Gemeenteblad van Horst aan de Maas
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Horst aan de Maas | Gemeenteblad 2018, 154867 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Horst aan de Maas | Gemeenteblad 2018, 154867 | Verordeningen |
Besluit beschermd wonen en opvang gemeente Horst aan de Maas 2018
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Horst aan de Maas;
de colleges van de gemeenten van Noord- en Midden Limburg (Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert) aan het college van de gemeente Venlo mandaat verlenen om de verantwoordelijkheden ten aanzien van Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang uit te voeren voor deze gemeenten;
Besluit beschermd wonen en opvang gemeente Horst aan de Maas 2018
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
beschermd wonen: de maatwerkvoorziening beschermd wonen die kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:
ondersteuningsvorm Beschermd Wonen;
wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1.1), het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (in het bijzonder artikel 1.1) en de Verordening (in het bijzonder artikel 1).
1.2.1 Een cliënt of zijn vertegenwoordiger doet een melding bij het ZVH. Voor opvang meldt de cliënt zich bij de opvanginstellingen die belast zijn met de uitvoering van de maatwerkvoorziening. Waar in dit hoofdstuk gerefereerd wordt aan het ZVH dient voor opvang de opvanginstellingen gelezen te worden.
1.2.2 Wanneer er door de cliënt of zijn vertegenwoordiger melding voor een ondersteuningsvraag wordt ingediend, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Verordening, wordt deze in behandeling genomen door het ZVH.
1.2.3 Het ZVH beoordeelt er sprake is van een ondersteuningsvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang . Het ZVH stelt vast of een cliënt behoort tot de doelgroep die gebruik mag maken van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang.
1.2.4 In spoedeisende gevallen:
wordt een melding voor beschermd wonen en opvang gezien als een aanvraag en organiseert het college in overleg met aanbieders onverwijld de inzet van een tijdelijke (maatwerk-)voorziening voor beschermd wonen en opvang , in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en op grond van artikel 2.3.3 Wmo 2015,
1.3.1 Wanneer het ZVH de melding in behandeling heeft genomen, start het ZVH een onderzoek naar de cliënt om zijn situatie in beeld te brengen.
1.3.2 In het onderzoek wordt de situatie van cliënt en eventueel zijn gezin en mantelzorger(s) in kaart gebracht door een toets op de leefdomeinen:
1.3.3 Het keukentafelgesprek maakt onderdeel uit van het onderzoek en vindt plaats binnen twee weken na de melding van de cliënt (of zijn vertegenwoordiger). In overleg met de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) kan van deze termijn afgeweken worden.
Tijdens het keukentafelgesprek worden alle voor het onderzoek van belang zijnde aspecten over onder andere de mogelijkheden, de persoonlijke situatie en leefomgeving van de cliënt, zijn gezin en/of mantelzorger besproken, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015, om te komen tot een afweging voor de noodzaak, omvang en duur van de ondersteuning.
1.3.4 Indien blijkt dat nader (medisch) advies nodig is, schakelt het ZVH een adviseur in, nadat de cliënt (en eventuele vertegenwoordiger) is geïnformeerd welk advies aan welke deskundige wordt gevraagd om tot een beoordeling van de ondersteuningsbehoefte te komen.
1.5.1 Een aanvraag beschermd wonen en opvang wordt bij het college ingediend via het bij dit Leefzorgplan gevoegde aanvraaggedeelte voor een maatwerkvoorziening.
1.5.2 Ook indien een cliënt op basis van het onderzoek en het Leefzorgplan niet in aanmerking zou komen voor een maatwerkvoorziening, is aan de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) het recht voorbehouden om alsnog een aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang in te dienen.
1.5.3 De aanvraag dient in alle gevallen te worden ondertekend door de cliënt, of indien van toepassing, diens vertegenwoordiger.
1.5.4 De dag waarop de in lid 1.5.1 genoemde aanvraag is ontvangen door het college geldt als aanvraagdatum.
1.5.5 Indien een aanvraag later dan vier weken nadat het Leefzorgplan bekend is gemaakt, zoals bedoeld in artikel 1.4.1 van dit besluit, ondertekend wordt geretourneerd aan het college, dan is aan het college het recht voorbehouden om, indien het aannemelijk is dat er sprake is of kan zijn van nieuwe feiten en/of gewijzigde omstandigheden, een nieuw onderzoek te laten starten.
