Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2018

 

Het college en burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk;

Gelet op artikel 3 lid 2, artikel 14, lid 2 en 3, artikel 21 lid 4 en artikel 23 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp 2015;

Besluit

Vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2018.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen
  • 1.

    Alle definities die in deze nadere regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en de Verordening Jeugdhulp 2015.

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verder verstaan onder:

  • 1.

    (Boven)gebruikelijke zorg: Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouder(s) zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling. Bovengebruikelijke zorg is alle zorg die de gebruikelijke zorg per dag overstijgt. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de draagkracht van de ouder(s);

  • 2.

    Budgetplan: Het budgetplan is een onderdeel van het gezinsplan. Hierin beschrijft de zorgvrager de persoonlijke, specifieke, persoonsgebonden jeugdhulp die beoogd wordt. De kosten van deze jeugdhulp moeten inzichtelijk zijn in het budgetplan;

  • 3.

    College: College van burgermeester en wethouders;

  • 4.

    Gespreksverslag: het verslag van het vraagverhelderingsgesprek tussen de jeugdige en/of ouder(s) en het Jeugd- en Gezinsteam (JGT) inclusief de gemaakte afspraken over het vervolgonderzoek;

  • 5.

    Gezinsplan: Een hulpverleningsplan zoals genoemd in artikel 1 van de Verordening Jeugdhulp (of familiegroepsplan, zoals omschreven in de Jeugdwet). Er wordt gewerkt volgens de richtlijn 1Gezin 1Plan 1Regisseur of, bij jongeren die richting meerderjarigheid gaan en ook na hun 18e nog behoefte aan ondersteuning hebben, het perspectiefplan;

  • 6.

    Jeugd- en Gezinsteam (JGT): heeft de bevoegdheid om namens het college een individuele maatwerkvoorziening en overige voorzieningen in de vorm van zorg in natura en in de vorm van het persoonsgebonden budget in het kader van de Jeugdwet in te zetten;

g. Melding: is een bericht (al dan niet schriftelijk) waarin door een jeugdige of zijn ouder(s) een hulpvraag wordt geuit;

  • 1.

    Niet vrij toegankelijke jeugdhulp: de voorziening jeugdhulp die uitsluitend toegankelijk is op basis van een verwijzing van de gemeente, de huisarts, jeugdarts of medisch specialist of van een functionaris in justitieel kader als bedoeld in de wet;

  • 2.

    Ouder: gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • 3.

    Sociaal Netwerk: een verzamelnaam voor een netwerk van betekenisvolle figuren (familie, vrienden en kennissen) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk;

  • 4.

    Respijtzorg: Biedt ouders de mogelijkheid om de zorgtaken voor hun kind tijdelijk over te dragen;

  • 5.

    Vaktherapieën: De aanduiding vaktherapie is een clusterbenaming van de beroepen Beeldende therapie, Danstherapie, Dramatherapie, Muziektherapie en Psychomotorische (Kinder)Therapie. Sinds 1 januari 2017 valt ook speltherapie onder vaktherapie;

  • 6.

    Vervoer: Het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

  • 7.

    Zorgovereenkomst: Een zorgovereenkomst is een contract tussen de zorgverlener en de budgethouder bij een persoonsgebonden budget. De budgethouder moet met elke zorgverlener een zorgovereenkomst afsluiten. In de zorgovereenkomst staan de afspraken over de zorg, de werktijden en de vergoeding.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1. Toegang tot niet vrij toegankelijke jeugdhulp

  • 1.

    Iedere jeugdige en/of zijn ouder(s) die zijn woonplaats, volgens het woonplaatsbeginsel zoals opgenomen in de Jeugdwet, heeft in de jeugdhulpregio Holland Rijnland kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het college.

  • 2.

    Het college kan doorverwijzen naar niet vrij toegankelijke jeugdhulp.

  • 3.

    Het college kan doorverwijzen naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp voor zover dit financieel past binnen het met de jeugdhulpaanbieder afgesproken maximale financiële plafond in betreffend jaar.

  • 4.

    Tot de inzet van deze vormen van hulp wordt doorverwezen alleen in die gevallen waarin het college tot het oordeel komt, al dan niet daarbij ondersteund door een deskundige of specialist, dat de vrij toegankelijke jeugdhulp niet voldoende inspeelt op de vragen en problemen van de jeugdige en zijn ouder(s).

  • 5.

    Besluiten worden binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag genomen. Deze termijn wordt ook aangehouden bij de continuering van de jeugdhulp.

  • 6.

