Gemeenteblad van Meierijstad
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meierijstad | Gemeenteblad 2018, 174015 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meierijstad | Gemeenteblad 2018, 174015 | Beleidsregels |
Welstandsnota Meierijstad 2018
Hoofdstuk 1 Waarom een welstandsnota?
Na de fusiedatum 1 januari 2017 worden in Meierijstad bouwinitiatieven nog steeds beoordeeld aan het geldende welstandsbeleid van Schijndel, Veghel en Sint-Oedenrode. De welstandnota's van deze drie fusiepartners bevatten veel overeenkomsten, maar ook de nodige verschillen. Voor alle betrokkenen is eenduidigheid gewenst en bovendien eist de wet algemene regels herindeling (arhi) harmonisering van het welstandsbeleid vóór 31 december 2018. De invoering van de Omgevingswet, voorzien in 2021, is een natuurlijk moment voor het invoeren van nieuw welstandsbeleid. Deze welstandsnota Meierijstad dient dan ook ter overbrugging tot dat tijdstip.
De huidige welstandnota's van Schijndel, Veghel en Sint-Oedenrode hebben alle drie hetzelfde doel: een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving en daarmee aan de aantrekkelijkheid van de gemeente. Die visie ademt ook deze eerste welstandsnota van Meijerijstad: met ons welstandsbeleid willen we initiatiefnemers stimuleren om te werken aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Het persoonlijk belang strookt niet altijd met het algemene belang. Wat een individuele bouwer als een waardevolle toevoeging van woongenot of gebruikswaarde beschouwt, kan voor omwonenden of voorbijgangers als hinderlijk worden ervaren. Daarom is het zinvol de ruimtelijke kwaliteit voor onze gemeente te definiëren (in het algemeen en per gebied) en voorwaarden te stellen aan het uiterlijk van de omgeving en gebouwen die ontwikkeld worden. Goede advisering over ruimtelijke kwaliteit is zeker niet alleen beperkend, maar bedoelt juist te prikkelen en te stimuleren. Deze welstandsnota heeft de ambitie om bij te dragen aan een hoogwaardige woon- en leefomgeving voor iedereen in Meierijstad en geeft daarom nuttige aanwijzingen bij nieuw- en verbouwplannen.
De Welstandsnota Meierijstad is het eindproduct van een integrale werkgroep. De nota is gebaseerd op bestaand welstandsbeleid uit de nota’s van Schijndel, Veghel en Sint-Oedenrode, aangevuld met het actuele thema duurzaamheid. De verschillen in de nota’s zijn genivelleerd door nog meer delen van het grondgebied welstandsvrij te verklaren. In die gebieden is voor nieuwe bouwinitiatieven wel een welstandsbeoordeling van toepassing. De werkgroep heeft gesproken met diverse stakeholders die werkzaam zijn in of betrokken zijn bij het vakgebied. In een informatiebijeenkomst zijn de uitgangspunten voor het welstandsbeleid Meierijstad toegelicht en is draagvlak gevonden voor de hoofdlijnen van dit beleid.
Deze welstandsnota beschrijft welstandscriteria voor objecten en gebieden. Om te weten of deze van toepassing zijn op een bouwinitiatief, moet eerst vastgesteld worden of het bouwinitiatief vergunningplichtig is. Dit kan door de vergunningcheck te doen via www.omgevingsloket.nl.
Als geen vergunning nodig is, dan hoeft het bouwinitiatief vooraf niet beoordeeld te worden volgens de welstandscriteria. Wanneer het bouwwerk echter 'in ernstige mate' afwijkt van de welstandsnormen kan de gemeente achteraf alsnog eisen dat het bouwwerk daarop aangepast wordt. Deze zogenaamde excessenregeling staat beschreven in paragraaf 3.5.
Als wel een omgevingsvergunning nodig is voor de bouwactiviteit - en ook bij verbouwingen van een monument of beeldbepalend pand - kan met behulp van het ‘schema welstandstoets’ in paragraaf 4.3 worden bepaald of voor het bouwinitiatief wel of geen welstandsbeoordeling geldt en zo ja, welke criteria dan van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2 Welstandsbeleid van Meierijstad
Het welstandsbeleid van de gemeente Meierijstad is opgesteld vanuit de overtuiging dat een aantrekkelijke gebouwde omgeving belangrijk is voor alle inwoners. De gemeente wil kwaliteit stimuleren. Niet alleen in de realisatiefase, maar ook in de beheerfase.
Dat doen we om een groot aantal redenen:
Reeds bestaande geslaagde voorbeelden van ruimtelijke kwaliteit, zoals de woongebieden in Veghels Buiten, Heikant en Hulzenbraak en een aantal bedrijventerreinen, tonen aan dat het opstellen van een helder welstandsbeleid positief effect sorteert. Ook bij nog uit te voeren ontwikkelingen, zoals het Kapittelhof in Sint-Oedenrode, is het noodzakelijk kwaliteitscriteria te hanteren voor een passende beeldkwaliteit, gekoppeld aan welstandstoezicht.
De gemeente wil de kwaliteit van omvangrijke en bijzondere initiatieven blijven stimuleren door het opstellen van beeldkwaliteitsparagrafen en beeldkwaliteitsplannen en door vervolgens de initiatieven te beoordelen aan de kwaliteitscriteria die daarin vastgelegd zijn. Aan de andere kant wil de gemeente de welstandsbeoordeling loslaten waar het initiatief geen of beperkte betekenis heeft voor de kwaliteit van de openbare ruimte en omgeving. Daar krijgen de initiatiefnemers dus meer ruimte.
2.1 Werking van de welstandsnota
Om de periode tot de invoering van de Omgevingswet te overbruggen, voorziet deze welstandsnota in voortzetting van de overeenkomsten uit de eerdere nota’s en worden de verschillen genivelleerd door de welstandsbeoordeling te beperken tot nieuwe bouwinitiatieven in bestaand bebouwd gebied.
Met het nieuwe voorstel wordt de gebiedsgerichte welstandsbeoordeling beperkt tot de gebieden met een beeldkwaliteitsplan. In de overige gebieden blijft de welstandsbeoordeling beperkt tot de ‘objectbeoordeling’ (onder andere monumenten) of ‘thema-beoordeling’(reclames).