1.6.1 Het college besluit en is verantwoordelijk voor het toekennen en beschikbaar stellen van de maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang aan de cliënt.
1.6.2 De beschikking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang geldt voor maximaal 2 jaar.
Artikel 1.7 Inlichtingenplicht
1.7.1 Een cliënt (of zijn vertegenwoordiger) stelt het ZVH uit eigen beweging of na een verzoek van het ZVH, zo spoedig mogelijk op de hoogte van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing, zoals bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.
Hoofdstuk 2 Toekenning en afwijzing beschermd wonen
Artikel 2.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen
2.1.1 Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen als:
2.1.2 Een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening beschermd wonen kan, naast artikelen 2.3.5 lid 6 en 2.3.10 in de Wmo 2015 en de artikelen 11 en 15 in de Verordening, worden geweigerd, herzien of ingetrokken indien:
Artikel 2.2 Overdracht van cliënten tussen verschillende centrumgemeenten
2.2.1 Wanneer een cliënt in een gemeente wil wonen buiten zijn huidige regio, moet hij zich wenden tot de toegang tot de maatwerkvoorziening beschermd wonen in de betreffende gemeente.
2.2.2 Wanneer een cliënt van buiten de regio Noord- en Midden Limburg zich tot het ZVH wendt met een melding voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen binnen de regio Noord- en Midden Limburg, zal het ZVH de melding in behandeling nemen zoals beschreven onder artikel 1.2.
2.2.3 De cliënt moet, eventueel met hulp van een vertegenwoordiger, begeleider of cliëntondersteuner zijn wens tot verhuizing motiveren. Zonder deze motivatie zal het ZVH de melding niet onderzoeken en in behandeling nemen.
2.2.4 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft, een (voornemen tot) verhuizing naar een andere gemeente mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van nieuwe vestiging om een goede overdracht te organiseren.
2.2.5 Indien een cliënt of zijn vertegenwoordiger, die in een andere gemeente een toekenning voor een maatwerkvoorziening heeft ontvangen, een (voornemen tot) verhuizing naar de gemeente Horst aan de Maas mededeelt aan het ZVH, dan neemt het ZVH na overleg met de cliënt of zijn vertegenwoordiger contact op met de gemeente van herkomst om een goede overdracht te organiseren.
2.2.6 In de beleidsregel landelijke toegankelijkheid beschermd wonen zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid en regiobinding nader uitgewerkt.
Artikel 2.3 Maatwerkvoorziening beschermd wonen
2.3.1 De inzet van de maatwerkvoorziening beschermd wonen heeft tot doel het aanleren van vaardigheden die noodzakelijk zijn om op termijn zelfstandig(er) te kunnen wonen en leven. Voor cliënten voor wie dit geen optie is, heeft de maatwerkvoorziening tot doel het zo mogelijk stabiliseren van de cliënt. De ondersteuning richt zich op het realiseren van de doelen en afspraken uit het leefzorgplan.
2.3.2 De maatwerkvoorziening beschermd wonen kan worden ingezet in twee ondersteuningsvormen:
ondersteuningsvorm Beschermd Wonen;
er wordt 24 uur per dag toezicht geboden op basis van actieve observatie in de directe omgeving van de cliënt. Dit toezicht heeft als doel dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie vroegtijdig te signaleren, waardoor er tijdig ingegrepen kan worden en escalaties voorkomen kunnen worden, en;
2.3.3 Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm Beschermd Wonen voldoet aan de volgende kenmerken:
2.3.4 Een cliënt die in aanmerking komt voor ondersteuningsvorm Beschermd Thuis voldoet aan de volgende kenmerken:
2.3.5 Een cliënt komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen indien hij/zij in staat is om zelfstandig te wonen met ambulante ondersteuning. In dat geval is:
2.3.6 Wanneer een cliënt een maatwerkvoorziening beschermd wonen toegekend krijgt:
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget
2.4.1 Indien de cliënt de beschikte maatwerkvoorziening wil ontvangen via een persoonsgebonden budget (pgb), dan geldt als aanvullende voorwaarde dat de cliënt en eventueel zijn vertegenwoordiger een plan moet opstellen. Dit plan, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1 van de Verordening dient een motivering te bevatten:
2.4.2 Het ZVH beoordeelt of het plan zoals bedoeld in lid 2.4.1 leidt tot het behalen van de doelen uit het Leefzorgplan van de cliënt.