    In de Jeugdwet is geregeld dat jeugdhulp ook toegankelijk is via de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Daarnaast is de Gecertificeerde Instelling (GI) bevoegd om jeugdhulp in te zetten. Ook de zorgaanbieder kan doorverwijzen naar de ingekochte niet vrij toegankelijke jeugdhulp.

 

Artikel 2.2. Melding hulpvraag

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen een hulpvraag mondeling dan wel schriftelijk melden bij het college;

  • 2.

    Het college wijst de jeugdige en ouder(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning;

  • 3.

    Het college kan de jeugdige en zijn ouder(s) uitnodigen zelf een gezinsplan op te stellen. In dat plan kunnen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aangeven hoe ze zelf de opvoed- en opgroeisituatie voor hun kind(eren) willen verbeteren, de doelen die ze willen bereiken en het perspectief dat wordt beoogd.

 

Artikel 2.3. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college bepaalt de woonplaats van de jeugdige aan de hand van het woonplaatsbeginsel zoals omschreven in de Jeugdwet;

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak met de jeugdige en/of zijn ouders voor een gesprek;

  • 3.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk voor de volledigheid van de aanmelding eventueel met bijgevoegde rapportages e.d.

 

Artikel 2.4. Gesprek/onderzoek/plan

  • 1.

    Na de melding en het vooronderzoek worden de jeugdige en/of de ouder(s) uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek stelt het college vast of er sprake is van opvoed -of opgroeiproblemen en welke hulp noodzakelijk is. Op basis van het gezinsplan stelt het college samen met de jeugdige en/of zijn ouder(s) een plan op. In het geval dat ouders een PGB willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan te overhandigen aan het college;

  • 2.

    Kinderen, ongeacht hun leeftijd, hebben het recht gehoord te worden. Uitzondering hierop is als kinderen zelf nadrukkelijk aangeven dit niet te willen. Een kind vanaf 12 jaar wordt altijd gehoord.

  • 3.

    Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan.

 

Artikel 2.5. Aanvraag

De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen een aanvraag voor een niet vrij toegankelijke individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en welke resultaten met deze ondersteuning worden beoogd. Deze aanvraag wordt ondertekend door de jeugdige en / of zijn ouder(s) en het college. Deze datum is bepalend voor de beslistermijn van 8 weken, hierop is artikel 4:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

 

Artikel 2.6. Afwegingsfactoren jeugdhulp

  • 1.

    Het college neemt het gespreksverslag en het gezinsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening;

  • 2.

    Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een individuele voorziening indien:

    • 1.

      De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en;

    • 2.

      Er geen oplossing kan worden gevonden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een vrij toegankelijke of algemene voorziening, of;

    • 3.

      Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten.

    • 4.

      Zorg in de (aanvullende) ziektekostenverzekering is een uitsluitingsgrond, hieronder vallen de vaktherapieën. Dit geldt voor zowel PGB als zorg in natura (ZIN);

    • 5.

      Voor de inzet van de ingekochte niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening (ZIN) volstaat het getekende gezinsplan;

    • 6.

      Komt het college tot oordeel dat de jeugdige en/of de ouder in aanmerking komt voor een PGB, dan zijn de artikelen in hoofdstuk 3 van toepassing voor een goede afweging.

 

Artikel 2.7. Vervoer

  • 1.

    Een tegemoetkoming voor vervoer kan alleen worden toegekend tezamen met een vorm van jeugdhulp van en naar de dichtstbijzijnde locatie waar die jeugdhulp kan worden geboden binnen de regio en bij gecontracteerde aanbieders;

  • 2.

    Vervoer dient de gebruikelijke zorg en de eigen kracht van het netwerk te boven te gaan;

  • 3.

    Vervoer naar onderwijs-zorglocaties zal plaatsvinden met behulp van en volgens de regels van het leerlingenvervoer gedurende de lesweken. In de vakantieperiode kan dit vervoer in een andere vorm mogelijk gemaakt worden. Voor toetsing van de zelfredzaamheid wordt het JGT en/of de betrokken zorgaanbieder geraadpleegd;

  • 4.

    De uitvoering van het vervoer kan plaatsvinden op basis van een PGB, door de gemeente of door de jeugdhulpaanbieder;

  • 5.

    De vervoersvoorziening kan bestaan uit het vervoer door derden in opdracht van de zorgaanbieder of in opdracht van het college. In uitzonderlijke gevallen kan er een taxi worden ingezet.

  • 6.

