Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast 2018 Gemeente Stichtse Vecht

Gemeente Stichtse Vecht

Team Openbare Orde en Veiligheid

Juni 2018

 

De burgemeester van de gemeente Stichtse Vecht:

 

Overwegende:

dat het in verband met een efficiënte en eenduidige afdoening van zijn bevoegdheid in geval van woonoverlast gewenst is over te gaan tot vaststelling van beleidsregel;

dat beleidsregel een goed instrument vormen om duidelijkheid en evenredigheid te creëren bij de toepassing van zijn bevoegdheid om bij woonoverlast op te treden;

gelet op artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:78 van de Algemene Plaatselijke Verordening Stichtse Vecht 2014;

Gehoord: de politie

BESLUIT:

 

Vast te stellen de “Beleidsregel aanpak woonoverlast Gemeente Stichtse Vecht 2018”.

1. Beleidsregel woonoverlast

 

Per 1 juli 2017 is landelijk de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Deze wet schrijft voor dat de gemeenteraad de burgemeester de discretionaire bevoegdheid kan geven om specifieke gedragsaanwijzingen op te leggen aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen. Het vergroot de wettelijke mogelijkheden die gemeenten hebben in de aanpak van woonoverlast.

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • APV: Algemene Plaatselijke Verordening Stichtse Vecht 2014;

  • Bestuurlijke gedragsaanwijzing: een last onder bestuursdwang of dwangsom en een gedragsaanwijzing van de burgemeester waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd en binnen welk termijn.

  • Woonoverlast: ernstige en herhaaldelijke hinder, veroorzaakt door een overlastgever of degene voor wie hij verantwoordelijk is, in of vanuit en rondom een woning.

  • Overlastgevend gedrag: drugsoverlast, intimiderend gedrag, geluidsoverlast, vervuiling of fysieke verloedering;

  • Zorgplicht: de plicht van een inwoner om ervoor zorg te dragen dat zijn gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning – straal van circa 100 meter- of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden -personen die in de nabijheid van het adres waar overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn- wordt veroorzaakt.

  • Gegevensverwerking: het verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 1 Wet bescherming persoonsgegevens;

  • Ketenpartners: woningcorporaties, GGZ en andere zorginstellingen of andere maatschappelijke organisaties, politie en justitie, die in samenspraak met de gemeente betrokken zijn bij een woonoverlast situatie;

Artikel 2. Situaties van woonoverlast

De volgende situaties worden in ieder geval als woonoverlast beschouwd:

  • geluid- of geurhinder;

  • hinder van dieren;

  • hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

  • overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

  • intimidatie van derden vanuit een woning of een erf;

  • verstoren van de nachtrust;

  • bedreigingen;

  • agressief gedrag;

  • drugsgebruik waar overlast uit voortvloeit ;

  • etc.

Deze opsomming is niet limitatief. De burgemeester beslist of iets als overlast kan worden aangemerkt.

2. Meldingen

Artikel 3. Wijze van melden van woonoverlast

  • 1.

    De omwonenden dan wel diegenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente (veiligheid@stichtsevecht.nl).

  • 2.

    Indien het woonoverlast betreft waarbij het een woning betreft van een woningcorporatie kan de overlast worden gemeld aan de woningcorporatie. Indien het een particuliere woning betreft, kan de overlast worden gemeld bij de Vereniging van Eigenaren (hierna: VvE).

Artikel 4. Procedure huurwoningen woningcorporaties

 

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning van een woningcorporatie, vindt er afstemming plaats met de betreffende woningcorporatie. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een woningcorporatie voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van de overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 2.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een koopwoning vindt er, indien sprake is van een VvE, afstemming plaats met de betreffende VvE. Gezamenlijk zal gekeken worden in hoeverre een eigen procedure van een VvE voor de behandeling van de meldingen van en het beëindigen van de overlast, ingezet kan worden om de overlast te beëindigen.

  • 3.

    Indien een woningcorporatie of VvE al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er is nog steeds sprake van overlast of er ontstaat een urgente situatie, dat wil zeggen dat haast is geboden, dan kan de woningcorporatie of VvE aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:78 van de APV.

Artikel 5. Inhoud en beoordeling van een melding

 

  • 1.