We schaffen de welstandsbeoordeling niet volledig af, maar wel overal waar het verantwoord is. De welstandsbeoordeling blijft beperkt tot:
Zodoende is er geen welstandsbeoordeling meer nodig voor de volgende initiatieven:
Vergunningplichtige verbouwingen in alle kerkdorpen en de historische linten in de drie kernen. Nieuwe bouwinitiatieven op deze plaatsen worden wel beoordeeld aan de criteria nieuwbouw of de beoordelingscriteria in het op te stellen beeldkwaliteitsplan. Samen met de regels in het bestemmingsplan stimuleren we het behoud van identiteit en karakter van deze gebieden.
Behalve deze argumenten voor welstandsbeleid zijn er ook wettelijke kaders. Deze staan beschreven in hoofdstuk 3.
Voor de welstandsnota zijn in het ruimtelijk beleid van de gemeente vooral het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan van belang. Het bestemmingsplan geeft het ruimtelijk-functioneel kader aan; het beeldkwaliteitsplan schetst het gewenste beeld. Voor nieuwe ontwikkelingen en voor (ver)bouwplannen vormen deze plannen het toetsingskader voor de welstand.
Voor een effectief en praktisch kwaliteitsbeleid moeten de verschillende instrumenten goed op elkaar aansluiten. Van elk instrument moet duidelijk zijn wat de reikwijdte is en hoe het is verweven met andere beleidsinstrumenten. Zo mag een initiatief dat voldoet aan het bestemmingsplan niet door welstandseisen worden tegengehouden. Dit volgt uit artikel 12, derde lid van de Woningwet. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt uitsluitend in de welstandsnota geregeld.
De gemeente voert een actief beleid voor erfbeplanting bij agrarische bedrijven in het buitengebied. In het bestemmingsplan ‘Landelijk gebied’ is opgenomen dat een goede landschappelijke inpassing is vereist in de vorm van een erfbeplanting met een visueel afschermende of maskerende functie naar het omliggende gebied.
Naast of in plaats van agrarische bedrijvigheid komen er in het buitengebied steeds meer nieuwe functies. Recreatief medegebruik bijvoorbeeld legt extra druk op het buitengebied. Deze ontwikkelingen leiden tot een sluipende verstedelijking van het buitengebied, waarbij de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing langzaam verdwijnt of wordt aangetast.
Met het project ‘Vitaal Buitengebied’ stelt de gemeente kwaliteitskaders vast voor ontwikkelingen in het buitengebied die van invloed zijn op de ruimtelijke kwaliteit, zoals vrijkomende agrarische bebouwing, opwekking duurzame energie, agrarische bedrijvigheid, woningbouw in buitengebied en teeltondersteunende voorzieningen.
Gemeente Meierijstad hanteert voor de inrichting van het openbaar gebied een kwaliteitsbeleid dat is vastgelegd in diverse kwaliteitshandboeken inrichting openbare ruimte. Aanvullend kunnen specifieke inrichtingscriteria worden openomen voor bouwwerken in de openbare ruimte, zoals gebeurd is bij de herinrichting van de Markt in Veghel.
De gemeente Meierijstad kent in totaal 125 rijksmonumenten, 291 gemeentelijke monumenten en een aantal archeologische monumenten. De Markt en omgeving van Sint-Oedenrode is aangewezen als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Ook Veghel kent een tweetal beschermde dorpsgezichten.
Specifiek voor deze monumenten en de beschermde dorpsgezicht is het beleid dat is vastgelegd in de Erfgoedwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de (lokale) Erfgoedverordeningen. Gemeente Meierijstad draagt het cultuurhistorisch erfgoed een warm hart toe en zal haar koers definitief bepalen met het vaststellen van het erfgoedbeleid. Voor een eenduidige advisering zijn de drie gemeentelijke monumentencommissies gefuseerd tot de Monumentencommissie Meierijstad.
Bij aanvragen voor het veranderen van een rijks- of gemeentelijk monument bekijkt deze Monumentencommissie de gevolgen voor de monumentale waarden. In een gezamenlijke vergadering met de Welstandscommissie worden ook de welstandsaspecten beoordeeld. Deze gezamenlijke aanpak bevordert de efficiency, de doorlooptijd van de aanvraag en voorkomt dat een initiatiefnemer met tegenstrijdige adviezen wordt geconfronteerd.
De welstandsnota is van toepassing op aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Uitingen van reclame die niet kunnen worden gezien als een ‘bouwactiviteit’, vielen voorheen onder de reclamevergunning uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Met de vaststelling van de Apv-Meierijstad is deze vergunningplicht echter vervallen.
Reclames kunnen een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Maar voorkomen moet worden dat reclame-uitingen gebouw en openbare ruimte/omgeving gaan overheersen. Reclame moet ondergeschikt zijn aan de architectuur van de gevels in de historische dorpskernen, bedrijventerreinen én het buitengebied. Een overdaad aan reclames beïnvloedt de waarde van het omringende onroerend goed negatief en doet afbreuk aan een hoogwaardig vestigingsklimaat. Voor alle betrokkenen is het daarom gewenst te beschikken over redelijke en acceptabele reclamecriteria. Als je geen beoordelingscriteria voor een aanvraag hebt, kun je ook niet kunt beoordelen of een aangebrachte reclame als een exces moet worden beschouwd.
De eerdere welstandsnota’s en reclamenota’s bevatten op dit onderdeel te veel verschillen om samen te voegen tot eenduidig beleid. De reclamecriteria uit de welstandsnota Veghel hebben hun toepasbaarheid bewezen en kunnen als ‘redelijk en helder’ worden bestempeld. Daarom hebben burgemeester en wethouders besloten deze reclamecriteria van toepassing te verklaren voor Meierijstad. Artikel 29 lid 1 van de Wet arhi biedt deze mogelijkheid. In hoofdstuk 6 zijn deze criteria beschreven.
Duurzaamheid is een belangrijk thema in de gemeente Meierijstad. Initiatieven die bijdragen aan het verduurzamen van de gebouwde omgeving worden van harte toegejuicht. Het is ook een van de belangrijkste opgaven voor de komende decennia. Duurzaamheidsmaatregelen aan gebouwen kunnen vaak vergunningvrij aangebracht worden. Bij monumenten en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen moet bekeken worden wat de invloed is van de maatregelen op de monumentale waarde. Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen wat wenselijk is voor een optimaal duurzaamheidsresultaat en wat geen onevenredige afbreuk doet aan het monumentale karakter van het gebouw. Gemeente Meierijstad wil hierin graag meedenken met de initiatiefnemer en zo nodig bruikbare alternatieven aanreiken. In hoofdstuk 7 van deze nota wordt de relatie tussen de monumenten- en welstandsadviezen en duurzaamheid uitvoeriger beschreven.
