Wijzigen van de Taxiverordening Amsterdam 2012 en de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 14 november 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1600);

Mede gezien de aangenomen motie van de leden: Boldewijn en Mbarki (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1644);

Gelet op:

  • -

    artikel 149 Gemeentewet;

  • -

    artikel 82 lid 1 Wet Personenvervoer 2000;

  • -

    artikel 229 lid 1 onder b Gemeentewet,

 

Overwegende dat de Wet personenvervoer 2000 de gemeenteraad de bevoegdheid geeft regels te stellen ter bevordering van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer en in de artikelen 82a en 82b van de Wet personenvervoer 2000 en artikel 3 van de Uitvoeringsregeling kwaliteit taxivervoer 2011 de omvang van gemeentelijke bevoegdheid is bepaald;

 

Overwegende dat op grond van de Wet personenvervoer 2000 onder kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam wordt verstaan dat de TTO’s ervoor zorgdragen dat de aangeslotenen zich houden aan de algemene regelgeving en specifieke gedragsregels in Amsterdam;

 

Overwegende dat in juni 2013de Taxiverordening Amsterdam 2012 in werking is getreden en dat uit de praktijk is gebleken dat deze op enkele onderdelen aanscherpen of verduidelijking behoeft en dat bij een dergelijke aanpassing bestuurlijke wensen betrokken kunnen worden;

 

Besluit:

 

I. vast te stellen de navolgende Verordening tot wijziging van de Taxiverordening Amsterdam 2012, raadsbesluit van 17 oktober 2012 (Gemeenteblad 2012, afd. 3a, nr. 157/731).

Artikel I Wijzigingen

De Taxiverordening Amsterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

    Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen 

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen 

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    aanbieden van taxivervoer: het zich met de auto waarmee taxivervoer wordt verricht, op de door de gemeenteraad aangewezen delen van de openbare weg bevinden met het kennelijke doel van vervoerder of bestuurder consumenten te werven ten behoeve van taxivervoer, daaronder mede begrepen de situatie dat naar oordeel van het college niet aannemelijk kan worden gemaakt dat sprake is van taxivervoer op de bel- of contractmarkt (ook wel genoemd de opstapmarkt);

    aanbieden van taxivervoer: zich met de auto waarmee taxivervoer wordt verricht, op de door de gemeenteraad aangewezen delen van de openbare weg bevinden met het kennelijke doel van vervoerder of bestuurder consumenten te werven ten behoeve van taxivervoer;     

    aangeslotene: vervoerder of chauffeur welke overeenkomstig de bij of krachtens deze verordening gestelde regels bij een TTO is aangesloten;

    aangeslotene: vervoerder of chauffeur met een Taxxxivergunning aangesloten bij een TTO;

       

    auditorganisatie: eenorganisatie die auditactiviteiten uitvoert op basis van de verordening en die door het college is geaccepteerd voor het uitvoeren van audits en waarvoor de acceptatie geldig is ten tijde van het uitbrengen van het auditrapport;

     

    auditorganisatie: onafhankelijke en deskundige instantie die privaatrechtelijke controles uitvoert op de nakoming van de in het reglement en de protocollen vastgelegde verplichtingen en het optreden van de TTO naar aanleiding van tijdens interne controles geconstateerde onregelmatigheden;

     

    avondlijke standplaats: laad- en losplek in de daartoe aangewezen uren in gebruik als taxistandplaats;

    chauffeur: bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht;

    chauffeur: bestuurder van de auto waarmee taxivervoer wordt verricht;

     

    college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

     

    college: college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

    keycard: een door het college afgegeven toegangspas voor een door het college met slagbomen of andere middelen omheinde taxistandplaats;

    keycard: door het college afgegeven toegangspas voor een met slagbomen of andere middelen omheinde taxistandplaats;

    klacht: een geschreven of ongeschreven uiting van ongenoegen of ontevredenheid van een consument of een derde over de kwaliteit van taxivervoer van een chauffeur, vervoerder en/of TTO;

    klacht: geschreven of ongeschreven uiting van ongenoegen of ontevredenheid van een consument of een derde over de kwaliteit van taxivervoer van een chauffeur, vervoerder of TTO;

     

    omgeving standplaats: door het college aangewezen delen van de openbare weg rondom een taxistandplaats, avondlijke standplaats of pop-up standplaats;

     

    openbare weg: weg die openbaar is als bedoeld in artikel 4 van de Wegenwet;

     

    opstapmarkt: aanbieden van taxivervoer;

     

    pop-up standplaats: tijdelijke parkeerplaats voor taxi’s voor het aanbieden van taxivervoer op daartoe aangewezen uren;

    Taxxxiraamkaart: bewijs van de verleende Taxxxivergunning;

    Taxxxiraamkaart: bewijs van de verleende Taxxxivergunning;

    Taxxxivergunning: vergunning voor een chauffeur als bedoeld in artikel 2.3,

    eerste lid van deze verordening;

    Taxxxivergunning: vergunning voor een chauffeur op de opstapmarkt, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid;

     

    Taxistandplaats: op grond van verkeersbesluit en verkeersbord E05 van het RVV 1990 aangewezen parkeerplaats voor taxi’s voor het aanbieden van taxivervoer;

    TTO (Toegelaten Taxi Organisatie ) : een organisatorisch verband als bedoeld in artikel 82b van de wet;

     

    Toegelaten Taxi Organisatie: organisatorisch verband met een TTO-vergunning waar chauffeurs en vervoerders deel van uit maken als bedoeld in artikel 82b van de wet;

     

    TTO: Toegelaten Taxi Organisatie;

    TTO-vergunning: vergunning voor een TTO als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van deze verordening;

    TTO-vergunning: vergunning voor een TTO als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid;

     

    vervoerder: vervoerder die taxivervoer verricht als bedoeld in artikel 75, tweede lid van de Wet personenvervoer;

    wet: Wet personenvervoer 2000.

     

  •  

  • B.

    Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.2 Behandeling van een aanvraag

    • 1.

      Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier. 

    • 2.

      Voor het in behandeling nemen van een aanvraag en het wijzigen van een vergunning zijn leges verschuldigd als bedoeld in de vigerende Legesverordening van de gemeente Amsterdam.

    • 3.

      Een beschikking op een aanvraag wordt gegeven binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

    • 4.

      Het college kan de termijn als genoemd in het derde lid, met acht weken verlengen.

    Artikel 1.2 Behandeling van een aanvraag

    • 1.

      Een aanvraag om een vergunning of wijziging van een vergunning wordt ingediend op een door het college vastgesteld aanvraagformulier en bevat tenminste de daarin voorgeschreven bijlagen.

    • 2.

      Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning of het wijzigen van een vergunning zijn leges verschuldigd als bedoeld in de vigerende Legesverordening van de gemeente Amsterdam.

    • 3.

      Een beschikking op een aanvraag om een:

      • a.

        Taxxxivergunning wordt gegeven binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag;

      • b.

        TTO-vergunning wordt gegeven binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

    • 4.

      Het college kan de termijnen, bedoeld in het derde lid, onder a en b, met acht weken verlengen.

     

  • C.

    Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.3 Algemene weigeringsgrond

    Het college kan een vergunning weigeren als naar zijn oordeel de feitelijke toestand niet in overeenstemming is of zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.

     

    Artikel 1.3. Algemene weigeringsgronden

    • 1.

      Het college weigert een vergunning indien niet wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld om in aanmerking te komen voor een vergunning.

    • 2.

      Het college kan een vergunning weigeren indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

      • a.

        de aanvrager niet zal voldoen aan de voorschriften en beperkingen die worden verbonden aan de vergunning;

      • b.

        de feitelijke toestand niet in overeenstemming is of zal zijn met hetgeen in de aanvraag is vermeld.

 

  • D.

    Artikel 1.5 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1.5 Algemene gronden voor wijziging, schorsing of intrekking

    Het college kan een vergunning geheel of gedeeltelijk wijzigen, schorsen of intrekken indien:

    • a.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      dit naar het oordeel van het college in het belang van de kwaliteit van taxivervoer noodzakelijk is, onder andere vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten; 

    • c.

      de houder geen gebruik maakt van de vergunning binnen de daarin genoemde termijn of bij ontbreken daarvan binnen een redelijke termijn;

    • d.

      de vergunning is verleend in strijd met een wettelijk voorschrift, of indien;

    • e.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen.

    Artikel 1.5 Algemene gronden voor wijziging, schorsing of intrekking

    Het college kan een vergunning geheel of gedeeltelijk wijzigen, schorsen of intrekken indien:

    • a.

      ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      door veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten het gebruik maken van de vergunning de kwaliteit van taxiververvoer in Amsterdam aantast;

    • c.

      de houder geen gebruik maakt van de vergunning binnen de daarin gestelde termijn of bij ontbreken daarvan binnen een redelijke termijn;

    • d.

      de vergunning is verleend in strijd met een wettelijk voorschrift, of indien;

    • e.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

     

  • E.