2.4.3 Bij de beoordeling van de kwaliteit van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb, wordt uitgegaan van minimaal de wettelijke kwaliteitseisen voor de maatwerkvoorzieningen waarvoor het pgb bedoeld is en de handreiking ‘kwaliteitseisen beschermd wonen en maatschappelijke opvang’ zoals vastgesteld door de VNG.
2.4.4 Het college kent, met inachtneming van het bepaalde in de Wmo 2015, geen pgb toe als:
2.4.5 De aanbieder, die het pgb uitvoert voor de cliënt, kan nooit het budget beheren van de cliënt aan wie hij de ondersteuning verleent.
Artikel 2.5 Hoogte en besteding van het pgb
2.5.1 De hoogte van een pgb wordt gebaseerd op de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura, zoals bepaald in artikel 13 van de Verordening. In bijlage 1 van dit besluit worden de tarieven uitgewerkt.
2.5.2 Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden. Deze toeslag wordt toegekend indien er:
2.5.3 Indien uit het onderzoek blijkt dat een cliënt behoefte heeft aan een geregisseerde dagbesteding, kan er een toeslag dagbesteding aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen of de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis worden toegekend.
2.5.4 Voor de toepassing en berekening van de tariefdifferentiatie, zoals bedoeld in artikel 13 van de Verordening, wordt in de basis uitgegaan van fictief aantal te leveren uren:
2.5.5 De cliënt aan wie een pgb is toegekend of de vertegenwoordiger die het pgb namens de cliënt beheert:
2.5.6 Bij toetsing van de (zorg)overeenkomst(en) geldt in ieder geval dat gemiddeld genomen de toegekende uren zijn ingekocht tegen het toegekende tarief, of meer uren tegen een lager tarief.
Artikel 2.6 Verantwoording van het pgb
2.6.1 De financiële toets van het pgb wordt uitgevoerd door de SVB.
2.6.2 Indien blijkt dat het pgb niet of niet volledig wordt ingezet ten behoeve van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen, kan het college besluiten tot het voeren van een nieuw onderzoek zoals bedoeld in artikel 1.3 van dit besluit, om de situatie opnieuw in kaart te brengen.
2.6.3 Het college kan besluiten tot een aanvullend onderzoek, indien op grond van de ingediende verantwoording bij de SVB niet kan worden vastgesteld of het pgb rechtmatig is besteed.
2.6.4 Bij ernstige twijfel over de rechtmatige besteding kan het college opdracht geven om, in afwachting van de uitkomst van het aanvullend onderzoek, de betaling van het pgb per direct op te schorten.
2.6.5 De uitkomst van het aanvullend onderzoek wordt meegenomen in het oordeel over de rechtmatige besteding.
2.6.6 Indien blijkt dat het pgb geheel of gedeeltelijk onterecht is betaald vanwege een foutieve declaratie dan kan dit, naast wat is bepaald bij artikel 2.4.1 Wmo 2015, indien mogelijk worden verrekend met het beschikbaar gestelde budget, of teruggevorderd bij de cliënt die de declaratie heeft ingediend. Het niet-geaccepteerde deel van de verantwoording wordt verrekend met het beschikbaar gestelde budget waarna de cliënt of zijn vertegenwoordiger binnen acht weken na verantwoording een besluit tot verrekening ontvangt.
2.6.7 Er vindt elk kwartaal aanvullend onderzoek plaats naar de besteding van het pgb bij elke cliënt of zijn vertegenwoordiger die in het vorige kwartaal een besluit tot verrekening heeft ontvangen.
2.6.8 Indien uit onderzoek blijkt dat de met een pgb ingekochte maatwerkvoorziening niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, zoals bedoeld in artikel 2.4.3 van dit besluit, krijgt de cliënt of zijn vertegenwoordiger 4 weken de tijd om hiervoor aanpassingen door te voeren.