    De door de gemeente gecontracteerde vervoerder/gecontracteerde jeugdhulpaanbieder organiseert het vervoer. Als er geen gebruik gemaakt kan worden van de collectieve voorziening, wordt er vanuit de Jeugdwet een individuele voorziening geboden.

 

Hoofdstuk 3 Het Persoonsgebonden Budget

 

Artikel 3.1. PGB

Indien alle stappen zoals genoemd in hoofdstuk 2 zijn genomen en het college van oordeel is dat dat de zorg via een PGB kan worden ingekocht, dan zijn de volgende artikelen van toepassing:

 

  • 1.

    Het PGB gaat niet eerder in dan de datum van het ondertekenen van de aanvraag bij artikel 2.5;

  • 2.

    Het college kan, na zorgvuldige afweging, de beschikking voor een kortere termijn toekennen dan door de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt gevraagd;

  • 3.

    De hoogte van het PGB wordt vastgesteld aan de hand van het gezinsplan en budgetplan;

  • 4.

    Het PGB is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

  • 5.

    Het PGB bedraagt niet meer dan de maximale kosten van de door het college gecontracteerde individuele jeugdhulpvoorzieningen in natura;

  • 6.

    Het college heeft de mogelijkheid om de zorgovereenkomst in te zien als het dit nodig acht;

7. Het PGB kan flexibel worden opgenomen als dit in het gezinsplan nadrukkelijk is opgenomen;

  • 1.

    Het college beoordeelt of de budgethouder voldoende bekwaam is om de bijbehorende taken uit te voeren.

 

Artikel 3.2. Functiecategorieën

  • 1.

    Het PGB kan worden toegekend voor de volgende functiecategorieën:

    • 1.

      Persoonlijke verzorging professioneel en niet professioneel;

    • 2.

      Individuele begeleiding professioneel en niet professioneel;

    • 3.

      Begeleiding groep;

    • 4.

      Begeleiding groep met vervoer;

    • 5.

      Ernstige Enkelvoudige Dyslexie;

    • 6.

      Kortdurend verblijf professioneel en niet professioneel;

    • 7.

      Basis GGZ;

    • 8.

      Specialistische GGZ.

 

Artikel 3.3. Persoonsgebonden budget voor de inzet van het sociaal netwerk 

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • 1.

    er is sprake van bovengebruikelijke zorg; 

  • 2.

    de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter of minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning;

  • 3.

    de geboden hulp is passend, adequaat en veilig;

  • 4.

    de zorgverlener, die daarnaast mogelijk ook gebruikelijke hulp verleent, heeft aangegeven dat de zorgverlening voor hem niet tot overbelasting leidt;

  • 5.

    de persoon uit het sociale netwerk mag op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouders hebben uitgeoefend bij hun besluitvorming.

    • 1.

      De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, dagactiviteiten, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf;

    • 2.

      Verzorging bij kortdurende ziekte valt niet onder bovengebruikelijke zorg. Echter kunnen ouders wel gebruik maken van respijtzorg. Voor een toelichting hierop, zie toelichting nadere regels;

    • 3.

      In aanvulling op het eerste lid onder b, wordt inzet van het sociaal netwerk met een PGB in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:

    • 4.

      de hulp is vooraf niet goed in te plannen;

    • 5.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • 6.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • 7.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • 8.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

    • 9.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de jeugdige vertrouwd is en goed contact heeft.

      • 1.

        De jeugdige en/of zijn ouder(s) dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

 

Artikel 3.4. Beschikking

  • 1.

    De beschikking wordt opgesteld bij het toekennen van een PGB en bevat ten minste de volgende punten:

  • 2.

    Naam, telefoonnummer + e-mailadres van de medewerker die het PGB namens het college heeft toegekend;

  • 3.

    De naam van de jeugdige;

  • 4.

    Datum raadplegen BSN;

  • 5.

    De ondersteuningsvraag;

  • 6.

    De beslissing (product, bedrag en termijn);

  • 7.

    Opbouw van de berekening;

  • 8.

    Bezwaarclausule.

 

Artikel 3.5. Besteding van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Voorwaarde voor het verstrekken van een PGB is dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het persoonsgebonden budget aanwenden voor de ondersteuning zoals is opgenomen en goedgekeurd in het gezinsplan;

  • 2.

    Wanneer de jeugdige en/of zijn ouder(s) verschillende vormen van jeugdhulp nodig hebben kunnen zij er voor kiezen om een deel van de zorg in natura af te nemen en een deel zelf in te kopen met een PGB. Per productcategorie is maar één verstrekkingsvorm mogelijk.

  • 3.