3.1 Vaststelling door gemeenteraad
In de Woningwet is bepaald dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt. De welstandsnota moet beleidsregels bevatten en criteria waaraan een bouwinitiatief wordt beoordeeld. Zo mag het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarvoor een aanvraag omgevingsvergunning is aangevraagd, niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Bij de beoordeling wordt gekeken naar het bouwwerk zelf, de relatie met de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.
Voor een bestaand bouwwerk moet de welstandsnota criteria bevatten om te beoordelen of het bouwwerk in ernstige mate strijdig is met ‘de redelijke eisen van welstand’. Vergunningvrije bouwwerken worden niet preventief beoordeeld op welstandsaspecten. Wel moet na uitvoering zo nodig beoordeeld kunnen worden, of er sprake is van ‘een ernstige mate van strijdigheid met de redelijke eisen van welstand’. Hiervoor moet in de welstandsnota een excessenregeling zijn opgenomen. In deze nota is die regeling te vinden in paragraaf 3.5.
De Woningwet biedt aan de gemeenteraad de mogelijkheid gebieden aan te wijzen waarvoor geen welstandsbeoordeling geldt. In paragraaf 2.1 van deze nota staat benoemd tot welke gebieden de welstandsbeoordeling in Meijerijstad beperkt blijft.
3.2 Benoeming welstandscommissie
Burgemeester en wethouders voeren het welstandsbeleid uit. Zij laten zich hierbij adviseren door de welstandscommissie. Deze onafhankelijke commissie van deskundigen wordt benoemd door de gemeenteraad. De taken en bevoegdheden van de welstandscommissie staan beschreven in de Woningwet en de Bouwverordening.
3.3 Verslaglegging en evaluatie
Na vaststelling van de welstandsnota moet de werking ervan periodiek in de gemeenteraad worden geëvalueerd aan de hand van het jaarverslag van de welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders. Daarom leggen zowel de welstandscommissie als het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor over de verrichte werkzaamheden.
Deze welstandsnota dient ter overbrugging van de periode tot de invoering van de Omgevingswet, welke is voorzien in 2021. De Omgevingswet kent nieuwe instrumenten als Omgevingsvisie en Omgevingsplan waarin bestaand gemeentelijk beleid, waaronder het welstandsbeleid, een plaats moet krijgen. Het programmateam Omgevingswet draagt zorg voor de implementatie van de Omgevingswet in Meierijstad. Het nieuwe welstandsbeleid maakt deel uit van deze implementatie.
3.4 Handhaving welstandstoezicht
De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. Dit doet de gemeente op basis van het vastgestelde beleidsplan VTH met bijbehorend uitvoeringsprogramma, maar ook naar aanleiding van meldingen en/of verzoeken om handhaving.
Ook voor bestaande bouwwerken en bouwwerken waarvoor geen vergunning hoeft te worden aangevraagd, kan de gemeente beslissen tot aanschrijving wanneer sprake is van ernstige mate
Veel kleine bouwplannen en werkzaamheden aan een gebouw zijn omgevingsvergunningvrij voor de activiteit bouwen, wanneer ze voldoen aan de criteria zoals opgenomen in artikel 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Dat betekent dat zo’n specifiek bouwplan vooraf niet hoeft te worden beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Maar ook het uiterlijk van een bestaand bouwwerk en een vergunningvrij bouwwerk mag niet ‘in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand’. Als hiervan toch sprake is, kan de eigenaar op grond van artikel 13a Woningwet worden verplicht die strijdigheid op te heffen. Dit wordt de excessenregeling genoemd.
De gemeente verwacht van burgers en bedrijven dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en bij bouwinitiatieven vooraf zelf overleg plegen met hun omgeving. Voor degenen die zich niet openstellen voor het voeren van overleg, moeten er middelen zijn om te toetsen of het eindresultaat verantwoord is en of er redenen zijn handhavend op te treden. Daartoe dient de excessenregeling. De gemeente zal zich terughoudend opstellen en alleen in geval van ernstige maatschappelijke en bestuurlijke onaanvaardbaarheid toetsen aan de excessenregeling. Zij vraagt hiervoor advies aan de welstandscommissie, die zich daarbij baseert op de algemene criteria van hoofdstuk 5.
De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Voor de gemeente geldt dat er sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert.
In de vergadering van 5 juli 2018 heeft de gemeenteraad er voor gepleit om de mogelijkheden om op te treden tegen vormen van verwaarlozing van bouwwerken te verruimen door de excessenregeling uit te breiden. De uitbreiding kan ondersteunend zijn voor het bereiken van beleidsdoelen in (ruimtelijke) visies voor centrumgebieden, wijken- en dorpen en het buitengebied. Een uitgebreidere excessenregeling kan bovendien ondersteunend zijn voor het behoud van monumenten. De excessenregeling wordt daartoe uitgebreid met een viertal criteria (cursief gedrukt).
Er is sprake van ernstige strijd met de redelijke eisen van welstand bij bestaande bouwwerken, als:
Voor de toepasselijke bepalingen en volledige wetteksten zie:http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181/2018-01-01
http://wetten.overheid.nl/BWBR0005181/2018-01-01 (Woningwet)
http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Schijndel/225430/225430_1.html (Bouwverordening)
http://wetten.overheid.nl/BWBR0024779/2018-01-01 (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wabo)
Hoofdstuk 4 De welstandsbeoordeling
4.1 Objectieve beoordelingscriteria
Met de welstandsbeoordeling wordt het welstandsbeleid uitgevoerd. Voor de welstandsbeoordeling is het belangrijk dat de welstandsnota objectieve beoordelingscriteria bevat en dat de procedures helder en transparant zijn. De aanvrager en zijn architect hebben recht op een inzichtelijke, vlotte procedure. Een procedure die rekening houdt met zowel het privé- als het gemeenschapsbelang.
4.2 Begrenzing van de welstandsbeoordeling
De gemeente Meierijstad heeft duidelijke keuzes gemaakt voor gebieden en objecten waar een welstandsbeoordeling noodzakelijk blijft. Door de welstandsbeoordeling te beperken tot ‘daar waar het ertoe doet’ kunnen grotere gebieden welstandsvrij worden; hier vindt een preventieve welstandsbeoordeling plaats voor uitsluitend nieuwbouw. De gemeenteraad acht voor de volgende objecten en gebieden een welstandsbeoordeling noodzakelijk:
4.2.1 Historische centrumgebieden
De kernen van Schijndel, Veghel, Erp en de historische kern van Sint-Oedenrode hebben een zeer hoge belevingswaarde en zijn cultuurhistorisch van groot belang. De kern van Sint-Oedenrode en een tweetal gebieden in Veghel zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Een bescherming van de kwaliteiten is hier heel belangrijk. De historische centrumgebieden zijn op de welstandskaart aangegeven (zie bijlage 1). Bouwinitiatieven in deze gebieden worden voor de welstandsbeoordeling getoetst aan de criteria ‘Historische waarden’. Bij een vergunningplichtige bouwactiviteit aan een pand in een centrumgebied wordt het gehele object beoordeeld.
