Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden

De gemeenteraad van Amsterdam

 

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 19 juni 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 603);

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

 

Besluit:

 

 

  • I.

    Vast te stellen de Subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die op basis van deze verordening een aanvraag om subsidie voor een deel van de collectieve tegemoetkoming heeft ingediend;

  • b.

    activiteit(en): (een) activiteit(en) ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd;

  • c.

    collectieve tegemoetkoming: het bedrag van 10 miljoen euro waarmee de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam heeft ingestemd ter vergoeding aan de Joodse gemeenschap;

  • d.

    commissie: Commissie Joodse Erfpachttegoeden;

  • e.

    gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam;

  • f.

    schriftelijk: een analoge (bijvoorbeeld post) en/of een digitale (bijvoorbeeld e-mail/webapplicatie) wijze van communiceren.

Artikel 2 Doel subsidieverordening

  • 1.

    Deze subsidieverordening is van toepassing op het budget dat de gemeenteraad van Amsterdam op 14 juli 2016 beschikbaar heeft gesteld als collectieve tegemoetkoming aan de Joodse gemeenschap. Het doel van deze subsidieverordening is subsidiering van activiteiten ten behoeve van met name de Amsterdams joodse gemeenschap.

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is niet van toepassing.

Artikel 3 Adviescommissie

  • 1.

    Er is een commissie die de gemeenteraad adviseert over de subsidieaanvragen gedaan op basis van deze verordening.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt voor de werkzaamheden van deze commissie een reglement vast.

  • 3.

    Indien de commissie dit noodzakelijk of wenselijk acht voor de beoordeling van een aanvraag kan zij advies inwinnen van externe deskundigen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

De gemeenteraad kan subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten als bedoeld in artikel 2 in één of meer van de volgende sectoren:

  • a.

    Educatie

  • b.

    Religie

  • c.

    Welzijn & zorg

  • d.

    Jongeren

  • e.

    Erfgoed & cultuur.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    De gemeenteraad stelt voor de activiteiten die volgens deze subsidieverordening voor subsidie in aanmerking komen het subsidieplafond vast op 10 miljoen euro.

  • 2.

    Voor ieder van de in artikel 4 genoemde sectoren geldt een deelplafond van 2 miljoen euro.

  • 3.

    Indien in een of meerdere sectoren na honorering van de subsidiabele aanvragen budget onbenut blijft, kan dat budget worden overgeheveld naar andere sectoren met inachtneming van de kwaliteit van de in die sectoren ingediende aanvragen die als gevolg van het bereiken van het deelplafond niet konden worden gehonoreerd.

  • 4.

    Indien de gemeenteraad meer middelen beschikbaar stelt dan de middelen als bedoeld in het eerste lid, dan wordt het subsidieplafond met dit bedrag verhoogd. De extra middelen worden evenredig verdeeld over de deelplafonds.

Artikel 6 Verdeelwijze subsidiebudget

  • 1.

    De aanvragen die aan de voorwaarden gesteld in deze verordening voldoen worden gerangschikt op basis van hun kwaliteit.

  • 2.

    De kwaliteit van een voorstel wordt door de commissie beoordeeld op basis van de criteria zoals opgenomen in art 12 van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door naar Nederlands recht opgerichte, niet op winst gerichte instellingen/organisaties met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen, en de zelfstandige onderdelen van deze zelfstandige onderdelen in de zin van artikel 2:2, eerste lid, van het BW, die zich statutair of reglementair ten doel stellen activiteiten te ondersteunen of te verrichten die beantwoorden aan de in artikel 2 genoemde doelstelling in een of meer van de sectoren zoals genoemd in artikel 3.

Artikel 8 De aanvraag

  • 1.

    Degene die ten behoeve van een activiteit voor subsidie in aanmerking wenst te komen, dient daartoe een aanvraag in bij de gemeente. De aanvraag kan uitsluitend via de door de gemeente bekendgemaakte aanvraagprocedure worden gedaan.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag voor één activiteit moet tenminste € 50.000,- belopen.

  • 3.

    Een aanvraag kan één of meerdere activiteiten betreffen, met dien verstande dat alle activiteiten betrekking moeten hebben op hetzelfde deelplafond.

  • 4.

    De aanvraag dient inhoudelijk correct, volledig en naar waarheid te worden opgesteld, en door of namens aanvrager te worden ingediend.

  • 5.

    De ontvangst van de aanvraag wordt namens de gemeenteraad bevestigd.

  • 6.

