Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2018, 193148 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2018, 193148 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie Subsidieverordening Joodse erfpachttegoeden
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Doel subsidieverordening
Deze subsidieverordening is van toepassing op het budget dat de gemeenteraad van Amsterdam op 14 juli 2016 beschikbaar heeft gesteld als collectieve tegemoetkoming aan de Joodse gemeenschap. Het doel van deze subsidieverordening is subsidiering van activiteiten ten behoeve van met name de Amsterdams joodse gemeenschap.
Indien in een of meerdere sectoren na honorering van de subsidiabele aanvragen budget onbenut blijft, kan dat budget worden overgeheveld naar andere sectoren met inachtneming van de kwaliteit van de in die sectoren ingediende aanvragen die als gevolg van het bereiken van het deelplafond niet konden worden gehonoreerd.
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door naar Nederlands recht opgerichte, niet op winst gerichte instellingen/organisaties met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) alsmede kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen, en de zelfstandige onderdelen van deze zelfstandige onderdelen in de zin van artikel 2:2, eerste lid, van het BW, die zich statutair of reglementair ten doel stellen activiteiten te ondersteunen of te verrichten die beantwoorden aan de in artikel 2 genoemde doelstelling in een of meer van de sectoren zoals genoemd in artikel 3.
Artikel 9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Bij de subsidieaanvraag worden de volgende gegevens en stukken overgelegd:
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 18 juli 2018.
De voorzitter
Femke Halsema
De raadsgriffier
Marijke Pe
De Commissie Joodse Erfpachttegoeden (hierna: de commissie) is ingesteld ter advisering aan de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam over de besteding van een collectieve tegemoetkoming van 10 miljoen euro aan de Joodse gemeenschap. De uiteindelijke besteding van de 10 miljoen euro gaat middels subsidieverlening. Deze verordening bevat de regels omtrent deze subsidieverlening.
In het eerste hoofdstuk wordt de omschrijving van de in de verordening gebruikte begrippen gegeven, wordt het doel van de verordening omschreven en worden de sectoren genoemd waarbinnen subsidie kan worden verleend.
Het tweede hoofdstuk bevat bepalingen over het subsidieplafond en het derde hoofdstuk bepaalt waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Het vierde hoofdstuk van de verordening bepaalt de weigeringsgronden en het vijfde hoofdstuk de aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger. Het zesde hoofdstuk gaat over de verantwoording en vaststelling van de subsidie en het zevende hoofdstuk ten slotte bevat de slotbepalingen.
In dit artikel worden de begrippen die in de verordening worden gebruikt, omschreven.
In dit artikel wordt het doel van de verordening omschreven, namelijk door subsidiering van activiteiten tegemoet te komen aan met name de Amsterdams joodse gemeenschap. Een aantal gedachten ligt ten grondslag aan de verdeling van de collectieve tegemoetkoming:
De commissie adviseert de gemeenteraad over de besteding van de collectieve tegemoetkoming aan de Joodse gemeenschap. Om voor toekenning van een deel van deze tegemoetkoming in aanmerking te komen, kunnen rechtspersonen (instellingen/organisaties, geen individuen) een aanvraag doen bij de commissie. De commissie brengt naar eigen inzicht advies uit aan de gemeenteraad. De gemeenteraad besluit tot het wel of niet toekennen van een tegemoetkoming.
Een tegemoetkoming moet met name de Amsterdamse Joodse gemeenschap ten goede komen of dienen. Aanvragers moeten of in Amsterdam gevestigd zijn, of de activiteiten moeten met name gericht zijn op Amsterdam.
De continuïteit van de Joodse gemeenschap staat centraal. Alle activiteiten worden hieraan getoetst.
Binnen de Joodse infrastructuur bestaat een aantal sectoren waarzonder een Joodse gemeenschap niet levensvatbaar is. Versterking van de infrastructuur in deze zin vormt het belangrijkste maar niet uitsluitende doel bij de verstrekking van de gelden.
De commissie Joodse Erfpachttegoeden is ingesteld door de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam om haar te adviseren over de subsidieverlening van 10 miljoen euro aan de Joodse gemeenschap.
Soms zal het nodig zijn voor de beoordeling van een aanvraag advies van een extern deskundige in te winnen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan financiële expertise of specialistische kennis van een bepaalde sector. Bij het instellen van de commissie is hiervoor een budget gereserveerd.
Activiteiten van aanvragende organisaties/instellingen zullen worden ingedeeld in sectoren. In beginsel wordt op basis van de statutaire doelstellingen van de aanvrager beoordeeld in welke sector een aanvraag valt.
Onderscheiden worden de volgende sectoren:
In de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond' gegeven.
