aanpassing Activeringsverordening

 

De raad van de gemeente Best;

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders van 17 oktober 2017;

gelet op wijziging van art. 10b en artikel 10d van de Participatiewet per 1 januari 2017;

besluit

de Activeringsverordening gemeente Best 2015 met ingang van 1 januari 2017 te wijzigen als volgt:

 

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet;

  • -

    doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet,

  • -

    loonwaarde (artikel 6, lid 1, onderdeel g Participatiewet); vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

  • -

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

  • -

    wet: de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). 

     

    Artikel 2. Uitvoeringsplan

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een uitvoeringsplan vast, waarin beleidsdoelstellingen worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2.

    Het uitvoeringsplan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van de beleidsdoelstellingen ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;

    • b.

      de voorzieningen die het college, rekening houdend met de bepalingen uit deze verordening

    • c.

      een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

    • d.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

  • 3.

    Het college informeert de gemeenteraad jaarlijks over de doeltreffendheid van het uitvoeringsplan.  

     

    Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen voorzieningen

     

    Artikel 3. Algemene bepalingen voorzieningen

  • 1.

    Indien het college een belanghebbende niet in staat acht op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en het college dit voor de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van de belanghebbende noodzakelijk acht, biedt zij een of meerdere voorzieningen aan gericht op arbeidsinschakeling, mits de belanghebbende daar niet op een andere wijze in kan voorzien.

  • 2.

    Het college biedt aan elke persoon behorend tot de doelgroep in ieder geval een diagnose van de arbeidsmarktkansen aan.

  • 3.

    Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, kan het college aan de verstrekking van voorzieningen nadere verplichtingen verbinden die verband houden met de aard en het doel van de voorziening.

  • 4.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden aan de doelgroepen en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 5.

    Het college houdt bij het aanbieden van voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. Tot deze omstandigheden behoren, voor zover van toepassing, eventuele zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt onder andere verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      het verrichten van noodzakelijk te achten mantelzorg. 

       

      Artikel 4. Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Indien een door het college ingesteld plafond bereikt is, kan een specifieke voorziening op grond daarvan worden geweigerd.

  •  

  • 5.

    Artikel 5. Beëindiging voorziening

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    a. de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de Participatiewet, de artikelen 13 en 37 van de Ioaw of de artikelen 13 en 37 van de Ioaz niet nakomt ;

    b. de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    c. de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    d. naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    e.

     

  • 1.

    Het college biedt voor zover een persoon die behoort tot de doelgroep niet beschikt over een startkwalificatie en onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a van de Participatiewet, zes maanden na aanvang van deze werkzaamheden een scholingstraject aan voor zover dit scholingstraject bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      de scholing is wenselijk om de belanghebbende aan algemene arbeid te helpen;

    • b.

      de scholing sluit aan bij de vraag op de arbeidsmarkt;

    • c.

      de scholing sluit aan bij de capaciteiten van belanghebbende;

    • d.

      de scholing duurt zo kort mogelijk en in principe niet langer dan 1 jaar.

  • 3.

    Het college verstrekt aan de belanghebbende die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a van de wet een premie van maximaal € 250 per zes maanden.

  • 4.

    Het recht op een premie als bedoeld in het derde lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

  • 5.

    De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden. 

     

    Artikel 7. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2.

    Het aantal personen dat de voorziening zoals genoemd in het eerste lid aangeboden krijgt betreft in beginsel maximaal het aantal jaarlijks door de minister voorgeschreven plaatsingen.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

  • a.

    Fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving:

  • b.

    Uitsplitsing van taken, of

  • c.

    Aanpassingen in de wijze van begeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking bedoeld in art. 10b, eerste lid van de wet, daarnaast de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

  • a.

    Dagbesteding zoals genoemd als maatwerkvoorziening in de WMO-beleidsregels van de gemeente Best;

  • b.

    Scholing als bedoeld in artikel 6;

  • c.

    Persoonlijke ondersteuning als bedoeld in artikel 3 vierde lid; 

Schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

 

Artikel 8. No-riskpolis

Het college stelt bij nadere regeling vast voor welke vergoedingen naar hoogte en duur een werkgever in aanmerking komt bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d ontvangt, voor zover artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is.

 

Artikel 9. Loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d Participatiewet

  • 1.

    Het college kan loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet aanbieden aan de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Het college stelt zo nodig vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en neemt hierbij de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

  • 3.

    Het college kan een derde instantie betrekken ter advisering met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Deze instantie neemt daarbij de in het tweede lid neergelegde criteria in acht.

  • 4.

    Om de arbeidsontwikkeling te monitoren vindt periodiek een loonwaardemeting plaats op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie bijgesteld kan worden.

 

Artikel 10. Vaststelling loonwaarde als bedoeld in artikel 6, lid 1, onderdeel g Participatiewet

  • 1.

    Het college stelt bij nadere regeling vast welke methode gebruikt wordt om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2.

    Het college kan een derde instantie betrekken ter advisering met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon.

     

    Artikel 11. Tegenprestatie naar vermogen

  • 1.

    Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als tegenprestatie opleggen aan personen behorend tot de doelgroep.

  • 2.

    De op te leggen tegenprestatie voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      de te verrichten tegenprestatie is naar zijn aard niet direct gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie instrument;

    • b.

      de te verrichten tegenprestatie mag niet in de weg staan aan acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid of aan de re-integratie gericht op arbeidsinschakeling;

    • c.

      de activiteiten zijn additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten;

    • d.

      de te verrichten tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen

    • d.

      als een belanghebbende al mantelzorg, maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht, moet daarmee rekening worden gehouden

    • e.

      als een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is, wordt geen tegenprestatie opgelegd;

    • f.

      de tegenprestatie is beperkt in duur en omvang.

  • 4.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een plan vast waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.  

     

    Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

     

    Artikel 12. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 behoudt die voorziening voor de duur dat het college dit gelet op alle omstandigheden en mogelijkheden noodzakelijk of wenselijk acht voor de arbeidsinschakeling.

  • 3.

    De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid. 

     

    Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze gewijzigde verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Activeringsverordening gemeente Best 2015.  

     

    Aldus besloten door de raad van Best

    in zijn vergadering van 4-12-2017

     

    Maaike Mesdag

    Hans Ubachs

    Griffier (a.i.)

    voorzitter

 

 

 

  •  

Naar boven