Verordening Meedoen fonds Midden-Groningen 2019-2023

De raad van de gemeente Midden-Groningen;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 mei 2018;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de Verordening Meedoen fonds Midden-Groningen 2019-2023.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen;

    • b.

      wet: Participatiewet;

    • c.

      volwassene: persoon van 18 jaar en ouder;

    • d.

      kind: een tot het huishouden behorend ten laste komend kind als bedoeld in art. 4, eerste lid en onder sub e van de wet;

    • e.

      studenten: de personen die onderwijs volgen waarvoor aanspraak op studiefinanciering kan bestaan op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de personen die onderwijs volgen waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

    • f.

      de kosten: entreekosten, lidmaatschap, abonnement etcetera; hieronder wordt niet verstaan de reiskosten en de genuttigde versnaperingen.

    • g.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen.

    • h.

      Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere of gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • i.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

    • j.

      muziekschool: instelling waar docenten les geven in het bespelen van muziekinstrumenten aan mensen die dat in hun vrije tijd doen, geen muziekschool is een particulier die les geeft of een onderwijsinstelling die recht geeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.

  • 2.

    Voor andere begrippen in deze verordening dan die uit het eerste lid, gelden de definities die staan in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht.

 

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN

Artikel 2 Kring van rechthebbenden

  • 1.

    Alleenstaanden, alleenstaande ouders of gehuwden die:

    • a.

      een inkomen hebben dat niet meer bedraagt dan 125% van de voor hun toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantiegeld als bedoeld in artikel 5 aanhef en onderdeel c van de wet én

    • b.

      die op het moment waarop de kosten zijn gemaakt Nederlander waren of hieraan waren gelijk gesteld op grond van de wet; én

    • c.

      die op het moment waarop de kosten zijn gemaakt hun woonplaats hadden in de gemeente Midden-Groningen als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

    • d.

      de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet laten we buiten beschouwing.

  • 2.

    Deelnemers aan het wettelijk traject van de Wsnp of aan minnelijke regelingen overeenkomstig de Wsnp (schuldbemiddeling en saneringskredieten van kredietbanken) worden geacht te voldoen aan de inkomsteneis als bedoeld in het eerste lid en onderdeel a.

  • 3.

    Studenten komen niet in aanmerking voor een vergoeding met uitzondering van studenten die alleenstaande ouder zijn op het moment waarop de kosten zijn gemaakt.

 

HOOFDSTUK 3 DE SUBSIDIES

Artikel 3 Aard van de subsidies

Voor de kosten gemaakt of te maken in verband met de in dit hoofdstuk genoemde activiteiten van sociaal-culturele, recreatieve, educatieve en sportieve aard worden –met het oogmerk armoede te bestrijden en/of sociale uitsluiting te voorkomen– subsidies verleend in de vorm van een verstrekking om niet.

 

Artikel 4 De voorzieningen en de hoogte van de subsidies

  • 1.

    Voor deelname aan de navolgende voorzieningen in Nederland kunnen de daarachter vermelde subsidies worden verstrekt:

 

Activiteiten

Vergoeding

Zwembad en onderwijs

100% van de kosten

 

Sport, sportschool, ballet

100% van de kosten

 

Scouting

100% van de kosten

 

Voor de kosten van AMV, korte cursussen en workshops cursussen van de afdeling kunsteducatie (muziek, zang, dans, theater en beeldende kunst) van het Kielzog te Hoogezand

100% van de kosten

 

Instrumentaal of vocaal onderwijs

maximaal 200 euro per persoon per kalenderjaar.

Bibliotheek

100% van de kosten vanaf 18 jaar

Kunstuitleen

100% van de kosten

 

Recreatieve-, hobby-, sociale- en buurtverenigingen

100% van de kosten

 

Cursussen

100% van de kosten

 

Theater, bioscoop, museum, concert, culturele festivals

100% van de kosten

 

Attractiepark, dierentuin, pretpark, speeltuinvereniging

100% van de kosten

 

Speel-o-theek

100% van de kosten.

Schoolreis of schoolexcursie

100% van de kosten.

Tussenschoolse schoolopvang

100% van de kosten.

Krant, telefoon, internet

100% van de kosten

Kindpakket

Maximaal 60 euro per kind per kalenderjaar.

