Gemeente Raalte Wijzigen verordeningen maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

De raad van de gemeente Raalte,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 december 2017

 

Besluit:

1. De verordening tot wijziging van de verordeningen maatschappelijke ondersteuning Raalte 2017 en jeugdhulp gemeente Raalte 2017 vast te stellen en te bepalen dat deze verordening met terugwerkende kracht in werking treedt op 1 januari 2018.

 

Maatschappelijk ondersteuning

 

Leeswijzer

In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet. In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vet gedrukt.

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

b. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

c. Beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelname aan de maatschappij;

d. Besluit: het door het college vastgestelde vigerende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

e. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;

f. Collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

g. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;

h. Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;

i. Huisgenoot: de persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert;

j. Huishoudelijke hulp: het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort indien de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden;

k. Hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde informatie en advies waarvoor een melding wordt gedaan;

l. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;

m. Instelling: volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling langdurige zorg of een door het college goedgekeurde accommodatie van een organisatie die maatschappelijke ondersteuning biedt;

n. Leefeenheid: de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont en gezamenlijk een huishouden voert;

o. Meerkosten: kosten, niet zijnde de kosten als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, die uitgaan boven de kosten die als algemeen gebruikelijk zijn te beschouwen;

p. Normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;

q. Ondersteuning groep: dagbesteding als structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel die gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt;

r. Ondersteuning thuis: individuele begeleiding gericht op het versterken, bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt;

s. Ondersteuningsplan (diensten): een door de cliënt en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de cliënt, personen uit zijn sociaal netwerk, het gebruik van algemene voorzieningen en de te verstrekken maatwerkvoorziening teneinde een passende bijdrage te bieden aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de ondersteuning;

t. Sociaal netwerk: personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

u. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

v. Vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;

w. Voorliggende voorziening: een andere wettelijke regeling op grond waarvan de cliënt een beroep kan doen met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Onder omstandigheden van het individuele geval kan daar ook een privaatrechtelijke regeling onder worden verstaan;

x. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

y. Woning: een woonruimte welke volgens algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen, mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning;

z. Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik in de woning.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

b. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

c. Beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelname aan de maatschappij;

d. Besluit: het door het college vastgestelde vigerende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

e. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;

f. Collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

g. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;

h. Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;

i. Huisgenoot: de persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert;

j. Huishoudelijke hulp: het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort indien de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden;

k. Hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde informatie en advies waarvoor een melding wordt gedaan;

l. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;

m. Instelling: volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling langdurige zorg of een door het college goedgekeurde accommodatie van een organisatie die maatschappelijke ondersteuning biedt;

n. Leefeenheid: de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont en gezamenlijk een huishouden voert;

o. Meerkosten: kosten, niet zijnde de kosten als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, die uitgaan boven de kosten die als algemeen gebruikelijk zijn te beschouwen;

p. Normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;

q. Ondersteuning groep: dagbesteding als structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel die gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt;

r .Ondersteuning thuis: individuele begeleiding gericht op het versterken, bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt;

s. Ondersteuningsplan (diensten): een door de cliënt en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de cliënt, personen uit zijn sociaal netwerk, het gebruik van algemene voorzieningen en de te verstrekken maatwerkvoorziening teneinde een passende bijdrage te bieden aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de ondersteuning;

t .Professionele instelling: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het college vast te stellen kwaliteitseisen voor in ieder geval de medewerkers die bij de instelling in dienst zijn;

u. Sociaal netwerk: personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

v. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

w. Vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;

x. Voorliggende voorziening: een andere wettelijke regeling op grond waarvan de cliënt een beroep kan doen met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Onder omstandigheden van het individuele geval kan daar ook een privaatrechtelijke regeling onder worden verstaan;

y. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

z. Woning: een woonruimte welke volgens algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen, mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning;

aa. Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik in de woning.

bb. Zelfstandig werkend ondernemer: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft en is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer in ieder geval de volgende criteria gelden:

  • -

    niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    door de Belastingdienst aangemerkt worden als ondernemer voor de Inkomstenbelasting (voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden).

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

B

Artikel 5.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 5.4 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget diensten

1. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op het aantal geïndiceerde uren dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura.

2. De hoogte van een persoonsgebonden budget, niet zijnde Beschermd Wonen, bedraagt niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage.

