Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld houdende rgels omtrent het Handboek Kabels en Leidingen

Gemeente Simpelveld

 

Standaardbepalingen voor het opnemen van de sleufverharding, het graven, aanvullen en verdichten van sleuven en het (ver-)leggen, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen in gronden die in eigendom of beheer zijn bij de gemeente Simpelveld

 

Inleiding

 

De raad van de gemeente Simpelveld heeft de ‘Telecommunicatieverordening 2018 Gemeente Simpelveld’ (hierna te noemen ‘TV2018’) vastgesteld. Dit met als overweging: ‘… de ‘Telecommunicatieverordening 2012 gemeente Simpelveld’ te vervangen door een actuele versie die voldoet aan de huidige wet- en regelgeving en aan de zich in de praktijk voordoende procedurele vragen bij het gebruik van de openbare ruimte voor werkzaamheden aan kabels van de (openbare) elektronische communicatienetwerken, teneinde de gemeente in staat te stellen de gewenste regierol optimaal in te vullen’.

 

Deze verordening voorziet in het stellen van nadere regels, waartoe het college van burgemeester en wethouders wettelijk bevoegd is en aanvullend via artikel 3 van de TV2018 gemandateerd wordt. Deze nadere regels worden gebundeld in het Handboek Kabels en Leidingen. De gemeente streeft vanuit haar regierol over de openbare gronden en de zich daar bevindende (ondergrondse) infrastructuren naar zoveel mogelijk uniformiteit voor de diverse netwerken ten aanzien van de voorschriften voor de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen. De formele grondslag voor deze uitvoeringsbesluiten is voor de elektronische openbare communicatienetwerken de TV2018.

 

Ten aanzien van de uitvoeringswerkzaamheden door de nutsbedrijven zijn de Algemene Plaatselijke Verordening (APV; vanuit de positie als eigenaar en beheerder van openbare gronden) en de, zo lang geldige, contractueel met de nutsbedrijven overeengekomen afspraken (OGN 2011) van toepassing.

 

Doel van het handboek is:

  • -

    het bevorderen van een veilige ligging en ordening van ondergrondse infrastructuur;

  • -

    het beperken van de overlast en het bevorderen van een veilige omgeving voor de burgers tijdens de werkzaamheden aan ondergrondse infrastructuur;

  • -

    het voorkomen van schade aan private- en gemeentelijke eigendommen;

  • -

    het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

 

Het bereiken en handhaven van deze doelstellingen wordt ondersteund door uniforme voorbereiding-, aanvraag- en uitvoeringsvoorschriften voor werken in het beheergebied van de gemeente. Het Handboek geldt ook voor werken in/op nieuwbouwprojecten, voor zover deze onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen.

De verlening van instemmingsbesluiten en vergunningen is het gemeentelijke instrument om zorg te dragen voor de veiligheid, de beperking van overlast, het voorkomen van schade en het borgen van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Dit Handboek is voorzien van Bijlage 1 met de Begrippenlijst met de belangrijkste in het Handboek gehanteerde begrippen en definities, daarbij aansluitend bij het bepaalde in de TV2018. Vanwege het streven om dit Handboek zo uniform mogelijk van toepassing te kunnen laten zijn, is voor de toestemming verkrijgende partij in het Handboek de uniforme term ‘Vergunninghouder’ gehanteerd. Dit ter vergelijking met de TV2018, waar gesproken wordt over ‘Aanbieder’.

1 Administratieve bepalingen

1.1 Rolverdeling

In de praktijk kan er een rolverdeling bestaan tussen netbeheerder – Vergunninghouder – opdrachtgever en grondroerder. Ook kan het zijn dat deze rollen door één en dezelfde partij worden vervuld. Voor de gemeente is echter alleen de Vergunninghouder zowel financieel, operationeel als juridisch altijd aansprakelijk en verantwoordelijk is voor het (doen) opvolgen van de bepalingen in het handboek. Dit ongeacht hoe de relatie is tussen Vergunninghouder enerzijds en een eventuele netbeheerder en grondroerder anderzijds. De Gemeente behoudt zich het echter het recht voor om in dringende gevallen handhavingsmaatregelen rechtstreeks met grondroerder af te handelen en de Vergunninghouder pas later daarvan in kennis te stellen.

1.2 Voorwaarden voor meldingen of aanvragen

  • 1.

    De in dit hoofdstuk opgenomen voorwaarden zijn van toepassing op een melding voor werkzaamheden, respectievelijk voorschriften en beperkingen voor een instemmingsbesluit, en - voor zover relevant - voor de aanvragen voor werkzaamheden van andere kabel- en leidingbeheerders- of eigenaren.

  • 2.

    Voor een aanvraag of melding van zowel voorgenomen werkzaamheden als de voorgenomen aanvang van die werkzaamheden, moet gebruik worden gemaakt van de door de gemeente vast te stellen (digitale) formulieren (voor zover niet met de gemeente een andere vorm van gegevensoverdracht is afgesproken en waarvoor de formulieren de aard van de te verstrekken gegevens aangeven).

  • 3.

    Bij de melding conform artikel 4, derde lid, TV2018, moeten in ieder geval de volgende gegevens worden versterkt:

    • a.

      een machtiging indien het een melding betreft namens een aanbieder of netbeheerder;

    • b.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van de aanvrager (aanbieder, netbeheerder en/of grondroerder van de kabels en/of leidingen), evenals van de (te machtigen) uitvoerder waarvan de contactpersoon de Nederlandse taal machtig moet zijn;

    • c.

      een opgave van aantal, soort en beoogd gebruik van de kabels die direct of niet direct in gebruik worden genomen en de lengte en breedte van de kabelsleuf;

    • d.

      een opgave van belanghebbenden/omwonenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen aanvang, beëindiging en aard van de werkzaamheden;

    • e.

      kennisgeving van benodigde instemmingen of vergunningen van overige beheerders van de openbare ruimte zoals Pro Rail, Waterschap, Rijks- en Provinciale Waterstaat en Gasunie.

    • f.

      het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;

    • g.

      een opgave van ondergrondse of bovengrondse kasten inclusief de situering en afmetingen daarvan;

    • h.

      een opgave van wat door- of namens de aanvrager ondernomen is om te voldoen aan de verplichtingen betreffende het (mede)gebruik van voorzieningen;

    • i.

      een uitvoeringsplan, in ieder geval inhoudende:

      • 1.

        volledige en duidelijk leesbare tekeningen, op basis van BGT, van het gewenste tracé inclusief opgave van de te verbinden locaties, met als schaal 1:500;

      • 2.

        een opgave van de te plaatsen objecten, evenals van de situering daarvan;

      • 3.

        een beschrijving van de maatregelen voor de bereikbaarheid van, en het voorkomen van schade aan, in de openbare gronden aanwezige kabels en leidingen;

      • 4.

        een omschrijving van eventuele opbrekingen van de verhardingen;

      • 5.

        een verkeersplan conform CROW-richtlijn 96b; dit plan kan ook nodig zijn voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning;

      • 6.

        de maatregelen ter bescherming van de openbare voorzieningen (bomen, straatmeubilair etc.);

      • 7.

        de maatregelen voor de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid.

    • j.

      de planning van het gehele werk inclusief de fasering en werkvolgordes.

  • 4.

    Bij de melding van niet ingrijpende of spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten, als bedoeld in artikel 4, 5e en 6e lid, TV2018, moeten in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      naam, adres en ondertekening van de aanvrager (aanbieder, netbeheerder en/of gemachtigde) en de uitvoerenden, waarbij de contactpersoon de Nederlandse taal machtig dient te zijn;

    • b.

      de dagtekening van de melding;

    • c.

      de lengte van de sleuf die wordt opengebroken;

    • d.

      het oppervlak van het lasgat dat wordt opengebroken.

  • 5.

    De Vergunninghouder, dan wel diens grondroerder, stelt op grond van de TV2018 de gemeente tijdig, doch ten minste 14 dagen voor afloop van de onderhoudstermijn, in staat een opleveringsopname uit te voeren.

  • 6.

    Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de Vergunninghouder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel.

  • 7.

    Ter bescherming van de belangen als genoemd in artikel 8, eerste lid, TV2018 kan het college, gemotiveerd, aan de instemming/vergunning, voor nieuwe Vergunninghouders, het voorschrift verbinden van zekerheidsstelling voor nakoming van voorschriften en beperkingen.

1.3 Procedure voor meldingen of aanvragen

  • 1.

    De aanvrager moet zelf inventariseren of naast het instemmingsbesluit of vergunning een omgevingsvergunning noodzakelijk is, en moet deze bij de gemeente separaat en tijdig aanvragen.

  • 2.

    In een tracé kunnen secties voorkomen waarvoor door derden toestemming en/of vergunning moet worden verleend, zoals bij kruisingen van spoor-, rijks-, provinciale - en waterschapswegen, waterwegen, primaire en secundaire waterkeringen of van particuliere eigendommen.

    De aanvrager moet zelf inventariseren welke vergunningen en instemmingen van overige beheerders van openbare ruimte zoals onder andere ProRail, waterschap, Rijks- en provinciale Waterstaat, Gasunie etc. nodig zijn voor het betreffende werk en deze separaat en tijdig aanvragen. Kennisgeving aan de gemeente van andere benodigde instemmingen of vergunningen geschiedt bij de indiening van de melding; de bewijzen van verkregen toestemming moeten binnen uiterlijk 4 weken na de indiening worden overlegd.

    De door de gemeente te verlenen instemming betreft uitsluitend het tracé in de grond die in beheer is bij de gemeente, en betreft niet de van derden te verkrijgen toestemming.

  • 3.

    In het geval de graafwerkzaamheden ten behoeve van doorgaande kabels en leidingen particuliere eigendommen doorkruisen moet de aanvrager vooraf toestemming voor het leggen en liggen van de grondeigenaar hebben verkregen. Een afschrift van deze toestemming moet bij de vergunningaanvraag worden gevoegd of binnen uiterlijk 4 weken worden overlegd indien kennisgeving daarvan bij de melding heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning c.q. graafvergunning kan het noodzakelijk zijn om verkeersplannen in te dienen. De aanvrager pleegt daartoe zelf overleg met onder andere politie, verzorging- en hulpdiensten, particuliere en openbare vervoerders alsmede met de gemeente teneinde zorgvuldige afstemming en voorinformatie te bereiken.

  • 5.

    De aanvrager is gehouden om de uitvoeringsplanning van het werk zoveel mogelijk af te stemmen met de gemeentelijke Evenementenkalender, het reguliere gemeentelijke onderhoudsprogramma voor de openbare ruimte en het ophaalschema voor huisvuil.

  • 6.

    Alle graafwerkzaamheden in openbare gronden moeten door Vergunninghouder of zijn grondroerder minimaal 5 werkdagen voorafgaand aan de start van het werk worden aangemeld bij de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator, door het mailen van een ingevuld ‘Formulier Aanvangs- en gereedmelding kabel- en leidingwerkzaamheden’ aan de gemeente.

  • 7.

    Na ontvangst van de melding beoordeelt de gemeente binnen 1 werkdag of het voorgenomen werk mag worden uitgevoerd. Indien er volgens de gemeente reden is waarom de geplande uitvoering niet op het gemelde tijdstip of gemelde werkwijze kan worden gerealiseerd, deelt de gemeente dit schriftelijk mede aan de Vergunninghouder.