    Door een aanvraag te doen verklaart de aanvrager dat hij/zij bekend is met deze verordening en de verplichtingen die uit deze verordening jegens hem/haar voortvloeien en hij/zij verbindt zich om zich aan deze verplichtingen te houden.

  • 7.

    De aanvrager is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de gemeente te doen van gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing op de aanvraag. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Bij de subsidieaanvraag worden de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een gespecificeerde begroting, die inzicht geeft in de geraamde inkomsten en uitgaven;

  • b.

    de statuten van de rechtspersoon;

  • c.

    de meest recente jaarrekening of een staat van bezittingen indien een jaarrekening niet beschikbaar is;

  • d.

    een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt wie bevoegd is voor de rechtspersoon op te treden;

  • e.

    een activiteitenplan.

Artikel 10 Aanvraagtermijn subsidie

  • 1.

    Een subsidieaanvraag moet uiterlijk 31 december 2018 worden ingediend bij de gemeenteraad.

  • 2.

    Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen.

  • 3.

    De commissie beoordeelt de subsidieaanvragen nadat alle aanvragen aan haar door de gemeenteraad zijn overhandigd.

Artikel 11 Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    De gemeenteraad beslist binnen dertien weken na ontvangst van het advies van de commissie op een aanvraag.

  • 2.

    De adviescommissie geeft haar advies uiterlijk 1 juli 2019.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist op de aanvraag met inachtneming van het advies van de adviescommissie.

  • 4.

    De gemeenteraad kan naar aanleiding van het advies van de commissie subsidie tot een lager bedrag toekennen dan is aangevraagd.

Hoofdstuk 4 Beoordelingscriteria

Artikel 12 Criteria

De kwaliteit van een subsidieaanvraag wordt vastgesteld aan de hand van de volgende, beoordelingscriteria, die zijn opgesomd in volgorde van hun relatieve belang:

  • a.

    de mate waarin een activiteit een bijdrage levert aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap;

  • b.

    de doelstelling van de activiteit die moet passen in een van de in de artikel 4 genoemde sectoren;

  • c.

    de beoordeling van de slagingskans van de activiteit door de commissie;

  • d.

    het bereik van de activiteit gerelateerd aan de daaraan verbonden kosten;

  • e.

    de mate waarin een aanvraag financiële soliditeit vertoont;

  • f.

    de mate waarin sprake is van medefinanciering door de aanvrager zelf of derden;

  • g.

    de waarborg van de continuïteit van de aanvrager.

Hoofdstuk 5 Weigering van de subsidie

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1.

    De gemeenteraad kan een aanvraag in ieder geval weigeren indien:

    • a.

      de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens bevat;

    • b.

      de aanvrager in staat van faillissement verkeert of aan hem surseance van betaling is verleend dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank aanhangig is;

    • c.

      de plaats en doelgroep van de activiteit niet zijn gericht op Amsterdam en ten behoeve zijn van met name de Amsterdamse Joodse gemeenschap op een of meer van de in artikel 3 genoemde sectoren.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verstrekt:

    • a.

      ter dekking van tekorten of schulden van een aanvrager uit het verleden;

    • b.

      ter vervanging van de reguliere inkomstenstroom van een aanvrager;

    • c.

      indien de verstrekking daarvan naar het oordeel van de gemeenteraad niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14 subsidieverplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van de subsidie is verplicht ervoor zorg te dragen dat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteit wordt uitgevoerd overeenkomstig de omschrijving daarvan in de verleningsbeschikking;

    • b.

      de doeleinden gesteld in de aanvraag op doelmatige wijze worden nagestreefd;

    • c.

      zijn of haar administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd en de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van de financiële positie van de aanvrager en inkomsten en bestedingen die samenhangen met de gesubsidieerde activiteit;

    • d.

      de in het kader van de subsidieverstrekking gevoerde administratie bewaard blijft tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2.

    De ontvanger is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de gemeenteraad te doen van gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van activiteit waarvoor subsidie is gekregen. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

  • 3.

    De gemeenteraad kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie of die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording subsidies

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling worden de volgende stukken overgelegd:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en waarin wordt aangegeven in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      een financieel verslag over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn, dan wel een jaarrekening waarin de verantwoording over de besteding van de subsidie inzichtelijk wordt gemaakt.

    • c.

      Als de subsidieverlening € 125.000 of lager is, is de subsidieontvanger vrijgesteld van de verplichting een controleverklaring in te dienen als bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    De gemeenteraad beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze subsidieverordening treedt de dag na publicatie in het gemeenteblad in werking en vervalt van rechtswege indien de subsidies op basis van deze verordening zijn vastgesteld.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieverordening Joodse Erfpachttegoeden.

