Gemeenteblad van Beverwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beverwijk | Gemeenteblad 2018, 179449 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Beverwijk | Gemeenteblad 2018, 179449 | Overige besluiten van algemene strekking |
Nadere regels jeugdhulp gemeente Beverwijk 2018
Burgemeester en wethouders van Beverwijk;
de Nadere regels jeugdhulp gemeente Beverwijk 2018 en de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2018 een uitwerking geven aan de kaders die zijn vastgesteld in de Verordening Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2018,
gelet op artikel 160 van de Gemeentewet
Artikel 2 Het gesprek over de hulpvraag
Bij het maken van de afspraak voor het gesprek brengt het college de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1. van de wet op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) aan het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het gesprek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college kan, indien nodig, na het gesprek een nader onderzoek starten. Het college kan de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) verzoeken alle van belang zijnde en toegankelijke gegevens en bescheiden over de jeugdige en zijn situatie te verschaffen, die tijdens het gesprek niet beschikbaar waren.
Binnen vier weken na het gesprek stelt het college samen met het gezin een gezinsplan op waarin de hulpvraag is vastgelegd en de daarvoor passende ondersteuning en stelt deze beschikbaar aan de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s). Het verslag van het gesprek vormt een onderdeel van het gezinsplan.
Artikel 4 Aanvraag voor individuele voorziening middels zorg in natura
Het ondertekende gezinsplan kan een aanvraag voor een individuele voorziening zijn.
Artikel 6 Bewaken kwaliteit jeugdhulp
De jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) dragen mede verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit en continuïteit van de jeugdhulp die zij betrekken middels Pgb.
Artikel 7 Maximale Pgb tarieven
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze Nadere regels indien toepassing van de Nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus vastgesteld in de B&W vergadering
van 6 maart 2018
burgemeester en wethouders van Beverwijk,
de secretaris, de burgemeester,
Toelichting Nadere regels jeugdhulp Beverwijk 2018
Deze Nadere regels vormen een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Beverwijk 2018. De verordening is gebaseerd op de “Wet houdende regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen”, kortweg de Jeugdwet.
De in deze Nadere regels vervatte artikelen hebben betrekking op de aanmelding van een hulpvraag, het te voeren gesprek met een jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s), het gezinsplan, de indiening van een aanvraag, alsmede de aanvraag, voorwaarden voor een Pgb en informatie over de hoogte van een Pgb.
Jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) hebben onder de Jeugdwet geen wettelijk recht op jeugdzorg en geen individuele aanspraken op jeugdzorg. Wel is er een voorzieningenplicht voor de gemeente en het daaruit voortvloeiende recht van jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) op een zorgvuldige procedure. Deze Nadere Regels bevatten bepalingen die dit moeten waarborgen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2 Het gesprek over de hulpvraag
Voor het verkrijgen van een individuele, niet overige voorziening, geldt de in artikel 2 tot en met 5 beschreven procedure. Bij het gesprek zoals beschreven in artikel 2 ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag, zal met de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van of naast mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Het gesprek en het eventueel daarvoor benodigde nader onderzoek kan, afhankelijk van de inhoud van de aanmelding, meer of minder uitgebreid zijn. Er kan bovendien in bepaalde gevallen hiervan worden afgeweken. Daartegenover staat dat, als dat nodig is, er ook sprake kan zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken. Als de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden. Komen een jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) voor het eerst bij de gemeente, dan zal een uitgebreid gesprek nodig zijn om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen. Een gesprek zal uiteindelijk vaak wel in enige vorm nodig zijn, omdat voor een zorgvuldig te nemen besluit het van belang is dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht.
De gesprekken worden gevoerd met de door het college gemandateerde deskundigen, de CJG-coaches. Zij voeren indien nodig ook het nader onderzoek uit, eventueel met ondersteuning van andere experts en stellen samen met het gezin het gezinsplan op.
Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag worden onderzocht. Daarbij is het van belang dat dit in samenspraak met de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) wordt verricht. Voor een zorgvuldig onderzoek is veelal persoonlijk contact nodig om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) te krijgen.
In het gesprek moet duidelijk worden of en zo ja welke voorziening dient te worden getroffen om de hulpvraag te beantwoorden.
Waar dit gesprek plaatsvindt is afhankelijk van de concrete situatie maar bij voorkeur bij het gezin thuis. Indien nodig voor het onderzoek, kan ook sprake zijn van meerdere (opeenvolgende) gesprekken.
Een gesprek kan ook worden aangegaan zonder dat er sprake is van een aanmelding voor jeugdhulp. Professionals en medeopvoeders zijn ook verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van het kind. Zorgen worden via de reguliere communicatiekanalen met ouder(s)/verzorger(s) besproken. Wanneer ouder(s)/verzorger(s) echter niet in staat of bereid zijn om daar goed op te reageren moet er in het belang van het kind toch hulp worden ingezet. In dat geval is er sprake van ongevraagde ondersteuning tot en met drang. Daarbij staat altijd wel de dialoog met de ouder(s)/verzorger(s) centraal maar is het gesprek niet leidend. De jeugdhulp wordt namelijk op basis van een afweging van deskundigen ingezet. In het uiterste geval kan er via de Beschermingstafel een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming worden gedaan.
In het eerste lid is opgenomen dat het gesprek binnen twee weken na aanmelding van de hulpvraag moet plaatsvinden. Het hangt af van de situatie hoe snel binnen die termijn het gesprek kan of moet plaatsvinden.
In het tweede lid wordt aangegeven dat het college de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) ervan op de hoogte dient te stellen dat zij zelf een familiegroepsplan kunnen opstellen. De mogelijkheid van een familiegroepsplan is in de Jeugdwet opgenomen naar aanleiding van het amendement Voordewind/Ypma (Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 83). In artikel 1.1 van de wet wordt familiegroepsplan gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouder(s)/verzorger(s), samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.
Dat jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) niet gedwongen kunnen worden om een familiegroepsplan op te stellen spreekt voor zich, uiteraard kan het college het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – wel aanraden en stimuleren. Bovendien, ook als er geen familiegroepsplan wordt opgesteld, zullen bepaalde zaken die ter sprake kunnen komen tijdens het opstellen van een familiegroepsplan óók ter sprake komen tijdens het onderzoek. Dan gaat het bijvoorbeeld om het vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden.
De gemeente heeft in deze de taak om haar beleid zo vorm te geven dat het gericht is op het tot stand brengen en uitvoeren van familiegroepsplannen (artikel 2.1, onderdeel g, Jeugdwet).
Het kan zijn dat het nodig is om enige vorm van ondersteuning te bieden bij het opstellen van het familiegroepsplan om hier effectief uitvoering aan te geven. Dat deze ondersteuning geboden dient te worden als de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) hier behoefte aan hebben, wordt bevestigd in de laatste zin van het tweede lid. Uiteraard kunnen de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) niet gedwongen worden om ondersteuning te accepteren, maar kan het college het – in bepaalde gevallen waar dat meerwaarde zou kunnen hebben – ook hier wel aanraden en stimuleren. Welke vorm deze ondersteuning heeft, is aan de gemeente. Dit kan bovendien van geval tot geval verschillen.
Het derde lid betreft een hulpvraag waarbij er door de ouders bekostiging in de vorm van een Pgb wordt gewenst. Ouders wordt gevraagd zelf een jeugdhulpplan Pgb in te vullen waarin zij de hulpvraag omschrijven, de gewenste ondersteuning benoemen en motiveren waarom bekostiging middels een Pgb gewenst is.