    Artikel 2.1 vervalt

  • F.

    Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.2 Minimum aantal TTO’s met een TTO-vergunning

    Het aantal TTO’s met een TTO-vergunning van het college bedraagt ten minste twee.

    Artikel 2.2 Minimum aantal TTO’s met een TTO-vergunning

    Het aantal TTO’s met een TTO-vergunning bedraagt ten minste twee.

     

  • G.

    Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.3 Taxxxivergunning en TTO-vergunning

    • 1.

      Het is een chauffeur verboden om zonder geldige vergunning van het college (Taxxxivergunning) op de in bijlage I bij deze verordening aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te bieden.

    • 2.

      Het is een TTO verboden aangeslotenen van het organisatorisch verband op de in bijlage I bij deze verordening aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te laten bieden, zonder een geldige vergunning van het college (TTO-vergunning).

    Artikel 2.3 Taxxxivergunning en TTO-vergunning

    • 1.

      Het is een chauffeur verboden om zonder Taxxxivergunning van het college op de in bijlage I aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te bieden.

    • 2.

      Het is een organisatorisch verband van onder andere chauffeurs en vervoerders, verboden om zonder een TTO-vergunning van het college aangeslotenen op de in bijlage I aangegeven delen van de openbare weg taxivervoer aan te laten bieden.

     

     

  • H.

    Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.4 Verbodsbepaling Taxxxilogo

    Het is verboden zonder toestemming van het college het Amsterdamse Taxxxilogo, zoals weergegeven in bijlage II bij deze verordening, in, op of aan het voertuig te gebruiken.

    Artikel 2.4 Verbodsbepaling Taxxxilogo

    Het is verboden het Amsterdamse Taxxxilogo, bedoeld in bijlage II, in, op of aan een auto te gebruiken zonder Taxxxivergunning of TTO-vergunning.

       

 

  • I.

    Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.5 Toelatingseisen TTO

    • 1.

      Een TTO:

      • a.

        is een rechtspersoon;

      • b.

        heeft een postadres;

      • c.

        heeft minimaal 100 aangesloten chauffeurs werkzaam op de opstapmarkt in Amsterdam en kan dit aantonen door het overleggen van afschriften van overeenkomsten die met de aangesloten chauffeurs zijn aangegaan. De aangesloten chauffeurs zijn niet eveneens aangesloten bij een andere TTO die voorziet in het aanbieden van taxivervoer binnen de gemeente Amsterdam;

      • d.

        heeft overeenkomsten met de vervoerders waar aangesloten chauffeurs als genoemd in onderdeel c deel van uitmaken en kan dit aantonen door het overleggen van afschriften van deze overeenkomsten. De aangesloten vervoerders zijn niet eveneens aangesloten bij een andere TTO die voorziet in het aanbieden van taxivervoer binnen de gemeente Amsterdam;

      • e.

        kan aantonen dat de aangeslotenen minimaal 50 rijklare auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht duurzaam ter beschikking hebben;

      • f.

        is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

      • g.

        legt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor Rechtspersonen over, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan vier maanden;

      • h.

        heeft geen bestuursleden in het bestuur van de TTO welke in een periode van vijf jaar voorafgaand aan de vergunningaanvraag lid van het bestuur van een TTO waren, waaraan een TTO-vergunning werd geweigerd of ingetrokken dan wel waarvan een intrekkingsprocedure is gestart, met uitzondering van de situatie dat door vergunninghouder om intrekking was verzocht;

      • i.

        heeft een naam, dan wel een afkorting die naar het oordeel van het college voldoende onderscheidend is van de naam, dan wel de afkorting van bestaande TTO’s.

    • 2.

      Een TTO heeft een reglement waarin in ieder geval ter bevordering van de kwaliteit van taxivervoer zijn opgenomen:

      • a.

        de visie van de TTO ten aanzien van de kwaliteit van taxivervoer en de belangrijkste doelstellingen die de TTO nastreeft;

      • b.

        een normen- en waardenprotocol, een klachtenprotocol, een internecontroleprotocol en een maatregelenprotocol waaraan het college met inachtneming van het bepaalde in de het 3e, 4e, 5e en 6e lid minimale eisen kan stellen;

      • c.

        een beschrijving van de wijze waarop de TTO gaat voldoen aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 2.7.

    • 3.

      Het normen- en waardenprotocol heeft tot doel het gewenste gedrag en de verplichtingen van de aangeslotenen te regelen. In verband hiermee worden in ieder geval bepalingen opgenomen die waarborgen dat de aangesloten chauffeur:

      • a.

        door gedrag en handelen laat zien dat deze professioneel is en dat deze oog heeft voor de herkenbaarheid ten behoeve van de klant;

      • b.

        zich op of in de omgeving van de standplaats houdt aan de met betrekking tot de standplaats en de omgeving van de standplaats opgestelde regels;

      • c.

        ritten accepteert en de keuzevrijheid van de consument in acht neemt;

      • d.

        de veiligheid van de consument en overige personen in acht neemt;

      • e.

        de juiste ritprijs in rekening brengt.

    • 4.

      Het klachtenprotocol beschrijft in hoofdlijnen wat het belang is van klachten voor de TTO en hoe de TTO met klachten omgaat. In verband hiermee worden in ieder geval bepalingen opgenomen die waarborgen dat:

      • a.

        de klacht wordt geregistreerd en afgehandeld door de TTO of een organisatie die namens de TTO de binnengekomen klachten afhandelt;

      • b.

        de TTO en aangeslotenen meewerken aan de afhandeling van klachten die via het Landelijk Klachtenmeldpunt Taxi of bij het college zijn binnengekomen;

      • c.

        bepaalde termijnen in acht worden genomen;

      • d.

        de wijze waarop binnen de auto waarmee taxivervoer wordt verricht de inhoud van het klachtenprotocol kenbaar wordt gemaakt;

      • e.

        de uitzonderingen op het in behandeling nemen van een klacht worden genoemd.

    • 5.

      Het internecontroleprotocol regelt de wijze waarop de TTO de aangeslotenen controleert op naleving van de in het reglement gestelde regels. In verband hiermee wordt in ieder geval opgenomen:

      • a.

        de wijze waarop de TTO inzichtelijk maakt op welke wijze informatie verzameld wordt om naleving van de in het reglement vastgelegde verplichtingen zoals deze zijn opgenomen in het normen- en waardenprotocol, het klachtenprotocol en het maatregelenprotocol, en de verordening te controleren;

      • b.

        een onderverdeling van de interne controles naar de in het maatregelenprotocol opgenomen prioriteiten en de overige verplichtingen uit het reglement;

      • c.

        de frequentie waarmee de interne controles plaatsvinden;

      • d.

        op welke wijze de in de risicoanalyse geconstateerde risico’s kunnen worden verkleind middels het uitvoeren van interne controles;

      • e.

        een onderbouwing van de keuze als genoemd onder b, c en d;

      • f.

        onverminderd het bepaalde in lid b benoemt de TTO in ieder geval de wijze waarop controles plaatsvinden in de gebieden C, D, E, F en G als zodanig aangewezen in bijlage I bij deze verordening;

      • g.

        de wijze waarop de bevindingen van de interne controle worden vastgelegd en gedeeld met de aangeslotenen, de auditorganisatie en met het college.

    • 6.

      Het maatregelenprotocol beschrijft gewenste gedragingen van aangeslotenen met de door de TTO op te leggen maatregelen in het geval deze norm wordt geschonden. Het maatregelenprotocol bevat in ieder geval:

      • a.

        een overzicht van alle normen en waarden als genoemd in het normen- en waardenprotocol en de door de TTO aan aangeslotenen op te leggen maatregelen in het geval een van die normen of waarden wordt geschonden, waarbij de maatregelen in ieder geval voortkomen uit de risicoanalyse als bedoeld in het zevende lid, en waarbij deze maatregelen de daarin geconstateerde risico’s verkleinen;

      • b.

        een redelijke termijn waarbinnen door de TTO beslist wordt over de naar aanleiding van de geconstateerde overtreding toe te passen maatregel en de periode waarbinnen deze maatregel wordt opgelegd;

      • c.

        een beschrijving van de manier waarop een beslissing wordt genomen over de op te leggen maatregel, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met het aantal overtredingen dat een chauffeur eerder heeft gepleegd;

      • d.

        de handelswijze van de TTO ten aanzien van de controle op de uitvoering van de opgelegde maatregel.

    • 7.