 

 

  • II.

    Kennis te nemen van de bij deze verordening behorende toelichting

  • III.

    Te bepalen dat de verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en op de dag na publicatie in werking treedt.

 

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 18 juli 2018.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Marijke Pe

Toelichting

Inleiding

 

De Commissie Joodse Erfpachttegoeden (hierna: de commissie) is ingesteld ter advisering aan de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam over de besteding van een collectieve tegemoetkoming van 10 miljoen euro aan de Joodse gemeenschap. De uiteindelijke besteding van de 10 miljoen euro gaat middels subsidieverlening. Deze verordening bevat de regels omtrent deze subsidieverlening.

 

In het eerste hoofdstuk wordt de omschrijving van de in de verordening gebruikte begrippen gegeven, wordt het doel van de verordening omschreven en worden de sectoren genoemd waarbinnen subsidie kan worden verleend.

 

Het tweede hoofdstuk bevat bepalingen over het subsidieplafond en het derde hoofdstuk bepaalt waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Het vierde hoofdstuk van de verordening bepaalt de weigeringsgronden en het vijfde hoofdstuk de aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger. Het zesde hoofdstuk gaat over de verantwoording en vaststelling van de subsidie en het zevende hoofdstuk ten slotte bevat de slotbepalingen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:

In dit artikel worden de begrippen die in de verordening worden gebruikt, omschreven.

 

Artikel 2:

In dit artikel wordt het doel van de verordening omschreven, namelijk door subsidiering van activiteiten tegemoet te komen aan met name de Amsterdams joodse gemeenschap. Een aantal gedachten ligt ten grondslag aan de verdeling van de collectieve tegemoetkoming:

 

Aanvragen

De commissie adviseert de gemeenteraad over de besteding van de collectieve tegemoetkoming aan de Joodse gemeenschap. Om voor toekenning van een deel van deze tegemoetkoming in aanmerking te komen, kunnen rechtspersonen (instellingen/organisaties, geen individuen) een aanvraag doen bij de commissie. De commissie brengt naar eigen inzicht advies uit aan de gemeenteraad. De gemeenteraad besluit tot het wel of niet toekennen van een tegemoetkoming.

 

Amsterdams Joodse gemeenschap

Een tegemoetkoming moet met name de Amsterdamse Joodse gemeenschap ten goede komen of dienen. Aanvragers moeten of in Amsterdam gevestigd zijn, of de activiteiten moeten met name gericht zijn op Amsterdam.

 

Continuïteit

De continuïteit van de Joodse gemeenschap staat centraal. Alle activiteiten worden hieraan getoetst.

 

Versterking infrastructuur

Binnen de Joodse infrastructuur bestaat een aantal sectoren waarzonder een Joodse gemeenschap niet levensvatbaar is. Versterking van de infrastructuur in deze zin vormt het belangrijkste maar niet uitsluitende doel bij de verstrekking van de gelden.

 

Artikel 3:

De commissie Joodse Erfpachttegoeden is ingesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam om haar te adviseren over de subsidieverlening van 10 miljoen euro aan de Joodse gemeenschap.

 

Soms zal het nodig zijn voor de beoordeling van een aanvraag advies van een extern deskundige in te winnen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan financiële expertise of specialistische kennis van een bepaalde sector. Bij het instellen van de commissie is hiervoor een budget gereserveerd.

 

Artikel 4:

Activiteiten van aanvragende organisaties/instellingen zullen worden ingedeeld in sectoren. In beginsel wordt op basis van de statutaire doelstellingen van de aanvrager beoordeeld in welke sector een aanvraag valt.

 

Onderscheiden worden de volgende sectoren:

Educatie

Religie

Welzijn & Zorg

Jongeren

Erfgoed & Cultuur

 

Artikel 5:

In de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond' gegeven.

Een subsidieplafond moet potentiële aanvragers duidelijkheid bieden hoeveel geld er voor een bepaalde subsidieregeling beschikbaar is. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond tijdig bekend wordt gemaakt. In artikel 4:27 van de Awb is geregeld dat het subsidieplafond bekend moet worden gemaakt vóór de periode ingaat waarop het betrekking heeft.

 

Het totale subsidieplafond dat geldt in het kader van deze subsidieverordening is 10 miljoen euro. Daarnaast geldt een deelplafond van 2 miljoen euro per sector zoals genoemd in artikel 4.