2.6.9 Na deze periode van 4 weken vindt een nieuw onderzoek plaats. Indien uit dit nieuwe onderzoek blijkt dat de ingekochte maatwerkvoorzieningen nog steeds niet voldoet aan de kwaliteitscriteria, kan het college besluiten tot wijziging of intrekking van de desbetreffende maatwerkvoorziening.
Artikel 2.7 Aflopende indicaties en beschikkingen
2.7.1 Iedere cliënt met een indicatie of beschikking voor beschermd wonen meldt zich bij het ZVH, minimaal acht weken voordat de indicatie of beschikking verloopt.
2.7.2 Indien de cliënt een andere vorm van zorg wenst dan beschermd wonen, draagt het ZVH de cliënt over naar de gemeente waar de cliënt woonachtig is of een naar landelijke voorziening. Indien de cliënt daarmee instemt, draagt het ZVH de reeds bekende informatie over de cliënt over aan de betreffende gemeente of voorziening.
2.7.3 Indien een cliënt zich bij een aflopende beschikking beschermd wonen niet meldt, meldt het ZVH bij de gemeente waar de cliënt woonachtig is, dat de beschikking afloopt.
2.8.1 Wanneer een cliënt voor beschermd wonen tijdelijk geen gebruik kan maken van het Beschermd Wonen, omdat andere problematiek (tijdelijk) op de voorgrond staat, kan de cliënt terugkeren naar het Beschermd Wonen, zonder een nieuwe indicatie aan te hoeven vragen bij het ZVH. Deze andere problematiek mag niet langer dan 6 weken duren.
2.8.2 Duurt deze problematiek langer, dan wordt de maatwerkvoorziening door middel van een intrekkingsbesluit ingetrokken.
2.8.3 Mocht de cliënt weer willen terugkeren naar beschermd wonen, dan moet de cliënt een nieuwe melding doen bij het ZVH. Het ZVH beoordeelt deze melding dan, zoals beschreven in artikel 1.2 en verder.
Hoofdstuk 3 Maatschappelijke Opvang Artikel 3.1 Criteria voor de toekenning van een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang
3.1.1 Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als hij:
3.1.2 Een slachtoffer van huiselijk geweld kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang als deze:
3.1.3 In de Beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang zijn de voorwaarden ten aanzien van de landelijke toegankelijkheid en regiobinding nader uitgewerkt.
Hoofdstuk 4 Onderzoek kwaliteit, meldingsregeling en toezichthouder
Artikel 4.1 Onderzoek naar kwaliteit en resultaten
4.1.1 Het college kan via een gerichte controle, mede vanuit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, onderzoek doen naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.
4.1.2 Na afloop van elk kwartaal kan via een aselecte steekproef onder cliënten met een maatwerkvoorziening, uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, door of namens het college onderzoek worden gedaan naar de uitvoering en bereikte resultaten bij de ingezette maatwerkvoorziening.
Artikel 4.2 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
4.2.1 Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar zoals bedoeld in artikel 6.1 Wmo 2015.
4.2.2 De toezichthouder doet onafhankelijk en steekproefsgewijs onderzoek bij aanbieders om klachten, calamiteiten en (gewelds)incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
4.2.3 De toezichthouder doet onafhankelijk onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college jaarlijks over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
Artikel 4.3 Bevoegdheden toezichthouder
4.3.1 De toezichthoudende ambtenaar gaat in gesprek met andere toezichthoudende organisaties die op het gebied van zorg en welzijn actief zijn, om samen te werken en kennis uit te wisselen.
4.3.2 In geval van meldingen, inclusief de meldingen zoals bedoeld in artikel 4.2.1, gaat de toezichthouder in eerste instantie in gesprek met de aanbieder of persoon op wie deze melding betrekking heeft, in het kader van hoor en wederhoor, om samen tot een oplossing te komen.
4.3.3 Wanneer het gesprek zoals bedoeld in lid 4.3.2 niet leidt tot een oplossing voor alle partijen, dan kan de toezichthouder, met inachtneming van wat er in de met de aanbieders afgesloten contracten is afgesproken, een voorstel doen aan het college om:
4.3.4 De maatregelen zoals bedoeld in lid 4.3.3 dienen in alle gevallen proportioneel te zijn naar de aard van de overtreding of melding.