3. Voor de goedkoopst passende bijdrage als bedoeld in het vorige lid stelt het college gedifferentieerde tarieven vast rekening houdend met:

a. ondersteuners die bij een professionele organisatie werken;

b. ondersteuners die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer; en

c. personen die niet als ondersteuners als bedoeld onder a. of b. worden aangemerkt of die behoren tot het sociaal netwerk van de cliënt, waarbij geldt dat de tarieven onder b. in ieder geval lager zijn dan de tarieven onder a. en de tarieven onder c. In ieder geval lager zijn dan de tarieven onder b.

4. Het college stelt nadere regels in het Besluit over de gedifferentieerde tarieven, rekening houdend met kosten als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de verordening, waarbij een percentage geldt van het tarief als bedoeld in het tweede lid. Indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan personen uit het sociaal netwerk of een persoon die niet als ondersteuner als bedoeld in het derde lid onder a. of b. kan worden aangemerkt kan het college (ook) een gemaximeerd tarief vaststellen.

5. Het persoonsgebonden budget is toereikend om geïndiceerde maatschappelijke ondersteuning in te kunnen kopen welke naar oordeel van het college voldoet aan de kwaliteit met betrekking tot het doel (resultaat) waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend.

Artikel 5.4 Hoogte persoonsgebonden budget diensten, niet zijnde opvang en beschermd wonen

1. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op het aantal geïndiceerde uren dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan of het aantal geïndiceerde dagdelen of etmalen in natura.

2. De hoogte van een persoonsgebonden budget:

a. is mede gebaseerd op het door de cliënt opgestelde Budgetplan over hoe zij het persoonsgebonden budget gaat besteden;

b. is toereikend om geïndiceerde maatschappelijke ondersteuning in te kunnen kopen welke naar oordeel van het college voldoet aan de kwaliteit met betrekking tot het doel (resultaat) waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend.

c. bedraagt niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage in natura, tenzij de cliënt aantoont dat met het toe te kennen persoonsgebonden budget de geïndiceerde maatwerkvoorziening niet kan worden ingekocht.

3. Voor de goedkoopst passende bijdrage hanteert het college gedifferentieerde tarieven die zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het college de geïndiceerde diensten heeft ingekocht. Het persoonsgebonden budget bedraagt:

a. 90% van het tarief voor een daartoe opgeleid persoon in dienst van een professionele instelling;

b. 75% van het tarief voor een daartoe opgeleid persoon werkzaam als zelfstandig werkend ondernemer of via een arbeidsovereenkomst;

c. 50% van het tarief voor een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde ondersteuners met een maximum tarief van € 20,- per uur of naar rato daarvan.

4. Het tarief vervoer van en naar de locatie waar de geïndiceerd maatwerkvoorziening wordt geboden is gelijk aan het tarief dat voor zorg in natura wordt gehanteerd.

5. Het college stelt de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders vast in het Besluit.

C

Artikel 5.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 5.5 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget overig

1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen bedraagt in ieder geval niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage in natura waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten.

2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de naar oordeel van het college goedkoopst passende bijdrage.

3. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget vaststellen op basis van een offerte.

Artikel 5.5 Hoogte persoonsgebonden budget overig

1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen bedraagt in ieder geval niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende bijdrage in natura waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten.

2. Het college stelt het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing vast op basis van een programma van eisen. Daarbij kan het college bijkomende noodzakelijke kosten in aanmerking nemen.

3. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget vaststellen op basis van een offerte indien de geïndiceerde maatwerkvoorziening waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten niet valt binnen het assortiment van gecontracteerde aanbieders.

4. Het college stelt nadere regels over de omvang van de budgetperiode van hulpmiddelen.

5. Het college stelt de bedragen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid vast in het Besluit.

D

Artikel 7.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 7.1 Opschorting en beëindiging

Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening dan wel (uitbetaling van) persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk beëindigen, dan wel de inzet (levering) daarvan tijdelijk (laten) opschorten indien:

a. niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld op grond van de wet of bij of krachtens de verordening;

b. de cliënt wordt opgenomen of gaat wonen in een instelling, tenzij in het kader van de te bieden maatschappelijke ondersteuning;

c. de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen verbonden aan het gebruik van de maatwerkvoorziening of de verplichtingen die zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget;

d. de cliënt is overleden;

e. indien de cliënt vanwege een verhuizing geen woonplaats meer heeft in de gemeente Raalte.