      De TTO legt ten behoeve van het internecontroleprotocol en het maatregelenprotocol een risicoanalyse over. De risicoanalyse beschrijft in ieder geval:

      • a.

        de specifieke risicofactoren die voor de TTO en aangeslotenen gelden met betrekking tot het mogelijk overtreden van de gestelde gedragingen en verplichtingen;

      • b.

        van alle gedragingen en verplichtingen opgenomen in het normen- en waardenprotocol of er al dan niet sprake is van een verhoogd risico dat aangeslotenen de opgenomen waarden en normen zullen overtreden met de daarbij behorende onderbouwing;

      • c.

        de specifieke risicotijden waarop het aannemelijk is dat er meer overtredingen door aangeslotenen plaatsvinden;

      • d.

        de specifieke risicolocaties waarop het aannemelijk is dat er meer overtredingen door aangeslotenen plaats vinden;

      • e.

        op welke wijze, buiten de genoemde risicobeperkingen onder het maatregelenprotocol en het internecontroleprotocol, de risico’s nog meer verkleind worden.

    • 8.

      Het college kan nadere eisen stellen aan het in het tweede lid genoemde reglement en de in het zevende lid genoemde risicoanalyse;

    • 9.

      Het college kan in afwijking van lid 1 onder c een andere eis vaststellen met betrekking tot het aantal aangesloten chauffeurs dat werkzaam moet zijn op de opstapmarkt, indien de TTO voor het aanbieden van taxivervoer slechts gebruik maakt van voertuigen zonder directe uitstoot van schadelijke stoffen;

    • 10.

      Het college kan in afwijking van lid 1 onder e een andere eis vaststellen met betrekking tot het minimumaantal rijklare auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht, indien de TTO voor het aanbieden van taxivervoer slechts gebruik maakt van voertuigen zonder directe uitstoot van schadelijke stoffen.

    Artikel 2.5 Toelatingseisen TTO

    • 1.

      Om in aanmerking te komen voor een TTO-vergunning heeft de aanvrager een visie en doelstellingen gericht op verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer van Amsterdam.

    • 2.

      De visie en doelstellingen zijn met inachtneming van de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen en met inachtneming van de infrastructuur van Amsterdam, ontwikkelingen en de toekomst van de opstapmarkt, uitgewerkt in een reglement dat tenminste bestaat uit:

      • a.

        een normen- en waardenprotocol;

      • b.

        een maatregelenprotocol; en

      • c.

        een hoor en wederhoorprotocol.

    • 3.

      Voorts heeft aanvrager voor het behandelen van klachten van consumenten een klachtenprotocol.

    • 4.

      Aanvrager onderbouwt de haalbaarheid van de visie, doelstellingen van aanvrager en de wijze waarop naleving van het reglement en het klachten- en hoor en wederhoorprotocol wordt geborgd met

      • a.

        een intern controle protocol; en

      • b.

        een risicoanalyse.

    • 5.

      Onverminderd de voorgaande leden, voldoet aanvrager aan de volgende eisen:

      • a.

        aanvrager is een organisatorisch verband waar taxichauffeurs en vervoerders deel van uit maken;

      • b.

        aanvrager is een rechtspersoon;

      • c.

        aanvrager heeft een postadres;

      • d.

        aanvrager legt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor Rechtspersonen over, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan vier maanden; 


      • e.

        het bestuur van aanvrager bestaat tenminste uit natuurlijke personen;

      • f.

        aanvrager heeft geen bestuursleden in het bestuur die in een periode van vijf jaar voorafgaand aan de vergunningaanvraag lid van het bestuur van een TTO waren, waar:

        • 1º.

          een TTO-vergunning aan is geweigerd;

        • 2º.

          een TTO-vergunning van is ingetrokken, anders dan op verzoek van de vergunninghouder; of

        • 3º.

          een intrekkingsprocedure is gestart;


      • g.

        aanvrager heeft een naam of een afkorting die voldoende onderscheidend is van de naam of afkorting van bestaande TTO’s.

    • 6.

      Onverminderd voorgaande leden, toont aanvrager aan dat:

      • a.

        hij overeenkomsten heeft met tenminste 100 chauffeurs die

        • 1º.

          werkzaam zijn op de opstapmarkt in Amsterdam; en

        • 2º.

          niet tevens bij een andere TTO zijn aangesloten;


      • b.

        hij overeenkomsten heeft met vervoerders;

        • 1º.

          waar de chauffeurs, bedoeld onder a, deel van uitmaken; en

        • 2º.

          die niet tevens bij een andere TTO zijn aangesloten;

      • c.

        de chauffeurs, bedoeld onder a, minimaal 50 rijklare auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht duurzaam ter beschikking hebben.

    • 7.

      Indien aanvrager voorafgaand aan de aanvraag niet op enigerlei wijze als TTO in Amsterdam heeft bestaan en hij kan ten tijde van de aanvraag niet aan de eisen van het voorgaande lid voldoen, toont aanvrager aan dat hij uiterlijk binnen zes maanden na het afgeven van de TTO-vergunning aan deze eisen voldoet.

    • 8.

      Het college kan in afwijking van het zesde lid, onder a, een lager aantal aangesloten chauffeurs vereisen indien aanvrager voor het aanbieden van taxivervoer slechts gebruik maakt van voertuigen zonder directe uitstoot van schadelijke stoffen.

    • 9.

      Het college kan in afwijking van het zesde lid, onder c, een lager aantal rijklare auto’s vereisen, indien aanvrager voor het aanbieden van taxivervoer slechts gebruik maakt van voertuigen zonder directe uitstoot van schadelijke stoffen.

     

  • J.

    Na artikel 2.5 worden nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:

     

    Artikel 2.5a Normen- en waardenprotocol

    • 1.

      Het normen- en waardenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder a, regelt de eisen die worden gesteld aan het gedrag en de verplichtingen van de aangeslotenen ter bevordering van de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam.

    • 2.

      Het normen- en waardenprotocol bevat in ieder geval eisen ten aanzien van:

      • a.

        professionaliteit en herkenbaarheid: een chauffeur laat door gedrag en handelen zien dat deze professioneel is en dat deze oog heeft voor de herkenbaarheid ten behoeve van de klant;

      • b.

        gedrag op of in de omgeving standplaats: een chauffeur houdt zich op of in de omgeving van de standplaats aan de met betrekking tot de standplaats en de omgeving van de standplaats opgestelde regels;

      • c.

        acceptatie ritten en keuzevrijheid consument: de chauffeur accepteert ritten en neemt de keuzevrijheid van de consument in acht;

      • d.

        veiligheid: de chauffeur neemt de veiligheid van de consument en overige personen in acht;

      • e.

        in rekening brengen ritprijs: de chauffeur brengt de juiste ritprijs in rekening.

    • 3.

      Het college kan nadere regels stellen aan het normen- en waardenprotocol.

  • Artikel 2.5b Het maatregelenprotocol

    • 1.

      Het maatregelenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder b, regelt de wijze waarop aanvrager optreedt naar aanleiding van geconstateerde onregelmatigheden in de naleving van het normen- en waardenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder a.

    • 2.

      Aanvrager stemt het maatregelenprotocol af op de risico’s die volgen uit de risicoanalyse, bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, onder b.

    • 3.

      Het college kan nadere regels stellen aan het maatregelenprotocol.

  • Artikel 2.5c Hoor en wederhoorprotocol

    Het hoor en wederhoorprotocol, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder c, waarborgt dat de TTO:

    • a.

      de aangeslotenen voldoende in de gelegenheid stelt om te reageren op door de TTO aan hen op te leggen maatregelen;

    • b.

      een reactie als bedoeld onder a op een behoorlijke wijze behandelt en registreert.

  • Artikel 2.5d Klachtenprotocol

    • 1.

      Het klachtenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, derde lid, waarborgt:

      • a.

        een behoorlijke behandeling van klachten van consumenten, door aanvrager, en

      • b.

        het meewerken van aanvrager en de aangeslotene aan de afhandeling van een klacht die is ingekomen bij het Landelijke Klachtenmeldpunt Taxi, het college of de TTO.

    • 2.

      Het klachtenprotocol bevat tenminste:

      • a.

        een beschrijving van het proces dat aanvrager volgt bij de behandeling van een klacht;

      • b.

        uitzonderingen waarin het klachtenprotocol niet wordt gevolgd.

    • 3.

      Het college kan nadere regels stellen aan het klachtenprotocol.

  • Artikel 2.5e Intern controle protocol

    • 1.

      Het intern controleprotocol, bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, onder a, regelt:

      • a.

        de wijze waarop aanvrager de aangeslotenen controleert op naleving van het normen- en waardenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, onder a, en de overige verplichtingen uit het reglement;

      • b.

        de wijze waarop aanvrager controleert op de uitvoering van een opgelegde maatregel;

      • c.

        de wijze waarop aanvrager de uitvoering en bevindingen van de controles bedoeld onder a en b vastlegt en deelt met aangeslotenen en het college.

    • 2.

      Aanvrager stemt het intern controleprotocol af op de risico’s die volgen uit de risicoanalyse, bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, onder b.

