Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

gelet op de Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2017 (ASV);

Overwegende dat:

- het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling vaststelt welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie;

- het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling tevens kan bepalen welke doelgroepen in aanmerking komen voor subsidie;

- de ASV op het verstrekken van subsidies van toepassing is, voor zover daarvan niet bij subsidieregeling wordt afgeweken;

- de ASV op onderdelen bij subsidieregeling kan worden aangevuld.

Besluit vast te stellen de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2018.

 

Artik el 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- Coördinator: de in artikel 15 bedoelde ambtenaar van de gemeente;

- Denk & Doe mee!-fonds: het in artikel 22 bedoelde bedrag van € 5.000.000 waarvan de gemeenteraad bij de vaststelling van de Jaarrekening 2016 heeft besloten dat dit beschikbaar is voor de subsidiëring van maatschappelijke initiatieven;

- Denk & Doe mee!-team: het team bedoeld in artikel 14, eerste lid;

- Gemeente: de gemeente Capelle aan den IJssel;

- Gemeenteraad: de raad van de gemeente;

- Inwoner: een persoon die is ingeschreven op een adres in de gemeente en die ook feitelijk in de gemeente woont;

- Maatschappelijk initiatief: een of meer activiteiten van natuurlijke personen of rechtspersonen, gericht op de verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat in de gemeente, op straat-, buurt-, wijk- of stadsniveau;

- Openbare ruimte: ruimte die voor iedereen toegankelijk is en die voor inrichting en beheer onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde maatschappelijke initiatieven.

Artikel 3. Maatschappelijke initiatieven

1. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor maatschappelijke initiatieven die vallen binnen ten minste één van de volgende thema’s:

a. leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

b. veiligheid;

c. ouderen;

d. jeugd;

e. sport, recreatie en toerisme;

f. kunst en cultuur;

g. duurzaamheid;

h. educatie en werkgelegenheid;

2. Afhankelijk van het gekozen thema moet het maatschappelijk initiatief bijdragen aan het bereiken van één of meer van de doelen genoemd in de artikelen 4 tot en met 11.

3. Het collectieve belang dat door het maatschappelijk initiatief wordt gediend moet groter zijn dan het eigen belang van de subsidieontvanger.

4. Voor het maatschappelijk initiatief moet draagvlak zijn in de omgeving waarin het maatschappelijk initiatief wordt uitgevoerd. Aan de aanvrager van een subsidie kan worden gevraagd om aan te tonen dat voor het maatschappelijk initiatief draagvlak bestaat.

5. In het kader van het maatschappelijk initiatief moet sprake zijn van eigen inzet van de subsidieontvanger, in de vorm van geld of eigen tijd. De eigen inzet moet zich in redelijke mate verhouden tot het bedrag van de gevraagde subsidie. Bij aanvragen van ondernemingen wordt van de subsidieontvanger een cofinanciering van ten minste 50% gevraagd.

6. In afwijking van artikel 9, eerste lid, onder d, van de ASV kan het maatschappelijk

initiatief ook in twee opeenvolgende kalenderjaren worden ontplooid. Per subsidieaanvraag worden maatschappelijke initiatieven echter gedurende maximaal 12 achtereenvolgende maanden gesubsidieerd.

7. Maatschappelijke initiatieven die op grond van een andere gemeentelijke subsidieregeling kunnen worden gesubsidieerd komen niet in aanmerking voor een subsidie op basis van deze subsidieregeling. Na afwijzing van de aanvraag op grond van de betreffende andere subsidieregeling kan alsnog een aanvraag op grond van deze subsidieregeling gedaan worden.

8. Er wordt geen subsidie verstrekt in de vorm van een vrijwilligersvergoeding.

Artikel 4. Doelen thema leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. een grotere waardering van inwoners voor hun leefomgeving;

b. vergroening in de vorm van toevoegen van beplanting of water aan straten, buurten, wijken of de stad;

c. versterken van de sociale cohesie door ontmoeting in de openbare ruimte.

Artikel 5. Doelen thema veiligheid

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. verbetering van de sociale veiligheid in Capelse straten, buurten, wijken of de stad;

b. verbetering in de beleving van de veiligheid in Capelse straten, buurten, wijken of de stad.

2. Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema veiligheid, moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen inwoners, ondernemers of maatschappelijke organisaties.

Artikel 6. Doelen thema ouderen

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. zingeving aan het leven van ouderen;

b. vorming en behoud van duurzame sociale relaties en ontmoeten;

c. verbinding tussen jongeren en ouderen;

d. voorkomen en bestrijden van eenzaamheid onder ouderen;

e. bevordering van het actief blijven van ouderen door middel van cultuur of sport.

Artikel 7. Doelen thema jeugd

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. vergroting van ouderbetrokkenheid;

b. bevordering van het omgaan met diversiteit door jeugd;

c. bevordering van een positief zelfbeeld respectievelijk bestrijding van depressie bij jeugd;

d. verantwoord omgaan met social media door jeugd.

2. Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema jeugd moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking met andere partijen die werken met jeugd.

Artikel 8. Doelen thema sport, recreatie en toerisme

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. bevordering van een leven lang sporten en bewegen;

b. betere benutting van de openbare ruimte voor sport en bewegen, waarbij nieuwe beweegvormen en flexibiliteit het uitgangspunt zijn;

c. verbinding en samenwerking tussen sport en bewegen en het sociaal domein.

2. Voorafgaand aan het indienen van een aanvraag, om subsidie voor een maatschappelijk initiatief dat valt onder het thema sport, recreatie en toerisme overlegt de aanvrager met Sportief Capelle over de aanvraag.

Artikel 9. Doelen thema kunst en cultuur

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. promotie van de gemeente als een aantrekkelijke, bruisende en levendige gemeente;

b. ontwikkeling van kunst en cultuur en de sociale kwaliteit in straten, buurten of wijken door middel van community art;

c. verbinding van inwoners door (cultuur)participatie.

2. Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema kunst en cultuur moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen in de gemeente werkzame cultuurinstellingen of tussen amateurkunstenaars en professionele kunstenaars.

Artikel 10. Doelen thema duurzaamheid

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. vermindering van droogte, wateroverlast of hittestress;

b. opwekking van duurzame energie uit natuurlijke bronnen;

c. hergebruik van grondstoffen door slimme manieren om afval te hergebruiken of te scheiden;

d. duurzame mobiliteit.

2. Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema duurzaamheid moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen inwoners, ondernemers of maatschappelijke organisaties.

Artikel 11. Doelen thema educatie en werkgelegenheid

1. Het maatschappelijk initiatief dient bij te dragen aan het bereiken van ten minste één van de volgende doelen:

a. toeleiding van jongeren vanaf 16 tot 27 jaar naar de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding;

b. totstandkoming van arbeidsplaatsen met bestaanszekerheid met uitzicht op een vast dienstverband;

c. preventie van instroom in de bijstand.

Artikel 12. Prestatieafspraken

1. Met subsidieontvangers worden in de subsidiebeschikking afzonderlijke afspraken

gemaakt over de specifiek te verrichten activiteiten en de in dat kader te leveren exacte

prestaties.