Kindpakket Voortgezet Onderwijs

Voor de overgang van basis onderwijs naar voortgezet onderwijs een vergoeding per kind van maximaal 600 euro. Voor de schooljaren opvolgend een bedrag van maximaal 100 euro totdat het kind 18 jaar wordt. Voor de aanschaf van leermiddelen, sportkleding, een fiets, deelname schoolreis, een bureau en/of een computer/tablet/laptop.

 

  • 2.

    De maximale vergoeding bedraagt per kalenderjaar in totaal 200 euro per persoon.

  • 3.

    De volgende kosten tellen niet mee in de maximale vergoeding als bedoeld in art. 4.2 van deze verordening:

    • de kosten van instrumentaal of vocaal onderwijs;

    • het kindpakket en kindpakket voortgezet onderwijs

  • 4.

    Het belang van het kind staat voorop. Een kind moet de kans krijgen om zich te ontwikkelen. Soms zijn er bijzondere omstandigheden om het doel van deze regeling te bereiken ongeacht het inkomen van de (stief)ouder(s). Als de kosten redelijk en het realistisch is om te veronderstellen dat dit bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind, kan op basis van een individuele beoordeling hierover een vergoeding worden gegeven. Deze beoordeling vindt plaats tussen het minimateam van BWRI in samenspraak met de armoederegisseur van Midden-Groningen.

 

HOOFDSTUK 4 HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP EEN VERSTREKKING

Artikel 5 De aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen het recht op een subsidie vast op een schriftelijke aanvraag door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve.

  • 2.

    Indien er sprake is van een gehuwden kan de aanvraag door één hunner worden ingediend.

  • 3.

    De aanvraag wordt gedaan voor nota’s niet ouder dan 12 maanden.

  • 4.

    De aanvraag kan ook ingediend worden voor kosten die nog niet gemaakt zijn maar binnen 3 maanden gemaakt zullen worden. Het voorgaande geldt niet voor de kosten van instrumentaal- of vocaal onderwijs.

 

Artikel 6 Inlichtingenverplichting

  • 1.

    Aanvrager voorziet de aanvraag van een bewijsstuk(ken) waaruit de inkomsten blijken en van een bewijsstuk waaruit zijn identiteit vastgesteld kan worden. In geval van gehuwden geldt dat van beiden (de in de vorige zin genoemde) bewijsstukken overgelegd moeten worden.

  • 2.

    Voorgaande lid geldt niet voor zover uit andere hoofde blijkt dat belanghebbende tot de kring van rechthebbenden behoort, dit is in ieder geval zo als belanghebbende:

a. een uitkering ontvangt op grond van de wet, de Ioaw of Ioaz; of

b. als sprake is van Wsnp of een vergelijkbare regeling van de gemeentelijke kredietbank; of

c. als binnen 12 maanden na een aanvraag opnieuw een aanvraag wordt gedaan op grond van deze verordening.

  • 3.

    Voorts overlegt aanvrager op verzoek van het college een bewijsstuk van de in hoofdstuk 3 genoemde kosten waarvoor hij een subsidie aanvroeg.

  • 4.

    Het college kan uiterlijk binnen 6 maanden na de aanvraag belanghebbende verzoeken een bewijsstuk van de gemaakte kosten in te leveren.

  • 5.

    Het derde en vierde lid gelden niet voor zover uit andere hoofde blijkt dat de kosten zijn gemaakt.

 

Artikel 7 Betaling

  • 1.

    De betaling kan geschieden anders dan op rekening van de schuldeiser.

  • 2.

    De betaling kan geschieden aan anderen dan de schuldeiser. Dit kunnen onder andere de Gemeentelijke Kredietbank, de Stichting Leergeld en door belanghebbende aangewezen derden zijn.

 

Artikel 8 Terugvordering

  • 1.

    Indien belanghebbende niet voldoet aan het verzoek van het college om een bewijsstuk in te leveren van de gemaakte kosten waarvoor subsidie is verleend en anderszins ook niet aannemelijk maakt dat de kosten gemaakt zijn, wordt het ter beschikking gestelde bedrag teruggevorderd.

 

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 De uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening. Zij kunnen hiervoor nadere regels stellen.