Een subsidieplafond moet potentiële aanvragers duidelijkheid bieden hoeveel geld er voor een bepaalde subsidieregeling beschikbaar is. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond tijdig bekend wordt gemaakt. In artikel 4:27 van de Awb is geregeld dat het subsidieplafond bekend moet worden gemaakt vóór de periode ingaat waarop het betrekking heeft.
Het totale subsidieplafond dat geldt in het kader van deze subsidieverordening is 10 miljoen euro. Daarnaast geldt een deelplafond van 2 miljoen euro per sector zoals genoemd in artikel 4.
Indien een aanvraag aan de voorwaarden voor indiening van een subsidieaanvraag zoals genoemd in deze subsidieverordening voldoet, wordt de aanvraag door de commissie op kwaliteit beoordeeld op basis van de in artikel 12 opgenomen criteria. Vervolgens worden alle op kwaliteit beoordeelde aanvragen gerangschikt op basis van hun kwaliteit.
Voor een uitkering komen in aanmerking niet op winst gerichte instellingen/organisaties met een privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), alsmede kerkgenootschappen en hun zelfstandige onderdelen, en de zelfstandige onderdelen van deze zelfstandige onderdelen in de zin van artikel 2:2, eerste lid, van het BW, dus niet individuen.
Het subsidieproces begint met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1 van de Awb.
De aanvrager is verplicht zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de gemeente te doen van gewijzigde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing op de aanvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld veranderingen zijn die betrekking hebben op de toetsingscriteria genoemd in artikel 12 of de weigeringsgronden genoemd in artikel 13, zoals financiële omstandigheden of wijziging met betrekking tot medefinanciering. Als een aanvrager bijvoorbeeld na het doen van de aanvraag in staat van faillissement verkeert, moet hiervan onmiddellijk schriftelijk mededeling worden gedaan.
Om versnippering tegen te gaan, worden geen subsidieaanvragen van minder dan € 50.000 per activiteit in behandeling genomen.
In dit artikel is bepaald welke gegevens de aanvrager moet overleggen bij zijn subsidieaanvraag. Deze gegevens zijn nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen. Zo wordt onder andere om een activiteitenplan en een begroting gevraagd.
Ter beoordeling van de vraag in welke sector zoals genoemd in artikel 3 een aanvraag valt, wordt ook om de statuten van de rechtspersoon gevraagd.
Het kan zo zijn dat een recente jaarrekening niet beschikbaar is. In dat geval dient bij de aanvraag een staat van bezittingen te overleggen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In het eerste lid wordt de termijn gegeven waarbinnen de gemeenteraad gehouden is te beslissen op een subsidieaanvraag. De Awb bevat geen algemene beslistermijnen voor een subsidieaanvraag.
De commissie adviseert aan de gemeenteraad over de aanvragen. De gemeenteraad beslist vervolgens op de aanvraag met inachtneming van het advies van de adviescommissie. De gemeenteraad kan alleen gemotiveerd afwijken van een advies van de commissie.
Dit artikel bevat de criteria aan de hand waarvan de kwaliteit van een subsidieaanvraag wordt vastgesteld. De beoordelingscriteria staan in volgorde van hun relatieve belang. Dat wil zeggen dat aan het criterium onder a. het meeste gewicht en het criterium onder h. het minste gewicht wordt toegekend bij het beoordelen van de kwaliteit van een aanvraag.
Hieronder volgt een nadere omschrijving van de criteria.
De mate waarin een activiteit een bijdrage levert aan de continuïteit van de Joodse gemeenschap.
Het moet gaan om activiteiten die een bestendig karakter hebben en die bijdragen aan de Joodse infrastructuur. Dit zal meestal gaan om een nieuwe activiteit, maar ook bestaande activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen. Ook langlopende activiteiten kunnen voor toekenning in aanmerking komen middels een meerjarenplan, met een maximum van vier jaar.
De doelstelling van de activiteit
De doelstelling van de activiteit dient te passen binnen een van de in artikel 4 genoemde sectoren.
De slagingskans van de activiteit
De commissie zal zich een oordeel trachten te vormen over de mogelijkheden van de aanvrager de activiteit tot een goed einde te brengen.
Het bereik van de activiteit gerelateerd aan de daaraan verbonden kosten.
Hoeveel personen hebben profijt bij de activiteit in relatie tot de kosten ervan. Het gaat hier om het realiteitsgehalte van een activiteit.
De mate waarin een aanvraag financiële soliditeit vertoont.
Dit criterium houdt verband met de slagingskans van de activiteit.
De mate waarin sprake is van medefinanciering van de activiteit door andere organisaties dan de aanvrager. Gezien de beperktheid van het totaal toe te kennen bedrag kan het in het bijzonder bij omvangrijke activiteiten eenvoudiger worden een uitkering toe te kennen indien anderen dat ook doen.