  • 8.

    De startdatum en doorloopplanning van het werk moeten bij de melding worden opgegeven en mogen na goedkeuring door de gemeente niet eenzijdig worden gewijzigd.

    Indien de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd binnen de vastgestelde termijnen, en zonder dat de Vergunninghouder dit tijdig heeft gemeld en onderbouwd, kan de gemeente het instemmingsbesluit vervallen verklaren.

    Een situatie van overmacht moet tijdig door de Vergunninghouder worden medegedeeld, met in acht name van de maximale geldigheidsduur en ter beoordeling van het college. De goedgekeurde einddatum kan na een schriftelijk en gemotiveerd verzoek door het college worden verlengd, geheel ter beoordeling van het college.

  • 9.

    Na voltooiing van het werk moet dit direct afgemeld worden bij de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator door het mailen van een ingevuld ‘Formulier aanvangs- en gereedmelding kabel- en leidingwerkzaamheden’ aan de gemeente.

  • 10.

    De uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen alsmede medegebruik van voorzieningen (dit laatste met inachtneming van de artikelen 5.2 en 5.12 van de Telecommunicatiewet) moet gebeuren conform de bepalingen in dit Handboek.

1.4 Procedure werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1.

    Voorwaarde voor het toepassen van de uitzondering van de procedure voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard (definitie in Bijlage 1, afgeleid van de TV2018) is dat het werk betrekking heeft op het onderhouden, wijzigen en/of uitbreiden van een reeds in de openbare ruimte van de gemeente aanwezige ondergrondse nuts- en/of telecommunicatie infrastructuur.

  • 2.

    Voor een solo te plaatsen handhole c.q. kabelinspectieput geldt de uitzondering van niet ingrijpende werkzaamheden niet. Dit in verband met het beslag op ondergrondse ruimte van de voorziening waardoor een zorgvuldige toetsing en afstemming met overige gebruikers noodzakelijk is.

  • 3.

    Bij de melding of aanvraag moet een nauwkeurig tijdschema en een werktekening worden gevoegd.

1.5 Uitzonderingsprocedure Spoedeisend werk/Calamiteit

  • 1.

    In geval van spoedeisende werkzaamheden, noodzakelijk in verband met een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende net en waarvan uitstel niet mogelijk is, moet direct na signalering tijdens werkdagen telefonisch melding worden gedaan aan de gemeentelijk toezichthouder, dan wel buiten kantoortijden aan het gemeentelijke meldpunt.

  • 2.

    Bij spoedeisende werkzaamheden zal zodra de mogelijkheid zich voordoet, maar uiterlijk de eerstvolgende werkdag, tevens een e-mail worden gestuurd naar de gemeentelijk toezichthouder met melding van de exacte locatie en aard van de werkzaamheid.

  • 3.

    Wanneer de calamiteit van dusdanige aard en/of omvang is dat hulpdiensten moeten worden ingeschakeld is de netbeheerder hiervoor verantwoordelijk. Hiervoor kan het landelijke alarmnummer 112 worden gebruikt.

  • 4.

    Indien voor de (verkeers-)veiligheid en/of bescherming van de volksgezondheid direct afzettingen moeten worden geplaatst en/of (een deel van) de openbare ruimte moet worden afgesloten, zal de gemeente hiervoor de opdrachten verstrekken. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door of namens de gemeente. De marktconforme kosten, voor zover deze kosten aan de netbeheerder toerekenbaar zijn als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden, worden door de gemeente doorbelast aan de betreffende netbeheerder.

1.6 Extreme weersomstandigheden

  • 1.

    In geval van extreme weersomstandigheden (bijvoorbeeld wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel en vorst), waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente kan leiden (door bijvoorbeeld breuk van vastgevroren bestratingmateriaal en/of niet goed te verdichten ondergrond), kan de gemeente overgaan tot het tijdelijk opschorten van een verleende instemming of vergunning (“Opbreekverbod”).

    De Vergunninghouder en grondroerder zijn gehouden zich aan onderstaande richtlijnen te houden, ook al heeft de gemeente (nog) geen expliciete melding van een breekverbod gemaakt: op het weerstation KNMI in De Bilt gelden de volgende condities:

    • Om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur van -4 ºC of lager;

    • Om 10.00 uur een geregistreerde temperatuur van -2 ºC of lager;

    • Om 07.00 uur een geregistreerde temperatuur tussen 1 ºC en -3 ºC en om 10.00 uur daaropvolgend een geregistreerde temperatuur van -1 ºC of lager.

  • 2.

    Het instellen en het opheffen van deze opschorting geschiedt door de gemeentelijk toezichthouder.

  • 3.

    Indien tijdens een opschortingperiode reguliere werkzaamheden niet langer kunnen worden uitgesteld, hetgeen onderbouwd moet worden door de Vergunninghouder, kan de gemeente onder strikte voorwaarden een ontheffing voor het betreffende werk verlenen. Uitgangspunten hierbij zijn in ieder geval:

    • de uitvoering van het werk mag niet leiden tot overmatige overlast voor omwonenden en het doorgaande verkeer;

    • de uitvoering van het werk mag geen verdere afname van de (verkeers)veiligheid en bereikbaarheid veroorzaken;

    • de uitvoering van het werk mag geen schade aan, of verminderde kwaliteit van, naastliggende of kruisende belangen van andere netbeheerders veroorzaken.

1.7 Aansprakelijkheid

  • 1.

    De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die de Vergunninghouder en/of diens grondroerder of derden lijden, ingeval kabels of leidingen van verschillende netbeheerders door afwijking van de door haar gegeven aanwijzingen en richtlijnen in lengterichting boven elkaar of te dicht bij elkaar zijn of worden gelegd doordat bij het leggen is afgeweken van de door de gemeente gegeven aanwijzingen en richtlijnen.

  • 2.

    De Vergunninghouder is aansprakelijk voor alle schade aan gemeente-eigendommen die het gevolg is van het (ver)leggen, verwijderen repareren e.d. van leidingen, voor zover de schade een aantoonbaar en toerekenbaar gevolg is van de uitgevoerde werkzaamheden. Bij gecombineerde kabel- en leidingaanleg zijn de deelhebbende bedrijven hoofdelijk aansprakelijk jegens de gemeente.

1.8 Schade

  • 1.

    De Vergunninghouder moet in redelijkheid alle mogelijke maatregelen nemen om te voorkomen dat de gemeente en derden door het werk schade lijden.

  • 2.

    De Vergunninghouder moet de in het eerste lid bedoelde, optredende beschadigingen direct melden aan de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen en aan de beheerder van het beschadigde eigendom.

  • 3.

    Het herstel van de schade vindt plaats in overleg met, en voor rekening van, de veroorzaker. Uitgangspunt is herstel in oorspronkelijke staat.

  • 4.

    Omdat bij straatwerk op voorhand bekend is dat er sprake is van achteruitgang van de kwaliteit, is de Vergunninghouder aan de gemeente een vergoeding verschuldigd (zie de bepalingen in dit Handboek in de paragraaf over herstel).

  • 5.

    Schade aan groenwerkzaamheden is aan de orde in de volgende situaties:

    • -

      werkzaamheden waarbij de overlevingskans van de aanwezige beplanting gering is en dus moet worden vervangen;

    • -

      werkzaamheden waarbij dicht in de buurt van bomen moet worden gewerkt;

    • -

      aantasting (ecologische) kwaliteit groeiplaats;

  • 6.

    In geval van schade of vervanging aan/van groenvoorzieningen, als direct en aantoonbaar gevolg van de werkzaamheden door de Vergunninghouder, zal de gemeente voor herstel c.q. vervanging zorgen. De marktconforme kosten hiervan worden doorbelast aan de Vergunninghouder.

  • 7.

    In geval van schade aan gemeentelijk eigendom buiten de sleuf, in de directe nabijheid van de werklocatie als direct en aantoonbaar gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden, zal de gemeente deze schade verhalen op de Vergunninghouder. Afhankelijk van de situatie kan een voorafgaande schouw wenselijk zijn, dit ter beoordeling van de gemeente.

2 Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering

2.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling

  • 1.

    De gemeente kan een gemeentelijke voorkeursligging aangeven van het kabels- en leidingenprofiel. Indien en zodra vastgesteld, wordt dit (dwars)profiel aan de aanbieders bekendgemaakt. Zeker bij nieuwbouwsituaties moet hiervan in eerste instantie worden uitgegaan. Mocht dit niet mogelijk zijn, zal de aanvrager in overleg treden met de gemeente over een gewenst ander profiel.

  • 2.

    Bij de tracébepaling van leidingen zijn van belang de horizontale en verticale ligging en de onderlinge afstand tussen kabels en leidingen in de ondergrond.

    Het doel van deze liggingen is:

    • een optimaal gebruik van de openbare ruimte;

    • een ongestoorde exploitatie van leidingen;

    • optimaliseren van de veiligheid.

  • 3.

    Horizontale ligging:

    • In het tracé, bij een standaard tracé breedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, worden de distributieleidingen volgens een vaste volgorde (standaard dwarsprofiel) ingedeeld. Deze is in bijlage 3 aangegeven.

    • In het overig deel van de openbare weg liggen de transportleidingen. Dit basisprincipe moet worden nagestreefd. In bijzondere gevallen kan de gemeente een andere indeling toestaan.

  • 4.

    Aanvullende eisen voor horizontale ligging:

    • Werkzaamheden aan- of bij groenvoorzieningen en bomen worden zoveel mogelijk vermeden. Is dit toch onvermijdelijk dat wordt eerst overleg met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator gevoerd, ongeacht er sprake is van een verlegging in een nieuw- of een bestaand tracé.

    • Bij het passeren van bomen moet een aantal, in dit handboek omschreven, voorzorgsmaatregelen worden getroffen die schade aan de betreffende boom en later aan de te leggen kabel/leiding voorkomt. Hiermede moet bij het traceren terdege rekening gehouden worden en waar mogelijk zullen bij voorkeur alternatieve routes worden gekozen.

  • 5.

    Verticale ligging:

    • In de ondergrond, bij een standaard tracébreedte zonder bomen en gerekend vanaf erfgrens/gevel, worden de distributieleidingen en transportleidingen volgens een vaste diepte ingedeeld. Deze diepte is standaard vastgesteld op 0,60 m. In zeer uitzonderlijke gevallen kan de gemeente, veelal projectgebonden, een andere diepteligging toestaan.

    • Uitgangspunten bij verticale ligging:

      • o

        distributieleidingen liggen ondieper dan transportleidingen;

      • o

        vrijverval leidingen hebben voorrang boven drukleidingen;

      • o

        bij kruisingen van leidingen met andere leidingen bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m;

      • o

        strook voor de huisaansluiting van het riool vrijhouden.

  • 6.

    Aanvullende eisen voor verticale ligging. Bij boringen/persingen, in welke vorm ook, is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse.

    • Bij het kruisen van sloten / open watergangen moet een minimale gronddekking van 1,00 m ten opzichte van de ontwerpdiepte van de bodem van de watergang worden aangehouden.

    • Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte moet een gronddekking van 2,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem worden aangehouden. Een en ander conform de eisen van het Waterschap Limburg.