Artikel 5.1 Inwerkingtreding en citeertitel
5.1.1 Dit besluit treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2018.
5.1.2 Dit besluit geldt voor alle beschikkingen met een ingangsdatum na 31 december 2017.
5.1.3 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beschermd wonen en opvang gemeente Horst aan de Maas 2018.
Aldus in de vergadering van 25 juni 2018,
Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,
De burgemeester,
C.C. Leppink-Schuitema
De secretaris,
Drs. J. van der Noordt MMO
De Wmo 2015 legt de nadruk op de eigen kracht en samenredzaamheid van burgers. Daar waar een burger niet meer in staat is om zelf, met behulp van zijn netwerk of algemene voorzieningen te voorzien in zijn zelfredzaamheid en participatie, kan hij een beroep doen op een maatwerkvoorziening. Hierbij wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van gebruikelijke hulp, het netwerk rondom de cliënt, de beschikbaarheid van voorliggende voorzieningen, voorzieningen in de buurt of algemene voorzieningen zoals beschikbaar gesteld door het college.
Het antwoord op de vraag wie in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Zodoende, zowel bij opvang als ook bij beschermd wonen gaat het om maatwerkvoorzieningen voor mensen die als gevolg van ernstige en complexe problemen een sterk verminderde zelfredzaamheid hebben. In dit besluit wordt helder uiteengezet hoe men in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen en opvang en wie ervoor in aanmerking komt.
Het Zorg- en Veiligheidshuis Limburg-Noord vormt de toegang tot beschermd wonen. Het ZVH is onderdeel van de gemeente Venlo. De gemeente Venlo wordt door het college gemandateerd voor de uitvoering van de taken en bevoegdheden die samenhangen met beschermd wonen.
Dit besluit wordt vastgesteld door de colleges van de gemeente Beesel, Bergen, Echt-Susteren, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray en Weert en geldt voor alle beschikkingen met een ingangsdatum na 31 december 2017.
Beschermd wonen is een passende maatwerkvoorziening voor mensen die als gevolg van een ernstige psychische of psychiatrische aandoening niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Beschermd wonen is voor mensen die als gevolg van deze aandoening 24-uurs toezicht en begeleiding nodig hebben. De ondersteuning is gericht op het leren functioneren met deze (blijvende) beperking, met als doelstelling om zo veel mogelijk zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij te bereiken. Bij beschermd wonen staat hulp op maat centraal.
Alhoewel de Wmo 2015 geen grondslagen kent voor de ondersteuningsbehoefte, wordt hiervoor bij beschermd wonen een uitzondering gemaakt. Mensen die als gevolg van een ernstige psychische aandoening zodanig beperkt zijn in hun zelfredzaamheid dat ze niet zonder 24-uurstoezicht of begeleiding kunnen, vormen een bijzonder kwetsbare groep. Hoewel de ondersteuning uiteraard zo veel mogelijk gericht is op het verbeteren van zelfredzaamheid en participatie, is een beschermde omgeving waarin zij zich veilig kunnen voelen en hen gespecialiseerde ondersteuning geboden kan worden onontbeerlijk voor hun functioneren en herstel. Beschermd wonen is dan ook niet bedoeld voor mensen met psychosociale problemen, die met eigen inzet oplosbaar zijn, of voor mensen die in de eerste plaats een woonprobleem hebben. Daarbij is de beschermde component niet in lijn met de ondersteuningsbehoefte. Bovendien is beschermd wonen een zeer kostbare ondersteuningsvorm en is voor oplosbare psychosociale problemen een tijdelijke maatwerkvoorziening zoals opvang of begeleiding in vele gevallen toereikend.
Dit besluit maakt gebruik van de termen psychisch en psychosociaal. Aangezien deze termen niet in bovenliggende wetgeving zijn gedefinieerd vult dit besluit de termen in. Waar in dit besluit ‘psychisch’ als term wordt gebruikt gaat het om een aandoening van geestelijke aard die aanwijsbaar is in DSM-5. De term psychosociaal is complexer van aard. Het gaat daarbij om sociale en/of emotionele problemen die de leefsituatie aantoonbaar ernstig ontwrichten, bijvoorbeeld een combinatie van schulden, middelengebruik en overlast gevend gedrag, of ernstige relatie- en opvoedingsproblemen in combinatie met economische onzelfstandigheid. Psychosociale problemen hebben een psychische component, bijvoorbeeld ernstige stress, angst, of agressieregulatieproblemen. Deze problemen, alhoewel niet definieerbaar als een ernstige psychische aandoening op grond van DSM 5, kunnen wel reden zijn dat een maatwerkvoorziening nodig is waarbij de regie tijdelijk geheel of grotendeels moet worden overgenomen.