 

 

Artikel 6:

Indien een aanvraag aan de voorwaarden voor indiening van een subsidieaanvraag zoals genoemd in deze subsidieverordening voldoet, wordt de aanvraag door de commissie op kwaliteit beoordeeld op basis van de in artikel 12 opgenomen criteria. Vervolgens worden alle op kwaliteit beoordeelde aanvragen gerangschikt op basis van hun kwaliteit.

 

Artikel 7:

Voor een uitkering komen in aanmerking niet op winst gerichte instellingen/organisaties met een privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen, en de zelfstandige onderdelen van deze zelfstandige onderdelen in de zin van artikel 2:2, eerste lid, van het BW, dus niet individuen.

 

Artikel 8:

Het subsidieproces begint met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb.

 

De aanvrager is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de gemeente te doen van gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing op de aanvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld veranderingen zijn die betrekking hebben op de toetsingscriteria genoemd in artikel 12 of de weigeringsgronden genoemd in artikel 13, zoals financiële omstandigheden of wijziging met betrekking tot medefinanciering. Als een aanvrager bijvoorbeeld na het doen van de aanvraag in staat van faillissement verkeert, moet hiervan onmiddellijk schriftelijk mededeling worden gedaan.

 

Om versnippering tegen te gaan, worden geen subsidieaanvragen van minder dan € 50.000 per activiteit in behandeling genomen.

 

Artikel 9:

In dit artikel is bepaald welke gegevens de aanvrager moet overleggen bij zijn subsidieaanvraag. Deze gegevens zijn nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen. Zo wordt onder andere om een activiteitenplan en een begroting gevraagd.

Ter beoordeling van de vraag in welke sector zoals genoemd in artikel 3 een aanvraag valt, wordt ook om de statuten van de rechtspersoon gevraagd.

Het kan zo zijn dat een recente jaarrekening niet beschikbaar is. In dat geval dient bij de aanvraag een staat van bezittingen te overleggen.

 

Artikel 10:

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 11:

In het eerste lid wordt de termijn gegeven waarbinnen de gemeenteraad gehouden is te beslissen op een subsidieaanvraag. De Awb bevat geen algemene beslistermijnen voor een subsidieaanvraag.

 

De commissie adviseert aan de gemeenteraad over de aanvragen. De gemeenteraad beslist vervolgens op de aanvraag met inachtneming van het advies van de adviescommissie. De gemeenteraad kan alleen gemotiveerd afwijken van een advies van de commissie.

 

Artikel 12:

Dit artikel bevat de criteria aan de hand waarvan de kwaliteit van een subsidieaanvraag wordt vastgesteld. De beoordelingscriteria staan in volgorde van hun relatieve belang. Dat wil zeggen dat aan het criterium onder a. het meeste gewicht en het criterium onder h. het minste gewicht wordt toegekend bij het beoordelen van de kwaliteit van een aanvraag.

 

Hieronder volgt een nadere omschrijving van de criteria.

 

De mate waarin een activiteit een bijdrage levert aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap.

Het moet gaan om activiteiten die een bestendig karakter hebben en die bijdragen aan de Joodse infrastructuur. Dit zal meestal gaan om een nieuwe activiteit, maar ook bestaande activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen. Ook langlopende activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen middels een meerjarenplan, met een maximum van vier jaar.

De doelstelling van de activiteit

De doelstelling van de activiteit dient te passen binnen een van de in artikel 4 genoemde sectoren.

 

De slagingskans van de activiteit

De commissie zal zich een oordeel trachten te vormen over de mogelijkheden van de aanvrager de activiteit tot een goed einde te brengen.

 

Het bereik van de activiteit gerelateerd aan de daaraan verbonden kosten.

Hoeveel personen hebben profijt bij de activiteit in relatie tot de kosten ervan. Het gaat hier om het realiteitsgehalte van een activiteit.

 

De mate waarin een aanvraag financiële soliditeit vertoont.

Dit criterium houdt verband met de slagingskans van de activiteit.

 

Medefinanciering

De mate waarin sprake is van medefinanciering van de activiteit door andere organisaties dan de aanvrager. Gezien de beperktheid van het totaal toe te kennen bedrag kan het in het bijzonder bij omvangrijke activiteiten eenvoudiger worden een uitkering toe te kennen indien anderen dat ook doen.

De mate waarin sprake is van medefinanciering van de activiteit door de aanvrager dan wel door deelnemers/gebruikers. Hierbij dient ook gedacht te worden aan wat door afnemers voor de door de activiteit gegenereerde diensten wordt betaald. Uiteraard zal hierbij de totale financiële situatie van de aanvrager worden betrokken, in het bijzonder ook de omvang van het eigen vermogen.

 

De waarborg van de continuïteit van de aanvrager.