  • 7.

    Ligging nabij andere objecten. De aanvrager identificeert vooraf objecten aan, op of nabij het tracé, die kunnen worden beïnvloed door de tracering en aanleg van leidingen. Voorbeelden kunnen onder meer zijn: bestaande wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, primaire- en secundaire waterkeringen, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende leidingen, bomen en gebouwen.

2.2 Bepalingen ten aanzien van de engineering/werkvoorbereiding

  • 1.

    De aanvrager is verplicht om in zijn werkvoorbereiding te inventariseren welke netbeheerders belangen hebben in het beoogde tracé. In ieder geval zal er een oriëntatiemelding moeten worden gedaan bij het Kadaster-sectie KLIC.

  • 2.

    De aanvrager is bij het maken van proefsleuven gehouden de bepalingen van TV2018, dit Handboek en de WION stipt na te leven.

  • 3.

    Indien vooraf duidelijk is dat de zetting aan een bouwgevel zodanig is dat verwacht kan worden dat de huisaansluiting dreigt te beschadigen of af te breken, dan is de aanvrager verplicht hiernaar onderzoek te doen, zo nodig maatregelen te nemen en deze in de vergunningaanvraag te specificeren.

  • 4.

    Tijdelijke voorzieningen in de openbare ruimte moeten de goedkeuring hebben van de beheerder van de openbare ruimte. Deze tijdelijke voorzieningen, zoals damwanden, heipalen, etc., moeten na voltooiing van de werkzaamheden worden verwijderd. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan door de beheerder van de openbare ruimte besloten worden ze tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 m.

  • 5.

    Onder straatmeubilair worden straatkasten en andere (niet) vergunnings-plichtige (deels of geheel bovengrondse) voorzieningen als kasten en/of gebouwen verstaan. Deze dienen bij de instemmingsaanvraag duidelijk op de tekening te worden vermeld met aparte kleur of codering. De locaties worden in overleg met de toezichthouder vastgesteld. De gemeente behoudt zich het recht voor een locatie te wijzigen indien de door haar te behartigen belangen dat vorderen. In overleg worden consequenties en alternatieven besproken.

  • 6.

    Er worden geen vaste obstakels boven kabels en leidingen geplaatst. Indien geen andere oplossing mogelijk is, dan kan in overleg met de betreffende kabel- en of leidingexploitant(en) onder voorwaarden en/of voorzieningen alsnog tot plaatsing boven kabels of leidingen worden overgegaan.

  • 7.

    Huisaansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het distributienet aangelegd om geen beslag te leggen op de ruimte voor distributieleidingen.

  • 8.

    Er kan sprake zijn van voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij CAI-, FTTH- en Datanetten).

    In die gevallen moet deze voorbereiding zo strak mogelijk opgerold en gebundeld, evenwijdig aan de erfgrens en op de profieldiepte worden weggezet tegen de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is. Het hiervoor eventueel benodigde tracé of de straatoversteken moeten tegelijk met de aanleg van de hoofdsleuf worden aangebracht.

2.3 Situering handholes

  • 1.

    Voor aanleg van handholes of ondergrondse lasmoffen, gelijktijdig met de aanleg van de leidingtracés, moet in de aanvraag iedere handhole c.q. ondergrondse lasmof specifiek genoemd worden. De locatie ervan moet middels een detailschets apart zijn aangegeven.

  • 2.

    Voor solo aanleg van handholes c.q. ondergrondse lasmoffen in bestaande tracés moet afzonderlijk instemming verkregen worden. Dit verzoek moet eveneens voorzien zijn van detailschetsen van de geplande locaties.

  • 3.

    De exacte locatie van handhole(s) en ondergrondse lasmof(fen) moet altijd in overleg met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator worden vastgesteld. Tijdens de uitvoering kan alsnog de instemming voor de aangevraagde locatie worden aangepast als blijkt dat plaatsing tot onoverkomelijke problemen voor de gemeente of derden leidt. De Vergunninghouder zal in die gevallen samen met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator een alternatief zoeken.

  • 4.

    Nadat het gat ten behoeve van de handhole c.q. ondergrondse lasmof is ontgraven moet de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen in de gelegenheid worden gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing.

  • 5.

    De aanleg, instandhouding en de opruiming door of namens de Vergunninghouder van handholes en/of de ingaande en uitgaande buizen geschieden op zodanige wijze dat het beheer van andere netten niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt.

  • 6.

    De handholes c.q. ondergrondse lasmoffen moeten worden geplaatst op een maatschappelijk verantwoorde plaats. Alleen specifiek daartoe geschikte handholes mogen worden geplaatst in kabel- en leidingtracés, parkeerplaatsen, uitwegen, op kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen.

  • 7.

    Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. In- en uitgaande buizen van de handhole moeten onderlangs het tracé uitgebogen worden naar de handhole toe. Verweving van het kabel- c.q. buizenstelsel moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

  • 8.

    Handholes c.q. ondergrondse lasmoffen mogen niet worden geplaatst nabij (hoofd)rioleringen, (hoofd)leidingen en/of huis- en bedrijfsaansluitingen van de nuts- / telecombedrijven. De minimale afstand is 1,00 meter. Wanneer niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan, moet aanvrager zelf contact op nemen met de eigenaar van de aansluiting voor schriftelijke toestemming voor een belemmering van diens rechten. Deze toestemming is onderdeel van de vergunning- c.q. instemmingsaanvraag.

  • 9.

    Handholes moeten zo worden geplaatst en gefundeerd dat alle wegverkeer over de plaats ervan kunnen rijden of erop staan zonder dat verzakkingen optreden als gevolg van bezwijken of verzakken van de handhole.

  • 10.

    Handholes en ondergrondse lasmoffen blijven eigendom van de Vergunninghouder. Deze draagt zorg voor het beheer ervan, waartoe behoort het op aanzegging van de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator op de juiste hoogte stellen van de handhole.

  • 11.

    De Vergunninghouder blijft, met in achtneming van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek, aansprakelijk voor alle (gevolg)schade die mogelijk ontstaat door de aanwezigheid van de handhole of ondergrondse lasmof.

2.4 Archeologie

  • 1.

    Conform de Erfgoedwet dient rekening te worden gehouden met archeologische waarden in de ondergrond. De wet is mede gericht op het behoud van archeologische waarden op de plek zelf. Indien dit niet mogelijk is, kan onderzoek verplicht gesteld worden.

  • 2.

    Bij een vergunningaanvraag baseert de vergunningverlener zich op het algemene gemeentelijke beleid (vastgelegd in een beleidsnota en/of beleids(advies)kaart archeologie en/of bestemmingsplannen, waarin gemeentespecifieke vrijstellingen en onderzoeksplichten zijn opgenomen) om een vrijstelling te verstrekken of een onderzoeksplicht op te leggen.

  • 3.

    De vergunningverlener kan archeologisch onderzoek verplicht stellen bij een aanvraag voor een nieuw tracé of een nieuwe aansluiting of bij verbreding of verdieping van een bestaand tracé. Een archeologisch vooronderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.

  • 4.

    De kosten voor archeologische onderzoek - vooronderzoek, eventueel vervolgonderzoek en mogelijk definitief onderzoek - liggen conform het wettelijk vastgestelde veroorzakerprincipe bij de Aanvrager of Netbeheerder. De vergunningverlener ontvangt het onderzoeksrapport ter goedkeuring en ter (gemandateerde) besluitvorming door B&W.

  • 5.

    Bij vervanging of verwijdering van kabels en leidingen binnen een bestaand tracé, met inachtneming van de bestaande aanlegdiepte en –breedte, is geen archeologisch onderzoek nodig en geldt op voorhand een vrijstelling.

3 Voorwaarden en eisen ten aanzien van de uitvoering

3.1 Inventariseren bestaande kabels en leidingen

  • 1.

    De Vergunninghouder moet zich overtuigen van de plaats van alle reeds in het werk gelegen leidingen door het tijdig opvragen van de leidinggegevens en overige voorwaarden bij het Kadaster-sectie KLIC. Op de werklocatie moeten, naast een kopie van de vergunningen en de gewaarmerkte vergunningtekening(en), eveneens de maatvoeringtekeningen met leidinggegevens van alle in de ondergrond aanwezige kabels- en leidingen aanwezig zijn.

  • 2.

    De Vergunninghouder moet onder toepassing van de WION, voorafgaand aan het ontgraven, proefsleuven graven om zich van de aangegeven ligging van kabels en leidingen te overtuigen. De proefsleuven moeten zodanig worden gesitueerd en uitgevoerd dat alle relevante kabels en leidingen goed zichtbaar worden gemaakt, met in acht name van de diepte van hoofd- en dienstleidingen van gas, warmte, water, riolering en drainage.

  • 3.

    Van de proefsleuven en de maatvoeringen van de aangetroffen kabels en leidingen houdt Vergunninghouder een actuele registratie bij die op eerste aanzeggen van de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator of toezichthouder kabels en leidingen ingezien kan worden. Indien afwijkingen van het standaard profiel of het aangewezen tracé worden geconstateerd zal de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen in overleg met Vergunninghouder een nieuw tracé uitzetten dat door de gemeente schriftelijk zal worden bevestigd.

3.2 Informatie en communicatie

  • 1.

    Namens de Vergunninghouder moet er altijd;

    • a.

      één aan te spreken verantwoordelijke persoon op het werk aanwezig zijn

    • b.

      één aan te spreken verantwoordelijke persoon buiten werktijden bereikbaar zijn in geval van calamiteiten verband houdend met het werk.

  • De naam van deze persoon moet bij alle betrokken partijen bekend zijn. Deze moet de door gemeentelijke en andere toezichthouders gevraagde informatie verstrekken en de nodige medewerking verlenen om hun werk mogelijk maken.

  • 2.

    De verantwoordelijke persoon, bedoeld in lid 1, beheerst in voldoende mate de Nederlandse taal. De Vergunninghouder zorgt ervoor dat de sleutelfunctionarissen in zijn projectorganisatie c.q. van zijn grondroerder, waaronder de in het eerste lid genoemde verantwoordelijke persoon, de Nederlandse taal voldoende beheersen.

  • 3.

    Bij projecten zullen, ter beoordeling van de Vergunninghouder en/of grondroerder, op regelmatige tijden bouwvergaderingen worden gehouden, waarbij in ieder geval de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator of gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen wordt uitgenodigd.

  • 4.

    Van deze vergaderingen zal de Vergunninghouder en/of grondroerder notulen opmaken en aan de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator toezenden.

  • 5.

    Bij werkzaamheden waarbij de bereikbaarheid van belanghebbenden c.q. omwonenden tijdelijk wordt verminderd, alsmede bij grotere wegafzettingen, moet de grondroerder namens de Vergunninghouder minimaal drie werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden de belanghebbenden en omwonenden op de hoogte stellen. De grondroerder zal van iedere schriftelijke aankondiging een afschrift naar de gemeente sturen.

    Omwonenden en bedrijven dienen door middel van een voorlichtingsbrief voorafgaand aan de werkzaamheden te worden geïnformeerd. Hierbij wordt in ieder geval informatie gegeven over:

    • a.

      Het moment van uitvoering (datum en tijdstippen);

    • b.