In het vierde lid is een identificatieplicht opgenomen. Het college dient zich ervan te vergewissen dat de aanvrager ook daadwerkelijk degene is die hij zegt dat hij is. In het geval de aanvraag gaat over een jeugdige tot 12 jaar, moeten de ouders hun identificatiedocument ter inzage geven, bij jeugdigen tussen de 12 en 16 jaar volstaat zowel het identificatiedocument van de jeugdige als de ouders. Bij jeugdigen ouder dan 16 jaar moet het identificatiedocument van de jeugdige getoond worden. Hiervoor wordt verwezen naar de Wet op de identificatieplicht.
Het vijfde lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij naar aanleiding van de aanmelding relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
In lid vijf, onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) voorop gesteld overeenkomstig het in de considerans van de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Beverwijk 2017 vermelde uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s)/verzorger(s) en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder(s)/verzorger(s) en die van de naaste omgeving te versterken.
Ten aanzien van de afstemmingsplicht in onderdeel g valt te denken aan een voorziening die een jeugdige ontvangt op grond van de Zorgverzekeringswet en een voorziening op het gebied van Passend Onderwijs.
In het zesde lid wordt gewezen op het feit dat, indien een familiegroepsplan al is opgesteld, deze tijdens het gesprek mee wordt genomen in het onderzoek. In de praktijk kan het ook voorkomen dat een familiegroepsplan pas na het gesprek wordt opgesteld door de jeugdige en/of ouder(s)/verzorger(s). De termijnen voor het indienen van het familiegroepsplan zijn daarom afhankelijk van de situatie en worden in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s)/verzorger(s) bepaald. Wel kan de fase (voor of na het gesprek) waarin een familiegroepsplan wordt opgesteld, een opschorting tot gevolg hebben voor de termijn van vier weken, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van deze Nadere regels, voor het opstellen van het gezinsplan. Hetzelfde geldt voor het geval wanneer er een jeugdhulpplan Pgb is opgesteld.
Het zevende lid is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en te zorgen dat jeugdigen en ouder(s)/verzorger(s) goed worden geïnformeerd. Tijdens het gesprek wordt het transparantiebeginsel, zoals vervat in artikel 33 en 34 Wet bescherming persoonsgegevens, gehanteerd. Het transparantiebeginsel houdt in dat iedereen het recht heeft om te weten wat er waar van hem vast ligt en wat er tussen wie wordt uitgewisseld. Het college verstrekt die informatie aan betrokkene(n). Het college kan aan de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) toestemming vragen om persoonsgegevens te verwerken (waaronder het uitwisselen van persoonsgegevens), maar reserveert die mogelijkheid - zoals hierboven ook aangegeven - voor die situaties waarin het antwoord van de betrokkene(n) geaccepteerd en gerespecteerd wordt. Zo niet, dan wordt niet om toestemming gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.
Indien het gesprek daar aanleiding toe geeft zal nader onderzoek worden verricht zoals benoemd in het achtste lid. Als er gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan het college de jeugdige of zijn ouder(s)/verzorger(s) vragen om toestemming om deze gegevens op te vragen of in te zien. Het is alleen zinvol om toestemming te vragen voor die situaties waarin professionals van te voren weten dat zij het antwoord van de betrokkene (zowel positief als negatief) zullen accepteren en respecteren. Zo niet, dan wordt niet om toestemming gevraagd. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld voordoen indien de jeugdhulp nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen. Daarvoor in de plaats komt dan het transparantiebeginsel: de burger wordt op de hoogte gesteld van het voornemen om gegevens over hem te delen, met wie en waarom. Het nader onderzoek kan afhankelijk van de inhoud van de aanmelding meer of minder uitgebreid zijn en kan ook een uitnodiging omvatten voor een (aanvullend) gesprek.