Vanaf 2018 wordt er onderscheid gemaakt tussen de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen en de ondersteuningsvorm Beschermd Thuis. In artikel 2.3 wordt het verschil tussen beide vormen nader uitgewerkt. Daar waar er gesproken wordt over beschermd wonen met kleine letters, wordt de brede maatwerkvoorziening bedoeld in het kader van de Wmo. Daar waar er gesproken wordt over Beschermd Wonen en Beschermd Thuis met grote letters, wordt de ondersteuningsvorm bedoeld in de vorm waarin deze maatwerkvoorziening kan worden ingezet.
Burgers hebben keuze uit een breed zorg-in-natura aanbod voor beschermd wonen dat wordt aangeboden door zo’n 22 aanbieders (aantal gecontracteerde partijen in 2018) in de regio Noord- en Midden-Limburg. Indien het zorg-in-natura aanbod niet volstaat kan de burger (of zijn vertegenwoordiger) er – voor kiezen zorg in te kopen via een pgb. Een pgb wordt pas toegekend op het moment dat een burger aantoonbaar kan maken dat het zorg-in natura aanbod niet volstaat om te voorzien in zijn/haar zorgbehoefte. In dat geval wordt van de burger (of zijn vertegenwoordiger) verwacht dat hij/zij in een plan beschrijft hoe hij/zij het pgb budget gaat besteden. Het budget mag alleen worden besteed aan de maatwerkvoorziening en het beoogde resultaat waarvoor deze wordt toegekend. Het (budget)beheer van het pgb mag in geen geval worden uitgevoerd door dezelfde partij als die ondersteuning biedt, dit om belangenverstrengeling te voorkomen. Binnen het pgb beschermd wonen bestaat de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen, naast de reguliere ondersteuningsvormen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis, een toeslag intensieve ondersteuning toe te kennen. Hiervoor komt een burger alleen in aanmerking indien hij/zij aantoonbaar maakt dat hij/zij aanvullende inzet van zorg en ondersteuning nodig heeft, indien;
- er als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening zoals bepaald in de Wet langdurige zorg, aanvullende verpleegkundige hulp moet worden ingezet, en/of;
- er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er aanvullende inzet van begeleiding nodig is bovenop de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen. De psychiatrische problematiek is actief van aard (de psychopathologie is floride en/of psychische instabiliteit dreigt door actief middelengebruik).
Indien er sprake is van beide bovenstaande situaties wordt de toeslag eenmaal toegekend. Indien uit het onderzoek naar voren komt dat de burger behoefte heeft een geregisseerde dagbesteding, kan een toeslag dagbesteding toegekend worden aanvullend op de ondersteuningsvorm Beschermd Wonen en ondersteuningsvorm Beschermd Thuis..
Opvang is altijd gericht op een tijdelijk verblijf, met als doelstelling om iemand weer in staat te stellen zich zelfstandig of met lichte ondersteuning te redden in de samenleving. Of, als er sprake is van een ernstige beperking, toe te leiden naar langdurige zorg met verblijf. De algemene principes van de Wmo, zoals gebruik maken van eigen kracht, het sociale netwerk, rekening houden met voorzienbare omstandigheden e.d. zijn ook hier van toepassing. Als iemand bijvoorbeeld zijn woning verloren heeft, maar bij familie of vrienden kan overnachten, is opvang niet nodig.
De klassieke bed-bad-brood-opvangvoorzieningen, huisvesting bij extreem winterweer, dag- en nachtopvang zijn algemene voorzieningen. Wie gebruik maakt van de nachtopvang betaalt een vaste bijdrage voor bed, bad, brood en begeleiding. 24-uurs opvangvoorzieningen zijn daarentegen zijn maatwerkvoorzieningen waarop dit besluit voornamelijk van toepassing zijn.
Bijlage Tarieftabel pgb beschermd wonen 2018
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-154867.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.