      De duur van de voorgenomen werkzaamheden;

    • c.

      De plaats van de voorgenomen werkzaamheden (straatnamen);

    • d.

      De opdrachtgever van de voorgenomen werkzaamheden;

    • e.

      De contactpersoon en het telefoonnummer waaronder deze bereikbaar is.

  • 6.

    Overlast voor omwonenden dient tot een minimum te worden beperkt. Woningen, winkels, bedrijven, openbare gelegenheden e.d. dienen te allen tijde minimaal te voet bereikbaar te blijven. Vergunninghouder dient waar nodig voorzieningen te treffen om de bereikbaarheid te waarborgen.

3.3 Handhaving

  • 1.

    Namens het college zal een gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen toezien op het naleven van de voorschriften door de Vergunninghouder en grondroerder. De toezichthouder zal controleren op onder andere:

    • -

      de aanwezigheid van de vereiste toestemmingen, instemmingen en vergunningen;

    • -

      de naleving van de vergunningvoorwaarden;

    • -

      de naleving van de afspraken met bewoners, politie ed. ;

    • -

      de bereikbaarheid van de woonomgeving;

    • -

      de ongestoorde exploitatie van andere leidingen;

    • -

      de verdichting van de sleuf;

    • -

      de kwaliteit van het herstel van de sleuf inclusief de verharding;

    • -

      de schade aan verharding/groen binnen de invloedssfeer van het werk;

    • -

      de veiligheid, wegafzetting, CROW 96b, etc;

    • -

      controle op de verstrekte informatie aan omwonenden.

  • 2.

    In het geval door de gemeente ter plaatse geconstateerd wordt dat een werk in uitvoering is zonder dat de vereiste instemming of vergunning is verleend en het werk valt niet onder spoedeisend werk/calamiteit, geldt:

    • a.

      de opdracht aan de grondroerder, waarbij de grondroerder direct het opbreek- graaf- en legwerk moet staken en

    • b.

      het opleggen van de verplichting aan de grondroerder om de ondergrond, verharding en openbare ruimte weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Dit kan ook inhouden dat reeds gelegde voorzieningen weer moeten worden verwijderd, zonder vergoeding van kosten.

  • 3.

    In het geval door de gemeente achteraf geconstateerd wordt dat een werk in uitvoering is zonder dat de vereiste instemming of vergunning is verleend en het werk is niet bij de gemeente gemeld als spoedeisend werk/calamiteit, is de gemeente gerechtigd te vorderen dat de netbeheerder de ondergrond, verharding en openbare ruimte weer in de oorspronkelijke staat terug brengt. Dit kan ook inhouden dat reeds gelegde voorzieningen weer moeten worden verwijderd, zonder vergoeding van kosten.

  • 4.

    Indien de leidingeigenaar/beheerder bij de onder lid 2 en 3 genoemde vorderingen in gebreke blijft, kan de gemeente indien nodig de benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren voor rekening van de netbeheerder.

  • 5.

    De gemeente is eveneens bevoegd de werkzaamheden direct stil te leggen, zonder vergoeding van kosten, indien:

    • er wordt gewerkt in strijd met het aangegeven tijdstip van aanvang of voltooiing, de wijze van uitvoering of andere toepasselijke voorschriften;

    • er wordt gewerkt buiten de in het Handboek aangegeven dagelijkse tijdstippen van aanvang of einde werk;

    • er wordt gewerkt tijdens een tijdelijke opschorting;

    • aanwijzingen en geboden van vertegenwoordigers van de gemeente niet onmiddellijk worden opgevolgd;

    • uitvoerend personeel van grondroerder zich onbehoorlijk, kwetsend en/of overlastgevend gedraagt;

    • er onacceptabele verkeershinder en/of gevaarzetting voor het publiek ontstaat.

  • De werkzaamheden mogen pas worden hervat na toestemming van de gemeente. Deze wordt in de regel pas verleend als de situaties die tot stilleggen hebben geleid naar genoegen van de gemeente afdoende en duurzaam zijn opgelost.

3.4 Opnemen en herstel verharding

  • 1.

    Tenzij anders is overeengekomen, mag per dag geen grotere sleuflengte worden gemaakt, dan op die dag weer volledig kan worden dichtgemaakt.

  • 2.

    Indien het aanvullen van de sleuf en/of het herstel van de verharding het leveren en aanbrengen van zand vereist zorgt de Vergunninghouder voor de aanvoer. De kosten van het leveren, transporteren en aanbrengen van het zand conform het Bouwstoffenbesluit zijn voor de Vergunninghouder.

  • 3.

    Asfalt- en overige gesloten verhardingen moeten door Vergunninghouder tijdelijk worden hersteld met door Vergunninghouder voor diens rekening aan te leveren betonklinkers. Het definitief herstel wordt op – marktconforme - kosten van de Vergunninghouder uitgevoerd door of namens de gemeente.

  • 4.

    De ondergrond en de verharding worden door de Vergunninghouder, met in acht name van de uitvoeringsvoorwaarden, na voltooiing van werkzaamheden teruggebracht in de oude staat, zijnde de hoedanigheid en kwaliteit zoals deze bestond voor aanvang van de werkzaamheden. Te allen tijde wordt op initiatief van de aanbieder, netbeheerder of grondroerder een schouw gehouden om vooraf een gezamenlijk beeld te hebben van de uitgangssituatie.

  • 5.

    De Vergunninghouder is gehouden tot het, op basis van redelijkheid en billijkheid, vergoeden van alle schade, geleden en te lijden door de gemeente, voortvloeiende uit de door of vanwege de aanbieder of netbeheerder uit te voeren werkzaamheden. Voor zover de herstraatwerkzaamheden worden uitgevoerd door of namens de gemeente is de schadevergoeding gebaseerd op vijf kostensoorten: herstel-, onderhouds-, beheers- en degeneratiekosten of werkelijke kosten, met als uitgangspunt marktconforme kostendekkendheid voor de gemeente.

  • 6.

    Voor de berekening van de schadevergoeding worden als basis gehanteerd de herstraattarieven conform de ‘Richtlijn Tarieven Graafwerkzaamheden (Telecom) en de daarbij horende rekenmethodiek: Richtlijn voor gemeenten ten behoeve van het berekenen van tarieven voor herstel-, onderhouds-, beheer- en degeneratiekosten bij (graaf)werkzaamheden door aanbieders in openbare gronden die in eigendom of beheer zijn van gemeenten’ uit 2004 en volgens de laatst vastgestelde tarieven. De toepasselijkheid wordt op termijn geëvalueerd. De Vergunninghouder moet de calculatie opmaken en indienen, waarna de gemeente na einde werk en opname de factuur kan indienen.

  • 7.

    De Vergunninghouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het herstel gedurende 12 maanden, waarna de gemeente het onderhoud, middels een overdrachtsopname, met bijbehorend proces-verbaal van oplevering, en gebleken geschiktheid, overneemt.

  • 8.

    Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen, waarbij de mogelijkheid wordt voorbehouden dat dit op kosten van de Vergunninghouder geschiedt indien het nodig is om de kwaliteit te handhaven.

3.5 Bouwstoffen

  • 1.

    De gemeente stelt in principe geen gratis (vervangende) bouwstoffen/materialen ter beschikking. Vergunninghouder moet zelf zorgen voor het leveren en aanbrengen van de benodigde bouwstoffen en verhardingselementen. De toezichthouder van de gemeente kan op verzoek de specificaties van elementenverharding aanleveren.

  • 2.

    Op verzoek van een Vergunninghouder, en ter beoordeling van de gemeentelijk toezichthouder, kan de gemeente afwijken van het in het eerste lid genoemde uitgangspunt, indien een verharding een bovengemiddeld aantal (meer dan 10% van het totaal op te nemen elementen) gebroken of beschadigde elementen bevat, voor het deel boven de 10%. Elementen die breken of beschadigen tijdens de werkzaamheden moeten door Vergunninghouder voor eigen rekening worden vervangen.

3.6 Maatregelen in het belang van het verkeer

  • 1.

    De werkzaamheden moeten naar genoegen van de gemeente in tijd en uitvoeringswijze zodanig worden gepland dat de belemmering van de bereikbaarheid van woningen en bedrijven tot het minimum wordt beperkt.

  • 2.

    In geval van doodlopende straten of woonerven moet de Vergunninghouder er zorg voor dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en /of tijdelijke voorzieningen (zoals rijplatenbanen, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken etc.), dat de bereikbaarheid per auto van aanliggende woningen en bedrijven tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zoveel mogelijk, en de bereikbaarheid voor hulpdiensten altijd, is gegarandeerd. Het aanbrengen, opruimen en in oorspronkelijke staat brengen van de openbare ruimte geschiedt door en voor rekening van de Vergunninghouder.

  • 3.

    Ter zake van het gestelde in lid 2 stelt aanvrager een gedetailleerde verkeers- werk- en tijdsplanning op die onderdeel uitmaakt van de vergunningsaanvraag.

  • 4.

    Ten behoeve van de tijdelijke verkeersvoorzieningen en -maatregelen is het vigerende CROW pakket Werk in Uitvoering 96b van toepassing.

  • 5.

    Indien de gemeente het noodzakelijk acht, met name bij afstuiten van belangrijke verkeerswegen, kan Vergunninghouder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de werkzaamheden uit te voeren. Dit zal indien vooraf bekend schriftelijk worden medegedeeld.

  • 6.

    De noodzakelijke verkeersvoorzieningen moeten in overleg met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen door Vergunninghouder worden verzorgd. De kosten komen ten laste van Vergunninghouder. Een overzicht van de voorzieningen, maatregelen en bij werkzaamheden waarbij de bereikbaarheid van belanghebbenden c.q. omwonenden tijdelijk wordt verminderd, alsmede bij grotere wegafzettingen, moet ten minste drie weken voor aanvang van de werkzaamheden door de grondroerder worden ingediend, tenzij anders overeengekomen.

  • 7.

    Als de werkzaamheden begeleid moeten worden door tijdelijke verkeersregelinstallaties (VRI), moet de Vergunninghouder dit 3 weken van tevoren melden. Binnen 5 werkdagen na aanlevering zal dit door de gemeente beoordeeld worden. Opmerkingen worden door aannemer verwerkt alvorens de tijdelijke VRI in gebruik te nemen. Incidenteel kan het voorkomen dat, voor een tijdelijke VRI in gebruik kan worden genomen, het noodzakelijk is dat de gemeente eerst een tijdelijk verkeersbesluit vaststelt.

  • 8.

    Verkeersvoorzieningen die tijdelijk geen dienst doen moeten door Vergunninghouder direct verwijderd c.q. afgedekt worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn.

  • 9.

    Indien de tijdelijke verkeersvoorzieningen in een verharding aangebracht moeten worden, wordt het te verwijderen verhardingsmateriaal door en voor rekening van Vergunninghouder afgevoerd en, na verwijderen van de verkeersvoorziening, terug aangebracht in de oorspronkelijke staat.

  • 10.

    Vergunninghouder draagt zorg voor een regelmatige en voldoende controle op de instandhouding van verkeersborden, wegbebakening en –afzettingen en moet voor zo ver noodzakelijk zorgen voor het zo spoedig mogelijke herstel van in het ongerede geraakte verkeersvoorzieningen. Eventuele aanwijzingen door de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen, met betrekking tot verkeersmaatregelen moeten direct worden opgevolgd.