    • 3.

      Het college kan nadere regels stellen aan het intern controleprotocol.

  • Artikel 2.5f Risicoanalyse

    • 1.

      De risicoanalyse, bedoeld in artikel 2.5, vierde lid, onder b, beschrijft en onderbouwt of sprake is van een hoog, gemiddeld of lage risicofactor en wat de risico’s zijn voor:

      • a.

        het behalen van de visie en doelstellingen, voor zover gericht op de verbetering van kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam, en

      • b.

        het mogelijk overtreden van de gestelde gedragingen en verplichtingen in het reglement;

      • c.

        het naleven van de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen door aanvrager.

    • 2.

      Het college kan nadere regels stellen aan de risicoanalyse.

  • K.

    Artikel 2.6 vervalt

     

  • L.

    Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.7 Verplichtingen voor een TTO met vergunning

    • 1.

      De TTO:

      • a.

        heeft een telefoonnummer waar zij 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar is om informatie te verstrekken over de aangeslotenen;

      • b.

        draagt er zorg voor dat aangeslotenen daklichten en een informatiekaart gebruiken, welke voldoen aan de door het college te stellen eisen en zorgt voor inname van het daklicht indien de Taxxxivergunning van de aangesloten chauffeur is geschorst, vervallen of ingetrokken;

      • c.

        legt onder andere in het geval van klachten, calamiteiten of op verzoek van het college relevante gegevens van de betrokken chauffeur of chauffeurs over aan het college.

      • d.

        is aangesloten bij een geschillencommissie welke minimaal voldoet aan de bepalingen als bedoeld in artikel 77 van de wet;

      • e.

        heeft natuurlijke personen in het bestuur en maakt inzichtelijk welke persoon daarvan aanspreekpunt is en welke persoon daarvan woordvoerder is;

      • f.

        heeft een actuele registratie van gegevens van de TTO, aangeslotenen, auto’s en ritten welke voldoet aan de nader door het college te stellen eisen;

      • g.

        heeft een reglement welke in ieder geval voldoet aan de in artikel 2.5, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, genoemde uitgangspunten en zorgt voor naleving hiervan;

      • h.

        draagt zorg voor het continu optimaliseren van straten- en talenkennis van de aangesloten chauffeurs;

      • i.

        geeft wijziging van de gegevens zoals deze bij de aanvraag zijn ingediend onverwijld door aan het college;

      • j.

        draagt er zorg voor dat aangeslotenen een ritbewijs verstrekken voorzien van naam en contactgegevens van de TTO;

      • k.

        verantwoordt periodiek haar prestaties aan het college door middel van het verstrekken van rapportages. Het college kan nadere eisen stellen aan de inhoud en de frequentie van deze rapportages;

      • l.

        laat binnen haar organisatie audits uitvoeren met het doel zekerheid te geven over de mate waarin de TTO het reglement naleeft en over de betrouwbaarheid van de te rapporteren data.

      • m.

        Het college kan nadere eisen stellen aan de auditorganisatie, de inhoud van de uit te voeren audits, de wijze waarop en de frequentie waarmee de audits plaatsvinden en de wijze waarop de uitkomsten aan het college worden.

    • 2.

      De bestuursleden en vertegenwoordigers van de TTO gedragen zich naar het oordeel van het college op een wijze die de kwaliteit van taxivervoer niet aantast.

    • 3.

      De TTO heeft ondubbelzinnige verklaringen van alle aangeslotenen waaruit blijkt dat aangeslotenen zich conformeren aan het in artikel 2.5, tweede lid, bedoelde reglement en legt op verzoek van het college een afschrift hiervan over.

    • 4.

      De TTO verstrekt op verzoek van het college onverwijld informatie met betrekking tot de ingevolge het eerste lid, onder f, door de TTO geregistreerde gegevens.

    • 5

      De TTO verstrekt onverwijld actuele informatie aan het college aangaande:

      • a.

        veranderingen aan de voorgeschreven kenmerken van de daklichten;

      • b.

        wijzigingen in het bestand van aangeslotenen;

      • c.

        wijzigingen die betrekking hebben op de natuurlijke persoon die aanspreekpunt is voor de TTO of in de rechtspersoon van de TTO;

      • d.

        wijzigingen in het reglement van de TTO;

    • 6.

      Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van opleidingseisen ter bevordering van de kwaliteit van taxivervoer. De TTO ziet erop toe dat aangesloten chauffeurs voldoen aan deze opleidingseisen.

    Artikel 2.7 Voorschriften en beperkingen

    Onverminderd artikel 1.4 verbindt het college in ieder geval de volgende voorschriften aan de TTO-vergunning:

    • a.

      de TTO bevordert de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam;

    • b.

      de TTO handelt conform de visie en doelstellingen zoals neergelegd in het reglement, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid;

    • c.

      de TTO zorgt voor naleving van het reglement en de protocollen, bedoeld in artikel 2.5, tweede tot en met vierde lid;

    • d.

      de TTO actualiseert de risicoanalyse en het intern controleprotocol indien deze onvoldoende effectief zijn om

      • 1º.

        de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam te bevorderen;

      • 2º.

        de visie en doelstellingen, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid, zoals neergelegd in het reglement te behalen;

    • e.

      de TTO heeft een telefoonnummer waar hij 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar is om onverwijld informatie te verstrekken aan het college over de aangeslotenen en de auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht;

    • f.

      de TTO draagt ervoor zorg dat aangeslotenen altijd zowel een daklicht, als een Taxxxiraamkaart als informatiekaarten gebruiken, en dat deze voldoen aan de door het college te stellen eisen;

    • g.

      de TTO neemt het daklicht, de informatiekaart, de Taxxxiraamkaart en de keycard in indien de Taxxxivergunning van de aangeslotene is geschorst, vervallen of ingetrokken;

    • h.

      de TTO draagt ervoor zorg dat aangeslotenen het klachtenprotocol, bedoeld in artikel 2.5, derde lid, kenbaar maken voor de klant in de auto waarmee taxivervoer wordt aangeboden;

    • i.

      de TTO is aangesloten bij een geschillencommissie die minimaal voldoet aan artikel 77 van de wet;

    • j.

      de TTO heeft natuurlijke personen in het bestuur die fungeren als aanspreekpunt voor het college en als woordvoerder en maakt deze personen kenbaar aan het college;

    • k.

      de bestuursleden en vertegenwoordigers van de TTO gedragen zich op een wijze die de kwaliteit van taxivervoer in Amsterdam niet aantast;

    • l.

      de TTO draagt ervoor zorg dat de aangeslotenen op de hoogte zijn en zich conformeren aan het reglement, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid.

     

  • M.

    Na artikel 2.7 worden nieuwe artikelen ingevoegd, die luiden:

     

  • Artikel 2.7a Meldingsplicht wijzigingen

    De TTO is verplicht onverwijld de volgende wijzigingen bij het college te melden:

    • a.

      wijzigingen in het reglement of de protocollen van de TTO;

    • b.

      een wijziging van andere gegevens dan genoemd onder a, die bij de aanvraag zijn ingediend;

    • c.

      een wijziging in de samenstelling van het bestuur, het aanspreekpunt vanuit het bestuur of de woordvoerder van het bestuur;

    • d.

      een wijziging van de voorgeschreven kenmerken van de daklichten;

    • e.

      een wijziging in het bestand van aangeslotenen.

  • Artikel 2.7b Registratieverplichtingen

    De TTO houdt een actuele registratie bij volgens de door het college te stellen nadere regels en stelt deze op verzoek onverwijld beschikbaar aan het college.

     

  • Artikel 2.7c Informatie en rapportageverplichtingen

    • 1.

      De TTO is verplicht:

      • a.

        op verzoek van het college informatie te verstrekken over aangeslotenen;

      • b.

        in geval van klachten, calamiteiten of op verzoek van het college relevante gegevens van de betrokken aangeslotene of aangeslotenen over te leggen;

      • c.

        periodiek uit eigen beweging en op verzoek van het college door middel van rapportages te verantwoorden dat en op welke wijze wordt voldaan aan de visie en doelstellingen zoals neergelegd in het reglement;

      • d.

        periodiek uit eigen beweging en op verzoek van het college audits uit te laten voeren over de nakoming van de in het reglement, de protocollen en in de vergunning vastgelegde verplichtingen en het optreden van de TTO naar aanleiding van tijdens interne controles geconstateerde onregelmatigheden.

    • 2.

      Het college kan nadere regels stellen over de inhoud, aard, doel en frequentie van de rapportages, bedoeld in het eerste lid, onder c.

    • 3.

      Het college kan nadere regels stellen over inhoud, aard, doel en frequentie van de audits, bedoeld in het eerste lid, onder d.

 

  • N.

    Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.8 Overige verplichtingen 

    Het college kan bepalen dat het aanbieden van taxivervoer door aangeslotenen in de gebieden A, B, C, D, E, F en G als zodanig aangewezen in bijlage I bij deze verordening, uitsluitend is toegestaan voor zover de TTO waarbij zij zijn aangesloten een overeenkomst met het college heeft gesloten. In deze overeenkomst wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de wijze waarop de TTO in de gebieden C en D een bijdrage levert door toe te zien op de aangeslotenen;

    • b.

      een inspanningsverplichting van de TTO om ervoor te zorgen dat het maximale aantal toegestane taxi’s op de standplaats in de gebieden C en D niet wordt overschreden;

    • c.

      een inspanningsverplichting van de TTO om ervoor te zorgen dat haar chauffeurs die het beste de kwaliteit van taxivervoer waarborgen, taxivervoer aanbieden in de gebieden C en D.

    Artikel 2.8 Standplaatsmanagement

    • 1.

      De TTO die zijn aangeslotenen taxivervoer laat aanbieden op de taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen en pop-up standplaatsen, bedoeld in bijlage III, sluit een overeenkomst met het college over de manier waarop de TTO op deze standplaatsen:

      • a.

        een bijdrage levert aan het voorkomen van hinder op of in de omgeving van de standplaats;

      • b.

        zich inspant om te voorkomen dat het maximale aantal toegestane taxi’s op de standplaatsen wordt overschreden.

    • 2.

      Het college kan bepalen dat het aanbieden van taxivervoer op andere taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen en pop-up standplaatsen dan bedoeld in het eerste lid, uitsluitend is toegestaan voor zover de TTO waarbij zij zijn aangesloten een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid met het college heeft gesloten.

 

  • O.

    Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.10 Bijzondere gronden voor wijziging, schorsing of intrekking TTO-vergunning

    • 1.

      Het college kan een vergunning voor een TTO wijzigen, schorsen of intrekken indien naar het oordeel van het college:

      • a.

        niet of niet meer voldaan wordt of kan worden voldaan aan de eisen gesteld in artikel 2.5;

      • b.

        niet of niet meer voldaan wordt of kan worden voldaan aan de eisen gesteld in artikel 2.7, of indien; 

      • c.

        het reglement als bedoeld in artikel 2.5 na wijziging naar oordeel van het college onvoldoende garanties geeft voor het waarborgen van de kwaliteit van taxivervoer.

    • 2.

      Bij de wijziging, schorsing of intrekking van een TTO-vergunning op de in het eerste lid genoemde gronden, kan het college onder meer rekening houden met een periode waarbinnen de TTO in de gelegenheid wordt gesteld alsnog te voldoen aan de in artikel 2.5, eerste lid, onder c, en e of op grond van artikel 2.5, negende en tiende lid gestelde eisen inzake het aantal aangesloten chauffeurs en de beschikbare auto’s waarmee taxivervoer wordt verricht.

    Artikel 2.10 Bijzondere gronden voor wijziging, schorsing of intrekking TTO-vergunning 

    • 1.

      Onverminderd artikel 1.5 kan het college een TTO-vergunning wijzigen, schorsen of intrekken indien

      • a.

        niet meer wordt voldaan of kan worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan de TTO-vergunning, bedoeld in artikel 2.5;

      • b.

        de wijzigingen, bedoeld in artikel 2.7a, dusdanig zijn dat geen sprake meer is van de situatie waarvoor vergunning is verleend.

    • 2.

      Bij de wijziging, schorsing of intrekking, bedoeld in het eerste lid, kan het college de TTO een redelijke termijn geven om alsnog te voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid onder a, of de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

     

  • P.

    Artikel 2.11 vervalt.

 

  • Q.

    Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.12 Toelatingseisen chauffeur

    • 1.

      Voor een Taxxxivergunning:

      • a.

        beschikt de chauffeur over een geldig rijbewijs;

      • b.

        beschikt de chauffeur over een geldige chauffeurskaart;

      • c.

        beschikt de chauffeur over het CCV certificaat ontheffing medegebruik

      • d.

        lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam of SVON certificaat;

      • e.

        kan de chauffeur aantonen dat deze voor een vervoerder rijdt welke in het bezit is van een geldige ondernemersvergunning;

      • f.

        is de chauffeur aangesloten bij een TTO welke in het bezit is van een geldige TTO-vergunning;

      • g.

        heeft de chauffeur een vaste woon- of verblijfplaats;

      • h.

        heeft de chauffeur zich in ieder geval in een periode van 2 jaar voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een Taxxxivergunning zodanig gedragen, dat naar het oordeel van het college de kwaliteit van taxivervoer niet onevenredig is of wordt aangetast.

    • 2.

      Bij de aanvraag voor een Taxxxivergunning wordt bij het aanvraagformulier eveneens een goed gelijkende pasfoto overgelegd.

    Artikel 2.12 Toelatingseisen chauffeur

    • 1.

      Om in aanmerking te komen voor een Taxxxivergunning voldoet de aanvrager aan de volgende eisen:

      • a.

        aanvrager is een chauffeur;

      • b.

        aanvrager beschikt over een geldig rijbewijs;

      • c.

        aanvrager beschikt over een geldige chauffeurskaart;

      • d.

        aanvrager beschikt over:

        • 1⁰.

          het certificaat ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam; of

        • 2⁰.

          een SVON-certificaat;

      • e.

        aanvrager beschikt over een geldige ondernemersvergunning;

      • f.

        aanvrager is aangesloten bij een TTO;

      • g.

        aanvrager heeft zich in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag zodanig gedragen dat hierdoor de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam niet onevenredig is of wordt aangetast.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid, onder e, toont aanvrager aan, indien hij rijdt voor een vervoerder, dat de vervoerder in het bezit is van een geldige ondernemersvergunning.

    • 3.

      Onverminderd het eerste lid, overlegt aanvrager een recente en goedgelijkende pasfoto van zichzelf.

     

  • R.

    Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.13 Bijzondere weigeringsgronden Taxxxivergunning

    • 1.

      Het college weigert een Taxxxivergunning indien niet voldaan wordt of kan worden voldaan aan de eisen gesteld in artikel 2.12, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e en f.

    • 2.

      Het college kan een Taxxxivergunning weigeren indien:

      • a.

        naar het oordeel van het college niet voldaan wordt of kan worden voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 2.12, eerste lid, onderdeel g; 

      • b.

        naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de vervoerder waar aanvrager voor rijdt niet voldoet aan de bij of krachtens de wet voor haar geldende bepalingen, of indien;

      • c.

        aanvrager door het bevoegde gezag is verzocht een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, over te leggen en deze nog niet is afgegeven.

    Artikel 2.13 Bijzondere weigeringsgronden Taxxxivergunning

    Onverminderd artikel 1.3, kan het college een Taxxxivergunning weigeren indien

    • a.

      de chauffeur geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

    • b.

      de vervoerder waar aanvrager voor rijdt, niet voldoet aan de wet- en regelgeving;

    • c.

      aanvrager een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag, volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, heeft aangevraagd, maar nog niet heeft verkregen.

     

  • S.

    Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.14 Verplichtingen voor een chauffeur met een Taxxxivergunning

    • 1.

      De chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning:

      • a.

        laat door gedrag en handelen zien dat deze professioneel is en dat deze oog heeft voor de herkenbaarheid ten behoeve van de klant;

      • b.

        houdt zich op of in de omgeving van de standplaats aan de met betrekking tot de standplaats en de omgeving van de standplaats opgestelde regels;

      • c.

        accepteert ritten en neemt de keuzevrijheid van de consument in acht;

      • d.

        neemt de veiligheid van de consument en overige personen in acht;

      • e.

        brengt de juiste ritprijs in rekening.

    • 2.

      Het college bepaalt in nadere regels welke gedragingen en verplichtingen in ieder geval onder de in het eerste lid gestelde eisen vallen.

    • 3.

      Het college kan in aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, nadere eisen stellen aan gedragingen of verplichtingen van een chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning.

    Artikel 2.14 Voorschriften en beperkingen Taxxxivergunning

    • 1.

      Onverminderd artikel 1.4 verbindt het college in ieder geval de volgende voorschriften aan de Taxxxivergunning:

      • a.

        de chauffeur houdt zich bij het aanbieden van taxivervoer op grond van de Taxxxivergunning aan de volgende eisen ter bevordering van de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam:

        • 1º.

          professionaliteit en herkenbaarheid: de chauffeur laat door gedrag en handelen laten zien dat deze professioneel is en dat deze oog heeft voor de herkenbaarheid ten behoeve van de klant;

        • 2º.

          gedrag op of omgeving standplaats: een chauffeur houdt zich op of in de omgeving van de standplaats aan de met betrekking tot de standplaats en de omgeving van de standplaats opgestelde regels;

        • 3º.

          acceptatie ritten en keuzevrijheid consument: de chauffeur accepteert ritten en neemt de keuzevrijheid van de consument in acht;

        • 4º.

          veiligheid: de chauffeur neemt de veiligheid van de consument en overige personen in acht;

        • 5º.

          in rekening brengen ritprijs: de chauffeur brengt de juiste ritprijs in rekening;

      • b.

        de chauffeur meldt bij de TTO binnen twee dagen na at een overtreding van de kwaliteitseisen, bedoeld onder a, of andere verplichtingen is geconstateerd door een ambtenaar in functie of een andere door het college aangewezen persoon, die in opdracht van het college werkzaamheden verricht met het doel de kwaliteit van taxivervoer in Amsterdam te bevorderen.

