Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;
b. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;
c. Beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelname aan de maatschappij;
d. Besluit: het door het college vastgestelde vigerende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;
e. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;
f. Collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;
g. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;
h. Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;
i. Huisgenoot: de persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert;
j. Huishoudelijke hulp: het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort indien de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden;
k. Hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde informatie en advies waarvoor een melding wordt gedaan;
l. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
m. Instelling: volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling langdurige zorg of een door het college goedgekeurde accommodatie van een organisatie die maatschappelijke ondersteuning biedt;
n. Leefeenheid: de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont en gezamenlijk een huishouden voert;
o. Meerkosten: kosten, niet zijnde de kosten als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, die uitgaan boven de kosten die als algemeen gebruikelijk zijn te beschouwen;
p. Normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;
q. Ondersteuning groep: dagbesteding als structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel die gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt;
r. Ondersteuning thuis: individuele begeleiding gericht op het versterken, bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt;
s. Ondersteuningsplan (diensten): een door de cliënt en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de cliënt, personen uit zijn sociaal netwerk, het gebruik van algemene voorzieningen en de te verstrekken maatwerkvoorziening teneinde een passende bijdrage te bieden aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de ondersteuning;
t. Sociaal netwerk: personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;
u. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;
v. Vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;
w. Voorliggende voorziening: een andere wettelijke regeling op grond waarvan de cliënt een beroep kan doen met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Onder omstandigheden van het individuele geval kan daar ook een privaatrechtelijke regeling onder worden verstaan;
x. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
y. Woning: een woonruimte welke volgens algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen, mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning;
z. Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik in de woning.
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
|
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1. In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;
b. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;
c. Beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot deelname aan de maatschappij;
d. Besluit: het door het college vastgestelde vigerende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Raalte, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;
e. Budgetplan: een plan opgesteld door (of namens) de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening zonodig aangevuld met voorwaarden die daar naar oordeel van het college aan gesteld mogen worden;
f. Collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;
g. Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die een leefeenheid vormen;
h. Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;
i. Huisgenoot: de persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert;
j. Huishoudelijke hulp: het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort indien de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden;
k. Hulpvraag: de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde informatie en advies waarvoor een melding wordt gedaan;
l. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de BRP ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
m. Instelling: volgens de Wet toelating zorginstellingen, een ziekenhuis of kleinschalig wooninitiatief als bedoeld in de Regeling langdurige zorg of een door het college goedgekeurde accommodatie van een organisatie die maatschappelijke ondersteuning biedt;
n. Leefeenheid: de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarmee de cliënt gemeenschappelijk een woning bewoont en gezamenlijk een huishouden voert;
o. Meerkosten: kosten, niet zijnde de kosten als bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, die uitgaan boven de kosten die als algemeen gebruikelijk zijn te beschouwen;
p. Normale gebruik van de woning: het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken), het verrichten van belangrijke huishoudelijke taken, horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning. Daaronder kan onder omstandigheden tevens de berging, de toegang tot tuin of balkon van de woning worden verstaan;
q. Ondersteuning groep: dagbesteding als structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel die gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt;
r .Ondersteuning thuis: individuele begeleiding gericht op het versterken, bevorderen of behouden van de zelfredzaamheid van de cliënt;
s. Ondersteuningsplan (diensten): een door de cliënt en een medewerker van het Gemeentelijk Toegangsteam in samenspraak opgesteld afsprakenkader over de mogelijke inzet van de cliënt, personen uit zijn sociaal netwerk, het gebruik van algemene voorzieningen en de te verstrekken maatwerkvoorziening teneinde een passende bijdrage te bieden aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Het ondersteuningsplan bevat concrete doelen, mede over de omvang, de vorm en de duur van de ondersteuning;
t .Professionele instelling: een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het college vast te stellen kwaliteitseisen voor in ieder geval de medewerkers die bij de instelling in dienst zijn;
u. Sociaal netwerk: personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;
v. Spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;
w. Vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;
x. Voorliggende voorziening: een andere wettelijke regeling op grond waarvan de cliënt een beroep kan doen met het oog op zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. Onder omstandigheden van het individuele geval kan daar ook een privaatrechtelijke regeling onder worden verstaan;
y. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
z. Woning: een woonruimte welke volgens algemeen maatschappelijk aanvaarde maatstaven bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen, mits bestemd én nog tenminste vijf jaar geschikt voor permanente bewoning;
aa. Woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik in de woning.
bb. Zelfstandig werkend ondernemer: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft en is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer in ieder geval de volgende criteria gelden:
- -
niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;
- -
door de Belastingdienst aangemerkt worden als ondernemer voor de Inkomstenbelasting (voor eigen rekening en risico
verrichten van werkzaamheden).
2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.
|