  • 11.

    Ten behoeve van de werkzaamheden als bedoeld onder 7 verstrekt de aanvrager aan de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator en gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen naam, adres en telefoonnummer van één of meer werknemers belast met de uitvoering van deze werkzaamheden.

  • 12.

    De verkeersmaatregelen en voorzieningen mogen maximaal 72 uur voor aanvang van de werkzaamheden, buiten functie (afgedraaid), worden aangebracht. Het in functie brengen (omdraaien) mag pas twee uur voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden gebeuren. Na afloop van de werkzaamheden moeten de verkeersvoorzieningen, zodra de situatie dit toelaat, weer buiten functie worden gesteld (afgedraaid). Indien de werkzaamheden worden onderbroken en de situatie laat dit toe dan moeten de verkeersvoorzieningen buiten functie worden gesteld gedurende het staken van de werkzaamheden. Twee uur voor de hernieuwde opstart van het werk moeten de verkeersvoorzieningen weer in functie worden gesteld. De termijnen in dit artikellid zijn van toepassing tenzij vanuit of namens de gemeente gemotiveerd wordt aangegeven dat een afwijkende termijn van toepassing is.

  • 13.

    Tijdelijke bebording mag niet aangebracht worden aan bestaande verticale elementen en lichtmasten.

  • 14.

    De aannemer of onderaannemer die verkeersvoorzieningen opzet en/of verwijdert moet in het bezit zijn van een KOMO-procescertificaat op basis van de BRL-9101 conform het KIWA Reglement voor Procescertificatie.

  • 15.

    De aannemer die verkeersregelaar(s) levert moet in het bezit zijn van een geldig certificaat. De verkeersregelaars moeten individueel gecertificeerd zijn.

  • 16.

    Vergunninghouder draagt zorg voor de bereikbaarheid van woningen, winkels, openbare gebouwen e.d. voor (minder valide) voetgangers en (brom) fietsers.

  • 17.

    Vergunninghouder houdt het gemotoriseerde bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen enz. in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand.

  • 18.

    Bouwmaterialen moeten goed afgeschermd worden zodat derden daartoe geen toegang hebben.

  • 19.

    De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens enz. moet in overleg met de gemeente worden bepaald. Hiervoor moet in het kader van de APV door de door grondroerder een vergunning worden verkregen.

  • 20.

    Plaatsing van obstakels moet voldoen aan CROW publicatie 130, “richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels”.

3.7 Maatregelen ten behoeve van de overlastbeperking

  • 1.

    Het is niet toegestaan om op zaterdagen, zondagen alsmede nationale feestdagen opbreek- , graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestralingswerkzaamheden uit hoofde van regulier werk in de openbare ruimte te verrichten, tenzij in de graafvergunning expliciet anders is aangegeven.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om op werkdagen, uitgezonderd de dag voorafgaande aan een zaterdag of nationale feestdag, vóór 07.00 uur en na 18.00 uur opbreek-, graaf-, kabel-, aanvulling-, verdichting-, en/of bestratingwerkzaamheden uit hoofde van regulier werk in de openbare ruimte te verrichten, tenzij in de graafvergunning anders is aangegeven.

  • 3.

    De dag voorafgaande aan een zaterdag of nationale feestdag moet tijdig het graven van geulen en het leggen/trekken van kabels etc. worden gestaakt, en moet direct en zonder uitzondering worden overgegaan tot het aanvullen en verdichten van hoofdgeulen, aanbrengen van verhardingen en opruimen van de werkomgeving. Om uiterlijk 16.30 uur moeten alle werkzaamheden gereed zijn en alle verhardingen zijn hersteld en gesloten.

  • 4.

    Vergunninghouder moet alles doen wat op grond van de actuele inzichten redelijkerwijs verwacht mag worden om hinder als gevolg van lawaai, stank, modder e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten etc. tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De Vergunninghouder moet zich daarbij houden aan de bepalingen van de Circulaire Bouwlawaai 2010. In aanvulling geldt dat de graafmachines, aggregaten, compressoren etc. op ruime afstand van de bestaande bebouwing worden opgesteld en voldoende zijn afgeschermd om de geluidssterkte te beperken tot aanvaardbare niveaus.

    Bij werkzaamheden in de nabijheid van religieuze gebouwen en begraafplaatsen moet tijdens erediensten het nodige respect betracht worden en het bouwlawaai beperkt worden, een en ander in overleg met de gemeentelijk toezichthouder. De Vergunninghouder stelt zich tevoren op de hoogte van de plaatselijke gebruiken. Indien Vergunninghouder door de gemeente wordt toegestaan ’s avonds c.q. ‘s nachts te werken is Vergunninghouder verplicht in verband hiermee aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor de benodigde aanvullende vergunningen/ontheffingen.

  • 5.

    In het verkeersplan moet aangegeven worden op welke wijze de bereikbaarheid van panden, woonerven etc. tijdens de werkzaamheden wordt gegarandeerd, welke omleidingroutes er worden uitgezet en welke voorzieningen hiervoor tijdelijk worden getroffen c.q. aangebracht.

  • 6.

    Vergunninghouder moet tijdens en na het uitvoeren van werkzaamheden de begaanbare trottoir- en wegverhardingen vrij van verontreinigingen houden.

4 Voorwaarden en eisen voor civieltechnische werkzaamheden

4.1 Operationele eisen

  • 1.

    Er mag pas worden gestart met graafwerk als met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen overeenstemming is bereikt over het te ontgraven tracé (zie hoofdstuk 3).

  • 2.

    Vergunninghouder moet zelf het dagelijkse toezicht houden op de uitvoering. Het toezicht van de gemeente beperkt zich tot het controleren van het naleven van de bepalingen uit instemmingsbesluit of vergunning, APV, TV2018 en dit Handboek.

  • 3.

    Tenzij vooraf schriftelijk anders is voorgeschreven mag nimmer meer dan 40 meter straat of erf moeilijk bereikbaar zijn voor gemotoriseerde hulpdiensten zoals brandweer en/of ambulance. Indien een en ander niet mogelijk is moet Vergunninghouder in overleg met, en ter goedkeuring van, deze hulpdiensten noodmaatregelen treffen.

  • 4.

    Dwarssleuven in trottoir, fietspad en/of rijweg, alsmede langssleuven ter hoogte van in/opritten naar parkeergelegenheden op eigen erf, garageboxen, erven en terreinen van bedrijven, moeten dezelfde dag worden bestraat en afgewerkt. Indien dit niet mogelijk is, worden noodmaatregelen getroffen zodat de bereikbaarheid van deze objecten dezelfde dag gegarandeerd is.

  • 5.

    Na het afwerken van de bestrating mag geen puin, grond, zand en/of afval van de werkzaamheden op het werk meer voorkomen.

  • 6.

    De wegverharding moet door de Vergunninghouder in dezelfde staat worden teruggebracht dan voordat de ontgraving werd uitgevoerd. Behoudens de normale degeneratie als gevolg van werken in bestaande verharding zal de gemeente geen verslechtering accepteren. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen nadere afspraken zijn gemaakt.

  • 7.

    Alle materialen en elementen moeten onbeschadigd worden opgeleverd. De Vergunninghouder moet bij beschadiging zelf zorgen voor herstel en zorgen voor vervangend materiaal. Uitzondering hierop zijn situaties waarbij in gezamenlijke vooropname van het tracé met de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen nadere afspraken zijn gemaakt.

  • 8.

    Al het te gebruiken (bestratings-)materiaal moet van dezelfde soort, vorm, afmeting, kleur, afwerking en van minimaal dezelfde kwaliteit zijn als het oorspronkelijk aanwezige materiaal en de door de gemeente gebruikelijk toe te passen materialen.

  • 9.

    Het gebruik van spuitbussen ter markering is niet toegestaan. Om markeringen aan te brengen dient krijt of wasco gebruikt te worden dat langs natuurlijke weg verdwijnt.

  • 10.

    Oversteekbuizen, mantelbuizen en overige beschermingsmaatregelen moeten, uitgaande van voldoende trottoirbreedte, minimaal 0,75 meter aan weerszijden van het te kruisen vlak doorlopen.

  • 11.

    Er kan sprake zijn van voorbereide huisaansluitingen, waarbij de voor de huisaansluiting bedoelde buis, kabel of leiding al op de volledig benodigde lengte gemeten vanaf de hoofdleiding tot aan de klantaansluiting, in de openbare grond tijdelijk moet worden opgeborgen (voornamelijk bij telecommunicatienetten). Dan moet de voorbereiding zo strak mogelijk, opgerold en gebundeld, verticaal op de juiste diepte onder een beschermende voorziening worden weggezet tegen, en evenwijdig aan, de erfgrens van het perceel waar de voorziening voor bedoeld is.

  • 12.

    Plaatsing van keten en dergelijke dient geen obstakel te vormen voor mede weggebruikers, in overleg te bepalen met de gemeentelijke toezichthouder.

    Opslag van materialen in de openbare ruimte is alleen toegestaan na toestemming van de gemeentelijk toezichthouder.

  • 13.

    Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving ten aanzien van de veiligheid. De op dit gebied van kracht zijnde voorschriften moeten op het werk beschikbaar zijn.

  • 14.

    Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende wetten en regels ten aanzien van de veiligheid. Leidinggevend personeel van de uitvoerende partij en de Vergunninghouder moeten erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.

  • 15.

    De gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen controleert vanuit de publieke taakstelling van de gemeente of het werk veilig wordt uitgevoerd en is bevoegd om, bij onveilige situaties, correctieve maatregelen af te dwingen.

  • 16.

    Indien door, voor of namens de gemeente werkzaamheden plaatsvinden heeft de gemeente de coördinerende rol ten aanzien van afstemming, planning en samenhang van door derden uit te voeren werkzaamheden.

4.2 Meten en registreren verdichtingsgraad geroerde grond

  • 1.

    De Vergunninghouder moet door middel van vastgelegde verdichtingsmetingen aan de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen aantonen dat de verdichting conform, de in dit hoofdstuk, gestelde normen is bereikt. Per meting moeten in ieder geval aan weerszijden van de grondroering twee referentiemetingen zijn genomen tot de diepte van de ontgraving en een doelmeting in de verdichte ontgraving in de as tussen de twee referentiemetingen. De Vergunninghouder moet een systeem bijhouden, waaruit op verzoek de gegevens, voor zowel de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator als de toezichthouder beschikbaar kunnen worden gesteld.

  • 2.

    Uitgangspunt is dat de verdichting van de geroerde grond in de sleuf gelijk is aan de bestaande dichtheid van de omringende ongeroerde grond.

  • 3.

    De Vergunninghouder levert het werk op aan de gemeente. De toezichthouder van de gemeente kan hierbij verlangen dat de Vergunninghouder, ter plaatse in het bijzijn van de toezichthouder één of meerdere verdichtingsmeting(en) uitvoert. Indien de aanvulling c.q. verdichting niet voldoet, wordt Vergunninghouder in de gelegenheid gesteld dit binnen twee weken te herstellen. Hierna zal opnieuw een opleveringscontrole plaatsvinden.

4.3 Technische eisen

  • 1.