      • c.

        de chauffeur gebruikt altijd zowel het daklicht, als een Taxxxiraamkaart als informatiekaarten, en zorgt dat deze voldoen aan de eisen van de TTO en de door het college te stellen eisen.

    • 2.

      Het college bepaalt in nadere regels welke gedragingen en verplichtingen in ieder geval onder de in het eerste lid, onder a, gestelde eisen vallen.

    • 3.

      Het college kan in aanvulling op het bepaalde in het eerste lid, nadere regels stellen aan gedragingen of verplichtingen van een chauffeur in het bezit van een Taxxxivergunning.

     

  • T.

    Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.15 Toonplicht

    De houder van een Taxxxivergunning geeft het bewijs van deze vergunning (Taxxxiraamkaart) en de bijbehorende keycard op eerste vordering van een ambtenaar in functie of een andere door het college aangewezen persoon, die in opdracht van het college werkzaamheden verricht met het doel de kwaliteit van taxivervoer te bevorderen, ter inzage af.

    Artikel 2.15 Toonplicht

    • 1.

      De vergunninghouder ontvangt behalve de vergunning, tevens

      • a.

        een Taxxxiraamkaart als bewijs van de vergunning; en

      • b.

        een keycard.

    • 2.

      De vergunninghouder is verplicht de Taxxxiraamkaart en keycard te tonen op eerste verzoek van een ambtenaar in functie of een andere door het college aangewezen persoon, die in opdracht van het college werkzaamheden verricht met het doel de kwaliteit van taxivervoer in Amsterdam te bevorderen.

     

  • U.

    Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2.17 Bijzondere gronden voor schorsing of intrekking Taxxxivergunning

    • 1.

      Een Taxxxivergunning wordt voor een gelijke periode geschorst indien:

      • a.

        het rijbewijs van vergunninghouder is geschorst, ingevorderd, ingehouden of ingenomen;

      • b.

        de chauffeurskaart van vergunninghouder is geschorst;

      • c.

        de ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam van vergunninghouder tijdelijk is ingetrokken;

      • d.

        de TTO waarbij vergunninghouder is aangesloten de aansluiting van vergunninghouder heeft geschorst;

      • e.

        de TTO-vergunning van de TTO waar de vergunninghouder bij is aangesloten, is geschorst, of indien;

      • f.

        een Ontzegging Besturen Motorrijtuigen (OBM) is opgelegd.

    • 2.

      Een Taxxxivergunning wordt ingetrokken indien:

      • a.

        het rijbewijs van vergunninghouder ongeldig is verklaard;

      • b.

        de chauffeurspas of chauffeurskaart van vergunninghouder is ingetrokken;

      • c.

        de ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam is ingetrokken;

      • d.

        de aansluiting van vergunninghouder bij de TTO is beëindigd;

      • e.

        de TTO-vergunning van de TTO waar de vergunninghouder bij is aangesloten niet meer geldig is, of indien;

      • f.

        vergunninghouder niet kan aantonen een vaste woon- of verblijfplaats te hebben.

    • 3.

      Een Taxxxivergunning kan worden geschorst of ingetrokken indien naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de vervoerder waar vergunninghouder voor werkt niet voldoet aan de bij of krachtens de wet voor haar geldende bepalingen.

    • 4.

      Een Taxxxivergunning kan worden geschorst of ingetrokken indien de chauffeur zich gedraagt op een wijze dat naar oordeel van het college de kwaliteit van taxivervoer wordt aangetast.

    • 5.

      Van de afloop van de schorsingstermijn als bedoeld in het eerste, derde en vierde lid wordt vergunninghouder onverwijld door het college in kennis gesteld.

    Artikel 2.17 Bijzondere gronden voor schorsing of intrekking Taxxxivergunning

    • 1.

      Onverminderd artikel 1.5 wordt de Taxxxivergunning van rechtswege voor een gelijke periode geschorst indien:

      • a.

        het rijbewijs van vergunninghouder is geschorst, ingevorderd, ingehouden of ingenomen;

      • b.

        de chauffeurskaart van vergunninghouder is geschorst;

      • c.

        de ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam van vergunninghouder is geschorst;

      • d.

        de aansluiting van vergunninghouder bij de TTO is geschorst;

      • e.

        de TTO-vergunning van de TTO waar de vergunninghouder bij is aangesloten, is geschorst, of indien;

      • f.

        een Ontzegging Besturen Motorrijtuigen is opgelegd.

    • 2.

      Onverminderd artikel 1.5 vervalt de Taxxxivergunning van rechtswege indien:

      • a.

        het rijbewijs van vergunninghouder ongeldig is verklaard;

      • b.

        de chauffeurspas of chauffeurskaart van vergunninghouder is ingetrokken;

      • c.

        de ontheffing medegebruik lijnbusbaan/-strook gemeente Amsterdam is ingetrokken;

      • d.

        de aansluiting van vergunninghouder bij de TTO is beëindigd, of indien;

      • e.

        de TTO-vergunning van de TTO waar de vergunninghouder bij is aangesloten niet meer geldig is.

    • 3.

      Onverminderd artikel 1.5 kan het college een Taxxxivergunning schorsen of intrekken indien

      • a.

        vergunninghouder niet kan aantonen een vaste woon- of verblijfplaats te hebben;

      • b.

        de vervoerder waar aanvrager voor rijdt, niet voldoet aan de wet- en regelgeving.

    • 4.

      Onverminderd artikel 1.5 kan een Taxxxivergunning worden geschorst of ingetrokken indien de chauffeur zich gedraagt op een wijze dat naar oordeel van het college de kwaliteit van taxivervoer in Amsterdam wordt aangetast.

    • 5.

      Van de afloop van de schorsingstermijn als bedoeld in het eerste, derde en vierde lid wordt vergunninghouder onverwijld door het college in kennis gesteld.

     

  • V.

    Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3.2 Bestuursrechtelijke maatregelen en sancties aan TTO

    • 1.

      Het college kan overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.5 en 2.7 sanctioneren met:

      • a.

        een waarschuwing;

      • b.

        het uitvoeren van een uitgebreidere audit als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, onderdeel a;

      • c.

        de verplichting tot het opstellen van een verbeterplan als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, onderdeel b;

      • d.

        uitsluiting van toegang tot één of meer gebieden als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid;

      • e.

        schorsing van de TTO-vergunning;

      • f.

        intrekking van de TTO-vergunning.

    • 2.

      Bij toepassing van de in het eerste lid genoemde sancties kan het college onder meer rekening houden met:

      • a.

        het soort en aantal overtredingen begaan door de TTO;

      • b.

        het soort en aantal overtredingen begaan door aangeslotenen en de maatregelen en sancties welke door de TTO en het college als gevolg daarvan zijn opgelegd;

      • c.

        de mate van herhaling van overtredingen van aangeslotenen binnen een periode van één jaar;

      • d.

        de gelijkwaardigheid van de door de TTO aan aangeslotenen opgelegde maatregelen in verhouding tot de zwaarte van de geconstateerde overtredingen;

      • e.

        de voortvarendheid van het optreden van de TTO naar aanleiding van geconstateerde overtredingen van aangeslotenen.

    Artikel 3.2 Bestuursrechtelijke maatregelen en sancties aan TTO

    • 1.

      Het college kan overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.5f en 2.7 tot en met 2.7c sanctioneren met:

      • a.

        een waarschuwing;

      • b.

        het uitvoeren van een audit op nader te bepalen onderwerpen;

      • c.

        de verplichting tot het opstellen van een verbeterplan;

      • d.

        uitsluiting van toegang tot één of meer taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen of pop-up standplaatsen;

      • e.

        schorsing van de TTO-vergunning;

      • f.

        intrekking van de TTO-vergunning.

    • 2.

      Bij toepassing van de in het eerste lid genoemde sancties kan het college onder meer rekening houden met:

      • a.

        het soort en aantal overtredingen begaan door de TTO;

      • b.

        het soort en aantal overtredingen begaan door aangeslotenen en de maatregelen en sancties welke door de TTO en het college als gevolg daarvan zijn opgelegd;

      • c.

        de mate van herhaling van overtredingen van aangeslotenen binnen een periode van één jaar;

      • d.

        de gelijkwaardigheid van de door de TTO aan aangeslotenen opgelegde maatregelen in verhouding tot de zwaarte van de geconstateerde overtredingen;

      • e.

        de voortvarendheid van het optreden van de TTO naar aanleiding van geconstateerde overtredingen van aangeslotenen.