De meeste bouwactiviteiten aan, op of bij Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn voor de activiteit bouwen omgevingsvergunningplichtig en welstandsplichtig. Wijzigingen aan monumenten worden voor de welstandsboordeling getoetst aan de criteria ‘Historische waarden’. De specifieke redengevende omschrijving van het monument zal echter leidend zijn. Als de aanvraag omgevingsvergunningplichtig is voor de activiteit ‘veranderen monument’, is ook een advies van de monumentencommissie nodig. Bij een wijziging van een monument wordt het gehele object beoordeeld.
4.2.3 Beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle panden
In de eerdere welstandsnota’s van Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel zijn beeldbepalende panden benoemd die een hoge belevingswaarde waarde hebben en cultuurhistorisch van belang zijn. In het buitengebied zijn dit vooral de traditionele boerderijen. Uitgangspunt van het welstandsbeleid is het behouden van deze cultuurhistorisch waardevolle panden en behoud van de karakteristieke architectonische en bouwkundige kenmerken. Voor veel van dergelijke panden is deze waardering in bestemmingsplannen vast- gelegd in de dubbelwaarde bestemming met bijbehorende regels voor behoud. (Ver)bouwplannen aan beeldbepalende panden worden voor de welstandsbeoordeling getoetst aan de criteria ‘Historische waarden’. Bij een vergunningplichtige bouwactiviteit aan een beeldbepalend en/of cultuurhistorisch waardevol pand wordt het gehele object beoordeeld.
4.2.4 Bijzondere bebouwing en ensembles
Bij ‘bijzondere bebouwing’ gaat het veelal om gebouwen die een publieke functie hebben, zoals scholen, kerken, sportgebouwen, zorginstellingen, bibliotheek, gemeentehuizen en musea. Deze bijzondere gebouwen beïnvloeden door hun omvang en door hun vaak markante situering en uitstraling in belangrijke mate de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving. Bouwinitiatieven binnen dit gebied worden voor de welstandsbeoordeling getoetst aan de criteria ‘Bijzondere bebouwing en ensembles’.
Voor de woningen uit de wederopbouwperiode en de wijk Beemd-Noord in Schijndel, die een bijzondere architectonische en stedenbouwkundige samenhang vertonen, zijn aanvullende criteria opgenomen. In deze gebieden, die in een eerdere welstandsnota ‘ensemblewaarden’ werden genoemd, staat de stedenbouwkundige en architectonische samenhang bij elke ingreep voorop en dient behoud van het stedenbouwkundig patroon het uitgangspunt te zijn, inclusief de inrichting van de openbare ruimte en de bomenstructuur.
4.2.5 Gebieden met beeldkwaliteitseisen
Bij grootschalige in- en uitbreidingsplannen voor woningbouw en bedrijventerreinen die door hun omvang en uitstraling de kwaliteit van de ruimtelijke omgeving bepalen, geldt een beeldkwaliteitsplan. De beeldkwaliteitsplannen geven het gewenste bebouwingsbeeld aan. De beeldkwaliteit geeft een gebied zijn eigen identiteit en karakter en beschermt de esthetische kwaliteit.
Voor de beoordeling van bouwactiviteiten in gebieden met een beeldkwaliteitsplan, zijn de criteria in het betreffende beeldkwaliteitsplan bepalend. In de oprichtingsfase en in de beheerfase zullen het hoofdgebouw en de overige vergunningplichtige bouwwerken worden beoordeeld. Bij elke herziening van enig bestemmingsplan en bij elke evaluatie van het welstandsbeleid moet opnieuw de afweging worden gemaakt of aanpassingen
van deze beleidsuitgangspunten gewenst zijn.
Bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingsplannen zullen ook in de toekomst beeldkwaliteitplannen of –paragrafen opgesteld worden. Deze dienen door de gemeenteraad vastgesteld te worden om als onderdeel van de welstandsnota en beoordelingsinstrumentarium te kunnen fungeren.
Onderstaand stroomschema geeft aan of er een welstandsbeoordeling moet plaatsvinden en zo ja, welke criteria daarbij gehanteerd moeten worden. Met dit schema kan een initiatiefnemer vroegtijdig kennisnemen van de uitgangspunten en beoordelingscriteria voor het bouwinitiatief. De monumenten, de beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle panden en de bebouwing in de historische kernen hebben dusdanige overeen- komsten in beeldkwaliteit en karakteristieken, dat hiervoor gezamenlijk toepasbare beoordelingscriteria zijn opgesteld. Dit zijn de criteria ‘historische waarden’. Voor de overige situaties zijn specifieke criteria opgesteld.
In sommige gevallen mag afgeweken worden van de welstandsbeoordeling. We noemen dat de hardheidsclausule. Wanneer een plan niet voldoet aan de gebieds- of gebouwtypecriteria, maar het uiteindelijke resultaat heeft genoeg esthetische kwaliteit, passend voor de omgeving, dan kan de commissie oordelen dat het plan op grond van eigen kwaliteiten een bijdrage levert aan de betreffende omgeving. De initiatiefnemer onderbouwt daarvoor wat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is en waarom het ontwerp past bij het karakter van het gebied. Vervolgens beoordeelt de commissie het plan aan de hand van de algemene welstandscriteria en adviseert Burgemeester en Wethouders, onderbouwd met goede argumenten waarom dit plan afwijkt van de gebieds- en gebouwtypecriteria, toch met het plan akkoord te gaan.
Hoofdstuk 5 Beoordelingscriteria
Door aspecten en de daarbij behorende criteria te benoemen waarop een plan beoordeeld wordt, creëren we een objectief en duidelijk toetsingskader voor de welstandscommissie. Voor de burger ontstaat hiermee meer inzicht in de welstandstoetsing en vooraf meer zekerheid over de haalbaarheid van plannen. Bovendien kan de aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en de verantwoordelijkheid die we aan initiatiefnemers geven, bijdragen aan een groter maatschappelijk draagvlak van de welstandsbeoordeling.