Artikel 13. Subsidieontvanger

1. Subsidie wordt verstrekt aan:

a. een bij notariële akte opgerichte rechtspersoon, die in de gemeente is gevestigd of die een aantoonbaar op de gemeente georiënteerde vestiging of afdeling heeft;

b. een natuurlijke persoon die inwoner is van de gemeente;

c. een groep van natuurlijke personen die allen inwoner zijn van de gemeente;

d. een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen die een onderneming drijft die in de gemeente is gevestigd.

2. Aan rechtspersonen die de gemeente zelf heeft opgericht of waarvan zij enig

eigenaar is wordt geen subsidie verstrekt.

Artikel 14. Denk & Doe mee!-team

1. Het college stelt een Denk & Doe mee!-team in, bestaande uit ambtenaren van de gemeente, inwoners of vertegenwoordigers van ondernemers en maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn in de gemeente.

2. De leden van het Denk & Doe mee!-team worden door het college aangewezen, respectievelijk benoemd. Zij dienen te beschikken over een sterke betrokkenheid bij, of een ruime kennis van, de thema’s waarbinnen de aanvragen om subsidie kunnen vallen, alsmede over een relevant netwerk binnen de gemeente.

3. Het Denk & Doe mee!-team kan besluiten het team tijdelijk aan te vullen met adviseurs. Deze adviseurs hebben geen stem bij de besluitvorming over het al dan niet toewijzen van aanvragen om subsidie.

4. Het Denk & Doe mee!-team heeft tot taak om:

a. het college te adviseren over het al dan niet toewijzen van aanvragen om subsidie;

b. te bevorderen dat potentiële aanvragers van een subsidie uit het Denk & Doe mee!-fonds op de hoogte zijn van de mogelijkheden die het Denk& Doe mee!-fonds biedt en hen te stimuleren om een aanvraag om subsidie te doen;

c. aanvragers van een subsidie uit het Denk & Doe Mee!-fonds te ondersteunen en te adviseren bij het doen van een aanvraag om subsidie uit het Denk & Doe Mee!-fonds en, indien een subsidie is verleend, bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief;

d. (potentiële) aanvragers van een subsidie uit het Denk & Doe Mee!-fonds te verbinden aan andere relevante partijen en hen te wijzen op mogelijk van belang zijnde ontwikkelingen en ondersteuningsmogelijkheden;

e. de voortgang te bewaken van de gesubsidieerde maatschappelijke initiatieven.

5. Het advies van het Denk & Doe mee!-team wordt met de subsidiebeschikking meegezonden. Indien het college afwijkt van het advies, wordt dit in de beschikking gemotiveerd.

6. De in het vierde lid, onder c, bedoelde ondersteuning van aanvragers en ontvangers van een subsidie uit het Denk & Doe Mee!-fonds vindt uitsluitend plaats in de vorm van:

a. het geven van informatie over het subsidieproces;

b. het geven van informatie over gemeentelijke subsidieregelingen die op grond van het bepaalde in artikel 3, zevende lid, voorgaan op deze subsidieregeling;

c. het begeleiden van de aanvrager van een subsidie bij het uitwerken van het plan voor het maatschappelijk initiatief;

d. het begeleiden van de subsidieontvanger bij het aanvragen van de vergunningen die nodig zijn voor het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief;

e. het begeleiden van de samenwerking tussen aanvragers en ontvangers van een subsidie onderling en tussen hen en andere partijen;

f. het begeleiden van aanvragers en ontvangers van een subsidie bij het netwerken.

7. De in het vorige lid bedoelde ondersteuning staat in verhouding tot de hoogte van de aangevraagde of verleende subsidie en de reikwijdte van het betreffende maatschappelijk initiatief. De aanvrager dan wel de ontvanger van een subsidie is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de aanvraag, respectievelijk voor de uitvoering van het maatschappelijk initiatief en de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

8. Het Denk & Doe mee!-team stelt in overleg met het college een huishoudelijk reglement vast ter nadere regeling van zijn functioneren. Het huishoudelijk reglement wordt openbaar gemaakt.

Artikel 15. Coördinator Denk & Doe mee!-fonds

1. Het college wijst een ambtenaar van de gemeente aan als coördinator van het Denk & Doe mee!-fonds.

2. De coördinator is de verbindende schakel tussen de gemeente en het Denk & Doe Mee!-team en fungeert voor de leden van het Denk & Doe mee!-team als eerste aanspreekpunt.

3. De coördinator is de verbindende schakel tussen de (potentiële) aanvrager van een subsidie en het Denk & Doe mee!-team en tussen de (potentiële) aanvrager van een subsidie en de gemeente. Hij fungeert voor de (potentiële) aanvrager van een subsidie als eerste aanspreekpunt.

4. De coördinator ondersteunt het Denk & Doe mee!-team bij de volgende administratieve en facilitaire aangelegenheden:

a. doorgeleiden van de adviezen van het Denk & Doe mee!-team naar het college;

b. verzorgen van de overige correspondentie van het Denk & Doe mee!-team;

c. voorbereiding van de agenda van de vergaderingen van het Denk & Doe mee!-team;

d. organisatie van de faciliteiten voor de vergaderingen van het Denk & Doe mee!-team.

Artikel 16. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

1. Voor subsidie komen alleen in aanmerking de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met een maatschappelijk initiatief als bedoeld in artikel 3.

Artikel 17. Hoogte van de subsidie

1. Een subsidie verstrekt aan een subsidieontvanger als bedoeld in artikel 13, onder b, c en d bedraagt maximaal € 5.000.

Artikel 18. Aanvraag

1. Voorafgaand aan het indienen van een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager met de coördinator van het Denk & Doe mee!-fonds over de aanvraag.

2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de ASV beschrijft de aanvrager in de aanvraag eveneens:

a. hoe het te subsidiëren maatschappelijk initiatief zal bijdragen aan de verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat in de gemeente, op straat-, buurt-, wijk- of stadsniveau;

b. op welke wijze het te subsidiëren maatschappelijk initiatief past in een of meer van de thema’s genoemd in artikel 3, eerste lid;

c. welk bij het gekozen thema in de artikelen 4 tot en met 11 genoemde doel of welke doelen met het te subsidiëren maatschappelijk initiatief zal of zullen worden nagestreefd en waarom de bijdrage aan dit doel of deze doelen groot genoeg is om het gevraagde subsidiebedrag te rechtvaardigen;

d. de uitkomsten van het overleg genoemd in het eerste lid;

e. een tijdsplanning, waaruit blijkt wanneer het te subsidiëren maatschappelijk initiatief wordt uitgevoerd en wanneer dit afgerond zal zijn;

f. welke investering in tijd of geld de aanvrager zelf doet in het te subsidiëren maatschappelijk initiatief;

g. welke pogingen zijn ondernomen om het maatschappelijk initiatief op andere manieren te financieren en wat daarvan het resultaat is;

h. in de gevallen waarin dit een vereiste is voor het ontvangen van een subsidie: op welke wijze wordt samengewerkt met Capelse inwoners, maatschappelijke organisaties of ondernemers.