     

  • W.

    Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

     

    Bestaande tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 3.4 Inleveren Taxxxiraamkaart

    In het geval er sprake is van schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen van de Taxxxivergunning dienen de Taxxxiraamkaart en de keycard onverwijld bij het college te worden ingeleverd.

    Artikel 3.4 Inleveren Taxxxiraamkaart

    In het geval er sprake is van schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen van de Taxxxivergunning worden de Taxxxiraamkaart en de keycard onverwijld ingeleverd bij de TTO dan wel het college.

 

  • X.

    Bijlage I komt te luiden:

     

    Bijlage I Delen van de openbare weg waar het verboden is zonder vergunning van het college taxivervoer aan te bieden als bedoeld in artikel 2.3

     

    Op onderstaande delen van de openbare weg is het verboden zonder vergunning van het college taxivervoer aan te bieden:

    • a.

      het gebied binnen de ring A10 van Amsterdam inclusief de ring A10, hierna te noemen gebied A;

    • b.

      het gebied buiten de ring A10 van Amsterdam inclusief Amsterdam Noord, hierna te noemen gebied B.

  • Y.

    Bijlage III komt te luiden:

     

    Bijlage III Taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen en pop-up standplaatsen

     

    Taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen of pop-upstandplaatsen waar het aanbieden van taxivervoer slechts is toegestaan indien een overeenkomst is gesloten met het college als bedoeld in artikel 2.8.

     

    Taxistandplaatsen, avondlijke standplaatsen of pop-upstandplaatsen gelegen nabij

    • 1.

      Stationsplein Centraal Station

    • 2.

      Leidseplein

    • 3.

      NIeuwmarkt

    • 4.

      Rembrandtplein

    • 5.

      Arena

    • 6.

      Oudebrugsteeg

Artikel II Citeertitel

Deze wijzigingsverordening wordt aangehaald als: Verordening tot wijziging van de Taxiverordening Amsterdam 2012.

II. kennis te nemen van de toelichting op de ‘Verordening tot wijziging van de Taxiverordening Amsterdam 2012’;

 

Toelichting bij de Verordening tot wijziging Taxiverordening Amsterdam 2012

 

Algemeen

In juni 2013 is de Taxiverordening Amsterdam 2012 in werking getreden. Deze verordening heeft als doel de kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam te verbeteren. Sinds de inwerkingtreding is ervaring opgedaan met vergunningverlening en handhaving op basis van de Taxiverordening Amsterdam 2012. Deze ervaringen maar ook ervaringen van de branche, taxichauffeurs en TTO’s, en van omwonenden, samen met de grote opgave tot kwaliteitsverbetering van de Amsterdamse opstapmarkt hebben aanleiding gegeven om de verordening en aanvraagprocedure aan te passen.

 

De aanpassingen zien op verduidelijking en verbeteringen binnen de bestaande structuur.

 

Juridisch kader

Deze verordening vindt zijn grondslag in artikel 82 van de Wet Personenvervoer 2000. Deze wet geeft de gemeente de bevoegdheid bij verordening regels te stellen ter bevordering van de kwaliteit van op de gemeentelijke openbare weg aangeboden taxivervoer, waarbij onder andere aan Amsterdam de bevoegdheid is gegeven tot TTO-vorming en het verplichten van taxichauffeurs zich bij een TTO aan te sluiten als ze taxivervoer op de opstapmarkt willen verrichten.

 

 

Artikelsgewijs

 

A. Artikel 1.1

De wijzigingen in de begripsbepalingen zien op:

  • -

    regelgevingstechnische aanpassingen zoals het overbodig gebruik van lidwoorden, voorbeelden of haakjes, nieuwe begrippen. Begrippen die om die reden zijn aangepast, worden niet toegelicht;

  • -

    verduidelijking van een enkel begrip;

  • -

    toevoegen van begrippen waarvan in de praktijk bleek dat de begrippen verduidelijking behoefden of die nieuw zijn in de verordening.

 

Aanbieden taxivervoer: de wijziging ziet voornamelijk op regelgevingstechnische aanpassingen. Tegelijk is de definitie dichter bij de omschrijving van opstapmarkt uit de Wet personenvervoer 2000 gebracht.

Auditorganisatie: in de praktijk bleek de acceptatie van de auditorganisatie niet noodzakelijk. Voor de definitie is nu aangesloten bij Artikel 82b, zesde lid, onder f van de Wet personenvervoer 2000.

Avondlijke standplaats: dit begrip is nieuw en sluit aan bij de tijdelijke standplaatsen waar de verordening eveneens op ziet.

Omgeving standplaats: kwaliteitseisen voor het verbeteren van de kwaliteit van het taxivervoer zijn veelal verbonden aan gedrag op of in de omgeving van de standplaats. In de praktijk kan er discussie ontstaan over de exacte afbakening en de grens waarbinnen gehandhaafd mag worden op ontoelaatbaar gedrag, hinder. Om deze discussie te voorkomen wordt aan het college de bevoegdheid gegeven de omgeving af te bakenen.

 

B. Artikel 1.2

Naast een regelgevingstechnische aanpassing is een differentiatie aangebracht in behandeltermijnen van de vergunningaanvragen, op grond van ervaringen in de praktijk.

 

C. Artikel 1.3

Op verschillende plaatsen in de verordening waren weigeringsgronden opgenomen. Daar waar dit leidde tot een dubbele bepaling, zijn deze samengevoegd in artikel 1.3.

 

D. Artikel 1.5

Op verschillende plaatsen in de verordening waren gronden voor wijziging, schorsing of intrekking opgenomen. Daar waar dit leidde tot een dubbele bepaling, zijn deze samengevoegd in artikel 1.5.

 

E. Artikel 2.1

Artikel 2.1 bevatte een bevoegdheid om nadere regels te stellen in het kader van verkeersveiligheid. Deze bevoegdheid heeft het college reeds op basis van de Wegenverkeerswet. Het laten staan van de bepaling kan leiden tot verwarring over de aard, omvang en grondslag van de bevoegdheid.

 

F. Artikel 2.2

De wijziging is van regelgevingstechnische aard.

 

G. Artikel 2.3

De wijziging is van regelgevingstechnische aard.

 

H. Artikel 2.4

Het begrip voertuig is vervangen door auto omdat de bevoegdheid om kwaliteitseisen aan taxi’s te stellen op grond van de Wet personenvervoer 2000, beperkt is tot taxivervoer per auto. Voorts is in plaats van toestemming een koppeling gemaakt met de vergunningen.

 

I. Artikel 2.5

De wijziging van artikel 2.5 is niet los te zien van het invoegen van de artikelen 2.5a tot en met 2.5f. Artikel 2.5 bevat de toegangseisen, de eisen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een TTO-vergunning. De artikelen 2.5a tot en met 2.5f bevat de uitleg en invulling van de toegangseisen of documenten die hiertoe moeten worden ingeleverd. Dit was voorheen in 1 artikel geregeld.

 

De structuur van artikel 2.5 is aangepast meer in de lijn van de volgorde van artikel 82b, tweede lid en artikel 82b, zesde lid van de Wet . Door de kwaliteitseisen vooraan te plaatsen, wordt de doelstelling van de Taxxxiverordening en de verantwoordelijkheid van de TTO’s meer benadrukt.

Aan de kwaliteit van het taxivervoer is toegevoegd dat het gaat om Amsterdam. Juist om het verschil te maken met dienstverlening zoals een taxibedrijf dat voorstaat.

Aan het reglement is het hoor en wederhoorprotocol toegevoegd. Het reglement is beperkt tot die onderdelen die zich richten op de relatie TTO en taxichauffeur. De protocollen gericht op de bedrijfsvoering, zoals de risicoanalyse en het intern controle protocol zijn losgekoppeld van het reglement, evenals het klachtenprotocol. Dit regelt immers de relatie tussen klant en de TTO.

Aan de overige eisen is de mogelijkheid toegevoegd voor een nieuwe TTO, dat wil zeggen een TTO die nog niet op enigerlei wijze bijvoorbeeld onder een andere naam of vanuit een fusie, om uiterlijk zes maanden na vergunningverlening te voldoen aan de eisen ter zake minimaal aantal chauffeurs en minimumaantal rijklare auto’s. Dit is codificatie van bestaande praktijk.