Behalve de specifieke gebieds- en objectcriteria (zoals genoemd in het stroomschema in paragraaf 4.3 en die hieronder worden toegelicht) kent de welstandsnota Meierijstad ook algemene beoordelingscriteria. De algemene welstandscriteria ontleent men aan het vakmanschap van het architectonische en stedenbouwkundig ontwerp, alsook aan algemeen aanvaarde normen van fatsoen. Deze criteria laten zich niet beperken tot wat omgevingsvergunningplichtig is, maar hebben betrekking op de hele gebouwde omgeving met inbegrip van de inrichting van het private en publieke domein. Ze dienen als aansporing en inspiratiebron voor initiatiefnemers en ontwerpers.
De algemene criteria bestaan uit architectonische begrippen en aspecten waarmee kwaliteit kan worden omschreven. De architectonische begrippen komen voort uit de notitie die de
toenmalige rijksbouwmeester, dhr. Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel “Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid”. Ze vormen het begrippenkader en zijn als het ware het gereedschap van de welstandscommissie bij de onderbouwing van het welstandsadvies.
In de praktijk bieden de gebieds- en objectcriteria meestal voldoende houvast voor de welstandsbeoordeling. Als dit niet het geval is, kan worden teruggegrepen op de algemene criteria. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de volgende situaties:
De algemene welstandscriteria zijn onderverdeeld in:
5.1.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Een gebouw moet een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de openbare ruimte in de stad of het landschap. Hoe groter de openbare betekenis van een gebouw, hoe meer het door mensen wordt gebruikt en gezien, hoe zwaarder de eisen op dit gebied wegen. Dit geldt niet alleen voor gebouwen, maar evenzeer voor de inrichting van de openbare ruimte.
5.1.3 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context
Elk ontwerp verwijst naar of komt overeen met bouwstijlen, periodes uit het verleden, een bepaald gebruik of een maatschappelijke ontwikkeling. Dit moet op een treffende manier gebeuren, zodat de waarnemer het gebouw kan begrijpen en plaatsen in de cultuur, geschiedenis en huidige maatschappelijke realiteit.
5.2 Criteria historische waarden
Voor de historische centrumgebieden, voor monumenten en voor andere beeldbepalende panden gelden dezelfde criteria van historische waarden.
Het karakter van de oorspronkelijke centrumgebieden van Schijndel, Sint-Oedenrode, Veghel en Erp is in een lange reeks van jaren opgebouwd met elk hun eigen kenmerken wat betreft schaalgrootte en een diversiteit aan bebouwing met afwisseling van kappen, stijlen en bouwlagen. Met name de oorspronkelijke historische bebouwing in deze gebieden is van hoge cultuurhistorische waarde. Het gebied rondom de Markt van Sint-Oedenrode is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Veghel kent eveneens een aantal beschermde dorpsgezichten. De historische bebouwing in deze gebieden heeft een groot maatschappelijk en cultuurhistorisch belang. De historische bebouwing is de drager van de identiteit van de dorpen.
Het beleid is gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Verdichting en schaalvergroting is mogelijk, met inachtneming van de specifieke ruimtelijke kenmerken van de directe omgeving. Ingrepen die tot een verstoring van het bestaande beeld leiden, dienen te worden vermeden. Nieuwe bebouwing moet in harmonie met de bestaande bebouwing ontworpen worden. Zowel wat betreft maat en schaal, als wat betreft kleur- en materiaalgebruik. Het eigen architectonische karakter van de panden moet behouden blijven.
Bij verbouwingen dienen waardevolle elementen uit de bouwgeschiedenis van het pand bewaard te worden. Er moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt tussen bouwhistorische waarden en hedendaagse wensen en mogelijkheden. Bij nieuwe invullingen is eigentijdse architectuur mogelijk, waarbij de gebiedskenmerken als uitgangspunt worden genomen. Bij herbouw van beeldbepalende boerderijen in het buitengebied moeten de oorspronkelijke bouwmassa en specifieke historische kenmerken worden teruggebracht.
Voor rijks- en gemeentelijke monumenten zijn de beoordelingscriteria ook van toepassing. Daarnaast vormt bij deze panden de redengevende beschrijving (waarin de monumentale en cultuurhistorische waarden van het beschermde pand omschreven staan) het uitgangspunt voor de beoordeling en advisering van wijzigingsaanvragen.
Materiaal, detaillering en kleur
Aanvullende criteria voor boerderijen
Agrarische bedrijven kennen een karakteristieke clustering van gebouwen (woonhuis, stallen, loodsen) op een bouwperceel. De positionering van deze gebouwen ten opzichte van elkaar heeft vaak een bedrijfsmatige achtergrond, maar is ook uit oogpunt van de beleving van het complex een belangrijk aspect. Woonhuizen en boerderijen in het buitengebied dienen deze karakteristiek te respecteren.
Bij nieuwbouw, verbouwing of renovatie is het oorspronkelijke materiaalgebruik uitgangspunt. Daken zijn gedekt met riet/stro en/of (gebakken) pannen, gevels van (rode/ bruinrode) baksteen, eventueel in combinatie met houten horizontale delen. Plankengevels en geveldelen zijn groen geschilderd, transparant verduurzaamd of zwart geteerd. Glas, spiegelende oppervlakken, kunststof en trespa mogen niet worden toegepast.
5.3 Criteria bijzondere bebouwing en ensembles
Tot deze categorie behoren sportgebouwen, scholen, winkelcentra, (zorg)instellingen en publieksgebouwen.
Bijzondere gebouwen hebben belang bij een goede uitstraling van het eigen gebouw en hun omgeving. Bovendien oefenen deze gebouwen invloed uit op het dorpsbeeld. Om die reden wordt bij verbouwingen niet alleen aandacht besteed aan de architectonische verschijningsvorm van deze bouwwerken, maar ook de relatie met de stedenbouwkundige kenmerken van de omgeving. Het architectonisch beleid is vooral gericht op stimulering van het hoogwaardige karakter van de locaties. Gestreefd wordt naar samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bebouwing, zonder het individuele karakter van de locaties en hun eigen identiteit aan te tasten. De bebouwing mag best afwijken ten opzichte van de omgeving, maar dient op zich architectonisch sterk genoeg te zijn.
Naast deze ‘bijzondere bebouwing’ zijn er nog meer gebieden in Meierijstad die vanwege hun specifieke architectonische en stedenbouwkundige kenmerken aandacht vragen voor het behoud van hun waarden. Dit zijn met name de gebieden met woningen uit de zogenaamde wederopbouwperiode (Hoevenbraak, Oranjewijk) en het woongebied Beemd-Noord. Het behoud van de samenhang tussen de architectonische en stedenbouwkundige kenmerken in deze ‘ensembles’ zijn reden voor het opstellen van aanvullende criteria voor deze ensembles.
