Gemeenteblad van Pijnacker-Nootdorp
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Pijnacker-Nootdorp | Gemeenteblad 2018, 16964 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Pijnacker-Nootdorp | Gemeenteblad 2018, 16964 | Verordeningen |
Regeling melden vermoeden misstand gemeente Pijnacker-Nootdorp
Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het advies van de Directiestaf d.d. 16 januari 2018;
gelet op de door de ondernemingsraad verleende instemming d.d. 8 januari 2018;
gelet op de Wet Huis voor klokkenluiders en het bepaalde in artikel 15:2 van de CAR/PNUWO en de brief d.d. 15 juli 2016 van het LOGA, kenmerk ECWGO/U201601078;
In deze regeling wordt verstaan onder:
platform integriteit: het, door de gemeentesecretaris ingestelde, platform dat de gemeentesecretaris ondersteunt en adviseert tijdens de procedure van een interne melding en dat bestaat uit de vertrouwenspersoon, een vertegenwoordiger van de ondernemingsraad, een juridisch adviseur en de integriteitscoördinator;
Artikel 5 - Het tegengaan van benadeling van de melder
Als de melder vindt dat er daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij dat bespreken met de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De vertrouwenspersoon maakt een verslag van deze bespreking en stuurt dit na goedkeuring door de melder naar de gemeentesecretaris.
Artikel 10 - Behandeling van de interne melding door de werkgever
Op basis van het advies van het platform integriteit neemt de gemeentesecretaris een gemotiveerd besluit om wel of geen intern onderzoek in te stellen. Wanneer geen onderzoek wordt ingesteld informeert hij de melder onverwijld en schriftelijk over dit besluit. Tevens informeert de gemeentesecretaris de werkgever over dit besluit.
Artikel 11 - De onderzoeksopdracht
De gemeentesecretaris beoordeelt of een externe instantie op de hoogte moet worden gesteld van de interne melding van een vermoeden van een misstand. Wanneer hij een externe instantie op de hoogte heeft gesteld, kan aansluiting worden gezocht bij het onderzoek dat deze externe instantie laat verrichten.
De gemeentesecretaris informeert de melder onverwijld en schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. Tevens informeert hij de werkgever dat er een onderzoek wordt ingesteld. Ook informeert hij de personen op wie een melding betrekking heeft over het onderzoek, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 13 - Standpunt van de werkgever
Als duidelijk is dat het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, dan informeert de werkgever de melder daar schriftelijk over. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Als de totale termijn daardoor meer dan twaalf weken is, wordt dit gemotiveerd.
Na afronding van het onderzoek beoordeelt de werkgever of een externe instantie van de interne melding, van het onderzoeksrapport en/of van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Indien de werkgever een externe instantie op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor kunnen worden geschaad.
Artikel 14 - Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever
Als de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht of dat er in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden, reageert de werkgever hier op en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Voor dit nieuwe of aanvullende onderzoek gelden dezelfde regels als voor het eerste onderzoek.
De werknemer kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand als het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd. Dat is in ieder geval aan de orde indien dit uit enig wettelijk voorschrift voortvloeit of sprake is van:
Bijlage 2. Handreiking melden vermoeden misstand
Handreiking voor integriteitsplatform gemeente Pijnacker-Nootdorp
Beoordeling melding en intern onderzoek vermoeden misstand
Elke melding van een vermoeden van een misstand moet serieus worden genomen. Dat betekent niet dat elke melding (automatisch) leidt tot onderzoek. Er moet eerst worden beoordeeld of de melding überhaupt wel een vermoeden van misstand betreft. Om te voorkomen dat een eventueel onderzoek leidt tot een onrechtmatig besluit, moet het besluit tot het onderzoek zélf dus altijd valide zijn. Daarom moet de melding voldoen aan een aantal criteria om tot onderzoek over te kunnen gaan:
Toetsingscriteria en vragen die daarbij gehanteerd kunnen worden, zijn:
De ernst van de zaak kan worden bepaald op basis van:
Een melding is “goed valideerbaar” als de feiten en omstandigheden goed controleer- en navolgbaar zijn:
Belangrijk is dat informatie niet ongemerkt wordt overgewaardeerd. Dat laatste is mogelijk wanneer informatie door dezelfde bron, maar via verschillende kanalen wordt verspreid. Dit is niet altijd te achterhalen.