3. De aanvrager van een subsidie is gehouden om desgevraagd het maatschappelijk initiatief waarvoor een subsidie wordt gevraagd, te presenteren aan het college en het Denk & Doe mee!-team.

Artikel 19. Aanvraagtermijn

1. In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om een subsidie voor een bedrag vanaf € 20.000 ingediend voor één van de drie data genoemd in artikel 20, eerste lid. Voordat de aanvraag kan worden ingediend moeten sinds het overleg bedoeld in artikel 18, eerste lid, ten minste drie maanden zijn verlopen.

2. In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om een subsidie voor een bedrag tot € 20.000 ingediend ten minste 6 weken voordat de aanvrager voornemens is uitvoering te geven aan het maatschappelijk initiatief waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 20. Beslistermijn

1. In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASV beslist het college op aanvragen om een subsidie voor een bedrag vanaf €20.000 jaarlijks in drie rondes, te weten binnen zes weken na 1 januari, binnen zes weken na 1 april en binnen zes weken na 1 september.

2. In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASV beslist het college op aanvragen om een subsidie voor een bedrag tot € 20.000 binnen zes weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

3. Het college kan de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen eenmaal met ten hoogste zes weken verdagen.

Artikel 21. Weigeringsgronden

1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van de ASV kan het college de subsidie weigeren als:

a. eerder voor hetzelfde maatschappelijk initiatief een aanvraag om subsidie is gedaan die is afgewezen, tenzij de inhoud van de aanvraag substantieel is gewijzigd en de aanvrager dit in de aanvraag toelicht;

b. het maatschappelijk initiatief leidt tot structurele kosten die ten laste komen van de gemeente;

c. de veiligheid van degenen die bij de uitvoering van het maatschappelijk initiatief betrokken zijn niet voldoende gewaarborgd is.

Artikel 22. Subsidieplafond en wijze van verdeling

1. Voor deze subsidieregeling is door de gemeenteraad een subsidieplafond vastgesteld van € 5.000.000.

2. De verdeling van dit subsidieplafond vindt plaats op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen die voldoen aan de eisen van de ASV en deze subsidieregeling. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 23. Bevoorschotting

1. In afwijking van artikel 13, tweede, derde en vierde lid, van de ASV wordt bij een subsidie vanaf € 5.000, na verlening 80% direct als voorschot uitbetaald en 20% na de subsidievaststelling.

Artikel 24. Aanvraag tot vaststelling

1. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van de ASV dient de aanvraag tot vaststelling ook te bevatten:

a. een korte schriftelijke terugblik op het uitgevoerde maatschappelijk initiatief, die het Denk & Doe mee!-team mag gebruiken voor promotiedoeleinden, met daarin vermeld de leerpunten die tijdens de uitvoering van het initiatief zijn opgedaan en tips voor initiatiefnemers van soortgelijke initiatieven;

b. foto’s of filmbeelden van het uitgevoerde maatschappelijk initiatief, die het Denk & Doe mee!-team mag gebruiken voor promotiedoeleinden. Bij de totstandkoming en het verstrekken van de foto’s of filmbeelden moet de subsidieontvanger de in dat kader toepasselijke wet- en regelgeving in acht nemen.

2. In het inhoudelijk verslag bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder a en artikel 16, tweede lid, onder a, van de ASV, dient de subsidieontvanger ook te beschrijven:

a. hoe het maatschappelijk initiatief is verlopen en of het doel dat met het maatschappelijk initiatief werd nagestreefd is bereikt;

b. welke problemen zich bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief hebben voorgedaan en wat de subsidieontvanger heeft gedaan om deze problemen op te lossen.

Artikel 25. Verplichtingen

1. Subsidieontvangers die activiteiten ontplooien waarbij kinderen zij betrokken, dienen een

beleid te voeren gericht op het waarborgen van een veilige omgeving voor kinderen.

2. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van de ASV dient de ontvanger van een subsidie voor een maatschappelijk initiatief met een looptijd langer dan drie maanden, een maal per kwartaal met de coördinator te overleggen over de voortgang van het initiatief.

3. De subsidieontvanger dient in alle communicatie die betrekking heeft op het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief te vermelden dat een subsidie is verkregen uit het Denk & Doe mee!-fonds.

4. De subsidieontvanger dient in te stemmen met de publicatie van de aanvraag om subsidie, van het in artikel 14, vijfde lid, genoemde advies van het Denk & Doe mee!-team, van het besluit tot verlening van de subsidie, van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en van het besluit tot vaststelling van de subsidie.

5. Bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidieontvanger nog andere dan de in het vorige lid vermelde verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 26. Slotbepalingen

1. Een half jaar na de inwerkingtreding van deze subsidieregeling informeert het college door middel van de collegebrief de gemeenteraad over het functioneren ervan.

2. Deze subsidieregeling wordt in 2021 of zo veel eerder als het in artikel 22 genoemde subsidieplafond is bereikt, geëvalueerd. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieregeling in de praktijk.

3. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 oktober 2018.

4. Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds.

Capelle aan den IJssel, 25 september 2018

 

Het college van burgemeester en wethouders

De secretaris, de burgemeester

Drs. A. de Baat mr. P. Oskam

 

Algemene toelichting

Op 14 november 2017 heeft de gemeenteraad bij het vaststellen van de Jaarrekening 2016 besloten om het positieve financiële resultaat over het jaar 2016 terug te laten vloeien naar de Capellenaren. De raad heeft dit besluit uitgewerkt in de notitie ‘Denk & Doe mee!-fonds: Kaders en randvoorwaarden voor de subsidieregeling, die hij op 9 juli 2018 heeft vastgesteld. De Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2018 is op deze notitie gebaseerd.

Het doel van het Denk & Doe mee!-fonds is om initiatieven van Capelse inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers mogelijk te maken die het woon-, leef- of werkklimaat in Capelle verbeteren. Via het fonds stimuleert en ondersteunt de gemeente deze maatschappelijke initiatieven door deze te subsidiëren. Ook faciliteert de gemeente maatschappelijke initiatieven door daarvoor expertise vanuit de gemeentelijke organisatie beschikbaar te stellen en door initiatiefnemers te verbinden met elkaar of met (rechts-) personen in de gemeente die het initiatief verder kunnen helpen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden diverse begrippen omschreven.

De toenmalige Raad voor de financiële verhoudingen beschrijft het begrip maatschappelijk initiatief als die activiteiten ‘waarbij (groepen van) burgers zich inzetten voor een taak of belang waar zij zelf een publieke waarde aan toekennen’ (tussen betalen en bepalen: publieke bekostiging van maatschappelijk initiatief, november 2014, p. 14). Aan deze definitie is in artikel 1 een op deze subsidieregeling gerichte vertaling gegeven. Uitgangspunt hierbij is dat het zowel kan gaan om betaalde als om onbetaalde en zowel om non-profit als om winstgevende activiteiten, mits de publieke waarde leidend is voor het handelen. Uit de beschrijving van het begrip maatschappelijk initiatief blijkt, dat er naar wordt gestreefd om uit het Denk en Doe mee!-fonds maatschappelijke initiatieven te subsidiëren die op langere termijn een positief effect hebben op de Capelse samenleving.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 3. Maatschappelijke initiatieven

Subsidies worden alleen verstrekt voor maatschappelijke initiatieven die vallen binnen ten minste één van de in het eerste lid genoemde thema’s.