Materiaal, detaillering en kleur
Aanvullende criteria ensembles
5.4 Criteria bebouwing in gebieden met beeldkwaliteitseisen
De beeldkwaliteitsplannen geven het gewenste bebouwingsbeeld aan in woongebieden en voor bedrijventerreinen en zijn vaak themagericht. Het welstandsbeleid richt zich op het handhaven en gericht verbeteren van de basiskwaliteit: de compositie van het straatbeeld. Daarbij wordt gelet op de contouren van de bouwmassa’s en op de zorgvuldige detaillering van de bebouwing.
In woongebieden is het beleid vooral gericht op het behoud van het architectonische karakter per gebied en de oorspronkelijke vormgeving en kwaliteit van de panden. Per architectonische eenheid is enige variatie in detaillering mogelijk, mits deze variatie per woningblok wordt doorgevoerd. Bij renovatie of nieuwbouw zijn moderne interpretaties van het architectonische karakter, mits goed gemotiveerd, mogelijk. Gestreefd wordt naar een goede vormgeving en onderlinge samenhang van tuinafscheidingen. Op basis van een beeldkwaliteitsplan wordt de beeldkwaliteit van het woongebied verder aangevuld met specifieke eisen.
Op bedrijventerreinen is het architectonisch beleid vooral gericht op stimulering van het dynamische en eigentijdse karakter van de bedrijfslocaties. Gestreefd wordt naar zekere samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing, zonder het individuele karakter van de bedrijven en hun eigen identiteit aan te tasten.
Voor de wat oudere bedrijvenlocaties betekent dit een extra inspanning om het huidige bebouwingbeeld aan te pakken. Oudere bedrijfsbebouwing van een goede architectonische kwaliteit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de identiteit van bestaande bedrijventerreinen. Om die reden wordt gestreefd naar hun behoud. Op basis van een beeldkwaliteitsplan wordt de beeldkwaliteit van het bedrijvengebied verder aangevuld met specifieke eisen. Die gelden niet alleen voor nieuwe bedrijvenlocaties, maar kunnen ook
voor bestaande bedrijvenlocaties van toepassing zijn. Daarbij gaat het onder andere om richtlijnen voor het kleur- en materiaalgebruik. Voor het behoud van een goed imago van de bedrijven kan het wenselijk zijn dat ook richtlijnen worden opgesteld voor gebruik, vormgeving en aankleding van bedrijfserven die zich richten naar het openbaar gebied.
De beoordelingscriteria voor in- en uitbreidingsplannen met een beeldkwaliteitsplan staan in het betreffende beeldkwaliteitsplan. De beeldkwaliteitsplannen en –paragrafen moeten zijn vastgesteld door de gemeenteraad en vormen het toetsingskader bij de welstandsbeoordeling. Dit geldt voor de beeldkwaliteitsplannen die zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van deze welstandsnota, alsmede voor de nog vast te stellen beeldkwaliteitsplannen.
Vergunningplichtige bouwactiviteiten aan objecten en/of in gebieden die niet genoemd zijn onder de paragrafen 5.2 tot en met 5.4 worden welstandsvrij. Uitgezonderd hiervan zijn echter nieuwe ruimtelijke ingrepen en ontwikkelingen in bestaand gebouwd gebied. Dit noemen we hierna ‘nieuwbouw’. Onder nieuwbouw verstaan we in deze nota
Onder een hoofdgebouw verstaan we (conform de definitie van het Bor) een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en dat voor die bestemming het belangrijkste is indien meer gebouwen
Onder de voorzijde verstaan we de naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijde van een hoofdgebouw en de zijde(n) van een bouwwerk voor zover niet gelegen in het achtererfgebied als bedoeld in artikel 1 van het Bor.
Bij nieuwe ontwikkelingen in de bestaande bebouwde omgeving wordt van initiatiefnemers verlangd dat zij voor het bouwinitiatief een beeldkwaliteitsplan of beeldkwaliteitsparagraaf laten opstellen. Alleen wanneer voldaan wordt aan onderstaande randvoorwaarden, kan nieuwbouw worden voorgesteld zonder beeldkwaliteitsplan:
Beoordelingscriteria nieuwbouw zonder beeldkwaliteitsplan
Uitgangspunt bij nieuwbouw is het zorgdragen voor een optimale stedenbouwkundige en architectonische inpassing. De stedenbouwkundige en architectonische samenhang staat bij elke ingreep voorop.
Aanvullende criteria voor een woning in het buitengebied
Aanvullende criteria voor een (agrarisch) bedrijfsgebouw in het buitengebied
Specifiek voor agrarische bedrijven is de clustering van meerdere gebouwen (woonhuis, stallen, loodsen) op een bouwperceel. De positionering van deze gebouwen ten opzichte van elkaar heeft vaak een bedrijfsmatige achtergrond, maar is ook uit een oogpunt van de beleving van het complex een belangrijk uitgangspunt. Deze karakteristiek dient te worden gerespecteerd.
Gevels van de (agrarische) bedrijfsgebouwen zijn opgebouwd uit één of een combinatie van de volgende materialen: geprofileerde staalplaat (golfplaat of damwandprofiel), baksteen, houten delen. Indien geprofileerde stalen platen worden toegepast, dient voor alle gevelvlakken van de bedrijfsgebouwen die tot één cluster behoren ofwel een verticale richting, ofwel een horizontale richting te worden toegepast.
Reclames kunnen een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Maar voorkomen moet worden dat reclame-uitingen gebouw en openbare ruimte/omgeving gaan overheersen. Reclame moet ondergeschikt zijn aan de architectuur van de gevels in de historische dorpskernen, bedrijventerreinen én het buitengebied. Een overdaad aan reclames beïnvloedt de waarde van het omringende onroerend goed negatief en doet
afbreuk aan een hoogwaardig vestigingsklimaat.
Bij de criteria voor reclame-uitingen maken we onderscheid tussen verschillende gebieden binnen de gemeente. Een woonwijk vraagt immers een andere benadering dan een winkelgebied of een beschermd dorpsgezicht. Hieronder staan de criteria met betrekking tot reclames per gebied:
Per terrein is een gezamenlijke presentatie bij de entree denkbaar, eventueel in combinatie met plattegrond en routebeschrijving, inclusief naam/logo Meierijstad. Het benoemen van afmetingen is maatwerk en valt buiten de reikwijdte van deze nota.