Het uitgangspunt van de jeugdhulp is één gezin, één plan en één regisseur. Het college heeft haar taken gemandateerd aan het Centrum voor Jeugd en Gezin IJmond (CJG). De coach van het CJG (CJG-coach) zal in de regel een gezinsplan opstellen met het gezin en mogelijke medeopvoeders. Een gezinsplan kan betrekking hebben op versterking van de eigen kracht, de inzet van overige voorzieningen en/of de inzet van individuele voorzieningen. Het ondertekende gezinsplan is tevens de aanvraag voor een individuele voorziening. Het gezinsplan maakt het ook mogelijk om de wederkerigheid van de jeugdhulp te formuleren. Niet alleen de gemeente biedt een voorziening maar ook de ouder(s)/verzorger(s) en of medeopvoeder(s) gaan actief aan de slag. De actieve inzet van ouder(s)/verzorger(s) kan voorwaardelijk zijn voor de ondersteuning vanuit de gemeente. De flexibele ondersteuning in de vorm van overige voorzieningen kan zonder beschikking worden ingezet.
Het eerste lid is opgenomen in het belang van een zorgvuldige dossiervorming en een zorgvuldige procedure. De invulling van de verslagplicht is vormvrij. Hierbij is een voorbeeld genomen aan de praktijk van de Wmo. Een goede weergave van het gesprek maakt het voor de gemeente inzichtelijk om een juiste beslissing te nemen te nemen op een aanvraag en draagt bij aan een inzichtelijke communicatie met de cliënt. Daarom vorm het verslag ook een onderdeel van het jeugdhulpplan.
Het gezinsplan is dus in ieder geval een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het gesprek en van een eventueel nader onderzoek. Het is ook een plan waarin de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit voortvloeien zijn vastgelegd. Omdat het gezinsplan als aanvraag kan dienen voor een individuele voorziening wordt het gezinsplan voorzien van een begeleidend formulier waarop de jeugdige en/of ouder(s)/verzorger(s) kunnen aangeven dat zij het niet eens zijn met de inhoud van het gezinsplan.
Artikel 4 Aanvraag voor individuele voorziening middels zorg in natura
Nadat het gezinsplan door de jeugdige en/of de ouder(s)/verzorger(s) en door de CJG-coach is ondertekend, kan deze dienen als aanvraag voor een individuele voorziening. Een aanvraag is nodig om een verleningsbeschikking voor een individuele voorziening te verkrijgen. In de Awb worden regels gegeven omtrent de aanvraag. Deze Nadere regels wijken daar niet vanaf. Op grond van artikel 4:1 van de Awb wordt een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen (hier het college), tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Wanneer de veiligheid en welzijn van het kind er om vragen kan het nodig zijn dat de gemeente jeugdhulp inzet zonder dat er een aanvraag ligt. Naar het oordeel van professionals en deskundigen wordt dan een voorziening ingezet. Hierbij is sprake van drang. Er is bij drang sprake van een ernstige situatie, waarbij het accepteren van een voorziening kan voorkomen dat een gang naar het gedwongen kader (dwang) moet worden gemaakt. In bovengenoemde situatie is het voor de rechtsbescherming van de ouder(s)/verzorger(s) van belang dat een beschikking wordt afgegeven. Ouder(s)/verzorger(s) dienen in dit geval uitdrukkelijk erop gewezen te worden dat zij een beschikking kunnen vragen.
Artikel 5 Aanvraag voor individuele voorziening middels Pgb
In het eerste lid wordt beschreven dat de aanvraag voor een Pgb geschiedt middels het jeugdhulpplan Pgb. Wanneer er sprake is van een Pgb aanvraag, wordt het jeugdhulpplan Pgb door de jeugdige/ouder(s)/verzorger(s) zelf opgesteld. Na gesprekken met de CJG coach kan het plan desgewenst door ouder(s)/verzorger(s) worden aangepast. Op basis van het jeugdhulpplan Pgb maakt de CJG-coach de onderbouwing en een voorgenomen beschikking. Deze wordt voorgelegd aan ouder(s)/verzorger(s).