Artikel 7.1 Opschorting en beëindiging

1. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening dan wel (uitbetaling van) persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk beëindigen, dan wel de inzet (levering) daarvan tijdelijk (laten) opschorten indien:

a. niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld op grond van de wet of bij of krachtens de verordening;

b. de cliënt wordt opgenomen of gaat wonen in een instelling, tenzij in het kader van de te bieden maatschappelijke ondersteuning;

c. de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen verbonden aan het gebruik van de maatwerkvoorziening of de verplichtingen die zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget;

d .de cliënt is overleden;

e. indien de cliënt vanwege een verhuizing geen woonplaats meer heeft in de gemeente Raalte.

2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

E

Artikel 9.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 9.5 Prijs kwaliteitsverhouding

1. Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding rekening, bij het leveren van diensten door derden, in ieder geval rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. de kosten van de beroepskracht, waaronder de loonkosten en overige kosten voortvloeiend uit de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, de kosten van wettelijke verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten van wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst,

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

2. Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

a. de marktprijs van de voorziening, en

b. de eventuele extra taken die in verband met de maatwerkvoorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

1°. aanmeten, leveren en plaatsen van de maatwerkvoorziening;

2°. instructie over het gebruik van de maatwerkvoorziening;

3°. onderhoud van de maatwerkvoorziening, en

4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 9.5 Prijs kwaliteitsverhouding

1. Het college stelt voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet, vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

1°. een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

2°. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. De vaste prijs of de reële prijs voor een dienst is ten minste gebaseerd op devolgende kostprijselementen:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie

c. de kosten van de beroepskracht;

d. redelijke overheadkosten;

e. kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

f. reis- en opleidingskosten;

g. indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

h. overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbiedershw aaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

3 . Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige voorzieningen door een derde (niet zijnde diensten) rekening met:

a. de marktprijs van de voorziening;

b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van aanbieder worden gevraagd, zoals:

aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

instructie over het gebruik van de voorziening;

onderhoud van de voorziening.

Jeugdhulp

Leeswijzer

In de ‘bestaande tekst’ zijn de woorden en leestekens waaraan iets verandert, cursief gezet. In de ‘nieuwe tekst’ zijn de nieuwe woorden en leestekens vet gedrukt.

Artikel II

De Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening en de daarop

berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Afwegingskader: een instrument dat wordt gebruikt door de CJG consultent en andere professionals die op grond van de wet bevoegd zijn om naar individuele voorzieningen te verwijzen of toe te leiden, bij de beoordeling en toekenning van ondersteuning en jeugdhulp;

b. Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

c. Besluit: het door het college vast te stellen Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels worden gesteld;

d. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de jeugdige en/of ouder(s) waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;

e. CJG consulent: een jeugd- en gezinsgeneralist werkzaam in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) die ondersteuning biedt bij vragen en problemen op het gebied van opvoeden en opgroeien, zelf hulp verleent en indien nodig andere hulp betrekt, dan wel doorverwijst naar een individuele voorziening als bedoeld in artikel 3.1, tweede en derde lid, van de verordening;

f. Gebruikelijke hulp: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen;

g. Hulpvraag: de melding van de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

h. Individuele voorziening: op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden voorziening;

I. Ondersteuningsplan: een door de jeugdige en/of ouder(s) en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam of CJG consulent in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de jeugdigen en/of ouder(s), personen uit het sociaal netwerk, het gebruik van andere en de mogelijk te verstrekken individuele voorziening. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de hulp, begeleiding dan wel zorg;

j. Sociaal netwerk: personen met wie de jeugdige en/of ouder(s) regelmatig contacten onderhoudt;

k. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

l. Wet: Jeugdwet.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. Afwegingskader: een instrument dat wordt gebruikt door de CJG consultent en andere professionals die op grond van de wet bevoegd zijn om naar individuele voorzieningen te verwijzen of toe te leiden, bij de beoordeling en toekenning van ondersteuning en jeugdhulp;

b. Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

c. Besluit: het door het college vast te stellen Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels worden gesteld;

d. Budgethouder: de jeugdige en/of ouder(s) die de taken verbonden aan het persoonsgebonden budget uitvoert (overeenkomsten aangaan, declareren en verantwoorden, e.d.);

e. Budgetperiode: de periode waar een persoonsgebonden budget betrekking op heeft;

f. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de jeugdige en/of ouder(s) waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;

g. CJG consulent: een jeugd- en gezinsgeneralist werkzaam in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) die ondersteuning biedt bij vragen en problemen op het gebied van opvoeden en opgroeien, zelf hulp verleent en indien nodig andere hulp betrekt, dan wel doorverwijst naar een individuele voorziening als bedoeld in artikel 3.1, tweede en derde lid, van de verordening;