 

Artikel 10 Aanpassing van bedragen

De in hoofdstuk 3 genoemde bedragen worden vanaf 2020 jaarlijks per 1 januari aangepast met het percentage van de consumentenprijsindexcijfer zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek en zoals gehanteerd door Kluwer Schulinck.

 

Artikel 11 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin de uitvoering van onderhavige verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

 

Artikel 12 Overgangsregeling

Niet van toepassing

 

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking vanaf 1 januari 2019.

  • 2.

    Per datum inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken de volgende verordeningen en nota:

    • Verordening stimuleringsfonds, gemeente Slochteren 2017 vastgesteld op 15 december 2016.

    • Verordening Participatiefonds, gemeente Menterwolde vastgesteld op 14 november 2013. Verordening activiteitenfonds Hoogezand-Sappemeer 2015, gemeente Hoogezand Sappemeer vastgesteld op 29 juni 2015.

    • Nota Menterwolde tegen armoede, gemeente Menterwolde vastgesteld op 25 juni 2015.

 

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening Meedoen fonds Midden-Groningen 2019-2023.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juli 2018.

De raad voornoemd,

voorzitter raadsgriffier.

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting

 

Artikel 2 Kring van rechthebbenden

De inkomensgrens wordt gesteld op 125% van de geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

Het is voor aanvragers begrijpelijker om de normering exclusief vakantiegeld te hanteren. Dit voorkomt dat het college een bijtelling moet berekenen in verband met vakantiegeld omdat aanvragers meestal hun inkomen exclusief vakantiegeld opgeven. Dit kon aanleiding geven tot onbegrip. Het is duidelijker om het inkomen zonder vakantiegeld te vergelijken met de norm zonder vakantiegeld.

De subsidies staan open voor ingezetenen van de gemeente Midden-Groningen, dat wil zeggen voor degenen die alhier hun woonstede hebben. Voor het begrip woonstede geldt de definitie van het Burgerlijk Wetboek.

Studenten vormen een aparte doelgroep omdat zij doorgaans voldoende deelnemen aan de maatschappij en in ieder geval de mogelijkheid hebben om zich in de toekomst financieel te verbeteren. In het verleden werd wel aangevraagd door studenten die inwonend waren bij vermogende ouders en dan is de noodzaak voor een subsidie minder groot omdat de ouders financieel (kunnen) ondersteunen.

Voor studerende alleenstaande ouders is een uitzondering gemaakt omdat het hier ook gaat om het belang van het kind.

Deelnemers aan de Wsnp kunnen meer inkomen hebben dan de inkomensgrens, echter feitelijk beschikken ze niet over meer inkomen omdat zij 3 jaar lang onder het minimum leven. Daarom is er voor gekozen om deelnemers aan de Wsnp ook tot de kring van belanghebbenden te rekenen. Dit geldt ook voor vergelijkbare regelingen van kredietbanken zoals schuldbemiddeling en –sanering.

Wat als inkomen in aanmerking wordt genomen is gelijk aan hetgeen hierover geregeld is in de Participatiewet.

Ook voor andere definities geldt dat deze te vinden zijn in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze verordening de begrippen niet definieert.

 

Artikel 3 Aard van de subsidies

Het doel van deze verordening is om het voor mensen met een minimaal inkomen mogelijk te maken om mee te kunnen doen op sportief, cultureel, recreatief, educatief en sociaal terrein. De verordening wil de financiële belemmeringen opheffen omdat het belangrijk is dat iedereen de kans krijgt in onze maatschappij mee te doen ongeacht financiële beperkingen.

 

Artikel 4 De voorzieningen en de hoogte van de subsidies

In dit artikel staat waarvoor recht op een subsidie bestaat en tot welke hoogte. In sommige situaties kan voor kinderen 4 tot 18 jaar een beroep gedaan worden op het Jeugdsportfonds Groningen, onze gemeente is aangesloten bij dit fonds. Het fonds creëert sportkansen voor kinderen die om financiële redenen geen lid kunnen worden van een sportvereniging. Aanvragen hiertoe kunnen worden ingediend door intermediairs en de maximale bijdrage is 225 euro per kind. Als hiervan sprake is vervalt het recht op subsidie ingevolge deze verordening omdat dit geacht wordt een toereikende voorziening te zijn. Het Jeugdsportfonds hanteert een andere inkomensgrens (105% van de bijstandsnorm) dan deze verordening en individuele sporten worden niet vergoed. Dit betekent dat er een mogelijkheid tot het vergoeden van deze kosten blijft bestaan..