De Jeugdwet stelt dat, om in aanmerking te komen voor een Pgb, de aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt moet stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn situatie. Het kan hierbij gaan om de aard van de hulpvraag (de benodigde ondersteuning is bijvoorbeeld vooraf niet goed in te plannen of de ondersteuning moet op verschillende locaties worden geleverd), of om levensbeschouwelijke, culturele of godsdienstige overwegingen. Om in aanmerking te komen voor een Pgb moet de aanvrager een plan indienen waarin hij/zij motiveert waarom een Pgb nodig is en hoe deze wordt ingezet. De aanvrager heeft dus een motiveringsplicht. Jeugdigen en/of ouder(s)/verzorger(s), die ondersteuning wensen bij het opstellen van een dergelijk plan, kunnen zich wenden tot de vrij toegankelijke cliëntondersteuning. Wanneer de aanvrager dit heeft beargumenteerd, kan deze voorwaarde geen grond zijn voor het college om een Pgb te weigeren. Daarnaast moeten de ouder(s)/verzorger(s) en/of de jeugdige voldoende in staat zijn zijn/haar belangen te behartigen. Wettelijk is bepaald dat een Pgb alleen wordt verstrekt, als de cliënt (bij jeugdigen tot 16 jaar gaat het om de ouder(s)/verzorger(s) van de cliënt) naar het oordeel van het college op eigen kracht “voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake aan een Pgb verbonden taken. Dit kan dan wel zijn met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde”. Het gaat hierbij om twee delen:
Kan hij/zij de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uitvoeren? Het gaat hierbij o.a. om kiezen van een zorgverlener, het aangaan van een contract en het aansturen van de zorgverlener. De cliënt mag hierbij ondersteund worden door mensen uit zijn sociale netwerk, dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
Wat nog van belang is, is dat een Pgb-houder die voor vier dagen of meer per week ondersteuning of jeugdhulp inkoopt, een werkgever is, met de werkgeversplichten die daarbij horen. Denk hierbij onder meer aan het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijk opzegtermijn. De bekwaamheid voor het hebben van een Pgb wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van het college is leidend. Als de gemeente van mening is dat de aanvrager niet bekwaam is, dan kan het college het Pgb weigeren. Tegen dit besluit staat bezwaar en beroep open.
Artikel 6 Bewaken kwaliteit jeugdhulp
In geval van een Pgb kiezen de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) zelf een jeugdhulpaanbieders uit. Daarom hebben de jeugdige en/of de ouder(s)/verzorger(s) mede een taak in de bewaking van de kwaliteit en de continuïteit van de jeugdhulp.
Artikel 7 Maximale Pgb tarieven
In de Jeugdwet is opgenomen dat in de verordening moet worden bepaald op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. In de Verordening Jeugdhulp gemeente Beverwijk 2018 is vastgelegd hoe de hoogte van het Pgb tot stand komt. In dit artikel zijn de tarieven opgenomen per product.
In het tweede lid is het Pgb-tarief opgenomen voor vaktherapie. Vaktherapie kan worden vergoed uit de aanvullende verzekering op de Zorgverzekeringswet. Omdat niet iedere inwoner een aanvullende verzekering heeft, wordt een Pgb voor vaktherapie middels dit artikel mogelijk gemaakt. Het betreft hier een tarief per behandelsessie. Daarin zijn zowel de directe behandeltijd als de niet-directe behandeltijd opgenomen in de verhouding van maximaal 1/3:2/3.
Het bedrag voor vervoer is gebaseerd op de onbelaste vergoeding, die de Belastingdienst hanteert voor vervoer per eigen vervoermiddel.
In dit artikel is vastgelegd dat het college kan onderzoeken of het Pgb rechtmatig is ingezet. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij zowel de jeugdhulpaanbieder als bij de Pgb-aanvrager.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen van de Nadere regels. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de jeugdige. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) gemotiveerd moeten aangeven dat deze situatie bijzonder is en dat zullen zij desgevraagd ook nader moeten onderbouwen.
Artikel 10 Intrekking oude Nadere regels
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-179449.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.