In de notitie ‘Denk & Doe mee!-fonds heeft de gemeenteraad bepaald dat in deze subsidieregeling het collectief belang voorop staat en dat het te subsidiëren initiatief daarom een bredere doelgroep moet bereiken dan alleen de subsidieontvanger(s) zelf. Dit uitgangspunt is verwoord in het derde lid. Op grond hiervan zal bijvoorbeeld de aanvraag van een particulier om subsidie voor de aanschaf van een schone auto of voor het energiezuinig maken van een woning in het kader van deze subsidieregeling niet gehonoreerd worden.

Het doel van het Denk& Doe mee!-fonds is het subsidiëren van maatschappelijke initiatieven die het woon-, werk- en leefklimaat in Capelle aan den IJssel verbeteren. Als blijkt dat er geen draagvlak is voor een initiatief, is dit kennelijk niet het geval. Bij initiatieven die de facto bijdragen aan de verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat zal in het algemeen kunnen worden verondersteld dat daar draagvlak voor is. De initiatiefnemer hoeft het bestaan van draagvlak dan ook niet expliciet te onderbouwen. In geval van twijfel over het draagvlak kan dit wel van hem worden gevraagd. Hetzelfde geldt als er signalen zijn dat er in de omgeving geen draagvlak is voor het maatschappelijk initiatief. Het is dan aan de initiatiefnemer om te proberen dit alsnog te creëren en aan te tonen dat dit ook is gelukt.

Het woord omgeving moet in deze bepaling breed worden opgevat. Het omvat bijvoorbeeld zowel de omwonenden in het geval een initiatief in de buitenruimte wordt genomen, als instellingen die met de uitkomsten van een initiatief te maken kunnen krijgen.

Van subsidieontvangers die geen onderneming zijn wordt bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief eigen inzet gevraagd in de vorm van geld of tijd. Voor maatschappelijke organisaties kan dit bijvoorbeeld betekenen dat zij een deel van de personele inzet die nodig is voor het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief zelf moeten bekostigen. Of sprake is van de in het vijfde lid voorgeschreven redelijke verhouding tussen de eigen inzet en het ontvangen subsidiebedrag zal van geval tot geval verschillen.

Bij aanvragen van ondernemingen moet minstens 50% van de kosten van het maatschappelijk initiatief door de subsidieontvanger zelf betaald worden.

In artikel 9, eerste lid onder d, van de ASV is bepaald dat het college een aanvraag om subsidie weigert, als deze een periode van meer dan één kalenderjaar betreft. Met gebruikmaking van de mogelijkheid geboden in artikel 9, tweede lid, van de ASV, maakt het zesde lid het mogelijk om voor deze subsidieregeling subsidies aan te vragen voor activiteiten in twee achtereenvolgende kalenderjaren. De maximale termijn voor subsidiering is daarbij wel gesteld op 12 maanden.

Tot het subsidieplafond is bereikt kan in beginsel voor een maatschappelijk initiatief meer dan een keer een subsidie worden aangevraagd bijvoorbeeld als een initiatief na de eerste fase nog niet op eigen benen kan staan. In dergelijke gevallen zal een grotere eigen inzet van de subsidieontvanger kunnen worden verlangd.

Omdat alle mogelijke redenen waarom een subsidieaanvraag kan worden afgewezen niet kunnen worden opgesomd, is de in de tweede zin van het zevende lid genoemde mogelijkheid niet beperkt tot specifieke situaties. Duidelijk zal echter zijn, dat als de eerdere subsidieaanvraag is afgewezen omdat er redenen zijn om aan te nemen dat de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen zal voldoen, de kans op toewijzing van een subsidie uit het Denk & Doe mee!-fonds klein is. Is de eerdere aanvraag bijvoorbeeld afgewezen omdat bij de toepasselijke subsidieregeling het subsidieplafond is bereikt dan ligt dit anders. Voor het toewijzen van een aanvraag die voor een tweede kans wordt ingediend op basis van de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds, is vanzelfsprekend noodzakelijk dat aan alle eisen voor het verlenen van een subsidie voldaan wordt.

Artikel 4. Doelen thema leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

Een belangrijk uitgangspunt van het Denk en Doe mee!-fonds is de inzet van betrokkenen voor elkaar en voor hun leefomgeving. De artikelen 4 tot en met 11 concretiseren dit principe, door het benoemen van doelen waaraan een gesubsidieerd maatschappelijk initiatief in elk geval moet bijdragen. De inzet op één van de per thema genoemde doelen is een minimumeis voor het verkrijgen van een subsidie. Een initiatief kan een breder effect hebben en ook bijdragen aan doelen die niet in de subsidieregeling zijn vermeld.

Het eerste doel onder het thema leefbaarheid in de buurt of wijk kan worden bereikt door ieder maatschappelijk initiatief waardoor mensen zich meer thuis voelen in hun straat, buurt, wijk of in de stad. Activiteiten die hier aan bijdragen zijn bijvoorbeeld het verbeteren van de leefomgeving door het collectief opknappen van tuintjes of het schilderen van hekjes. Bij het doel genoemd onder c gaat het om initiatieven die ervoor zorgen dat Capellenaren elkaar meer of beter in de openbare ruimte kunnen ontmoeten. Door het initiatief moet het aantrekkelijker worden voor inwoners om naar buiten te gaan en elkaar daar te treffen met als gevolg dat de sociale cohesie versterkt wordt.

Artikel 5. Doelen thema veiligheid

De veiligheid in de Capelle aan den IJssel is een groot goed. De gemeente werkt daar samen met partners hard aan. Ook bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Dit geldt in het bijzonder op het gebied van de in artikel 5 benoemde doelen: de sociale veiligheid en de veiligheidsbeleving van Capellenaren. Het realiseren van deze doelen moet gebeuren in een samenwerkingsverband, omdat dit op veiligheidsgebied de beste resultaten oplevert die ook op langere termijn een positief effect hebben.

Artikel 6. Doelen thema ouderen

Als (waardevolle) contacten komen te vervallen kan bij ouderen de vraag ontstaan wat voor zin het leven nog heeft. Het leven kan worden ervaren als leeg en zonder doel. Om deze reden worden maatschappelijke initiatieven ondersteund die waarde toevoegen aan het eigen leven en ouderen helpen om voor anderen nuttig te zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het verrichten van vrijwilligerswerk, of deelname aan activiteiten gericht op kennisoverdracht, informeren, elkaar ondersteunen en het uitwisselen van ervaringen rond specifieke thema’s.