    In de melding, als bedoeld in artikel 3, moet staan:

    • Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt;

    • De naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers;

    • De aard van de overlast;

    • De ernst van de overlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is voorgekomen;

    • Wat de melder heeft ondernomen om de overlast te beëindigen;

    • Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal en dergelijke.

  • 2.

    De burgemeester beoordeelt of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder, zoals bedoeld in artikel 2:78 APV. Daartoe wordt bij de melder informatie ingewonnen om een scherp beeld te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

  • 3.

    Op basis van de uitkomsten van het onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:78 APV. In dat geval wordt gehandeld conform artikel 6 e.v. van deze beleidsregel. 

3. Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 6. Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

 

  • 1.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt in eerste instantie ernstig rekening gehouden of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening.

  • 2.

    Als er een psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3.

    De gemeente behartigt de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

 

Artikel 7. Toepassing van artikel 2:78 APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven, zoals bedoeld in artikel 2:78 van de APV, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van een minder zware aanpak, zoals buurtbemiddeling, mediation of hulpverlening.

  • 2.

    Als er geen einde komt aan de woonoverlast door een vorm van minder zware aanpak, zoals bemiddeling of hulpverlening, dan bepaalt de burgemeester in overleg met de eventueel reeds ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:78 APV.

  • 3.

    Alle bekende informatie wordt vastgelegd in een situatierapport.

  • 4.

    Met in achtneming van de proportionaliteit en subsidiariteit moet het uitgangspunt van de interventie of maatregel zijn om de ervan hinder zo snel mogelijk te beëindigen om het woongenot van alle betrokken partijen te verbeteren of te herstellen. De bestuurlijke gedragsaanwijzing is een nieuw middel binnen de gehele ketenaanpak van woonoverlast. Alle ketenpartners hebben meerdere instrumenten tot hun beschikking. De inzet van deze instrumenten vraagt om maatwerk per casus. Een belangrijk uitgangspunt hierin is ook het beginsel van hoor en wederhoor. Proportioneel gezien wordt geprobeerd om de oplossing van het conflict zoveel mogelijk in het vrijwillige kader te zoeken, daarna volgt pas drang en dwang.

4. Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 8. Waarschuwing en Gebod (Gedragingen in of vanuit de woning of het erf)

  • 1.

    Als het situatierapport, zoals bedoeld in artikel 7, de toepassing van artikel 2:78 APV rechtvaardigt dan stuurt de burgemeester een waarschuwing aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast.

  • 2.

    De burgemeester zal de veroorzaker van de woonoverlast in de waarschuwing sommeren ervoor zorg te dragen dat de gedraging(en), die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken, wordt of worden gestaakt.

  • 3.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 4.

    De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 9. Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welk termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds op grond van artikel 6 en 7 is gevolgd.

  • 3.

    Het opleggen van de gedragsaanwijzing als bedoeld in artikel 2:78 APV kan ook gecombineerd worden met de gekozen vorm van een minder zware aanpak.

Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.

  • 1.

    De in artikel 8 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de veroorzaker van de woonoverlast om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf van waaruit de gedraging(en) plaatsvinden voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal 4 weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.

  • 2.

    Het verbod als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

Artikel 11. Spoedprocedure

  • 1.

    Indien de aard en mate van de woonoverlast vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, zijn de artikelen 6, eerste en tweede lid en artikel 7 niet van toepassing.

Artikel 12. Hoogte dwangsom

  • 1.

    De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 500,- per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 10.000,- of maximaal € 1.000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 20.000,-.

5. Verantwoording

Artikel 13. Verantwoording burgemeester

De burgemeester doet jaarlijks verslag aan de raad over de toepassing van artikel 2:78 APV.

Artikel 14. Gegevensverwerking

De ketenpartners sluiten een convenant waarin in ieder geval afspraken gemaakt worden over:

  • De wijze van afstemming bij de gezamenlijke aanpak woonoverlast;

  • Meldpunt(en) woonoverlast;

  • De gegevensverwerking.

Artikel 15. Citeertitel

Deze beleidsregel worden aangehaald als: Beleidsregel aanpak woonoverlast Stichtse Vecht 2018.

Artikel 16. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregel treden in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld op 11 juli 2018

Burgemeester van Stichtse Vecht,

M.J.D. Witteman

Naar boven