Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013

De raad van de gemeente Smallingerland;

 

geleden het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 juni 2018,

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet;

 

 

besluit vast te stellen:

 

 

verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013;

 

Artikel I wijziging

Aan de Algemene plaatselijke verordening Smallingerland 2013 wordt toegevoegd:

 

Afdeling 10a Toezicht op winkelbedrijven

 

Artikel 2:40a Begripsomschrijvingen

 

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met, dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop, growshop, belwinkel of nachtwinkel;

  • b.

    Leidinggevende:

    • a.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;

    • b.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;

    • c.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;

  • c.

    Bezoeker: eenieder, die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:

    • a.

      de levenspartner en kinderen van de leidinggevende van de inrichting, alsmede zijn elders wonende bloed- of aanverwanten of die van zijn levenspartner;

    • b.

      de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • d.

    Bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

 

Artikel 2:40b Vergunningplicht

 

Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een inrichting te exploiteren (winkelvergunning).

 

Artikel 2:40c Eisen leidinggevende

Een leidinggevende:

  • a.

    staat niet onder curatele;

  • b.

    is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

  • c.

    is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

  • d.

    heeft de leeftijd van 18 jaar bereikt.

 

Artikel 2:40d Nadere regels

 

Het bevoegd gezag kan bij openbare bekendmaking:

  • a.

    bepalen dat het exploiteren van categorieën inrichtingen, genoemd in artikel 2:40a al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, geheel of gedeeltelijk van vergunningplicht is vrijgesteld;

  • b.

    nadere regels stellen aan de onder a genoemde vrijstelling.

 

Artikel 2:40e Vergunningaanvraag

 

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een vergunning moet een aanvraag bij het bevoegd gezag worden ingediend aan de hand van een door het bevoegd gezag vast te stellen formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:

    • a.

      opgaaf gedaan van de personalia dan wel zetel en het adres van de leidinggevende voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;

    • b.

      opgaaf gedaan van de personalia en het adres van iedere overige leidinggevende;

    • c.

      overlegd een recente pasfoto van de leidinggevende(n);

    • d.

      opgaaf gedaan van het adres en de aard van de inrichting;

    • e.

      overlegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de leidinggevende afgegeven verklaring omtrent het gedrag;

    • f.

      overlegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting.

  • 3.

    Per inrichting wordt niet meer dan één aanvraag gelijktijdig in behandeling genomen.

 

Artikel 2:40f Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegd gezag beslist binnen dertien weken na de datum waarop de aanvraag met bijbehorende bescheiden is ontvangen.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen. De aanvrager van de vergunning wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk in kennis gesteld van de verdaging.

  • 3.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

 

Artikel 2:40g Weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag weigert de vergunning indien de vestiging en/of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren indien naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de inrichting de openbare orde wordt aangetast en/of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting nadelig wordt beïnvloed.

  • 3.

    Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt het bevoegd gezag rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat en van de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal komen te liggen;

    • b.

      de aard van de inrichting;

    • c.

      de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van de inrichting;

    • d.

      de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;

    • e.

      de wijze van bedrijfsvoering van een leidinggevende van de inrichting in deze of in andere inrichtingen;

    • f.

      de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden.

  • 4.

    Een vergunning kan voorts worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5.

    Voordat toepassing wordt gegeven aan het vierde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

 

Artikel 2:40h Vergunning

  • 1.

    In een vergunning worden vermeld:

    • a.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon of -personen aan wie de vergunning is verleend;

    • b.

      de leidinggevenden;

    • c.

      tot welke bedrijfsuitoefening de vergunning strekt;

    • d.

      de plaats waar de inrichting zich bevindt;

    • e.

      de situering en de oppervlakten van de lokaliteiten en terrassen;

  • 2.

    De vergunning of een afschrift daarvan is in de winkel aanwezig.

 

Artikel 2:40i Aanwezigheid leidinggevende

Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder.

 

Artikel 2:40j Intrekkingsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken indien:

    • a.

      aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;

    • b.

      een leidinggevende van de inrichting toestaat dan wel gedoogt, dat in zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd;

    • c.

      een leidinggevende van de inrichting zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht en seksuele geaardheid;

    • d.

      zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;

    • e.

      een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met betrekking tot de inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;

    • f.

      er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2.

    Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, aanhef onder f, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

 

Artikel 2:40k Vervallen vergunning

  • 1.

    De vergunning vervalt, indien:

    • a.

      de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan drie maanden is of wordt onderbroken;

    • b.

      er sprake is van een gewijzigde exploitatie, waarvoor geen nieuwe vergunning is aangevraagd;

    • c.

      een vergunning, strekkende ter vervanging van de eerstbedoelde vergunning is verleend.

  • 4.

    Van het feit dat de vergunning is vervallen op grond van het bepaalde in het eerste lid onder a. en b. doet het bevoegd gezag mededeling aan hem op wiens naam de vergunning is gesteld.

 

Artikel 2:40l Sluiting van inrichtingen

  • a.

    Het bevoegd gezag kan een inrichting – al dan niet voor een bepaalde duur – gesloten verklaren:

  • b.

    indien die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;

  • c.

    indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • d.

    indien het bevoegd gezag oordeelt, dat een van de in artikel 2:40j genoemde situaties waarbij intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.

  • e.

    De sluiting wordt geacht in het openbaar bekend te zijn gemaakt zodra een besluit tot sluiting op, in of nabij de toegang of toegangen van de inrichting is aangebracht.

  • f.

    Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door het bevoegd gezag worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • g.

    Het is verboden, na het van kracht worden van de sluiting als bedoeld in het eerste lid, bezoekers tot de inrichting toe te laten of daarin te laten verblijven.

  • h.

    Het is een ieder verboden in een bij besluit van het bevoegd gezag gesloten inrichting als bezoeker te verblijven.

 

Artikel 2:40m Toegang opsporingsambtenaren

De leidinggevende van een inrichting is verplicht er voor te zorgen dat opsporingsambtenaren, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door burgemeester en wethouders of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:

  • a.

    gedurende de tijd dat de inrichting voor bezoekers geopend is; dan wel

  • b.

    gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn en indien die opsporingsambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel II Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Vastgesteld door de raad voornoemd

In zijn openbare vergadering van 10 juli 2018,

Wnd.griffier

J. Stienstra

voorzitter

T. van Mourik

Naar boven