De meeste mensen hebben behoefte aan sociale contacten met anderen, het liefst met degenen waarmee zij een interesse delen. Het hebben van contacten kan plezier en zin aan het leven geven. De kans dat het netwerk met het ouder worden kleiner wordt is groot. Bijvoorbeeld omdat men geen onderdeel meer uitmaakt van een werkkring en doordat hun netwerk kleiner wordt door sterfgevallen. Daarbij speelt dat door toenemende leeftijd het moeilijker kan worden om contacten te onderhouden en nieuwe contacten aan te gaan omdat de vitaliteit en hierdoor mobiliteit afneemt. Maatschappelijke initiatieven die gericht zijn op het vormen en behouden van een netwerk en het voor een langere periode ontmoeten van anderen worden derhalve gestimuleerd.

Doel c betreft maatschappelijke initiatieven waardoor jongeren en ouderen bij elkaar worden gebracht, gezamenlijk activiteiten ondernemen, gezamenlijk activiteiten organiseren of waarbij de ene groep een activiteit organiseert voor de andere groep. De gedachte hierachter is, dat het leggen van een verbinding tussen jongeren en ouderen bijdraagt aan ontmoeten, zingeving en het voorkomen en tegengaan van eenzaamheid.

Wanneer mensen zich eenzaam voelen is dit slecht voor hun gevoel van welzijn. Ook blijkt uit onderzoek dat de gezondheid van mensen die zich eenzaam voelen minder goed is dan van degenen die niet eenzaam zijn. Het is daarom belangrijk eenzaamheid te voorkomen. Maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan het vormen van een eigen netwerk en het aangaan van nieuwe contacten door ouderen worden kunnen in dit kader voor subsidie in aanmerking komen.

Sport en cultuur worden bij uitstek beschouwd als middelen die eraan bijdragen dat Capellenaren elkaar op basis van een persoonlijke interesse kunnen ontmoeten. Door maatschappelijke initiatieven die bevorderen dat ouderen actief blijven door middel van cultuur of sport kunnen bijdragen aan het voorkomen van de in de vorige alinea’s geschetste problemen waarmee ouderen te maken kunnen hebben.

Artikel 7. Doelen thema jeugd

Ouderbetrokkenheid is de (emotionele) betrokkenheid en (mede)verantwoordelijkheid van ouders of verzorgers bij de ontwikkeling en het onderwijs van hun kind, in alle leefwerelden: de straat, het internet, vrije tijd, school, opvang en het gezin. Met maatschappelijke initiatieven die vallen onder de doelstelling genoemd onder a wordt beoogd het pedagogisch partnerschap in de wijk, de versterking van het netwerk rond het kind en empowerment van ouders op gang brengen.

Diversiteit bij het doel onder b, verwijst naar het omgaan met verschillen op het gebied van religie, sexe, seksuele oriëntatie en genderidentiteit, cultuur en etnische afkomst, uiterlijke kenmerken en het omgaan met beperkingen. Maatschappelijke initiatieven op dit terrein kunnen leiden tot het vergroten van onderling begrip en empathisch vermogen en tot het bevorderen van een inclusieve samenleving.

Een positief zelfbeeld heeft te maken met sociaal-emotionele vaardigheden, omgaan met negatieve gedachten, en de manier waarop mensen over zichzelf, anderen en de wereld denken. Een positief zelfbeeld versterkt de sociale vaardigheden en de emotionele weerbaarheid.

Maatschappelijke initiatieven die als resultaat hebben dat jeugdigen verantwoord omgaan met social media versterken de verzameling competenties (begrip, gebruik, communicatie en strategie) die zij nodig hebben om actief en bewust deel te nemen aan de mediasamenleving.

Partijen met wie naar aanleiding van het gestelde in het tweede lid kan worden samengewerkt, zijn onder andere organisaties op het gebied van onderwijs, sport, welzijn, buurtwerk of kinderopvang.

Artikel 8. Doelen thema sport, recreatie en toerisme

Bij een betere benutting van de openbare ruimte voor sport en bewegen gaat het vooral om de uitbreiding van de mogelijkheden voor sport en bewegen in de openbare ruimte. Ook het het vergroten van de bekendheid van de mogelijkheden voor sport en bewegen in de buitenruimte kan een bijdrage aan deze doelstelling leveren.

De doelstelling onder c heeft het oog op initiatieven die sport en bewegen inzetten om maatschappelijke doelen op beleidsterreinen binnen het sociaal domein te realiseren. Sporten en bewegen wordt daarbij benut ter realisatie van doelstellingen zoals een gezonde en actieve leefstijl van de Capelse inwoners - met name gericht op ouderen en kinderen met overgewicht - en een optimale (arbeids-)participatie.

Sportief Capelle is door de gemeente opgericht en als professionele organisatie de spil voor de recreatieve (breedtesport) en prestatieve sport in Capelle aan den IJssel. Over en aanvraag om subsidie die valt onder het thema sport, recreatie en toerisme moet daarom niet alleen worden overlegd met de coördinator van het Denk en Doe mee!-fonds (zie artikel 18, eerste lid) maar ook met Sportief Capelle.

Artikel 9. Doelen thema kunst en cultuur

Community art is een vorm van kunstbeoefening waarbij amateurs, zoals (buurt)bewoners, zoveel mogelijk op basis van gelijkwaardigheid, met (een) kunstprofessional(s) deelnemen aan een artistiek proces, met een kunstuiting of kunstwerk als resultaat. Deze kunstbeoefening kan leiden tot een positieve ontwikkeling van de sociale kwaliteit (de mate waarin Capellenaren in staat zijn om deel te nemen aan het sociale en economische leven, onder condities die hun welbevinden en individuele potenties stimuleren) in straten, buurten of wijken.

Cultuurparticipatie omvat alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van, of betrokken zijn bij, cultuur, cultureel erfgoed en media in de vrije tijd, dus buiten school en werk.

Bij het tweede lid kan onder meer worden geacht aan cultuurinstellingen als Theater Quint, de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam en het Isala Theater.

Artikel 10. Doelen thema duurzaamheid

Er wordt naar gestreefd dat Capelle aan den IJssel in 2050 een duurzame, groene en schone stad is. De uitstoot van CO2 door energiegebruik, verkeer en bedrijvigheid is op dat moment bijna nul. Capellenaren wekken individueel of collectief duurzame energie op en verbruiken minder energie dan nu. Capelse bedrijven doen goede zaken in de nieuwe 'groene' economie. We maken bijna alleen nog gebruik van hernieuwbare grondstoffen. Capelle is als groene parkstad voorbereid op een veranderend klimaat: bestand tegen extremere buien, droogte en hitte.

Maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan de transitie naar een 100% duurzame stad in 2050 zijn bijvoorbeeldvergroening of het afkoppelen van de regenwaterafvoer van de riolering, het opwekken van energie uit bronnen als biomassa, zon, wind, bodem en wateren het verduurzamen van mobiliteit door de manier van verplaatsen te veranderen of te verminderen.

Omdat samenwerking essentieel is om deze doelstellingen te halen moet bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen inwoners, ondernemers of maatschappelijke organisaties.