Per bedrijf gelden de volgende criteria:
Drie banieren met een maximale maat van 0,60 m breed en 2,50 m hoog mits de afstand van de in- en uitrit voldoende groot is. Bij bedrijfspanden hoger dan 8.00 m een maximale maat van 1,00 m breed en 4,00 m hoog. Bij grote percelen zijn tweemaal drie banieren toegestaan om de in- en uitrit te markeren.
Duurzaamheid is een van de belangrijke thema’s van Meierijstad. Initiatieven die bijdragen aan het verduurzamen van de gebouwde en nog te bebouwen omgeving worden van harte toegejuicht. Het verduurzamen van (bestaande) bebouwing is een van de belangrijkste opgaven in de komende decennia. Daarbij gaat het niet alleen om het toepassen van duurzame materialen en installaties bij nieuwbouw en verbouw. Denk ook aan het opwekken van energie via windmolen(parken) en zonne-akkers en de transitie van bestaande gebouwen. Allemaal initiatieven die ertoe bijdragen dat ook de komende generaties op een verantwoorde wijze worden voorzien van de noodzakelijke energie. Behalve om duurzaam bouwen gaat het ook om zaken als:
Gerealiseerde energiebesparingsmaatregelen waarbij de gemeente actief heeft meegewerkt in het creëren van oplossingen, zijn bijvoorbeeld de zonnepanelen op het dak van de gemeentewerf (Schijndel), een initiatief van de Energiecoöperatie Schijndel en het
planologisch mogelijk maken van het plaatsen van zonnepanelen bij cultuurhistorisch waardevolle panden zonder het karakter van het gebouw te schaden.
Met de aangekondigde sluiting van de gaskraan in Groningen is de noodzaak van energiebesparing en de toepassing van alternatieve energie-opwekkers nog urgenter geworden. Het bedrijfsleven neemt zijn verantwoordelijkheid en is de productie van alternatieve energie-opwekkers aan het opschroeven. Als gemeente ondersteunen wij deze ontwikkeling. Gelijktijdig zien wij ons als lokale overheid geplaatst voor de vraag hoe we de toepasbaarheid ervan op een verantwoorde wijze organiseren. Het bestaande beleid voorziet nog niet altijd in allerlei specifieke en nieuwe toepassingen.
Gemeente Meierijstad ontwikkelt met het project ‘Vitaal Buitengebied’ samen met de stakeholders het kwaliteitskader voor onder andere de opwekking van duurzame energie. Dit kwaliteitskader moet aan de welstandscommissie beoordelingscriteria verschaffen
voor dergelijke (bouw)initiatieven.
De gemeente Meierijstad wil hierin niet alleen stimuleren, maar ook actief meedenken in de fase van de planontwikkeling. We willen voorkomen dat duurzaamheidsmaatregelen worden voorgesteld zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met wat die maatregelen gaan betekenen voor bijvoorbeeld de cultuurhistorische of monumentale waarden van het pand of de omgeving. Samen met ervaringsdeskundigen, waaronder de welstands- en monumenten- commissie, zoeken we naar een voor alle partijen acceptabele oplossing.
In dit hoofdstuk van de welstandsnota beperken we ons tot de relatie duurzaamheid versus de welstands- en monumentenbeoordeling. We geven regels voor bouwen en verbouwen aan niet-monumentale gebouwen en aan monumentale en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen.
Het aanbrengen van duurzaamheidsmaatregelen aan een pand kan vaak vergunningsvrij. Of een omgevingsvergunning is vereist, kan worden opgezocht in de vergunningcheck:
https://www.omgevingsloket.nl/Particulier/particulier/home/checken?init=true
Zijn de werkzaamheden niet vergunningvrij en is het pand gelegen in een gebied waarvoor een welstandsbeoordeling moet plaatsvinden, (zie ook het schema in paragraaf 4.3) dan beoordeelt de welstandscommissie de aanvraag op de volgende criteria:
7.2 Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen
Monumenten hebben in zekere zin bewezen dat ze duurzaam zijn; ze gaan immers al eeuwenlang mee. Op het gebied van energiezuinigheid en verbetering van het comfort is vaak nog winst te behalen. Energiemaatregelen in gebouwd erfgoed zijn meestal goed mogelijk. Zo is bij monumenten bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen op het dak mogelijk. Zowel de Rijksdienst Cultureel Erfgoed als ook de Monumentencommissie Meierijstad hebben hiervoor richtlijnen opgesteld. Maar het vergt bijna altijd maatwerk om de goede technische oplossingen te vinden én het erfgoed in zijn waarde te laten. Dit speelt niet alleen bij monumenten, maar ook bij historische gebouwen zonder een beschermde status.
Om de energieduurzaamheid van gebouwen te verbeteren, worden in de bouwpraktijk vaak standaardoplossingen toegepast zoals dubbel glas en dikke isolatiepakketten voor gevels en het dak. Het kiezen voor deze standaardoplossingen kan bij historische gebouwen echter ernstige gevolgen hebben voor de technische staat en de uitstraling. Door de constructie van de meeste oude panden ontstaan bij na-isoleren koudebruggen; plekken in de constructie waar kou van buiten naar binnen wordt geleid. Isolatie leidt dan tot condensvorming en inwendige condensatie hetgeen ernstige schade kan opleveren, zoals rottende houten balken en roestende gevelankers en vorstschade aan steen. Ook gebouw en die al honderden jaren in een prima conditie verkeerden, kunnen op deze wijze in enkele jaren kapotgaan. Naast technische schade kunnen standaard energiebesparende maatregelen ook leiden tot monumentale schade. Zo past isolatieglas doorgaans niet in historische ramen, die een wezenlijk onderdeel vormen van de karakteristiek van een monument.
Voorbeeld van een vensterpartij met isolatieglas en kunststof
kozijnen. Het resultaat is een fors cultuurhistorisch waardeverlies.
Bij de beoordeling door de Welstands- en monumentencommissie is het uitgangspunt dat de duurzaamheidsmaatregelen niet mogen leiden tot een onevenredige afbreuk van de monumentale en/of cultuurhistorische waarden.
Het toepassen van zonnecollectoren, dubbel glas of het isoleren van daken of muren is bij monumenten of historische panden niet altijd mogelijk zonder de monumentale waarden aan te tasten. In dat geval is wellicht een ander pakket aan maatregelen voor energieduurzaamheid denkbaar.
De Welstands- en monumentencommissie wil graag meedenken.