    Te ontgraven grond, zand, teelaarde enz. moet zoveel mogelijk gescheiden ontgraven, vervoerd, aangevuld of in depot gezet worden.

  • 2.

    De plaats van een tijdelijke opslag van uitgekomen sleufmateriaal moet vooraf in overleg met gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen worden bepaald. Na beëindiging van het werk moeten deze materialen zijn afgevoerd.

  • 3.

    De aanvulling moet worden uitgevoerd in lagen van maximaal 0,30 m, waarbij elke laag mechanisch moet worden verdicht.

  • 4.

    Onder de verharding moet het oorspronkelijke zandbed worden hersteld. Indien de oorspronkelijke dikte kleiner is dan 10 cm, zal de Vergunninghouder voor haar rekening het te kort komende zand leveren en aanbrengen.

  • 5.

    Uitgevoerd straatwerk moet zijn afgetrild en ingeveegd met schoon zand.

  • 6.

    De geroerde grond in berm of onverharde grond moet over de volle breedte worden aangevuld en verdicht conform de in dit hoofdstuk gestelde eisen. Het uitgegraven materiaal moet, vrij van stenen en dergelijke, met zorg in de juiste volgorde worden ingebracht om de oorspronkelijke profielopbouw zoveel mogelijk te herstellen. Daar waar nodig aanvullen met schone teelaarde.

  • 7.

    Alvorens een asfaltconstructie wordt verwijderd moeten de sleufkanten tot de gewenste diepte op steenmaat worden ingezaagd. De vrijgekomen materialen moeten worden onderscheiden naar teerhoudend en niet teerhoudend. De Vergunninghouder moet voor eigen rekening zorgen voor afvoer, bemonsteren en vaststellen van het teergehalte van materialen. Een kopie van de analyse moet aan de kabel/ en leidingcoördinator worden overhandigd.

  • 8.

    Stortbonnen moeten direct worden geretourneerd naar de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen.

  • 9.

    De sleuf in de asfaltverharding moet over de volle breedte worden opgevuld en verdicht tot 10 cm onder de oppervlakte met zand en een toplaag van 25 cm menggranulaat. De ondergrond van de fundering moet na verdichting voldoen aan de vigerende RAW standaard. De funderingslaag van de verharding moet hersteld en verdicht zijn volgens de vigerende RAW standaard.

  • 10.

    Direct aansluitend moet de sleuf in de asfaltverharding worden dichtgestraat in ten minste 50 mm brekerzand met betonstenen in blokverband in een ligging die geen gevaar oplevert. De bovenzijde van de stenen moet gelijk liggen met het ingezaagde asfalt.

  • 11.

    De ontstane sleuf in gefundeerde elementenverharding moet over de volle breedte worden opgevuld en verdicht tot 10 cm onder de oppervlakte met zand en een toplaag van 25 cm menggranulaat. De ondergrond van de fundering moet na verdichting voldoen aan de vigerende RAW standaard. De funderingslaag van de gefundeerde verharding moet hersteld en verdicht zijn volgens de vigerende RAW standaard.

  • 12.

    Indien een sleuf door een Wadi of vergelijkbare constructie wordt gegraven dient na afloop de gehele constructie in de oorspronkelijke vorm, hoedanigheid en functionaliteit te worden hersteld.

  • 13.

    Bij het graven van een sleuf in de lengterichting langs een gefundeerd weg dient minimaal een afstand van 0,5 meter tussen de rand van de3 sleuf en de rand van de wegfundering te worden aangehouden.

4.4 Herstraten

  • 1.

    Indien de gemeente besluit om vanaf een bepaald moment het herstraten uit te laten voeren door een, door de gemeente aangewezen, aannemer zal de gemeente een of meer aannemers aanwijzen die bevoegd zijn om definitieve bestrating aan te brengen. Het uitgangspunt is dat deze aannemer direct aansluitend aan de werkzaamheden van de Vergunninghouder definitief bestraat. De Vergunninghouder dient daartoe de gemeente of haar aannemer tijdig te informeren. Indien en voor zover dit niet te realiseren is moeten elementverhardingen door de Vergunninghouder tijdelijk (provisorisch) worden hersteld. Op het moment dat de gemeente besluit van deze module gebruik te maken zal de gemeente dit uitgebreid kenbaar maken bij de belanghebbende partijen.

  • 2.

    De Vergunninghouder houdt frequent contact met de toezichthouder van de gemeente over de voortgang van de werkzaamheden. Beiden stemmen in onderling overleg de herbestratingwerkzaamheden af.

  • 3.

    De Vergunninghouder moet rekening houden met gefundeerde elementenverharding of elementen in specie of gestabiliseerd zand. Het verwijderen van de liggende bestrating moet zo zorgvuldig mogelijk gebeuren. De onderliggende verhardingen en grondlagen moeten gescheiden worden bij het opnemen en moeten in dezelfde volgorde worden hersteld.

  • 4.

    Asfalt en overige gesloten verhardingen moeten door Vergunninghouder tijdelijk worden hersteld met betonklinkers. Het definitief herstel wordt op – marktconforme - kosten van de Vergunninghouder uitgevoerd door of namens de gemeente.

4.5 Horeca en evenementen

  • 1.

    Woningen, winkels, bedrijven, openbare gelegenheden e.d. moeten te allen tijde bereikbaar blijven.

  • 2.

    Omwille van een evenement kan de gemeente aanvullende voorwaarden stellen bij het verlenen van een instemming of naar aanleiding van de melding start werkzaamheden.

  • 3.

    In winkelstraten en op evenementenpleinen mogen geen opbrekingen zijn of worden uitgevoerd gedurende de door de gemeente in het kader van de APV namens Burgemeester en Wethouders vergunde evenementen, inclusief de opbouw- en afbreekperiode. Hieronder vallen onder andere:

    • De periode tussen kerst en nieuwjaarsdag Koningsdag;

    • De wekelijkse markten;

    • Lokale evenementendagen.

De evenementenkalender met het gehele evenementenoverzicht is door betrokken partijen te raadplegen via de gemeentelijke website.

5 Voorwaarden en eisen ten aanzien van vervuilde grond

 

  • 1.

    Vergunninghouder moet voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Wet Bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit.

  • 2.

    Bodeminformatie kan door de aanvrager of Vergunninghouder worden opgevraagd via: http://rapportages.milieu-info.nl/Heuvelland. Een account moet eenmalig worden aangemaakt en vervolgens kan via een inlogcode raadpleging van gegevens plaatsvinden en kunnen rapporten worden gegenereerd. De gemeente verstrekt op verzoek en indien en voor zover aanwezig gegevens zoals onderliggende bodemonderzoeken. De aanwezige ‘puntbronnen’ zijn niet opgenomen op de voornoemde kaart; dat betreft veelal verontreinigingen conform de Wet bodembescherming, waarvoor de provincie het bevoegd gezag is en informatie daar kan worden opgevraagd.

  • 3.

    Door de gemeente wordt op eigen initiatief geen bodemonderzoeken verricht bij het aanleggen van kabels en leidingen door nutsbedrijven.

  • 4.

    Indien een netbeheerder een kabel c.q. leidingtracé wil laten lopen door een gebied waarvan vooraf is vastgesteld dat de bodem verontreinigd is, dan vervalt elke aansprakelijkheid van de gemeente. De gemeente heeft in die situatie geen saneringsplicht, deze ligt bij de initiatiefnemer. Dit wil zeggen dat alle kosten voor rekening van de netbeheerder komen.

  • 5.

    Er moet gewerkt worden conform CROW 400 ‘Werken in en met verontreinigde bodem. Richtlijn voor veilig, zorgvuldig en risicogestuurd werken’.

  • 6.

    Als bij grondwerkzaamheden duidelijk afwijkend (bodem)materiaal waaronder asbestverdacht materiaal wordt waargenomen, moeten de werkzaamheden worden stilgelegd en het materiaal worden onderzocht. De resultaten van dit bodemonderzoek moeten aan de milieu-afdeling van de gemeente worden overlegd. Aan de hand van de resultaten wordt bepaald of de werkzaamheden kunnen worden voortgezet. Asbestverwijdering dient door een deskundig asbestverwijderingsbedrijf plaats te vinden, dat wil zeggen een bedrijf dat in het bezit is van het KOMO-procescertificaat voor het verwijderen van asbest.

  • 7.

    Wanneer werkzaamheden verricht worden aan bestaande asbestleidingen (o.a. gas- en waterleidingen) en aan te verwijderen mantelbuizen rondom kabels moet vooraf een melding gedaan worden bij de Arbeidsinspectie. Daarbij worden 3 soorten werkzaamheden aan asbestcementhoudende buizen/leidingen onderscheiden: reparaties, aftakkingen en aanboringen en verwijdering (zie ook de voorschriften in het Asbestverwijderingsbesluit) . De werkplek moet duidelijk worden afgebakend waarbij binnen de afbakening onbevoegden niet mogen worden toegelaten. Bij werkzaamheden van asbestcementhoudende buizen/leidingen mogen geen asbesthoudende (rest)stukken achterblijven op of rondom de werkplek. Eventuele extra kosten hiervoor zijn voor rekening van de Vergunninghouder.

  • 8.

    Het Besluit bodemkwaliteit is (in vrijwel alle gevallen) van toepassing op het toepassen van grond, bagger en steenachtige bouwstoffen indien het geen geval van bodemverontreiniging betreft. De zorgplicht conform dit besluit is steeds van toepassing.

  • 9.

    Indien er een bodemverontreiniging aanwezig is, moet altijd een BUS-melding bij de provincie worden gedaan (tijdelijke uitname).

  • 10.

    Grond en/ of bouwstoffen die vrijkomen uit de sleuf blijven eigendom van de gemeente en zijn te onderscheiden naar:

    Niet verontreinigd:

    • De overtollige grond en/ of bouwstoffen moeten op kosten van de Vergunninghouder worden afgevoerd naar een erkende en gecertificeerde verwerker.

    • De bijkomende kosten, zoals acceptatie en beheerkosten komen eveneens voor de rekening van Vergunninghouder

  • Verontreinigd:

    • Na overleg met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator moet Vergunninghouder de grond en/ of bouwstoffen op haar kosten afvoeren naar een erkend en gecertificeerd verwerker.

    • Toerekenbare kosten in verband met aantoonbare stagnatie in het uit te voeren werk komen voor rekening van de Vergunninghouder.

    • De acceptatiekosten voor het storten c.q. verwerken van deze grond en/ of bouwstoffen alsmede de werkelijke onderzoekskosten komen eveneens voor rekening van de Vergunninghouder.

  • 11.

    Indien door Vergunninghouder is aangegeven dat er géén vervuilde grond vrijkomt en er komt tijdens de werkzaamheden wel grond vrij dan, moet Vergunninghouder contact op nemen met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator. De vrijgekomen grond moet dan door Vergunninghouder worden afgevoerd.

  • 12.

    Indien door Vergunninghouder is aangegeven dat er géén grondwater hoeft te worden onttrokken en dit moet tijdens de werkzaamheden wel gebeuren, moet Vergunninghouder of grondroerder voorafgaande aan het onttrekken van het grondwater contact op nemen met de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator en het betreffende waterschap.

  • 13.