Artikel 11. Doelen thema educatie en werkgelegenheid

Het is van belang te voorkomen dat jonge mensen zonder werk of zonder deugdelijke opleiding op een zijspoor belanden omdat zij de aansluiting van opleiding naar werk hebben gemist. Zij moeten zo veel mogelijk worden bereikt om hen richting arbeidsmarkt of vervolgopleiding te begeleiden, zodat ook zij de belangrijke stappen kunnen maken die bij deze levensfase horen zoals vestiging op de arbeidsmarkt, gezinsvorming en een nieuwe woonsituatie.

De maatschappelijke initiatieven moeten zich richten op jongeren vanaf 16 tot 27 jaar voor wie de aansluiting school-arbeidsmarkt niet vanzelfsprekend is en die ondersteuning nodig hebben bij het betreden van de arbeidsmarkt of het vinden van een juiste vervolgopleiding.

Artikel 12. Prestatieafspraken

In de subsidiebeschikking kunnen de te verrichten activiteiten nader worden gespecificeerd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het maken van afspraken over te bereiken aantallen.

Artikel 13. Subsidieontvanger

Op grond van artikel 3 van de ASV bepaalt het college voor zover van toepassing in een subsidieregeling ook welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen. In dit artikel wordt voor de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds vastgelegd aan welke partijen een subsidie kan worden verstrekt. Hierbij wordt de in de ASV gegeven beschrijving van het begrip subsidieontvanger gevolgd. De Capelse inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers op wie deze subsidieregeling zich richt, vallen allen in een van de genoemde categorieën van mogelijke subsidieontvangers.

Deze subsidieregeling vraagt op diverse plaatsen samenwerking tussen inwoners, maatschappelijke organisaties of ondernemers. Binnen een samenwerkingsverband kunnen er één of meer partijen zijn die subsidie ontvangen voor het in gezamenlijkheid ondernomen maatschappelijk initiatief. Iedere subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen die horen bij de aan hem verstrekte subsidie.

De gemeente is in beginsel niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de uitvoering van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief. Degene die het maatschappelijk initiatief ontplooit en daarbij (op onrechtmatige wijze) schade veroorzaakt wel. Het is daarom van belang dat de subsidieontvanger een aansprakelijkheidsverzekering heeft die dergelijke schade dekt.

Ten aanzien van subsidieverstrekking aan (een groep van) natuurlijke personen wordt het volgende opgemerkt:

1. Belang aansprakelijkheidsverzekering

Voor natuurlijke personen geldt dat zij voor de schade die het gevolg is van het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief in privé aansprakelijk kunnen zijn. Ook voor hen is het dan ook van groot belang dat deze aansprakelijkheid verzekerd is. Natuurlijke personen die op individuele basis gesubsidieerde activiteiten ontplooien, hebben in dit kader een andere positie dan natuurlijke personen die in organisatorisch verband actief zijn.

a. Aansprakelijkheidsverzekering - groep van natuurlijke personen

Indien de subsidieontvanger een groep van natuurlijke personen betreft, kan deze groep vallen onder de dekking van de VNG Vrijwilligersverzekering, waarvoor de gemeente een polis heeft afgesloten bij Centraal Beheer Achmea. Deze verzekering is afgesloten ten behoeve van alle vrijwilligers die in enig organisatorisch verband onverplicht en onbetaald werkzaamheden verrichten ten behoeve van anderen of de samenleving en waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend.

Wat betreft natuurlijke personen bestaat het collectief verzekeringspakket uit:

I. een ongevallen- en persoonlijke eigendommenverzekering voor

vrijwilligers;

II. een aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers;

III. een rechtsbijstandsverzekering voor vrijwilligers;

IV. een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers.

Het gaat hierbij om een secundaire verzekering. Dit betekent dat deze verzekering alleen van kracht is, voor zover de schade niet is gedekt door een andere verzekering al dan niet van oudere datum.

Men hoeft zich niet als vrijwilliger aan te melden voor de verzekering. Ook hoeft geen urenregistratie te worden bijgehouden.

Niet verzekerd zijn:

I. de vrijwillige politie en de vrijwillige brandweer, vanwege speciaal voor hen getroffen rechtspositieregelingen;

II. vrijwilligers die actief zijn voor een Vereniging van Eigenaren of een huurdersvereniging, omdat deze organisaties het eigen belang tot doel hebben en niet een maatschappelijk belang;

III. vrijwilligers die zich op individuele basis inzetten, zonder dat sprake is van enig organisatorisch verband.

b. Aansprakelijkheidsverzekering - natuurlijke personen die niet in organisatorisch verband actief zijn

Indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon is die op individuele basis actief is, zonder dat sprake is van enig organisatorisch verband, dan valt deze subsidieontvanger niet onder de dekking van bovengenoemde verzekering. In dit geval is de subsidieontvanger afhankelijk van een eigen persoonlijke aansprakelijkheidsverzekering, waarbij het de vraag is of de persoonlijke aansprakelijkheidsverzekering schade dekt die voortvloeit uit de uitvoering van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief. Het is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger om in dit geval contact op te nemen met zijn of haar verzekeraar om na te gaan wat onder de dekking van de verzekering valt en na te gaan wat de mogelijke (financiële) risico’s zijn.

2. Financiële verplichting

Wie in een groep van natuurlijke personen of als individueel natuurlijk persoon subsidie ontvangt, krijgt dit op persoonlijke titel. Dit betekent dat wanneer de afgesproken prestaties (waarvoor de subsidie is verleend) niet worden geleverd, de subsidie kan worden teruggevorderd. In dit geval is/zijn de subsidieontvanger(s) met zijn of haar privévermogen aansprakelijk.

3. Bijstandsuitkering

Indien een natuurlijk persoon een bijstandsuitkering ontvangt en hij of zij voornemens is om een subsidie aan te vragen, dan wordt aangeraden om voorafgaand aan de subsidieaanvraag dit voornemen te bespreken met de betrokken casemanager van Sociale Zaken IJsselgemeenten. Dit om te voorkomen dat de subsidie gezien wordt als inkomsten en mogelijk in mindering worden gebracht op de uitkering, dan wel dat de uitkering later worden teruggevorderd of dat er zelfs een boete wordt opgelegd. Ook zal de betrokken casemanager beoordelen of het is toegestaan om de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren met behoud van uitkering en of dit past binnen een eventueel re-integratietraject.

4. Overige uitkeringen

Indien een natuurlijk persoon een uitkering, anders dan een bijstandsuitkering, ontvangt en hij of zij voornemens is om een subsidie aan te vragen, dan wordt aangeraden om voorafgaand aan de subsidieaanvraag dit voornemen te bespreken met de betrokken uitkerende instantie. In overleg met de instantie kan worden bepaald of het ontvangen van een subsidie en het uitvoeren van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief mogelijk is of niet.

De achterliggende gedachte bij het tweede lid is, dat het Denk & Doe mee!-fonds is bedoeld voor initiatieven uit de Capelse samenleving, Het subsidiëren van partijen die werkzaam zijn onder de vleugels van de gemeente past hier niet bij.

