Verordening maatschappelijke ondersteuning Montferland 2017

De raad van de gemeente Montferland;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouder van 14 november 2017

 

Gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6., eerse lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

BESLUIT:

 

Vast te stellen de volgende wijzigingen van Hoofstuk 6 en artikel 14.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Montferland:

 

Hoofdstuk 6 – persoonsgebonden budget

Artikel 6.1 Criteria aanspraak en verplichtingen

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Aan het persoonsgebonden budget zijn de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      het persoonsgebonden budget mag niet worden besteed aan een voorziening die voor de cliënt als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt;

    • b.

      het persoonsgebonden budget wordt binnen zes maanden na toekenning aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Voor woningaanpassingen kan het college een langere termijn hanteren;

    • c.

      de cliënt draagt zorg voor een afdoende verzekering tegen schade indien de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening wordt meegenomen naar het buitenland.

Artikel 6.2 Verplichtingen en vaststellen hoogte persoonsgebonden budget diensten en beschermd wonen

  • 1.

    In dit artikel verstaan we onder diensten:

    De maatwerkvoorzieningen:

    • Ondersteuning thuis – Schoon huis;

    • Ondersteuning thuis – Coachen gericht op het huishouden;

    • Ondersteuning individueel – ontwikkelen;

    • Ondersteuning individueel – ontwikkelen plus;

    • Ondersteuning individueel - stabiliseren en helpen bij;

    • Ondersteuning individueel - stabiliseren en overnemen;

    • Ondersteuning individueel - stabiliseren en overnemen plus;

    • Ondersteuning individueel – persoonlijke verzorging gericht op ontwikkelen;

    • Ondersteuning individueel – persoonlijke verzorging gericht op stabiliseren;

    • Ondersteuning groep – ontwikkelen;

    • Ondersteuning groep – ontwikkelen plus;

    • Ondersteuning groep - stabiliseren en helpen bij;

    • Ondersteuning groep - stabiliseren en overnemen;

    • Ondersteuning groep - stabiliseren en overnemen plus;

    • Vervoer;

    • Individueel vervoer / rolstoelvervoer;

    • Logeren;

    • Wonen omklapwoning;

    • Wonen beschut ambulant;

    • Wonen beschut – inclusief woonkosten;

    • Wonen beschut – exclusief woonkosten;

    • Wonen beschermd gericht op ontwikkeling;

    • Wonen beschermd gericht op stabiliseren.

  • 2.

    De cliënt die in aanmerking wenst te komen voor een persoonsgebonden budget is verplicht om een ondersteunings- en budgetplan op te stellen.

  • 3.

    De cliënt sluit met degene aan wie het persoonsgebonden budget wordt besteed een door het college én de Sociale verzekeringsbank goed te keuren schriftelijke overeenkomst. Daarbij wordt (bij voorkeur) gebruik gemaakt van de toepasselijke modelovereenkomst die de Sociale verzekeringsbank ter beschikking stelt.

  • 4.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken.

  • 5.

    De maximum hoogte van een persoonsgebonden budget voor professionele ondersteuners is het gemiddelde van toepassing zijnde tarief dat hiervoor wordt gehanteerd door de door de gemeente gecontracteerde aanbieders minus een percentage van 15 procent voor de overheadkosten en bedraagt niet minder dan het laagst van toepassing zijnde tarief dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

  • 6.

    Het college hanteert gedifferentieerde tarieven rekening houdend met professionele ondersteuners en ondersteuning van personen die behoren tot het sociaal netwerk.

  • 7.

    Het persoonsgebonden budget tarief voor het sociaal netwerk c.q. niet professionele ondersteuning wordt gebaseerd op het gemiddelde regionale tarief per dagdeel of etmaal en is afhankelijk van de in te zetten dienst.

  • 8.

    Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 9.

    Het college stelt de hoogte van het persoonsgebonden budget (tarief) voor beschermd wonen vast op basis van de indicatie rekening houdend dat de cliënt zelf woonkosten verschuldigd kan zijn.

  • 10.

    Indien de cliënt met een indicatie voor beschermd wonen het persoonsgebonden budget (nog) niet besteedt aan een beschermende woonomgeving als bedoeld in artikel 4.3 van deze Verordening, stelt het college de hoogte van het persoonsgebonden budget vast op basis van de individuele situatie.

  • 11.

    Het college stelt de maximale tarieven voor persoonsgebonden budgetten als bedoeld in dit artikel vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Montferland 2018.

Artikel 6.3 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget overig

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en overig bedraagt in ieder geval niet meer dan het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura waaronder inbegrepen de instandhoudingskosten of andere bijkomende kosten en is toereikend voor het inkopen daarvan.

  • 2.

    Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget vaststellen op basis van een offerte

  • 3.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en overig wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak of het hulpmiddel die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4.

    Het onderhoud en de kosten van verzekering, zonder bedoeld in het derde lid, wordt bepaald aan de hand van het tarief dat van toepassing is op het hulpmiddel. Het persoonsgebonden budget voor onderhoud en verzekering wordt passend en toereikend geacht en wordt per jaar verstrekt:

    • 1°.

      Voor de duur van maximaal 7 jaar, of:

    • 2°.

      Tot het jaar waarin de pgb-houder overlijdt, of:

    • 3°.

      Totdat de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt technisch is afgeschreven, of;

    • 4°.

      Totdat de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt verloren is gegaan, of:

    • 5°.

      Totdat de voorziening waarvoor een persoonsgebonden budget is verstrekt niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor de autoaanpassing aan de hand van een overgelegde offerte.

  • 6.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening wordt bepaald op basis Van het programma van eisen voor de sportvoorziening aan de hand van een overgelegde offerte.

