaal/biljartruimte, hotel/restaurant/winkel, sportcentrum met bar/restaurant/dansschool, café/camping, café/petit-restaurant, sporthal/zwembad/café.

 

5. Samengestelde inrichtingen

 

Binnen laagdrempelige inrichtingen zijn hoogdrempelige gedeelten mogelijk. We spreken dan van een samengestelde inrichting. Een samengestelde inrichting is een inrichting die bestaat uit verschillende ruimten. In afwijking van de hoofdregel dat in laagdrempelige inrichtingen geen kansspelautomaten mogen worden geplaatst, geldt voor een samengestelde inrichting dat in bepaalde gevallen een ruimte die deel uitmaakt van een laagdrempelige inrichting, maar voldoende is afgescheiden van de overige ruimten en voldoet aan het bepaalde in artikel 30c, onder 4 van de WodK toch als hoogdrempelig kan worden aangemerkt. Daardoor wordt het mogelijk om in de hoogdrempelige ruimte kansspelautomaten op te stellen. In de laagdrempelige ruimte is het alleen toegestaan behendigheidsautomaten te plaatsen. Het maximum aantal kansspelautomaten in de hoogdrempelige ruimte is vastgelegd in de APV.

 

De vraag is wanneer er sprake is van een “voldoende afgescheiden ruimte”.

 

Essentieel bij de beoordeling van een samengestelde inrichting is de interpretatie van dit begrip. In de memorie van toelichting op de WodK staat vermeld dat de achterliggende gedachte hierbij is dat:

 

  • het gaat om een ruimte waar hoogdrempelige activiteiten plaatsvinden;

  • de ruimte zodanig is afgescheiden voor het publiek van de overige ruimten dat deze als een zelfstandig onderdeel kan worden beschouwd voor de toepassing van de speelautomatentitel “hoogdrempelig”.

  • deze afscheiding moet zodanig plaatsvinden dat het voor bezoekers niet mogelijk is om via de laagdrempelige inrichting het hoogdrempelige gedeelte te bereiken.

 

 

Een tussendeur voldoet hier niet aan, ook niet als het een nooddeur betreft die weliswaar niet is afgesloten maar die alleen in geval van nood gebruikt wordt. Deze deuren vormen desalniettemin een verbinding tussen het hoogdrempelige deel en het laagdrempelige deel en daarmee is de hele inrichting laagdrempelig.

 

 

Een voorportaal met twee deuren (met deurdrangers), één naar het hoogdrempelige deel en één naar het laagdrempelige, wordt in jurisprudentie wel als voldoende afscheiding gezien.

 

 

Om vast te kunnen stellen of er sprake is van een samengestelde inrichting moeten de volgende stappen worden doorlopen:

  • 1

    Er moet worden vastgesteld of er sprake is van één inrichting of een samengestelde inrichting, bepaald aan de hand van de eigendomssituatie en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Is er sprake van twee inrichtingen dan wordt per inrichting beoordeeld of deze hoogdrempelig of laagdrempelig is.

  • 2

    Wanneer sprake is van één inrichting, dan moet op grond van de eerder genoemde criteria bekeken worden of deze verdeeld kan worden in een hoogdrempelig gedeelte en een laagdrempelig gedeelte. In veel gevallen zal de hele inrichting worden aangemerkt als laagdrempelige inrichting.

  • 3

    Na vaststelling van de hoogdrempelige of laagdrempelige status moet worden vastgesteld of er sprake is van voldoende afscheiding tussen de gedeeltes.

 

 

Naar boven