Artikel 14. Denk & Doe mee!-team

Het Denk & Doe mee!-team bestaat uit gemeenteambtenaren, inwoners of vertegenwoordigers van ondernemers en maatschappelijke organisaties.

Door het Denk & Doe mee!-team wordt zelf bepaald hoe veel leden structureel lid zijn van het team. Dit aantal wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement genoemd in het achtste lid. Ter aanvulling van de vaste bezetting kan het team besluiten om adviseurs uit te nodigen om tijdelijk van het team deel uit te maken. Hier kan bijvoorbeeld aanleiding voor zijn als er ontwikkelingen zijn rond een van de thema’s genoemd in artikel 3, eerste lid, of wanneer voor de beoordeling van een aanvraag om subsidie specialistische kennis nodig is.

Een van de taken van het Denk & Doe mee!-team is het bewaken van de voortgang van de gesubsidieerde maatschappelijke initiatieven (vierde lid, onder e). Het team zal hiertoe onder meer gebruik maken van de gegevens die subsidieontvangers moeten verstrekken in het kader van de verplichtingen genoemd in de artikelen 11 en 12 van de ASV. Ook het in artikel 25, tweede lid, van deze subsidieregeling voor langer lopende initiatieven vereiste driemaandelijkse gesprek met de coördinator van het Denk en Doe mee!-team zal hieromtrent informatie opleveren.

Het team adviseert het college van burgemeester en wethouders over het al of niet toewijzen van aanvragen om subsidie. De aanvrager van een subsidie ontvangt het advies bij het besluit dat over zijn aanvraag genomen wordt. Als het college besluit om een aanvraag om subsidie toe- of af te wijzen moet dit besluit worden gemotiveerd. In het geval het college het advies van het Denk & en Doe mee!-team overneemt kan daartoe naar dit advies verwezen worden. In het geval het college het advies van het Denk & Doe mee!-team niet volgt moet dit op grond van het vijfde lid apart beargumenteerd worden.

Zo nodig ondersteunt het Denk & Doe mee!-team bij het doen van een aanvraag om subsidie uit het Denk & Doe mee!-fonds. Als een subsidie is verleend, biedt het Denk en Doe mee!-team eventueel hulp bij enkele activiteiten die moeten worden ondernomen bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief. In het zesde lid staat - limitatief - beschreven welke ondersteuning kan worden geboden.

In welke mate initiatieven worden ondersteund hangt af van de omvang van het maatschappelijk initiatief en in samenhang daarmee de hoogte van de aangevraagde of verleende subsidie (zevende lid). Hoe veel ondersteuning in een concrete situatie wordt geboden is dan ook niet op voorhand aan te geven. Het is in elk geval niet de bedoeling dat het Denk en Doe mee!-team het maatschappelijk initiatief min of meer overneemt van de initiatiefnemer. Deze zal de werkzaamheden die horen bij het opstarten en uitvoeren van het initiatief zelf moeten uitvoeren en bijvoorbeeld de subsidieaanvraag zelf moeten schrijven. Het Denk & Doe mee!-team zorgt daarbij zo nodig voor informatie en begeleiding.

Aan het Denk en Doe mee!-team zelf wordt overgelaten om in overleg met het college het in lid 8 genoemde huishoudelijk reglement vast te stellen. Verwacht mag worden dat het Denk & Doe mee!-team in het huishoudelijk reglement zal ingaan op de interne werkprocessen, de wijze waarop door het team wordt gestemd, het quorum voor het nemen van besluiten, de manier waarop de leden en adviseurs van het team worden geselecteerd, hoe wordt omgegaan met eventuele belangenconflicten, etc. Voor het openbaar maken van het huishoudelijk reglement kan het Denk en Doe mee!-fonds gebruik maken van haar website (www.denkendoemeefonds.nl).

Artikel 15. Coördinator Denk & Doe mee!-fonds

De coördinator van het Denk & Doe mee!-fonds zorgt ervoor dat degene die van plan is om een subsidie aan te vragen indien gewenst de in artikel 14, zesde lid, beschreven ondersteuning krijgt. Eventueel brengt hij betrokkene daartoe in contact met andere ambtenaren van de gemeente of leden van het Denk & Doe mee!-team. Bij toekenning van de subsidie blijft de coördinator voor de subsidieontvanger als vraagbaak beschikbaar tot en met de afronding van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief.

Artikel 16. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 17. Hoogte van de subsidie

Natuurlijke personen, al of niet verenigd in een groep, kunnen maximaal een subsidie van € 5.000 ontvangen. De reden hiervoor is dat er zowel voor de subsidieontvanger als voor de gemeente risico’s verbonden zijn aan het verstrekken van een subsidie aan een natuurlijke persoon. Voor de natuurlijke persoon ligt dit in het feit dat hij of zij met zijn privévermogen aansprakelijk is voor het nakomen van de subsidieverplichtingen, waaronder de mogelijke verplichting om de subsidie terug te betalen als de gesubsidieerde prestaties niet worden geleverd. Omgekeerd bestaat voor de gemeente de kans dat de subsidieontvanger geen verhaal biedt als deze het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief niet uitvoert en wordt besloten tot terugvordering van de subsidie.

In het geval natuurlijke personen subsidie willen vragen voor een initiatief waarvoor meer geld nodig is dan € 5.000, bestaat voor hen de mogelijkheid om een rechtspersoon, zoals een stichting, op te richten. Ook kunnen zij de samenwerking zoeken met een rechtspersoon die voldoet aan de eisen om een subsidie te ontvangen op grond van deze regeling.

Voor de hoogte van een subsidie verstrekt aan een subsidieontvanger als bedoeld in artikel 13, onder a, is geen maximum bepaald. In theorie zou aan een dergelijke subsidieontvanger een subsidie kunnen worden verleend ter hoogte van het subsidieplafond bedoeld in artikel 22.

Artikel 18. Aanvraag

Artikel 18 bevat de eisen waaraan een subsidieaanvraag dient te voldoen. Voorafgaand aan de aanvraag moet degene die van plan is om een subsidie aan te vragen overleggen met de coördinator van het Denk & Doe mee!-fonds. Diens contactgegevens zijn te vinden via www.denkendoemeefonds.nl. De coördinator van het Denk & Doe mee!-fonds zorgt ervoor dat de acties die in het kader van de (voorgenomen) subsidieaanvraag moeten worden ondernomen in goede banen worden geleid.

In overeenstemming met artikel 6, eerste lid van de ASV, moet een subsidie worden aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat het college hiertoe heeft vastgesteld. Dit aanvraagformulier kan worden gevonden via www.denkendoemeefonds.nl.

Een van de uitgangspunten van het Denk en Doe mee!-fonds is, dat er bij Capellenaren werkelijk behoefte moet zijn aan de activiteiten die in het kader van het initiatief ondernomen zullen worden. Met de beschrijving die in de subsidieaanvraag moet worden gegeven met betrekking tot de onderdelen a tot en met c van het tweede lid, zet de aanvrager uiteen waarom hij van mening is dat de Capelse samenleving met het initiatief gebaat zal zijn.

