Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent veiligheid Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Oirschot

1 Samenvatting

 

Voor u ligt de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Oirschot. De aanleiding voor deze beleidsvisie wordt gevormd door het spanningsveld tussen de aanwezigheid van risicobronnen enerzijds, en de wens tot ruimtelijke intensivering anderzijds. Het veronachtzamen van het eerstgenoemde kan ertoe leiden dat ruimtelijke functies in onze gemeente op een minder gewenste plek worden gerealiseerd. Daarom is het van belang om hiervoor tijdig aandacht te vragen binnen de gemeentelijke organisatie.

 

De beleidsvisie externe veiligheid is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel betreft de beleidsvisie die bestemd is voor het bestuur. Het tweede deel (het basisdocument) bevat de actuele stand van zaken met betrekking tot externe veiligheid en is van belang voor de vakinhoudelijke specialisten. In het derde deel wordt het werkprogramma voor de komende jaren gepresenteerd. Dit deel is gericht op de uitvoerende afdelingen binnen het ambtelijke apparaat.

 

De gemeente Oirschot heeft gekozen voor een gebiedsgericht beleid. Er zijn strategische uitgangspunten geformuleerd waarmee vervolgens het gemeentelijke grondgebied in twee gebiedstypen is onderverdeeld:

 

Risicoluw gebied (centrum, woongebieden)

Gebieden van het type risicoluw bieden alle ruimte aan wonen, zorg en werken zonder risico’s voor externe veiligheid. Bestaande risicovolle activiteiten zijn toegestaan, maar als de gelegenheid zich aandient, beperkt of verplaatst. Nieuwe risicobronnen zijn niet toegestaan. Bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten worden de nodige maatregelen getroffen ter verbetering van de zelfredzaamheid.

 

Gemengd gebied (buitengebied, bedrijventerreinen)

In ‘gemengde’ gebieden wordt terughoudend omgegaan met verdichting van de bevolking binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Bepaalde risicovolle activiteiten die functioneel zijn voor het gebied zijn toegestaan. Het betreft voornamelijk propaanopslag en LPG-tankstations. In de milieuvergunning zullen door toepassing van de stand der techniek de risicocontouren zo veel mogelijk worden beperkt.

 

Getoetst aan de huidige situatie leidt de gebiedsindeling tot een aantal acties, die in de komende jaren worden opgepakt. De acties variëren van het aanpassen van bestemmingsplannen tot het structureel verbeteren van de zelfredzaamheid van de burgers van Oirschot. De acties zijn opgenomen in een werkprogramma, dat jaarlijks zal worden herzien. Tevens maakt de gemeente Oirschot een verbeterslag in de uitvoering van haar wettelijke taken op het gebied van externe veiligheid. Het borgen van de afstemming tussen de betrokken afdelingen en externe partijen is hiervan een onderdeel.

 

De uitvoering van het werkprogramma is financieel gedekt door de subsidie vanuit het provinciale meerjarenprogramma Brabant Veiliger.

1 Inleiding

 

De gemeente Oirschot heeft de ambitie om haar inwoners een veilige omgeving te bieden. Dit is in de Beleidscyclus Integraal Veiligheidsbeleid (2007) als volgt verwoord:

 

“Op een systematische, samenhangende en samenwerkende wijze de gemeente Oirschot zowel in subjectieve als in objectieve zin veiliger maken, onder regie van het lokale bestuur.”

 

Deze visie impliceert dat ook de externe veiligheid voldoende gewaarborgd moet zijn. Deze beleidsvisie externe veiligheid is daar een invulling van.

1.1 Wat is externe veiligheid?

Externe veiligheid (EV) is gericht op de bescherming van omwonenden tegen de gevolgen van ongevallen als gevolg van het gebruik van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het transport dat daardoor wordt gegenereerd. Naast ongevallen met gevaarlijke stoffen vallen ook de risico's die samenhangen met het gebruik van luchthavens onder het begrip externe veiligheid.

 

Om individuele burgers tegen de risico's van het gebruik, opslag en het transport van gevaarlijke stoffen te beschermen geldt er een wettelijk basisbeschermingsniveau. Dit wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico (PR). Deze norm geeft de kans per jaar aan dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt, als rechtstreeks gevolg van een calamiteit, veroorzaakt door een ongeval met gevaarlijke stoffen of een ongeval met een vliegtuig. Deze kans mag nergens groter zijn dan ééns in de miljoen jaar1 (behoudens uitzonderingen).

 

Naast de bescherming van het individu geldt ook een verantwoordingsplicht voor activiteiten met gevaarlijke stoffen waarbij een groep mensen kan overlijden, het groepsrisico. Het groepsrisico kan gezien worden als een maat voor maatschappelijke ontwrichting door een ongeval met een gevaarlijke stof.