 

J. Artikelen 2.5a tot en met 2.5f

Deze artikelen zijn een vertaling van de leden 3 tot en met 7 van het voormalige artikel 2.5. Hiermee is beoogd meer duidelijkheid te geven. De invulling van de documenten of uitleg van eisen is teruggebracht tot de doelstelling of waarborgen en een korte beschrijving van de minimale inhoud, juist omdat het college een bevoegdheid heeft in nadere regels meer eisen te stellen aan de inhoud van deze documenten.

 

K. Artikel 2.6

Artikel 2.6 is overbodig omdat dit reeds in artikel 1.3 is geregeld.

 

L. Artikel 2.7

De wijziging van artikel 2.7 is niet los te zien van het invoegen van de artikelen 2.7a tot en met 2.7c. Artikel 2.7 bevat nu alleen de algemene verplichtingen. De nieuw ingevoegde artikelen zien op meldings-, registratie en informatie-/ rapportage verplichtingen. Voorheen was dit in 1 artikel geregeld. Met deze wijziging is beoogd duidelijkheid en meer structuur aan te brengen. Verplichtingen die reeds volgen uit handhaving van het reglement, zijn niet apart opgenomen.

 

M. artikelen 2.7a tot en met 2.7d

Het invoegen van de artikelen 2.7a tot en met 2.7c is niet los te zien van de wijziging van artikel 2.7. Artikel 2.7 bevat nu alleen de algemene verplichtingen. De nieuw ingevoegde artikelen zien op meldings-, registratie en informatie-/ rapportage verplichtingen. Voorheen was dit in 1 artikel geregeld. Met deze wijziging is beoogd duidelijkheid en meer structuur aan te brengen. Verplichtingen die reeds volgen uit handhaving van het reglement, zijn niet apart opgenomen.

 

Overigens wordt met het melden van een wijziging in de gegevens de gelegenheid geboden aan het college te onderzoeken of het gaat om een wijziging van ingrijpende aard die wijziging van de vergunning noodzaakt. Wijzigingen van ingrijpende aard zijn wijzigingen die ingrijpen in de bedrijfsvoering zoals een wijziging van bestuurders maar ook een wijziging van visie en doelstellingen. Wijzigingen die voortkomen uit de risicoanalyse en het aanpassen van een intern controleprotocol leiden over het algemeen niet tot een ingrijpende wijziging en daarmee wijziging van de vergunning.

 

N. Artikel 2.8

Artikel 2.8 maakt nu onderscheid tussen standplaatsen waar het sluiten van een overeenkomst hoe dan ook verplicht is en standplaatsen waar net als voorheen het college kan besluiten dat een overeenkomst verplicht is. De standplaatsen waarvoor het sluiten van een overeenkomst zonder meer verplicht is, zijn opgenomen in bijlage 3. Dit zijn de standplaatsen waar de belasting als zeer groot wordt ervaren.

 

Voor die standplaatsen waar het verplicht is een overeenkomst te sluiten, wordt de vergunning pas geldig en kan dus pas van de standplaats gebruik gemaakt worden als de overeenkomst is gesloten. Het nakomen van de overeenkomst is onderdeel van handhaving op de vergunning. De invulling van de overeenkomst wordt nader bepaald met de TTO’s en kan per standplaats verschillen. Een vergunning kan hierdoor worden afgegeven voor bepaalde standplaatsen in de stad.

 

O. Artikel 2.10

In artikel 2.10 is de verhouding tot het algemene artikel 1.5 zichtbaar gemaakt. Ook zijn dubbele bepalingen geschrapt. Tevens is nadrukkelijker bepaald dat een wijziging van gegevens van de vergunning kan leiden tot een wijziging van de vergunning.

Wijzigingen die voortkomen uit de risicoanalyse en het aanpassen van een intern controleprotocol leiden over het algemeen niet een dusdanige wijziging van de situatie waarvoor vergunning is verleend, dat hiervoor een wijziging, intrekking of schorsing noodzakelijk is.

 

P. Artikel 2.11

Deze bepaling vervalt omdat dit reeds geregeld is in hoofdstuk 3 van de verordening.

 

Q. Artikel 2.12

De wijzigingen in dit artikel zijn vooral regelgevingstechnisch. Er zijn geen inhoudelijke veranderingen beoogd.

 

R. Artikel 2.13

IN dit artikel is de verhouding tot het algemene artikel 1.3 zichtbaar gemaakt en zijn dubbele bepalingen geschrapt.

 

S. Artikel 2.14

Ook in dit artikel is de verhouding tot het algemene voorschriften en beperking zichtbaar gemaakt. De overige wijzigingen zijn vooral regelgevingstechnisch en zien op verduidelijking, schrappen dubbele bepalingen. Voorts is de verplichting gecodificeerd dat een chauffeur bij de TTO kenbaar moet maken als er een overtreding is geconstateerd. Hierdoor wordt de TTO de mogelijkheid geboden adequaat op te treden.

 

T. Artikel 2.15

Behalve regelgevingstechnische wijzigingen is benadrukt dat het gaat om kwaliteit van het taxivervoer in Amsterdam. Juist om het verschil te maken met dienstverlening zoals een taxibedrijf dat voorstaat.

 

U. Artikel 2.17

In artikel 2.17 is de verhouding tot het algemene artikel 1.5 zichtbaar gemaakt. Ook zijn dubbele bepalingen geschrapt.

Voorts is bepaald dat een gelijktijdige schorsing of intrekking van rechtswege in werking treedt.

 

V artikel 3.2

De wijzigingen in dit artikel zijn voornamelijk van regelgevingstechnische aard.

 

W. Artikel 3.4

De wijzigingen in dit artikel zijn voornamelijk van regelgevingstechnische aard.

 

X Bijlage I

Bijlage I is teruggebracht tot aanwijzing van de gebieden waar de verordening. De overige gebieden waren dermate aan verandering onderhevig dat hiertoe is gekozen voor verwijzing naar de standplaatsen.

 

Y. Bijlage 3

In bijlage 3 zijn de standplaatsen opgenomen waar de verplichting bestaat om een overeenkomst te sluiten.

III. kennis te nemen van integrale versie van de ‘Verordening tot wijziging van de Taxiverordening Amsterdam 2012’ zoals deze er na publicatie uit komt te zien;

IV. vast te stellen de verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 november 2016 (Gemeenteblad 2016 afd. 3a nr. 358/1206):

Artikel I Wijzigingen

 

De legestabel 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe Tekst

2.5.16

Een beoordeling van de volledigheid van een aanvraag van een TTO-vergunning

1.885,00

2.5.16

Een beoordeling van de volledigheid van een aanvraag om een eerste TTO-vergunning

2.600,00

 

 

 

2.5.16a

een beoordeling van de volledigheid van een aanvraag om een tweede en opvolgende TTO-vergunning

2.000,00

2.5.17

het in behandeling nemen van een aanvraag voorde eerste afgifte van een TTO-vergunning, als bedoeld in artikel 2.3 lid 2 van de Taxiverordening Amsterdam 2012

9.263,00

2.5.17

het in behandeling nemen van een eerste aanvraag om een TTO-vergunning, als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012

8.200,00

 

 

 

2.5.17a

het in behandeling nemen van een tweede en volgende aanvraag om een TTO-vergunning als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Taxiverordening Amsterdam 2012

6.100,00

2.5.18

het wijzigen van een TTO-vergunning als bedoeld in artikel 2.3, lid 2 van de Taxiverordening Amsterdam 2012, met betrekking tot wijzigingen van het reglement, die zien op de onderdelen genoemd in artikel 2.5, lid 2, sub a en b van de Taxiverordening Amsterdam 2012

1.043,20

2.5.18

het wijzigen van een TTO-vergunning als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid van de Taxiverordening Amsterdam 2012, op grond van wijzigingen van gegevens die dusdanig zijn dat geen sprake is meer is van de situatie waarvoor vergunning is verleend;

1250

2.5.19

het wijzigen van een TTO-vergunning als bedoeld in artikel 2.3, lid 2 van de Taxiverordening Amsterdam 2012, met betrekking tot andere wijzigingen van de TTO-vergunning dan die genoemd in 2.5.18

173,00

2.5.19

het wijzigen van een TTO-vergunning als bedoeld in artikel 2.3, lid 2 van de Taxiverordening Amsterdam 2012, als gevolg van overige wijzigingen dan bedoeld onder 2.5.19

160

Artikel II Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018

V. te bepalen dat de verordening onder beslispunt I vermeld in werking treedt op [1 februari 2018];

VI. te bepalen dat de verordening onder beslispunt IV vermeld in werking treedt op [1 februari 2018];

VII. kennis te nemen van de bij de Taxiverordening behorende conceptuitvoeringsbesluiten;

VIII. kennis te nemen van het bij de Taxiverordening behorende aanvraagformulier voor een vergunningsaanvraag voor Toegelaten Taxi Organisaties.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 20 december 2017.

De voorzitter

J.J. van Aartsen

De raadsgriffier

mr. M. Pe MEC

Naar boven