 

Voor kinderen en jongeren tot 18 jaar is de bibliotheek gratis. Daarom is er geen vergoeding opgenomen voor deze kosten.

Het kind pakket geldt voor kinderen tot 18 jaar. Het gaat hierbij om extra kosten ten behoeve van kinderen zoals bijvoorbeeld: een bezoek aan de kapper, een goede sporttas, een broodtrommel, een verjaarsfeestje geven, een nieuwe fietsband, een broek, een dekbed set of een verjaardagscadeau kopen voor iemand anders. Ook mag het ingezet worden voor de activiteiten die in dit artikel genoemd worden en waarvan de maximale vergoeding als bedoeld in artikel 4.2 van deze verordening wordt overschreden. Reiskosten van en naar pretparken, musea en dierentuinen kunnen eveneens uit dit kind pakket vergoed worden, dit geldt ook voor de reiskosten van (stief)ouders die met het kind naar deze activiteiten gaan.

De Stichting Leergeld verstrekt additionele vergoedingen voor kinderen van 4 tot 18 jaar en zijn intermediair voor het Jeugdsportfonds.

Er geldt in tegenstelling tot de voorgaande verordeningen een maximum voor het totaal aan kosten. In voorgaande verordeningen was sprake van een maximum per voorziening. Het maakt de kosten beter beheersbaar en vereenvoudigt de administratie. Voor belanghebbende heeft het als voordeel dat hij meer vrijheid heeft aan welke voorziening hij de subsidie wil besteden.

Het maximaal per kalenderjaar te verstrekken bedrag is 200 euro. Voor kinderen kan er nog een bedrag van 60 euro bijgeteld worden vanuit het kind pakket, waardoor het maximaal bedrag voor een kind in totaal neerkomt op 260 euro per kind per kalenderjaar. De overgang van lager onderwijs naar voortgezet onderwijs neemt extra kosten met zich mee. In het vorige kindpakket werd voorzien in een bedrag van 1000 euro ineens en de jaren opvolgend niets. We willen het bedrag spreiden over meerdere jaren. Het eerste jaar 600 euro ter beschikking te stellen kan de eerste “klap” opgevangen worden. Voor de jaren opvolgend tot 18 jaar 100 euro bovenop het reguliere kindpakket zo stellen we de jongere in staat mee te blijven doen.

 

Artikel 5 en 6 De aanvraag en inlichtingenplicht

Om de aanvraag voor de belanghebbende zo eenvoudig mogelijk te maken worden zo weinig mogelijk bewijsstukken gevraagd. Als er uit andere hoofde al bewijstukken zijn hoeven die niet alsnog voor deze regeling of deze aanvraag uitgevraagd te worden.

Voor belanghebbenden die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz geldt dat zij geen bewijsstukken omtrent inkomsten noch van een identiteitsbewijs hoeven te overleggen.

Voor belanghebbenden in de Wsnp of een vergelijkbare regeling van de kredietbank geldt dat zij geen bewijsstukken omtrent inkomsten hoeven te overleggen.

In tegenstelling tot de Participatiewet geldt het rijbewijs ook als een geldig identiteitsbewijs. Als het identiteitsbewijs is verlopen kan deze geaccepteerd worden als anderszins de identiteit genoegzaam is gebleken.

Een aanvraag mag ook ingediend worden voor nog te maken kosten. Deze kosten moeten dan binnen 3 maanden gemaakt zijn. Vaak blijkt dat een belanghebbende niet in staat is om de kosten zelf “voor te schieten”, met deze constructie wordt dit probleem verholpen.

Door middel van steekproeven wordt door het college gecontroleerd of de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Nota’s, kwitanties, bonnen moeten door de aanvrager gedurende een periode van 6 maanden na de aanvraag bewaard worden. Op verzoek van het college moeten deze overgelegd worden. Als er geen bewijsstuk van de gemaakte kosten overgelegd kan worden noch op een andere manier aannemelijk gemaakt kan worden dat de kosten zijn gemaakt wordt het beschikbare bedrag teruggevorderd.

 

Naar boven