1.2 Waarom een beleidsvisie externe veiligheid?

Veilig wonen en het vestigen van risicovolle bedrijven of het vervoer van gevaarlijke stoffen gaan niet zomaar samen. Daarom is het ruimtelijk scheiden van dergelijke activiteiten noodzakelijk en wettelijk verplicht. De beleidsvisie externe veiligheid is bedoeld om duidelijkheid te geven aan burgers en bedrijven over hoe de gemeente Oirschot omgaat met het ruimtelijk scheiden van risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten2. In de beleidsvisie worden gemaakte keuzes en hun onderlinge samenhang aangegeven, en de consequenties van de keuzes worden duidelijk gemaakt. Ook voor de gemeentelijke organisatie is de visie een handvat om de afstemming en sturing van processen in goede banen te leiden.

1.3 Voor wie is deze beleidsvisie bedoeld?

De beleidsvisie is gemaakt om de gemeente Oirschot een duidelijk kader te geven voor het omgaan met risico’s en externe veiligheid. De visie geeft aan waar ontwikkelingen mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. Die informatie is niet alleen voor de bestuurders van belang, maar ook voor het ambtelijke apparaat. De ambtenaren geven immers uitvoering aan het beleid, en kunnen met de visie in de hand duidelijk communiceren richting burgers en bedrijven over de omgang met risico en veiligheid in de gemeente Oirschot. De visie is dus bedoeld voor zowel bestuurders en ambtenaren als voor burgers en bedrijven. Daarnaast hebben ook externe partijen zoals de provincie, buurgemeenten en Rijkswaterstaat met dit document een duidelijk beeld van onze visie op veiligheid.

1.4 Wat willen wij met de beleidsvisie bereiken?

De beleidsvisie heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in de gemeente Oirschot worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Daarnaast vormt dit document een instrument om het gewenste beleid voor de verschillende risicobronnen vast te leggen. Hiervoor wordt aandacht besteed aan de beheersing van de risico’s die gepaard gaan met het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals LPG of ammoniak) over de weg en door buisleidingen.

 

Daarnaast heeft de beleidsvisie eveneens als doel dat bij een aantal besluiten in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en de Woningwet verwezen kan worden naar het onderhavige document. Gemeenten die beschikken over een beleidsvisie externe veiligheid kunnen namelijk tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht komen, omdat belangrijke afwegingen ten aanzien van externe veiligheid al in de beleidsvisie zijn gemaakt.

1.5 De opbouw van de beleidsvisie

De beleidsvisie externe veiligheid bestaat uit drie delen: een beleidsvisie, een basisdocument en een werkprogramma. Er is een duidelijke splitsing gemaakt in strategie, visie en beleid enerzijds en de operationele uitvoering anderzijds. In de beleidsvisie is het externe veiligheidsbeleid vastgelegd, is het doel en het gebiedsgerichte ambitieniveau bepaald en zijn de deelnemers benoemd.

 

De beleidsvisie wordt gevolgd door een basisdocument. Hierin zijn binnen de relevante aandachtsgebieden van externe veiligheid de acties voor de komende jaren aangestipt. De aandachtsgebieden hebben betrekking op de omgang met risicovolle bedrijven, het transport van gevaarlijke stoffen, externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening en risicocommunicatie. Hierdoor ontstaat er een samenhang tussen beleid en uitvoering. De aanpak van externe veiligheid is geen statisch geheel, maar vraagt om een dynamische benadering. Het externe veiligheidsbeleid is immers volop in ontwikkeling en de ontwikkelingen binnen een gemeente staan ook niet stil.

 

Tot slot volgt er een werkprogramma. Dit is een matrix die haar systematiek ontleent aan het Meerjarenperspectief externe veiligheid dat de provincie Noord-Brabant heeft ontwikkeld in het kader van ‘Brabant Veiliger’. Het doel hiervan is tweeledig. Ten eerste worden hierin de acties uit het basisdocument nader uitgewerkt, en ten tweede is men hiermee verzekerd van een goede aansluiting bij de provinciale doelstellingen en verdeling van middelen op het gebied van externe veiligheid.

 

Alle maatregelen in het werkprogramma worden jaarlijks geëvalueerd. Deze evaluatie wordt ter beoordeling aan het college voorgelegd. Na vier jaar wordt de wijze van integraal werken en de verschillende externe veiligheidsthema’s geëvalueerd, en wordt op basis daarvan het nieuwe externe veiligheidsbeleid bijgesteld en geformuleerd.

2 Visie

 

De gemeente Oirschot hanteert de volgende visie ten aanzien van externe veiligheid:

 

‘Het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken van de risico’s, die burgers in Oirschot lopen als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen , met als doel een veiliger woon-, werk-, en recreëerklimaat.’