e) Positie of persoon van de melder
Voor het beoordelen van de melding kan het belangrijk zijn wie de melding heeft gedaan. Informatie over de melder is dan aanvullend op de informatie uit de melding zelf. Vragen zijn in dat geval:
Het is redelijk en billijk om ook deze informatie – zij het met grote voorzichtigheid – bij het oordeel over de melding te betrekken, ook al staat deze informatie niet in de melding zelf.
f) Positie of persoon van de werknemer op wie de melding betrekking heeft
Dit criterium lijkt het meest omstreden. Toch is er informatie over de werknemer waar de melding betrekking op heeft, die meegewogen zou kunnen worden. Bijvoorbeeld of de betrokken werknemer überhaupt de misstand wel heeft kúnnen plegen (werkplek, afwezigheid tijdens een bepaalde periode, soort werkzaamheden, soort functie, persoonlijke omstandigheden). Valt één en ander te rijmen met de melding?
g) Geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid
Het bepalen van de geloofwaardigheid of waarschijnlijkheid van een melding gebeurt onder andere door in te schatten wat het logische verband is tussen (1) de feiten uit de melding en (2) de feiten en omstandigheden, zoals die bij de werkgever bekend zijn. Die inschatting is vaak gebaseerd op subjectieve opvattingen. Daarom mag dit criterium op zich niet doorslaggevend zijn bij het besluit om wel of niet vervolgstappen te ondernemen.
Mogelijke uitkomstenstap 1 (beoordeling van de melding)
Beoordeling van de melding wordt gedaan door het platform integriteit.
Het platform integriteit adviseert de gemeentesecretaris over de te zetten stappen.
Intern onderzoek (stap 4 in Infographic )
Het is erg belangrijk dat het onderzoek op een professionele manier wordt uitgevoerd. Dat betekent in de eerste plaats dat de onderzoeker in kwestie deskundig is. Hij moet weten hoe hij een onderzoek uitvoert en welke methoden hij hiervoor (mag) inzet(ten). In de tweede plaats moet hij iedereen die bij het onderzoek betrokken is, op de juiste manier bejegenen en met respect behandelen. Het spreekt voor zich dat de onderzoeker zich moet onthouden van onoorbare handelingen, zoals het uitoefenen van (fysieke of psychische) druk, of het misleiden van betrokkenen.
Een onderzoek moet altijd een zo volledig mogelijk beeld geven van een vermoeden van een misstand. Daarom wordt zowel belastend als ontlastend materiaal verzameld en vastgelegd. Een zorgvuldig onderzoek zal alle omstandigheden waaronder de misstand heeft plaatsgevonden belichten, ook als die omstandigheden kritisch uitvallen voor de opdrachtgever. Het doel van het onderzoek is namelijk niet het bewijzen van het vermoeden en hiervoor een schuldige aan te wijzen; het moet gaat om waarheidsvinding. Daarbij is de kernvraag: is er inderdaad sprake van misstand? En zo ja, binnen welke context vond die plaats en wie hadden/hebben er welke rol bij?
Ook leidinggevenden, managers en bestuurders maken zich soms schuldig aan misstanden. Bij de beslissing om over te gaan tot onderzoek en het vaststellen van de hoogte van een eventuele maatregel, wordt geen verschil gemaakt tussen rangen en standen.