  • 7.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor het bereikbaar maken van een woning wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor aanpassing aan de hand van een overgelegde offerte.

  • 8.

    Indien gebruik kan worden gemaakt van een hulpmiddel, geleverd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget hierop afgestemd.

  • 9.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing en de eventueel daarmee samenhangende kosten van onderhoud, verzekering, keuring en reparatie zijn gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag dat de gemeente heeft bedongen of zou hebben bedongen indien zij de woningaanpassing zelf zou hebben ingekocht.

  • 10.

    De hoogte van een persoonsgebonden budget voor de kosten van het saneren van de woning, waaronder wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking en gordijnstof wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen zoals die zijn vermeld in de Nibudprijzengids zoals deze geldt in het jaar van de aanvraag, verminderd met:

    • -

      0 procent indien het te vervangen artikel jonger is dan twee jaar;

    • -

      25 procent indien het te vervangen artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • -

      50 procent indien het te vervangen artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • -

      75 procent indien het te vervangen artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • 11.

    Bij de berekening van een persoonsgebonden budget voor het gebruik van de (eigen) auto wordt uitgegaan van 2.000 kilometer op jaarbasis. Voor wat betreft de kosten per kilometer worden de normen van het Nibud voor een compacte klasse auto gehanteerd.

  • 12.

    Het college stelt de maximale tarieven voor persoonsgebonden budgetten als bedoeld in dit artikel vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Montferland 2018.

Toelichting Artikel 6.1

Het college kan op grond van artikel 2.3.6 van de wet een persoonsgebonden budget verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken. Van belang is dat een persoonsgebonden budget alleen wordt verstrekt indien de cliënt dit gemotiveerd vraagt. Met behoud van de motivatie-eis wordt geborgd dat duidelijk is dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een persoonsgebonden budget aan te vragen (zie de toelichting op amendement Voortman c.s., Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 103).

Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget kan geweigerd worden voor zover de kosten van het persoonsgebonden budget hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het persoonsgebonden budget om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het persoonsgebonden budget slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

Bij de voorwaarden die verbonden kunnen worden aan de besteding van een persoonsgebonden budget kan bijvoorbeeld gedacht worden aan uitgaven die wel of juist niet mogen worden gedaan of een verzekering die moet worden afgesloten of aangepast na toekenning van een hulpmiddel of woningaanpassing.

Toelichting Artikel 6.2

Dit artikel geeft invulling aan artikel 2.1.3, tweede lid, onder b van de wet. Hierin staat dat bij verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn. Gemeenten hebben daarmee ook de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het persoonsgebonden budget. Gemeenten kunnen verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners, zoals voor ondersteuning door het sociaal netwerk.

Lid 5

De gemeenten in de regio Achterhoek hanteren een gemiddeld tarief, waarmee ingezetenen in staat zijn met behulp van zijn persoonsgebonden budget passende zorg kunnen inkopen bij een niet door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Dat wordt mogelijk gemaakt door uit te gaan gemiddelde tarieven.

Lid 7

Over de hulp uit de sociale omgeving wordt in de memorie van toelichting behorend bij de Wmo 2015 (pag. 20) opgemerkt dat met het wetsvoorstel een omslag in denken in gang wordt gezet. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de overheid bij iedere hulpvraag bijspringt. Uitgangspunt is dat iedere ingezetene kijkt wat hij zelf kan doen, wat zijn sociale omgeving voor hem kan doen of wat hij zelf voor een ander kan doen. Dit sluit ook aan bij het uitgangspunt zoals is verwoord in het Beleidskader sociaal domein gemeente Doetinchem 2017 – 2020, waarbij ook uitgegaan wordt van de eigen mogelijkheden van de ingezetenen en hun omgeving.

Gelet op de genoemde uitgangspunten van de Wmo 2015 is het reëel dat voor ondersteuning ingekocht bij het sociale netwerk het persoonsgebonden budget zodanig is vastgesteld dat dit niet als inkomensvoorziening gaat gelden. Het tarief voor ondersteuning ingekocht bij het sociale netwerk maakt duidelijk dat deze ondersteuning van een andere orde is dan ondersteuning verleend door derden of gecontracteerde aanbieders. Met een tarief, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Montferland 2018, maakt dit duidelijk en is zodanig dat ondersteuning uit het sociale netwerk niet wordt uitgesloten.

Toelichting Artikel 6.3

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, blz. 39) is vermeld dat de gemeente bijvoorbeeld kan bepalen dat het persoonsgebonden budget niet hoger mag zijn dan de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het verlenen van adequate ondersteuning in natura. Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget kan geweigerd worden voor zover de kosten van het persoonsgebonden budget hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening (artikel 2.3.6, vijfde lid, onder a van de wet). De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent dus niet bij voorbaat dat het persoonsgebonden budget om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het persoonsgebonden budget slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

Artikel 14.5 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld onder onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen van deskundigheid van de beroepskracht bedoeld in artikel 2.1.3 tweede lid, onderdeel c van de wet en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit van de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      De kosten van de beroepskracht;

    • b.

      Redelijke overheadskosten;

    • c.

      Kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      Reis- en opleidingskosten;

    • e.

      Indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      Overige kosten als gevolg van de door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid.

    Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Toelichting Artikel 14.5

Op grond van artikel 2.6.4, eerste lid van de wet kan het college de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt, door derden laten verrichten. Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van een voorziening gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.6.6, eerste lid van de wet). Daarbij dient in ieder geval rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden.

 

Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat een beter beeld ontstaat van een reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.

 

’s-Heerenberg, 25 januari 2018

De raad van de gemeente Montferland,

de griffier,

drs. D. Berends

de voorzitter

mr. P. de Baat MPM

Naar boven