    Het werken in de grond valt o.a. onder de Wet bodembescherming, met name art. 27 en 28 en als zodanig moet Vergunninghouder aan tonen dat de vereiste procedures zijn doorlopen, alvorens tot afvoer word overgegaan. Hiertoe moet de correspondentie met de betrokken instanties c.q. bedrijven worden overhandigd aan de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator.

  • 14.

    Bij het verhelpen van een calamiteit tijdens kantooruren kan de betreffende netbeheerder direct informatie inwinnen over de kwaliteit van de bodem ter plaatse bij de gemeente. Als bij het verhelpen van een calamiteit buiten kantooruren grond vrijkomt, moet de betreffende netbeheerder er zorg voor dragen dat grond op milieuhygiënisch verantwoorde wijze op haar kosten tijdelijk wordt opgeslagen. De tijdelijk opgeslagen grond moet daarna, indien deze vervuild blijkt, op kosten van de betreffende netbeheerder op een milieuhygiënische verantwoorde wijze worden afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerker. Indien bij het verhelpen van een calamiteit grondwater moet worden onttrokken, moet altijd, voorafgaand aan het onttrekken, contact worden opgenomen met het betreffende waterschap.

  • 15.

    Grond (technisch) niet geschikt voor sleufaanvulling c.q. verdichting; moet na aanwijzing van de gemeente door Vergunninghouder worden afgevoerd.

  • 16.

    De door Vergunninghouder af te voeren grond moet vergezeld gaan van een door de gemeente getekende verklaring. Een kopie van deze verklaring moet direct na het afleveren van de grond, getekend door de beheerder van het depot van de verwerker, aan de gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen worden overlegd c.q. gemaild.

6 Voorwaarden en eisen ten aanzien van groenvoorzieningen

6.1 Eisen en uitvoering groenvoorzieningen

  • 1.

    De gemeente besluit aan de hand van de melding van Vergunninghouder of beplanting (bomen, planten, struiken, gras) mag worden verwijderd of gesnoeid en, zo ja, of Vergunninghouder dit zelf mag uitvoeren en onder welke voorwaarden. Ingeval tijdelijk uitgenomen beplanting moet worden teruggebracht gelden in elk geval de hierna te noemen voorwaarden.

  • 2.

    Te handhaven struiken en vaste planten die in het kabel- of leidingtracé van een te graven sleuf voorkomen ruim uitsteken, gescheiden houden van te ontgraven grond en tegen uitdroging beschermen.

  • 3.

    Uitgenomen beplantingsmateriaal, dat na terugzetten niet meer aanslaat, zal door de gemeente (afdeling Openbare Ruimte) met het oog op kwaliteit en uitvoering, in een hiertoe gunstig jaargetijde door nieuw, gelijkwaardig materiaal, voor rekening van Vergunninghouder en tegen marktconforme tarieven, worden vervangen. Vergunninghouder zal daartoe verslag opmaken van de betreffende openstaande acties en aan de gemeente doen toekomen.

  • 4.

    Bij herstel van beplanting en/of gazon door Vergunninghouder, geldt een onderhoudstermijn van 12 maanden na eerste oplevering.

  • 5.

    Indien Vergunninghouder bij het overeengekomen herstel van de beplanting in gebreke blijft zal de gemeente de benodigde werkzaamheden (laten) uitvoeren. Alle kosten en gevolgen ter zake, alsmede de kosten voortvloeiend uit eventuele verdere herstelverplichtingen zullen door de gemeente worden verhaald op de Vergunninghouder.

6.2 Voorwaarden voor graafwerkzaamheden in de omgeving van bomen

  • 1.

    Bij het passeren van bomen moet Vergunninghouder voor diens rekening voorzorgsmaatregelen nemen die schade aan bomen voorkomen. Zie Bijlage 2

  • 2.

    De gemeente heeft de bomen op haar grondgebied geïnventariseerd in de "bomenlijst" van de afdeling Beheer Openbare Ruimte van de gemeente.

  • 3.

    Onder de actuele kroonprojectie van bomen mag niet machinaal gegraven worden.

  • 4.

    Het machinaal en/of handmatig graven in de wortelzone van bomen of beplanting moet zo veel mogelijk worden voorkomen. Indien voor nieuw te leggen kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente onder voorwaarden toestemming geven om de wortelzone te passeren door het boren van mantelbuizen onder de wortelzone. Zie Bijlage 2.

  • 5.

    Ontgraven cq. blootliggende wortels moeten worden beschermd tegen uitdrogen, vorst en beschadiging, bijv. door het toepassen van jute. Wortels mogen, mits beschermd, maximaal één dag bloot liggen.

  • 6.

    Bij het verlagen van de grondwaterstand binnen de wortelzone in de periode maart - december dient de Vergunninghouder voor de beplanting zo nodig, doch in ieder geval op aanwijzing van de toezichthouder van de gemeente, zorg te dragen voor het handhaven van het vochtgehalte van het wortelstelsel. Indien noodzakelijk de bomen water geven met zuurstofrijk oppervlaktewater.

  • 7.

    Het is Vergunninghouder toegestaan boomwortels dunner dan 40 mm te kappen met de voorwaarde dat de wortels glad worden afgewerkt. Voor het kappen van dikkere wortels moet Vergunninghouder te allen tijde vooraf contact opnemen met de Kabel- en Leidingcoördinator.

  • 8.

    De gemeente moet door Vergunninghouder in de gelegenheid worden gesteld de wortels, kabels en leidingen te inspecteren alvorens tot aanvullen van de sleuf mag worden overgegaan. Gemeente moet tijdig doch minimaal 4 uur voor aanvang van het aanvullen, worden gewaarschuwd.

  • 9.

    Groenvoorzieningen en gazons mogen zonder toestemming van de gemeente niet worden gebruikt voor laden en lossen, opslag of als werkterrein.

  • 10.

    Voor elke ten onrechte gerooide en/ of beschadigde boom die de Vergunninghouder kan worden toegerekend, moet door Vergunninghouder een schadevergoeding aan de gemeente betaald worden. De gemeente neemt voor haar inschatting van de hoogte van de vergoeding de vigerende Richtlijnen NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen) als uitgangspunt. Daarnaast kan de gemeente een bestuurlijke boete opleggen.

6.3 Herstel groenvoorzieningen

  • 1.

    In het proces van verlening van instemming of vergunning kunnen specifieke afspraken worden gemaakt over bijzondere omstandigheden en afwijkende voorwaarden of werkzaamheden.

  • 2.

    De grond moet op zodanige wijze zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond. Reservering voor klink mag max. 10 cm bedragen.

  • 3.

    Te handhaven struiken en vaste planten moeten binnen 24 uur na het gereedkomen van de grondwerkzaamheden ter plaatse zijn teruggeplant.

  • 4.

    Gazon moet, nadat de juiste hoogteligging van de grond is bereikt, worden ingezaaid. Vergunninghouder zal met de gemeente overleggen welk zaadmengsel ter plaatse van de grondroering moet worden toegepast.

Bijlage 1 Lijst van begrippen en afkortingen

Ter toelichting op een aantal in dit Handboek gehanteerde begrippen worden in alfabetische volgorde de daarop betrekking hebbende omschrijvingen of definities gegeven. Daarbij wordt verwezen wordt naar de definities uit de TV2018 en de van toepassing vermelde normen/normeringen, welke in rangorde prioriteit hebben en waarop onderstaande beschrijvingen aanvullend zijn.

 

Aanvrager: De natuurlijke of rechtspersoon die aan de gemeente vergunning, instemming of toestemming verzoekt voor het leggen, hebben, onderhouden, verwijderen etc. van kabels en leidingen.

 

APV: Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente, in de laatste versie zoals vastgesteld door de raad.

 

Beheerkosten: De vergoeding van de kosten die door of namens de gemeente zijn gemaakt aangaande het toezicht op, en de controle van, de uitvoering van het werk, de hiermee verband houdende verkeersmaatregelen en de naleving op de van gemeentewege gestelde voorwaarden.

 

Boring/persing: Het met behulp van een sleufloze techniek maken van een holle ruimte in de grond zonder daarbij de omringende grondslag te verwijderen.

 

Buisleiding: Buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een kabel.

 

Calamiteit: Een incident met voor de omgeving mogelijk grote gevolgen, die niet zelfstandig kunnen worden afgewikkeld en waarbij gecoördineerde inzet van hulpverleningsorganisaties en diensten van verschillende disciplines is vereist om de gevolgen te beperken.

 

Definitief herstel: Het op vakkundige wijze terugbrengen van de verhardingsmaterialen in het oorspronkelijk verband.

 

Degeneratiekosten: De kosten voor de gemeente door vermindering van de kwaliteit en/of duurzaamheid van de verharding of andere gemeente eigendommen, veroorzaakt door de (graaf)werkzaamheden onder verhardingsconstructies of andere voorzieningen.

 

Gemeente: De publieke rechtspersoon, te weten de gemeente Simpelveld.

 

College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld.

 

C.R.O.W.: CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. In het Handboek worden diverse normen of richtlijnen, die door CROW zijn uitgegeven, van toepassing verklaard.

 

Gefundeerde open verharding: Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen op een al dan niet hydraulische granulaatfundering of gebonden zandfundering.

 

Gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator: Degene die uit hoofde van zijn functie en mandaat de gemeentelijke regie voert over de uitvoering door derden van kabel- en leidingwerken.

 

Gemeentelijke toezichthouder kabels en leidingen: Degene die uit hoofde van zijn functie en mandaat het gemeentelijke toezicht houdt over de uitvoering door derden van kabel- en leidingwerken. De uitvoerende partij is verplicht aanwijzingen van de daartoe aangewezen gemeente ambtenaren op te volgen, voor zover deze betrekking hebben op deze voorwaarden.

 

Gesloten verharding: Verhardingsconstructie bestaande uit een bitumen, cement of kunststof gebonden materiaal.

 

Graafvergunning: Schriftelijke toestemming, vergunning c.q. instemmingsbesluit en/of akkoordverklaring graafwerk, op schriftelijke aanvraag verleend door het College van Burgemeester en wethouders, voor het verrichten van (graaf)werkzaamheden in openbare gronden die door de gemeente beheerd worden.

 

Graafwerkzaamheden: Het handmatig en/of mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond.

 

Grondroerder: De natuurlijke of rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid of leiding de werkzaamheden worden verricht.

 

Handboek: Het Handboek Kabels en Leidingen (Standaardbepalingen voor het opnemen van de sleufverharding, het graven, aanvullen en verdichten van sleuven en het leggen etc. van kabels en leidingen die in eigendom of beheer zijn bij de gemeente), zijnde de nadere regels betreffende de voorbereiding en uitvoering van ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen inclusief de toepasselijke indieningvereisten.

 

Handhole: Afsluitbare ondergrondse holle behuizing voor het onderbrengen van voornamelijk telecommunicatie appendages of apparatuur met toegangsluik onder de verharding of op maaiveldniveau. Een handhole moet altijd toegankelijk blijven.

 

(Huis)aansluiting: Het gedeelte van de kabel of leiding door openbare grond dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt.

 

Instemmingsbesluit: schriftelijk besluit van het college zoals bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet

 

Kabels en leidingen: Kabels en/of leidingen als onderdeel van een net(werk).

 

Kabel- en leidingentracé: De locatie waarvan de gemeente heeft bepaald waar kabels en/of leidingen kunnen worden gelegd.