De mate waarin sprake is van medefinanciering van de activiteit door de aanvrager dan wel door deelnemers/gebruikers. Hierbij dient ook gedacht te worden aan wat door afnemers voor de door de activiteit gegenereerde diensten wordt betaald. Uiteraard zal hierbij de totale financiële situatie van de aanvrager worden betrokken, in het bijzonder ook de omvang van het eigen vermogen.
De waarborg van de continuïteit van de aanvrager.
De continuïteit van een aanvrager kan door het uitvoeren van een omvangrijke activiteit of investering in gevaar komen. Vragen die hierbij gesteld moeten worden zijn bijvoorbeeld of het mogelijk zal zijn de jaarlijkse kosten die uit de investering voortkomen op te brengen en of de deelname aan de activiteit of investering en de daarmee gepaard gaande inkomsten aan de verwachtingen voldoen.
De algemeen geldende weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 4:35 van de Awb.
Dit artikel bevat nadere weigeringsgronden voor het verlenen van een subsidie. Hieronder volgt een nadere omschrijving van de weigeringsgronden.
Verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens.
In de verordening is duidelijk omschreven waaraan een aanvraag moet voldoen. Indien in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid of hebben kunnen leiden, kan de gemeenteraad de subsidieaanvraag afwijzen.
Verkeren in staat van faillissement of surseance van betaling.
Een aanvrager die in staat van faillissement verkeert of waaraan surseance van betaling is verleend, komt niet voor subsidieverlening in aanmerking. Ook indien een
verzoek bij de rechtbank in dit verband aanhangig is, kan de gemeenteraad de subsidieaanvraag afwijzen.
De plaats en doelgroep van de activiteit.
Sprake moet zijn van activiteiten die met name zijn gericht op Amsterdam en ten behoeve zijn van met name de Amsterdams Joodse gemeenschap op één of meer van de in artikel 3 genoemde sectoren.
In het tweede lid van artikel wordt duidelijk gemaakt in welke gevallen geen subsidie wordt verstrekt.
Geen tekorten of schulden uit het verleden.
Aanvragen ter dekking van tekorten of schulden van een aanvrager uit het verleden komen niet voor toekenning in aanmerking. Het gaat om in de toekomst uit te voeren activiteiten. Een organisatie of instelling kan niet voor het tekort op zijn resultatenrekening een subsidie aanvragen.
Geen vervanging van normale inkomsten.
Aanvragen dienen niet ter vervanging van de reguliere inkomstenstroom van een aanvrager.
De verlening de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Deze grond beoogt de subsidiegever zich ervan te laten vergewissen dat het verlenen van de gevraagde subsidie niet leidt tot ongeoorloofde staatssteun.
Artikel 14 bevat in aanvulling op de bepalingen van de Awb een aantal verplichtingen waaraan iedere subsidieontvanger, voor zover op hem van toepassing, moet voldoen.
De activiteit(en) moet(en) worden uitgevoerd zoals ze zijn omschreven in de subsidiebeschikking; veelal zal deze beschikking verwijzen naar de omschrijving en het plan van aanpak in de aanvraag. Als de subsidieontvanger op een gegeven ogenblik ziet aankomen dat hij deze activiteiten niet, niet geheel of niet tijdig zal uitvoeren, dient hij dit ogenblikkelijk schriftelijk aan de gemeenteraad mee te delen.
De subsidieontvanger is voorts verplicht zo spoedig mogelijk (zonder nodeloos tijdsverlies) te melden bij de gemeente dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie in beginsel lager of op nihil worden vastgesteld. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.
Terugvordering van de gehele subsidie, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat hem gegeven is.
Verder is elke subsidieontvanger verplicht de administratie rond de subsidieverstrekking gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.
Op grond van het derde lid kan de gemeenteraad nog aanvullende verplichtingen aan een subsidieontvanger opleggen. Deze verplichtingen moeten er op zijn gericht om het doel van de subsidie te verwezenlijken of moeten betrekking hebben op de manier waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit of activiteiten wordt of worden verricht.
In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan de gemeenteraad dient te verantwoorden. Artikel 4:37 Awb bepaalt dat de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekendgemaakt kan worden door het opleggen van verplichtingen ter zake.
Evenals bij de aanvraag tot verlening van een subsidie kunnen ook voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van een subsidie formulieren worden voorgeschreven.
Het artikel bepaalt, dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Dit volgt ook uit het eerste lid van artikel 4:45 Awb waar is geregeld dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden aangetoond dat de activiteiten hebben plaatsgevonden en dat dit ook volgens de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
Verder is bepaald dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling rekening en verantwoording moet worden afgelegd over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.
Onder c. is geregeld dat een controleverklaring niet nodig is als een subsidie van € 125.000 of minder is verleend. Daarmee wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid die artikel 4:78, vijfde lid, van de Awb biedt om vrijstelling te verlenen van de verplichting een controleverklaring in te dienen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-193148.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.