h. Gebruikelijke hulp: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), rekening houdend met de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen;

i. Hulpvraag: de melding van de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

j. Individuele voorziening: op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden voorziening;

k. Ondersteuningsplan: een door de jeugdige en/of ouder(s) en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam of CJG consulent in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de jeugdigen en/of ouder(s), personen uit het sociaal netwerk, het gebruik van andere en de mogelijk te verstrekken individuele voorziening. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de hulp, begeleiding dan wel zorg;

l. Professionele instelling: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van jeugdhulp en die voldoet aan door het college vast te stellenkwaliteitseisen voor in ieder geval de medewerkers die bij de instelling in dienst zijn. Daaronder kan ook de inschrijving in het Kwaliteitsregister Jeugdwet en/of BIG-register vallen;

m. Sociaal netwerk: personen met wie de jeugdige en/of ouder(s) regelmatig contacten onderhoudt;

n. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

o. Wet: Jeugdwet;

p. Zelfstandig werkend ondernemer: een ondernemer die als jeugdhulpverlener wordt aangemerkt en geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer in ieder geval de volgende criteria gelden: niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 en volgende van het Burgerlijk Wetboek; door de Belastingdienst aangemerkt worden als ondernemer voor de Inkomstenbelasting (voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden); ingeschreven staat in Kwaliteitsregister Jeugdwet indien en voor zover dat relevant is voor de aard van de te bieden jeugdhulp.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

B

Artikel 3.1 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 3.1 Vormen van jeugdhulp

1. De volgende vormen van vrij-toegankelijke basishulp zijn in ieder geval beschikbaar:

a. Informatie en advies door CJG;

b. Activiteiten zoals training, cursus, themabijeenkomst (CJG);

c. Ondersteuning door vrijwilligers;

d. Jeugdgezondheidszorg (GGD);

e. Jongerenwerk;

f. (School)maatschappelijk werk;

g. Gezinsondersteuning (CJG);

h. Thuisbegeleiding;

i. Meldpunt Veilig Thuis IJsselland.

2. De volgende vormen van niet vrij-toegankelijke individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

a. Generalistische basis Geestelijke Gezondheidszorg;

b. Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg;

c. Dyslexiezorg;

d. Specialistische jeugd en opvoedhulp;

e. Pleegzorg;

f. Crisiszorg;

g. Jeugdbescherming;

h. Jeugdreclassering;

i. Jeugdzorg Plus;

j. Residentiële hulp;

k. Dagbehandeling;

l. Ambulante hulp.

3. De volgende vormen van niet vrij-toegankelijke specialistische ondersteuning en hulp voor jeugdigen met een beperking zijn beschikbaar:

a. Groepsbegeleiding;

b. Groepsbehandeling;

c. Individuele begeleiding;

d. Individuele behandeling;

e. Persoonlijke verzorging;

f. Verblijf;

g. Kortdurend verblijf.

Artikel 3.1 Vormen van jeugdhulp

1. De volgende vormen van vrij-toegankelijke basishulp zijn in ieder geval beschikbaar:

a. Informatie en advies door CJG;

b. Activiteiten zoals training, cursus, themabijeenkomst (CJG);

c. Ondersteuning door vrijwilligers;

d. Jeugdgezondheidszorg (GGD);

e. Jongerenwerk;

f. (School)maatschappelijk werk;

g. Gezinsondersteuning (CJG);

h. Thuisbegeleiding;

i. Vertrouwenspersoon;

j. Veilig Thuis IJsselland.

2. De volgende vormen van niet-vrij toegankelijke jeugdhulp zijnde individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

a. begeleiding individueel;

b. begeleiding groep;

c. persoonlijke verzorging;

d. specialistische diagnostiek en behandeling;

e. dyslexiezorg;

f. vervoer van de jeugdige van en naar de l ocatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

g. verblijf;

h. spoedzorg met en zonder verblijf;

i. pleegzorg;

j. forensische zorg;

k. gesloten jeugdzorg.

C

Artikel 3.2 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.2 Criteria individuele voorziening

1. Geen individuele voorziening wordt verstrekt indien:

a. er sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de wet;

b. en voor zover de jeugdige en/of ouder(s) op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de problemen kan wegnemen;

c. de jeugdige en/of ouder(s) geen ingezetene is van de gemeente Raalte, volgens het woonplaatsbeginsel;

2. Het college stelt in het besluit nadere regels over:

a. wanneer en welke taken van ouders onder gebruikelijke hulp kunnen vallen;

b. de afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen ; en

c. op welke wijze een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdige en/of ouder(s) informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.

