Besluit van de burgemeester houdende beleidsregels voor de toepassing van de wet aanpak woonoverlast

 

De burgemeester van de gemeente Veenendaal;

 

Overwegende dat

Het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de toepassing van de Wet aanpak woonoverlast;

Gelet op

artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:80 Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal;

Besluit

vast te stellen de Beleidsregels wet aanpak woonoverlast gemeente Veenendaal

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    omwonenden: personen die in de nabijheid (een straal van circa 50 meter) van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

  • b.

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd en binnen welke termijn.

  • c.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal.

     

Artikel 2 Woonoverlast

Er is sprake van woonoverlast indien er ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden binnen een straal van circa 50 meter, in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig valt te kwalificeren, wordt veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf.

 

Artikel 3 Wijze van melden van woonoverlast

 

  • 1.

    De omwonenden die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente.  

  • 2.

    Indien het een melding van woonoverlast betreft waarbij het om een huurwoning gaat wordt overlast eerst gemeld aan de woningcorporatie en indien mogelijk bij de particuliere verhuurder of anderzijds de beheerder van de gehuurde woning.

     

Artikel 4 Inhoud en beoordeling van een melding

  • 1.

    In de melding, als bedoeld in artikel 3, staat:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt.

    • b.

      De aard, de ernst, de mate van herhaling en het moment van de overlast.

    • c.

      Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen.

    • d.

      Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen

  • 2.

    De burgemeester beoordeelt of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:80 APV. Indien de burgemeester dit nodig acht kan hij bij de melder nadere informatie inwinnen om een compleet beeld te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

     

Artikel 5 Procedure huurwoningen woningcorporaties

  • 1.

    Daar waar de melding van woonoverlast een huurwoning betreft van een woningcorporatie, is de woningcorporatie het eerste aanspreekpunt. Indien nodig vindt er afstemming plaats met de burgemeester. De woningcorporatie past een eigen procedure voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van de woonoverlast toe om de overlast te beëindigen. 

  • 2.

    Indien een woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast, of de situatie dreigt te escaleren, dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken artikel 2:80 APV toe te passen.

     

Artikel 6 Toepassing van artikel 2:80 APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:80 APV, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van een minder zwaar middel zoals buurtbemiddeling, mediation of ondersteuning.  

     

  • 2.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische of psychiatrische aandoening.

     

  • 3.

    Als er psychische of psychiatrische aandoeningen aan de orde zijn, is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

     

  • 4.

    Als de woonoverlast na de inzet van een minder zwaar middel niet stopt, dan bepaalt de burgemeester, eventueel in overleg met de reeds ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:80 APV.

     

  • 5.

    Ook indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is, en er op dat moment geen andere mogelijkheden zijn, legt de burgemeester een gedragsaanwijzing op. Deze kan ook betrekking hebben op de omgeving van de overlastgever(s) voor zover deze invloed heeft op het overlast gevende gedrag.

     

  • 6.

    Alle verkregen informatie wordt vastgelegd in een situatierapport.

     

Artikel 7 Waarschuwing

  • 1.

    Als het situatierapport, als bedoeld in artikel 6 lid 6, de toepassing van artikel 2:80 APV rechtvaardigt, stuurt de burgemeester eerst een waarschuwing aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast. Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, zal deze niet voorafgegaan worden door een waarschuwing. 

  • 2.

    De burgemeester zal de veroorzaker van de woonoverlast in de waarschuwing opdragen er voor zorg te dragen dat de gedraging(en) die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.  

  • 3.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.  

  • 4.

    De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om op de waarschuwing te reageren.

     

Artikel 8 Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.  

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan.  

  • 3.

    Het opleggen van de gedragsaanwijzing kan gecombineerd worden met andere middelen om de woonoverlast tegen te gaan.

     

Artikel 9 Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod

  • 1.

    De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de veroorzaker van de woonoverlast om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf van waaruit de gedraging(en)plaatsvinden, voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal 4 weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

     

Artikel 10 Hoogte dwangsom

Indien de burgemeester besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom dan bedraagt deze: :

  • a.

    maximaal € 500,- per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 10.000,-; of,

  • b.

    maximaal € 1.000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 20.000,-.

     

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze zijn bekend gemaakt.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels wet aanpak woonoverlast Veenendaal.

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Veenendaal op 20 augustus 2018

 

 

de heer P.A. Zoon

wnd. burgemeester

Naar boven