In verhouding tot de ernst van het gedrag
Hierbij spelen twee begrippen een rol: proportionaliteit en subsidiariteit. Elk onderzoek moet proportioneel zijn. Proportioneel betekent dat het onderzoek en de gebruikte methoden in verhouding moeten staan tot de norm die is geschonden. Is de onderzoeksmethode eenmaal vastgesteld, dan wordt altijd gekozen voor de minst ingrijpende optie. Dat wil zeggen: alleen die handelingen die echt nodig zijn, en tijdens een korte periode. De lasten van het onderzoek worden anders voor de betrokkene(n) te zwaar in verhouding tot het onderzoeks- of organisatiebelang. Bij iedere keuze voor een onderzoeksmethode moet ook worden afgewogen of het uiteindelijke doel ook met een lichter onderzoeksmiddel kan worden bereikt (subsidiariteit). Is de benodigde informatie bijvoorbeeld ook te krijgen door de betrokkene en eventuele getuigen te horen, dan is observatie niet nodig.
De keuze voor de uitvoerder van het onderzoek hangt af van de volgende zaken:
Op basis hiervan wordt vervolgens besloten om het feitenonderzoek te laten uitvoeren door:
De ervaring leert dat het verstandig is om bij het onderzoek een juridisch adviseur te betrekken. Dat geldt zowel voor onderzoeken die intern als extern worden verricht. Het sparren van juridisch adviseur en onderzoeker over de verschillende aspecten van het onderzoek, komt in de meeste gevallen de zorgvuldigheid ten goede. Daarnaast zit de juridisch adviseur, doordat hij vanaf het begin meekijkt, goed in het onderzoek. Dat kan later het verdedigen van een aangevochten besluit vergemakkelijken. De jurist is bij voorkeur deskundig op het gebied van ambtenarenrecht. Hij of zij kan bijvoorbeeld adviseren op het gebied van:
Is een melding over het vermoeden van een misstand nog niet concreet genoeg? Dan is eerst een zogenaamd vooronderzoek nodig. Dat heeft tot doel om te onderzoeken of het vermoeden voldoende aanknopingspunten biedt om een feitenonderzoek te starten. Een vooronderzoek kan bestaan uit een gesprek met de melder of de leidinggevende, of uit het discreet verifiëren van bepaalde beweringen. Het is belangrijk om te bewaken dat het vooronderzoek niet het karakter krijgt van een feitenonderzoek.
Van ieder vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt. Levert het onderzoek onvoldoende gegevens op? Dan zal meestal worden afgezien van verder onderzoek.
Ook als blijkt dat er geen aanleiding is om een feitenonderzoek in te stellen of om aangifte te doen, is het zorgvuldig om de werknemer binnen een redelijke termijn op de hoogte te stellen van het feit dat er vooronderzoek naar hem is gedaan. En van de uitkomst van dat onderzoek. Geeft het vooronderzoek wél aanleiding? Dan kan er een feitenonderzoek worden gestart en/of aangifte worden gedaan bij politie of justitie. Besluit de gemeentesecretaris in dit geval om geen feitenonderzoek te dan, dan is het zorgvuldig om dit standpunt aan de melder te vertellen.
Ordemaatregelen: bij een vermoeden van een misstand ontstaat de vraag of betrokken werknemer(s) wel aan het werk kunnen blijven tijdens de procedure (herhaling van een misstand, storend voor onderzoek) terwijl het ook juist goed kan zijn. Een ordemaatregel kan dan passend zijn. Dit heeft veel impact op de werknemer en op zijn omgeving. Dat vraagt om een zorgvuldige afweging. Werknemer kan tegen dit besluit bezwaar maken.
Onderzoeksmethoden: in het onderzoek kunnen de volgende methoden worden gebruikt: interviewen van de betrokken werknemer(s), getuigen, onderzoeken van documenten en informatiebronnen. Onderzoekers maken van alle gesprekken een verslag. Elk interview wordt door twee onderzoekers gedaan. Het verslag van het gesprek wordt teruggelegd bij de geïnterviewden en daar wordt akkoord op gegeven (handtekening).
Er wordt een concept onderzoeksrapportage opgesteld en aangeboden aan de gemeentesecretaris en aan de melder. De rapportage bevat de volgende stukken:
De gemeentesecretaris en de melder kunnen reageren op feitelijke onjuistheden.
Daarna wordt het aangepaste rapport voorgelegd aan het college en de melder voor definitieve besluitvorming.
Stroomschema onderzoek naar strafbare feiten en aangifteplicht
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-16964.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.