3. De individuele voorziening is gericht op het realiseren van een situatie, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.6 van de verordening, waarin de jeugdige in staat wordt gesteld tot:

a. gezond en veilig op te groeien;

b. te groeien naar zelfstandigheid, en

c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

4. Recht op een individuele voorziening bestaat slechts voor zover deze als goedkoopst adequate individuele voorziening is aan te merken.

Artikel 3.2 Criteria individuele voorziening

1. Geen individuele voorziening wordt verstrekt indien:

a. er sprake is van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de wet;

b. en voor zover de jeugdige en/of ouder(s) op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de problemen kan wegnemen;

c. de jeugdige en/of ouder(s) geen ingezetene is van de gemeente Raalte, volgens het woonplaatsbeginsel;

2 . De individuele voorziening is gericht op het realiseren van een situatie, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.6 van de verordening, waarin de jeugdige in staat wordt gesteld tot:

a. gezond en veilig op te groeien;

b. te groeien naar zelfstandigheid, en

c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkel ings niveau.

3 . Recht op een individuele voorziening bestaat slechts voor zover deze als goedkoopst adequate individuele voorziening is aan te merken.

D

Artikel 3.5 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 komt te luiden:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3.5 Hoogte persoonsgebonden budget

1. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op het aantal aangewezen uren dan wel een tijdseenheid naar rato of het aantal aangewezen dagen of dagdelen in natura.

2. De hoogte van een persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan het maximum van de prijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

3. De hoogte van een persoonsgebonden budget is:

a. mede gebaseerd op een door de jeugdige en/of ouder(s) opgesteld Budgetplan;

b. toereikend om effectieve en kwalitatief goede aangewezen jeugdhulp in te kopen welke naar oordeel van het college voldoet aan de kwaliteit met betrekking tot het doel (resultaat) waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend; en

c. afgestemd op de verschillende vormen van jeugdhulp en de verschillende typen jeugdhulpverleners.

4. Voor de goedkoopst adequate individuele voorziening als bedoeld in het tweede lid hanteert het college gedifferentieerde tarieven rekening houdend met:

a. jeugdhulpverleners die bij een professionele organisatie werken;

b. jeugdhulpverleners die werkzaam zijn als zelfstandig werkend ondernemer; en

c. personen die niet als jeugdhulpverleners als bedoeld onder a. of b. worden aangemerkt of die behoren tot het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s), waarbij geldt dat de tarieven onder b. in ieder geval lager zijn dan de tarieven onder a. en de tarieven onder c. In ieder geval lager zijn dan de tarieven onder b.

5. Het college stelt nadere regels in het Besluit voor de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de gedifferentieerde tarieven, rekening houdend met in ieder geval:

a. redelijke dan wel de reële overheadkosten;

b. de kwaliteit; en

c. de van toepassing zijnde professionele standaard, waarbij een percentage geldt van het tarief als bedoeld in het tweede lid. Indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan personen uit het sociaal netwerk of een persoon die niet als jeugdhulpverlener worden aangemerkt kan het college (ook) een maximaal bedrag vaststellen.

6. Het college kan nadere regels stellen in het Besluit over de besteding van een persoonsgebonden budget in het geval van verblijf buiten de gemeente Raalte en het buitenland.

Artikel 3.5 Hoogte persoonsgebonden budget

1. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op het aantal aangewezen uren dan wel een tijdseenheid naar rato of het aantal aangewezen dagen of dagdelen in natura.

2. De hoogte van een persoonsgebonden budget:

a. is mede gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld Budgetplan over hoe zij het persoonsgebonden budget gaan besteden;

b. is toereikend om effectieve en kwalitatief goede aangewezen jeugdhulp in te kopen welke naar oordeel van het college voldoet aan de kwaliteit met betrekking tot het doel (resultaat) waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verleend;

c. is afgestemd op de verschillende vormen van jeugdhulp en de verschillende typen jeugdhulpverleners;

d. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura, tenzij de jeugdige en/of zijn ouders aantoont dat met de toe te kennen individuele voorziening niet kan worden ingekocht.