De continuïteit van een aanvrager kan door het uitvoeren van een omvangrijke activiteit of investering in gevaar komen. Vragen die hierbij gesteld moeten worden zijn bijvoorbeeld of het mogelijk zal zijn de jaarlijkse kosten die uit de investering voortkomen op te brengen en of de deelname aan de activiteit of investering en de daarmee gepaard gaande inkomsten aan de verwachtingen voldoen.

 

Artikel 13:

De algemeen geldende weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 4:35 van de Awb.

Dit artikel bevat nadere weigeringsgronden voor het verlenen van een subsidie. Hieronder volgt een nadere omschrijving van de weigeringsgronden.

 

Verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens.

In de verordening is duidelijk omschreven waaraan een aanvraag moet voldoen. Indien in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid of hebben kunnen leiden, kan de gemeenteraad de subsidieaanvraag afwijzen.

 

Verkeren in staat van faillissement of surseance van betaling.

Een aanvrager die in staat van faillissement verkeert of waaraan surseance van betaling is verleend, komt niet voor subsidieverlening in aanmerking. Ook indien een

 

verzoek bij de rechtbank in dit verband aanhangig is, kan de gemeenteraad de subsidieaanvraag afwijzen.

 

De plaats en doelgroep van de activiteit.

Sprake moet zijn van activiteiten die met name zijn gericht op Amsterdam en ten behoeve zijn van met name de Amsterdams Joodse gemeenschap op één of meer van de in artikel 3 genoemde sectoren.

 

In het tweede lid van artikel wordt duidelijk gemaakt in welke gevallen geen subsidie wordt verstrekt.

 

Geen tekorten of schulden uit het verleden.

Aanvragen ter dekking van tekorten of schulden van een aanvrager uit het verleden komen niet voor toekenning in aanmerking. Het gaat om in de toekomst uit te voeren activiteiten. Een organisatie of instelling kan niet voor het tekort op zijn resultatenrekening een subsidie aanvragen.

 

Geen vervanging van normale inkomsten.

Aanvragen dienen niet ter vervanging van de reguliere inkomstenstroom van een aanvrager.

 

De verlening de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Deze grond beoogt de subsidiegever zich ervan te laten vergewissen dat het verlenen van de gevraagde subsidie niet leidt tot ongeoorloofde staatssteun.

 

Artikel 14:

Artikel 14 bevat in aanvulling op de bepalingen van de Awb een aantal verplichtingen waaraan iedere subsidieontvanger, voor zover op hem van toepassing, moet voldoen.

 

De activiteit(en) moet(en) worden uitgevoerd zoals ze zijn omschreven in de subsidiebeschikking; veelal zal deze beschikking verwijzen naar de omschrijving en het plan van aanpak in de aanvraag. Als de subsidieontvanger op een gegeven ogenblik ziet aankomen dat hij deze activiteiten niet, niet geheel of niet tijdig zal uitvoeren, dient hij dit ogenblikkelijk schriftelijk aan de gemeenteraad mee te delen.

 

De subsidieontvanger is voorts verplicht zo spoedig mogelijk (zonder nodeloos tijdsverlies) te melden bij de gemeente dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie in beginsel lager of op nihil worden vastgesteld. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

 

Terugvordering van de gehele subsidie, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat hem gegeven is.

 

Verder is elke subsidieontvanger verplicht de administratie rond de subsidieverstrekking gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.

 

Op grond van het derde lid kan de gemeenteraad nog aanvullende verplichtingen aan een subsidieontvanger opleggen. Deze verplichtingen moeten er op zijn gericht om het doel van de subsidie te verwezenlijken of moeten betrekking hebben op de manier waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit of activiteiten wordt of worden verricht.

 

Artikel 15:

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan de gemeenteraad dient te verantwoorden. Artikel 4:37 Awb bepaalt dat de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekendgemaakt kan worden door het opleggen van verplichtingen ter zake.

Evenals bij de aanvraag tot verlening van een subsidie kunnen ook voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van een subsidie formulieren worden voorgeschreven.

 

Het artikel bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Dit volgt ook uit het eerste lid van artikel 4:45 Awb waar is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en dat dit ook volgens de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Verder is bepaald dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording moet worden afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

Onder c. is geregeld dat een controleverklaring niet nodig is als een subsidie van € 125.000 of minder is verleend. Daarmee wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid die artikel 4:78, vijfde lid, van de Awb biedt om vrijstelling te verlenen van de verplichting een controleverklaring in te dienen.

 

Artikel 16:

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 17:

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Naar boven