In artikel 6, tweede lid, onder b, van de ASV is bepaald dat in de aanvraag van een subsidie uiteengezet moet worden welke doelen en resultaten met de te subsidiëren activiteiten worden nagestreefd en hoe de activiteiten hier aan zullen bijdragen. Het tweede lid, onder c, schrijft voor dat de aanvrager hierbij specifiek moet ingaan op de doelen genoemd in de artikelen 4 tot en met 11. Als het initiatief valt onder meer dan één thema, moeten voor al deze thema’s de na te streven doelen besproken worden.

Voor de hoogte van de verstrekken subsidie maakt het vanzelfsprekend wel verschil of met het maatschappelijk initiatief 100 of 1000 mensen gebaat zijn. In de aanvraag om subsidie moet derhalve ook worden beredeneerd waarom de opbrengst van het maatschappelijk initiatief in een redelijke verhouding staat tot het gevraagde subsidiebedrag.

Bij aanvragen om subsidie die vallen onder het thema sport, recreatie en toerisme moet de aanvrager van een subsidie om te voldoen aan het gestelde in het tweede lid, onder d, ook verslag doen van het in artikel 8, tweede lid genoemde overleg met Sportief Capelle.

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de ASV moet de aanvrager van een subsidie onder meer een begroting en een dekkingsplan indienen betreffende de kosten van het maatschappelijk initiatief. Deze moeten uiteraard zo compleet mogelijk zijn. Dit betekent onder meer dat de aanvrager ook de omzetbelasting moet begroten, als hij er rekening mee moet houden dat deze over de subsidie geheven zal worden.

Artikel 19. Aanvraagtermijn

Aanvragen om subsidie voor een bedrag vanaf € 20.000 worden door middel van de aanvraag- en beslistermijnen in dit en het volgende artikel gegroepeerd in drie beslisrondes. De achtergrond hiervan is de wens, om degenen die een maatschappelijk initiatief willen gaan uitvoeren in de aanloop tot het indienen van de subsidieaanvraag met elkaar in contact te brengen. Aldus kan kruisbestuiving worden gestimuleerd, kunnen plannen sterker worden gemaakt en kunnen samenwerkingsverbanden tot stand worden gebracht. Het contact tussen de (potentiële) aanvragers van een subsidie wordt tot stand gebracht door het Denk en Doe mee!-fonds (vergelijk artikel 14, vierde lid onder d).

Deze subsidieregeling kent geen subsidies die structureel per kalenderjaar worden verstrekt. Omdat het niet is uitgesloten dat voor een maatschappelijk initiatief voor de duur van een kalenderjaar een subsidie wordt verleend is in het eerste lid eveneens een uitzondering gemaakt op artikel 7, eerste lid, van de ASV. Zie ook artikel 3, zesde lid.

Artikel 20. Beslistermijn

In de toelichting op artikel 19 is de keuze voor de in het eerste lid genoemde beslistermijnen toegelicht. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de termijnen genoemd in het eerste en tweede lid gelden vanaf de datum van het indienen van de definitieve en complete aanvraag om subsidie. Omat het college via de coördinator van het Denk en Doe mee!-fonds van tevoren op de hoogte is van de op handen zijnde aanvragen, is de beslistermijn van artikel 8, eerste lid, van de ASV ingekort tot zes weken.

Artikel 21. Weigeringsgronden

Dit artikel beschrijft in aanvulling op artikel 9, vierde lid, van de ASV een aantal redenen waarom het college kan weigeren een subsidie te verlenen. Het college kan de subsidie onder meer weigeren als het maatschappelijk initiatief leidt tot structurele kosten die ten laste komen van de gemeente. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij maatschappelijke initiatieven die leiden tot het realiseren van objecten in de openbare ruimte waarvoor de gemeente in de toekomst onderhouds- of vervangingskosten moet maken.

Ook kan een subsidie worden geweigerd als de veiligheid van de uitvoerders van het initiatief naar het oordeel van het college niet voldoende gewaarborgd is. Deze weigeringsgrond zal onder andere in beeld kunnen komen waar het gaat om maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema veiligheid.

Het is uiteraard de bedoeling dat het te subsidiëren maatschappelijk initiatief iets toevoegt aan het al bestaande aanbod in de gemeente. Aanvragen om subsidie voor activiteiten die niet aan deze eis voldoen kunnen worden afgewezen op grond van artikel 9, vierde lid, onder c, van de ASV.

Artikel 22. Subsidieplafond en wijze van verdeling

De gemeenteraad heeft besloten dat aan deze subsidieregeling in totaal een bedrag van

€ 5.000.000 uitgegeven kan worden. Met het vaststellen van dit subsidieplafond in de zin van artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft de raad het maximumbedrag bepaald dat voor de subsidies beschikbaar is. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit geldt ook voor de aanvragen vanaf € 20.000 waarover op grond van artikel 20, eerste lid, driemaal per jaar een besluit wordt genomen. Als een aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. In dat geval geldt de datum waarop de aanvraag compleet is als ontvangstdatum. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 23. Bevoorschotting

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 24. Aanvraag tot vaststelling

De in artikel 24 gevraagde aanvullingen op het inhoudelijk verslag bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de ASV, hebben ten doel een zo goed mogelijk beeld te krijgen van het verloop en de opbrengst van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief.

In het eerste lid, onder b, wordt onder andere gedoeld op de wet- en regelgeving op het gebied van privacy en intellectuele eigendom.

Artikel 14 van de ASV staat niet toe om in een subsidieregeling in het algemeen af te wijken van het uitgangspunt dat voor subsidies tot € 5.000 geen aanvraag tot vaststelling gedaan hoeft te worden. Wel kan een individuele subsidieontvanger bij de verlening van de subsidie worden verplicht om, op de manier die in de beschikking wordt beschreven, aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de opgelegde verplichtingen. Van deze mogelijkheid zal eventueel gebruik worden gemaakt.

Artikel 25. Verplichtingen

Een belangrijk aspect van het creëren van een veilige omgeving voor kinderen als bedoeld in het eerste lid, is het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij de invulling van het beleid, dat er op gericht is om een veilige omgeving voor kinderen te waarborgen, kan gedacht worden aan het vragen van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) van medewerkers die met kinderen werken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de toolkit en het stappenplan zoals omschreven op de website www.inveiligehanden.nl.

Het in het tweede lid voorgeschreven gesprek zal onder meer dienen om informatie te verzamelen over de voortgang van het maatschappelijk initiatief.

De opzet van het Denk & Doe mee!-fonds is dat subsidieontvangers zoveel als mogelijk kennis en ervaringen te delen met andere (toekomstige) initiatiefnemers. Op deze wijze versterken initiatieven elkaar en komt de subsidiebijdrage niet alleen ten goede aan het initiatief zelf, maar ook aan toekomstige initiatieven. Daarom is in het vierde lid bepaald, dat de aanvrager respectievelijk de ontvanger van een subsidie moeten instemmen met het openbaar maken van diverse documenten waarvan de inhoud zinvol kan zijn voor anderen die een maatschappelijk initiatief willen ontplooien.

Artikel 26. Slotbepalingen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

  •  

Naar boven