 

Leggen van kabels en leidingen: Het aanbrengen, leggen, onderhouden, omleggen, vernieuwen, herstellen en verwijderen van kabels en leidingen en het verrichten van de hierbij behorende werkzaamheden.

 

Ligginggegevens: Gegevens over de werkelijke plaats van een leiding, zoals deze op het moment van vaststelling visueel waarneembaar en controleerbaar zijn.

 

Mantelbuis: Beschermbuis om een leiding.

 

Montagegat c.q. lasgat: Sleuven met over het algemeen beperkte afmetingen, die worden gemaakt t.b.v. de toegang tot een handhole, het opgraven van een kabelrol t.b.v. klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor het herstellen van kabels c.q. leidingstoringen of voor inspectiedoeleinden.

 

NEN: Nederlands Normalisatie instituut. Bedrijfsleven en andere partijen maken in normcommissies zelf afspraken over producten en werkwijzen. NEN bemiddelt in het afwegen van de verschillende belangen en zorgt voor neutrale procesbegeleiding. NEN biedt direct toegang tot Europese (NEN-EN) en mondiale normalisatieplatforms.

 

Netbeheerder: Degene die als natuurlijk persoon handelend in de uitvoering van een beroep of een bedrijf dan wel als rechtspersoon een kabel- c.q. buisleidingennet beheert.

 

Net of netwerk: Één of meer ondergrondse kabel(s) en/of leiding(en), daaronder mede begrepen lege buizen, kokerconstructies en voorzieningen, bestemd voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie.

 

Niet-openbare kabels en leidingen: Kabels en leidingen (dan wel het netwerk waartoe ze behoren) die niet worden gebruikt om openbare (voor het publiek beschikbare) diensten aan te bieden.

 

Normprofiel: Het door de gemeente vastgestelde verplichte schema voor de ligging van kabels en leidingen in de gemeentegrond. Binnen een algemeen profielgebied kunnen nog specifieke profielen voorkomen.

 

NPR: Nederlandse Praktijk Richtlijnen. De NPR geeft toelichting op en aanwijzingen voor het verantwoord gebruik van de NEN- en NEN-EN normen.

 

NVTB: Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen

 

Onderhoudskosten: De kosten die zijn verbonden aan het onderhouden van de definitief herstelde verharding.

 

Opbreekverbod: Tijdelijke opschorting op last van de gemeente van de instemming of vergunning op grond van weersomstandigheden, hieronder in ieder geval inbegrepen wateroverlast, zware sneeuwval of ijzel en vorst. Grondslag voor de opschorting is de overlast voor de bewoners en/ of schade voor de gemeente door bijvoorbeeld een breuk van vastgevroren bestratingmateriaal en/of niet goed te verdichten ondergrond dan wel het niet (meer) aaneengesloten kunnen afwerken van sleuven of verhardingen. Het instellen en het opheffen van het opbreekverbod geschiedt door de gemeentelijke kabel- en leidingcoördinator.

 

Opdrachtgever: De natuurlijke of rechtspersoon, die opdracht geeft tot het uitvoeren van werkzaamheden. Een derde partij kan als opdrachtgever optreden namens de beheerder in het realisatieproces, mits rechtsgeldig en voldoende door netbeheerder en Vergunninghouder gemandateerd.

 

Open verharding: Verhardingsconstructie bestaande uit elementen of andere ongebonden materialen al of niet op een puinfundering, waaraan geen bindmiddel is toegevoegd.

 

Provisorisch herstel: Het terugbrengen van de verhardingsmaterialen op een niet noodzakelijke vaktechnische wijze maar wel zodanig dat het functionele gebruik door het verkeer volledig is hersteld en geen gevaar ontstaat voor de weggebruikers.

 

RAW : De RAW-systematiek, beheerd en onderhouden door CROW, is een algemeen gebruikte standaard voor bestekken in de grond-, water- en wegenbouw (GWW). Bij de meeste werken in de GWW wordt de systematiek gevolgd.

 

Sleuf: De opening die ontstaat door het verwijderen van verharding en/of grond ten behoeve van het leggen van kabels en leidingen.

 

Spoedeisende werkzaamheden: Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening, waarvan uitstel niet mogelijk of wenselijk is.

 

TV2018: de Telecommunicatieverordening 2018 Gemeente Simpelveld.

 

Uitvoeringskosten: De genormeerde kosten verbonden aan het definitieve herstel van de verharding.

 

Verborgen gebreken: De definitie voor buitenproportionele verzakking van opgeleverd en goedgekeurd hersteld straatwerk. Als norm voor "buitenproportioneel" wordt een verzakking aangehouden van meer dan 0,02 m.

 

Vergunninghouder: De natuurlijke of rechtspersoon, in de regel een aanbieder of netbeheerder, aan wie de gemeente instemming, vergunning of toestemming heeft verleend voor het leggen, hebben, houden, onderhouden en verwijderen etc. van ondergrondse infrastructuur in openbare gronden die door de gemeente beheerd worden. Een derde partij kan optreden namens de netbeheerder in het vergunning aanvraag proces, mits rechtsgeldig en voldoende door deze gemandateerd. Vanwege het streven om dit Handboek zo uniform mogelijk van toepassing te laten zijn, is voor de toestemming verkrijgende partij in het Handboek de uniforme term ‘Vergunninghouder’ gehanteerd. Dit ter vergelijking met de TV2018, waar gesproken wordt over ‘Aanbieder’.

 

Werkterrein: De stallingsplaats van haspel-, vracht-, directie-, materiaalwagens, enz.

 

Werkzaamheden: Handmatige en mechanische werkzaamheden in of op openbare gronden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen.

 

Werkzaamheden van niet ingrijpende aard: (conform de definitie in de TV2018) werkzaamheden

  • -

    voor het onderhouden, wijzigen of uitbreiden van een al rechtsgeldig in de openbare ruimte aanwezig ondergronds net(werk) of daartoe behorende voorzieningen;

  • -

    met geringe overlast c.q. belemmeringen voor de omgeving;

  • -

    waarbij geen rijbanen of andere verhardingen, wateren of groenvoorzieningen (in de zin van beplanting) worden gekruist;

  • -

    waarbij geen boringen worden toegepast;

  • -

    en die dusdanig beperkt zijn dat, steeds ter beoordeling van het college, als uitzondering een lichter procedureel regime toegepast kan worden

en die bedoeld zijn voor:

  • -

    het aanbrengen/ verwijderen van kabels en leidingen of van huisaansluitingen met aaneengesloten te ontgraven lengte van minder dan 25 meter (gerekend vanaf de perceelgrens) in een aanwezig netwerk;

  • -

    het realiseren van incidentele huisaansluitingen waarbij clustering niet is toegestaan;

  • -

    proefsleuven;

  • -

    reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan het net(werk) over een lengte van minder dan 25 meter dan wel van lasgaten, en niet zijnde het plaatsen van een nieuwe handhole of nieuwe en ondergrondse lasmoffen;

  • -

    werkzaamheden met een grondoppervlakte van maximaal 10 m2.

Bijlage 2 Handvest Boombescherming

  • 1.

    Bij het ontwerpen van kabeltracés en het leggen van kabels en leidingen moet rekening gehouden worden met een minimale afstand tussen boom en kabel cq. leiding.

     

  • 2.

    In onderstaande tabel zijn de minimale afstanden aangegeven tussen hart stamvoet en het hart van de kabe l of leiding. Bij leidingen met een diameter groter dan 500mm en warmteleidingen geldt de afstand tot zijkant van de leiding

     

    Stamdiameter

     

    20 cm

    40 cm

    60 cm

    80 cm

    Straal wortelkluit

    Normaal

    Trekzijde

    120 cm

    180 cm

    150 cm

    225 cm

    180 cm

    270 cm

    220 cm

    330 cm

     

     

    Stamdiameter

     

    100 cm

    150 cm

    >150 cm

    Straal wortelkluit

    Normaal

    Trekzijde

    250 cm

    375 cm

    340 cm

    510 cm

    In overleg

  • 3.

    Beschermingszones t.a.v. graafwerk rond een boom uit de categorie 1

  • 4.

    Beschermingszones t.a.v. graafwerk rond een boom uit de categorie 2 en 3

Minimaal te treffen beschermingsmaatregelen bij werken nabij bomen

 

1. Bescherm de stam en de wortels

Plaats voor de aanvang van de werkzaamheden vaste bouwhekken rond de boom, ten minste ter grootte van de kroonprojectie.

 

Bescherm bij beperkte werkruimte in ieder geval de boomspiegel. Doe dit altijd in overleg met de boombeheerder en/of een vakkundige, ETW gecertificeerde boomverzorger.

 

2. Plaats geen bouwmaterialen en geen bouwkeet onder de boom

Voertuigen of bouwketen mogen nooit (tijdelijk) op het wortelpakket geplaatst worden. De opslag van bouwmaterialen is in deze zone eveneens verboden. Dit leidt namelijk tot beschadiging van de wortels en het verdicht de bodem, wat het afsterven van wortels tot gevolg heeft.

 

3. Houd bouwverkeer buiten de kroonprojectie

Blijf met bouwmachines uit de buurt van de bomen om bodemverdichting te voorkomen. Wanneer het onvermijdelijk is dat over de boomwortels gereden moet worden: plaats rijplaten.

 

4. Verstoor de bovengrond niet

Handhaaf de bestaande maaiveldhoogte. Binnen de kroonprojectie niets ontgraven. Ophoging alleen onder de strikte voorwaarde van voldoende beluchting van de wortels.

 

5. Voorkom beschadiging van de wortels

Graaf nooit machinaal binnen de kroonprojectie, maar werk zoveel mogelijk handmatig. Hak nooit wortels door van meer dan vier centimeter dik.

 

6. Leg kabels en leidingen zorgvuldig aan

Leg kabels en leidingen niet dichter dan voorgeschreven langs bomen. Pas zo mogelijk sleufloze technieken toe, dat wil zeggen: gestuurd boren onder het wortelpakket door in plaats van een sleuf graven. Maak gebruik van kabelgoten en mantelbuizen.

 

7. Houd de grondwaterstand bij de boom gelijk

Verhoging van de grondwaterstand leidt tot wortelsterfte vanwege een zuurstoftekort. Zorg bij stijging van het grondwaterniveau voor een damwand buiten de kroonprojectie of pomp het water weg. Let bij grondwaterverlaging op uitdroging. Bij noodzakelijke bronbemaling altijd damwanden plaatsen.

 

8. Houd schadelijke stoffen uit de buurt van bomen

Gooi/lek nooit brandstof, (hydroliek)olie, cementwater, chemische stoffen, zout, zuren of kalk bij bomen.

 

9. Laat noodzakelijk snoeiwerk door vakkundige, ETW gecertificeerde boomverzorgers uitvoeren

Zaag nooit zelf zomaar takken of wortels af. Alleen een deskundige kan beoordelen op welke wijze snoei verantwoord is.

 

10. Plaats geen dichte verharding over de wortels

Onder beton en asfalt ontstaat een tekort aan water en zuurstof, waardoor wortels afsterven.

Bijlage 3 Standaard dwarsprofiel

Algemeen Normaalprofiel Kabels en Leidingen.

 

 

Naar boven