3. Het coll ege verstrekt in beginsel geen persoonsgebonden budget indien de jeugdhulp behandeling betreft.

4. Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 8.1.1 van de wet bestaat er geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

5. De kostprijs van de zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop.

6. Het tarief voor een persoonsgebonden budget voor jeugdhulp door:

a. een jeugdhulpaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen en werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling bedraagt maximaal 90% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

b. een jeugdhulpaanbieder zijnde een solistisch werkende jeugdhulpverlener (zzp-er) en die werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.;

c. Een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde jeugdhulpaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de b etreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in na tura met een maximum tarief van € 20,- per uur of naar rato daarvan.

7. Het tarief voor vervoer van de jeugdige v an en naar de locatie waar jeugdhulp wordt verleend is gelijk aan het tarief dat voor zorg in natura wordt gehanteerd.

8. Het persoonsgebonden budget mag niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede begeleidings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. Cadeautjes en feestdagenuitkeringen mogen ook niet uit het persoonsgebonden budget worden bekostigd.

9. Voor het persoonsgebonden budget geldt 100% verantwoording.

10. Het college kan nadere regels stellen in het Besluit over de besteding van een persoonsgebonden budget in het geval van verblijf buiten de gemeente Raalte en het buitenland.

E

Artikel 3.3 uit het Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 wordt overgeheveld naar artikel 3.6 in de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

Artikel 3.6 Eenmalige uitkering

1. Indien de overeenkomst met een werknemer of opdrachtnemer van rechtswege en zonder opzegtermijn eindigt, bestaat er recht op een eenmalige uitkering, mits het persoonsgebonden budget dat toelaat.

2. De hoogte van de eenmalige uitkering bedraagt niet meer dan een gemiddeld maandloon gebaseerd op drie maanden betaalde declaraties voorafgaande aan de maand van de van rechtswege beëindiging.

F

Artikel 6.2 wordt nieuw opgenomen in de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

Artikel 6.2 Opschorting en beëindiging

1. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een toegekende aanspraak op een maatwerkvoorziening dan wel (uitbetaling van) persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk beëindigen, dan wel de inzet (levering) daarvan tijdelijk (laten) opschorten indien:

a. niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld op grond van de wet of bij of krachtens de verordening;

b. de cliënt wordt opgenomen of gaat wonen in een instelling, tenzij in het kader van de te bieden maatschappelijke ondersteuning;

c. de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen verbonden aan het gebruik van de maatwerkvoorziening of de verplichtingen die zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget;

d. de cliënt is overleden;

e. indien de cliënt vanwege een verhuizing geen woonplaats meer heeft in de gemeente Raalte.

2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4 , eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

G

Artikel 2.1 uit het Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 wordt overgeheveld naar artikel 3.7 in de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

Artikel 3.7 Gebruikelijke hulp

1. Onder gebruikelijke hulp wordt in ieder geval de hulp dan wel zorg verstaan in de vorm van:

a. stimulans tot ontwikkeling en toezicht;

b. het bieden van een beschermende woonomgeving met een passend pedagogisch klimaat;

c. begeleiding bij: ontwikkeling in brede zin, bewegen en verplaatsen, spel en vrijetijdsbesteding; en

d. persoonlijke verzorging die ouder(s) geacht worden aan hun kinderen te bieden, rekening houdend met hun leeftijd en persoonlijke ontwikkeling.

2. Het college baseert de beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp op de volgende feiten en omstandigheden:

a. de aard, de frequentie en de omvang van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige;

b. de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige.

3. Bij de beoordeling als bedoeld in het vorige lid neemt het college de opvoedcapaciteiten van de ouder(s) en de mate waarin sprake is of kan zijn van overbelasting in aanmerking.

H

Artikel 2.2 uit het Besluit Jeugdhulp gemeente Raalte 2017 wordt overgeheveld naar artikel 3.8 in de Verordening Jeugdhulp gemeente Raalte 2017:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

Artikel 3.8 Afstemming

Om te zorgen dat een individuele voorziening zonodig kan worden afgestemd op andere voorzieningen draagt het college zorg voor afspraken met onder meer:

a. partijen in het kader van gezondheidszorg;

b. gecertificeerde instellingen;

c. instellingen die voorschoolse voorzieningen bieden;

d. onderwijsinstellingen voor primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs;

e. de betreffende gemeentelijke afdelingen over de afstemming met de Wmo 2015 en de Participatiewet (werk en inkomen), waarbij het belang van de jeugdige en/of ouder(s) centraal staat gelet op de behoefte aan jeugdhulp en waarbij het college gebruik maakt van het Afwegingskader.

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2018.

 

Aldus besloten in de vergadering van

25 januari 2018.

de griffier

Jan Bouke Zijlstra

de voorzitter

Martijn Dadema

Naar boven