    Na toekenning van een PGB controleert de gemeente bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de ouder(s) opgenomen en onderzocht waarom dit is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is;

  • 4.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) geven de SVB opdracht voor het uitvoeren van betalingen aan hun zorgverleners. Het opstellen van een zorgovereenkomst als onderdeel van het gezinsplan geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van zorgverleners uit het PGB;

  • 5.

    Bij een verandering in de zorgvraag waardoor het budget anders wordt ingezet, vragen de ouders het college hiervoor toestemming. Als dit niet wordt gedaan, dan kan het college dit beschouwen als onjuiste verstrekking van informatie.

Het college heeft ook de mogelijkheid om het PGB te herzien bij een verandering in de zorgbehoefte.

 

Artikel 3.6. Evaluatie

Het college evalueert ten minste 1 keer per jaar de resultaten van de ingezette zorg.

Hoofdstuk 4 Nader te benoemen niet vrij toegankelijke voorziening

 

Artikel 4.1. Diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)

  • 1.

    Toeleiding naar diagnostiek en behandeling voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie geschiedt altijd via het onderwijs, dit geldt voor zowel ZIN als PGB. De toeleiding geschiedt conform de meest recente versie van ‘Signalering, diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie’;

  • 2.

    Er wordt alleen een PGB afgegeven wanneer de EED is vastgesteld op de basisschool en uiterlijk voor het 13e jaar;

  • 3.

    Een verklaring van EED moet zijn afgegeven door een dyslexiebehandelaar aangesloten bij het Nederlands Kwaliteit Instituut. Daarnaast is de hoofdbehandelaar in het bezit van een BIG-registratie.

 

Hoofdstuk 5 Kwaliteit

 

Artikel 5.1. Kwaliteitseisen

  • 1.

    De zorg die wordt ingekocht is kwalitatief verantwoord en voldoet ten minste aan de volgende eisen:

 

Zorgaanbieders (zowel voor ZIN als PGB):

  • 1.

    Hebben medewerkers in dienst die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag;

  • 2.

    Hebben medewerkers in dienst die beschikken over een SKJ- of BIG-registratie;

  • 3.

    Beschikken over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

  • 4.

    Verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

  • 5.

    Werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling;

  • 6.

    Werken volgens de richtlijn van 1G1P1R;

  • 7.

    Dienen een kwaliteitssysteem te hebben;

  • 8.

    Hebben een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • 9.

    Hebben een meldplicht bij een calamiteit;

  • 10.

    Hebben een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

  • 11

    Hebben de beschikking over een klachtencommissie;

  • 12

    Hebben de beschikking over een cliëntenraad;

  • 13

    Vragen toestemming voor verlening jeugdhulp;

  • 14

    Hebben de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • 1.

    Bij een Zelfstandige Zonder Personeel, ingekocht via een PGB, zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

    • 1.

      Is in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag;

    • 2.

      Beschikt over een SKJ- of BIG-registratie;

    • 3.

      Beschikt over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

    • 4.

      Verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • 5.

      Werkt volgens de richtlijn van 1G1P1R;

    • 6.

      Handelt naar landelijke protocollen, richtlijnen en kwaliteitscodes;

    • 7.

      Heeft een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • 8.

      Heeft een meldplicht bij een calamiteit;

    • 9.

      Heeft een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

    • 10.

      Heeft de beschikking over een klachtenprocedure;

    • 11

      Heeft de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

    • 12

      Bij Sociaal Netwerk, uitbetaald via een PGB, zijn de volgende kwaliteitseisen bij 5.1 lid 1 sub a (dit geldt niet voor familie in de 1e lijn) en sub d van toepassing.

    • 13

      Nieuwe zorgaanbieders worden door het college gemeld bij het inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd.

 

Hoofdstuk 6 Medezeggenschap

 

Artikel 6 Medezeggenschap

 

De daarvoor aangestelde adviesraad kan het college voorstellen doen voor het beleid betreffende jeugdhulp, en het college adviseren bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp. Het college voorziet hierbij de adviesraad van ondersteuning om zijn rol effectief te kunnen vervullen.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

Artikel 7.1. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van deze nadere regels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen doelen.

 

Artikel 7.2. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp 2018.

 

Artikel 7.3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na vaststelling door het college.

 

Artikel 7.4. Overgangsbepaling

Op de aanvragen die tot en met de datum van vaststelling zijn ingediend zijn de Nadere regels jeugdhulp 2015 van toepassing.

Aldus vastgesteld op 26 juni 2018,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk

Naar boven