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumenten en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit hebben gezocht naar verantwoorde oplossingen om de historische bebouwing energieduurzamer te krijgen zonder verlies van monumentale waarden of technische gevolgschade. Het resultaat van de combinatie van maatregelen is hierbij leidend en niet de afzonderlijke maatregelen op zich.
Initiatiefnemers kunnen informatie verkrijgen bij:
De toolkit biedt een inkijk in de technieken, materialen en inzichten op het gebied van verantwoorde duurzame maatregelen in beschermde monumenten. Daarbij wordt de balans opgezocht tussen comfort, energieverbruik en monumentale waarden. De geboden oplossingen bieden alle betrokkenen houvast, zowel welstandsbeoordelaars als monumenteneigenaren die willen weten wat ze aan maatregelen kunnen doorvoeren. Het keuzemenu leidt snel en makkelijk tot een concrete praktijksituatie en geeft daarbij
passende maatregelen, aandachtspunten en criteria.
In de waaier worden zowel gedragsmaatregelen als bouwkundige maatregelen beschreven. De waaier bevat een indicatie voor het effect van die maatregelen op:
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 5 juli 2018
De griffier,
A.F.J. Franken
De burgemeester,
Ir. C.H.C. van Rooij
Bijlage 6 Richtlijnen aanbrengen zonnepanelen monumentale gebouwen
Gemeente Meierijstad – Versie 11 april 2018
Richtlijnen plaatsing zonnepanelen, -collectoren en – boilers op beschermde monumentenen in beschermde stads-en dorpsgezichten.
1 Richtlijnen voor plaatsing van zonnecollectoren in de beschermde stads-en dorpsgezichten
a. Zonnecollectoren en dergelijke kunnen geplaatst worden op daken in de beschermde stads-en dorpsgezichten, mits deze niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte (straatniveau).
b. Het plaatsen van zonnecollectoren op daken met een bijzondere vorm zoals ronde, veelhoekige, spitse, bolle en holle vormen, is niet toegestaan.
c. Bij nieuwbouw worden zonnecollectoren in het vlak van het dak geplaatst, verzonken tussen de pannen of dakbedekking; als onderdeel van het ontwerp.
d. Bijde plaatsing van de zonnecollectoren is een goede ordening/ schikking van belang. e. De kleurstelling van de elementen dient passend te zijn bij het materiaal van de
f. Plaatsing bij vindt bij voorkeur plaats op (niet monumentale) bijgebouwen. g. plaatsing van gevelcollectoren is niet wenselijk.
2 Richtlijnen voor beschermde rijks-en gemeentelijke monumenten
a. Zonnecollectoren en dergelijke kunnen geplaatst worden op daken van beschermde monumenten, mits deze niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte (straatniveau).
b. Hetplaatsen van zonnecollectoren op daken met een bijzondere vorm zoals ronde,
veelhoekige, spitse,bolle en holle vormen is niettoegestaan.
c. De plaatsingmoet omkeerbaar (reversibel) zijn, dus als los element worden toegevoegd op het dak, met behoud van de (oorspronkelijke) dakbedekking en zonder dat schade aan het materiaal wordt aangebracht.
d. Hetplaatsen van zonnecollectoren op bijzonderedakbedekking (zeldzame dakpannen,
bijzonder patroon van dakbedekking, bijzondere metalen bedekking op beeldbepalend dakvlak) is niet toegestaan.
e. Bij de plaatsing van de zonnecollectoren is een goede rangschikking/ ordening van belang.
f. Dekleurstelling van de elementen dient passend te zijn bij het materiaal van de
g. Plaatsing van gevelcollectoren is niet wenselijk.
Veeleigenaren of huurders wensen hun pand tegenwoordig van zonnepanelen te voorzien. De
overheid stimuleert het gebruik van zonnepanelen, -collectoren en -boilers en (energie-
)bedrijven biedentegen vaak gunstige tarievendeze producten aan. Ook eigenaren en huurders van monumentale panden, net als van ‘gewone’panden, verzoeken regelmatigom plaatsing van zonnepanelen en dergelijke. Om een juiste balanste vinden tussen de wensen van eigenaren (vanuit het individuele maar soms ook ideële belang) en het openbare belang (behoud van monumenten/ beschermde stads-en dorpsgezichten, maar ook het grote maatschappelijke belang van de productie van hernieuwbare energie) zijn deze richtlijnen opgesteld.
Het aanbrengen van zonnepanelen en andere voorzieningen voor milieuvriendelijke
energieproductie is volgens de richtlijnen ook op beschermde monumenten en op panden in de beschermde stads-en dorpsgezichten mogelijk. Wijzigingen aan monumenten worden in het algemeen toegestaan wanneer voldoende rekening wordt gehouden met de monumentale waarden van een pand.Dat is ook vastgelegd in de wet-en regelgeving. De Monumentencommissie heeft in de meeste gevallen een adviserende rol, met name wanneer er sprake is van Omgevingsvergunningplicht. Beperking van de kosten van energieverbruik is een zeer belangrijk aspect van de exploitatie van monumentale gebouwen, het energieaspect is inmiddels 'van levensbelang' voor een duurzame instandhouding van de monumenten.
Voor de toetsing voor zonnepanelenen dergelijke wordt in de richtlijneneen aantal principes gehanteerd, die vooral te makenhebben met zichtbaarheid vanuit de openbare ruimte en met de fysieke monumentale waarden, zoals bijzondere daken en bijzondere vormen van dakbedekking. Want behoud van de vorm van de kappen tot en met het authentieke materiaal van de dakbedekking is een belangrijk aspect van het algemenebelang van de instandhouding van monumenten. De 'richtlijnen plaatsing zonnepanelen-, -collectoren en –boilersop beschermde monumenten en in de beschermde stads-en dorpsgezichten' zijn aanvullend aan de richtlijnen die deel uitmaken van het welstandsbeleid. In het kader van de zogenaamde DuMo- adviezen (voor duurzame monumentenzorg) is beschouwingvan het totale energieverbruik van belang. Dat geldt ook bij de toepassing van deze richtlijnen.De advisering is altijd maatwerk en dat geldt dus ook voor de plaatsing van zonnecollectoren.
• Van de richtlijnen kan worden afgeweken in bijzondere gevallen (bijzonder bouwwerk, kwaliteit van het ontwerp of van innovatieve oplossingen, bijzonderheden in energiehuishouding van het monument, bijzondere ligging van een monument en dergelijke).
• Deaanvrager dient het plan goed te onderbouwen.
• Burgemeester en Wethouders dienen de afwijking van de bestaande criteria voldoende te motiveren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-174015.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.