2.1 Strategische uitgangpunten

Om aan bovengenoemde visie uitvoering te geven gaat de gemeente Oirschot uit van de volgende strategische uitgangspunten:

 

2.1.1 Risicovolle bedrijven

Het eerste strategische uitgangspunt is het reduceren van de risico’s bij bedrijven door:

  • 1.

    Het opheffen van bestaande niet-acceptabele risicosituaties. Risicovolle activiteiten worden verminderd (aanpassing Wm-vergunning), dan wel beëindigd (sanering) in situaties waarbij de risico’s de landelijke normen overschrijden, of indien het maatschappelijke belang daartoe aanleiding geeft.Hierbij geldt: bestaande risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten (opnieuw) inventariseren en waar nodig en gewenst (nader) onderzoeken, toetsen aan landelijke normering, mogelijkheden zoeken voor een verdere verbetering op basis van BBT4, het vastleggen in daartoe beschikbare instrumenten en daarop actief handhaven.

     

  • 2.

    Het toepassen van een uitsterfbeleid voor bestaande risicovolle bedrijven, die niet op daartoe aangewezen terreinen gevestigd zijn. Uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven in het centrum en woonwijken wordt alleen toegestaan onder veiligheidsverhogende maatregelen en indien dit van belang is voor het functioneren van het centrum en/of de woonwijken en niet leidt tot een hoger risico.

     

  • 3.

    Nieuwe risicovolle bedrijven zijn alleen toegestaan op daartoe aangewezen terreinen. Bij de keuze voor een woningbouwlocatie of een bedrijventerrein is het belangrijk dat nieuwe externe veiligheidsknelpunten worden vermeden. Dit maakt het voeren van een gebiedsgericht locatiebeleid voor nieuwe en bestaande risicovolle activiteiten noodzakelijk. Een uitwerking hiervan komt in hoofdstuk 3 aan de orde.

Zowel voor bestaande als nieuwe situaties geldt dat de risicoruimte van bestaande (vergunde) en nieuwe risicovolle bedrijven zoveel mogelijk wordt beperkt om inefficiënt ruimtegebruik tegen te gaan. Dit wordt gedaan door een gerichte inzet van de Wet Milieubeheer (BBT) waarbij de PR 10-6 contour (zoveel mogelijk) wordt teruggebracht binnen de eigen perceelsgrenzen. Aangrenzende percelen zijn zodoende niet beperkt in gebruik.

 

2.1.2 Risicovolle infrastructuur

De risico’s als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen komen in Oirschot vooral door het transport over de weg. Het zoveel mogelijk beperken van deze risico’s gebeurt door:

 

  • 1.

    Het transport over de weg door de kernen zoveel mogelijk beperken. Nieuwe risicovolle bedrijven worden gevestigd nabij uitvalswegen, waardoor woonwijken zo min mogelijk belast worden met het transport van gevaarlijke stoffen.

De risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zal op soortgelijke wijze als andere risicobronnen, met bebouwings- en toetsingsafstanden, inzichtelijk gemaakt worden. Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving zal de gemeente Oirschot onderzoeken welke gevolgen dit heeft voor ruimtelijke ontwikkelingen in de invloedsgebieden van de buisleidingen.

 

2.1.3 Ruimtegebruik nabij risicobronnen

Bij de ruimtelijke ordening moet verantwoord worden omgegaan met bestemming en inrichting van de omgeving van risicobronnen (zowel risicovolle bedrijven als risicovolle infrastructuur). Daartoe zijn de volgende uitgangspunten leidend:

  • 1.

    Het toepassen van ruimtelijk maatwerk langs risicovolle infrastructuur. De ‘Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen’5 heeft aangetoond over welke wegen het meeste transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Langs deze wegen is ruimtelijk maatwerk noodzakelijk. Zo kunnen er bijvoorbeeld aanvullende bouwkundige eisen worden gesteld om de veiligheid te verhogen.

     

  • 2.

    Een verantwoordingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen langs risicovolle infrastructuur In hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.3 is het verantwoordingskader voor het invloedsgebied van risicovolle infrastructuur uitgewerkt. Dit verantwoordingskader dient bij de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen betrokken te worden.

 

  • 3.

    Het reguleren van externe veiligheid met behulp van bestemmingsplannen . Door de komst van veiligheidswetgeving is het wettelijk verplicht externe veiligheid in het bestemmingsplan te verankeren. Door in nieuwe ruimtelijke besluiten een heldere scheiding aan te brengen tussen gebieden voor kwetsbare objecten en gebieden met risicobronnen, wordt invulling gegeven aan de milieuwetgeving en is de mate van bescherming goed te herleiden. Daarnaast dient realisatie van kwetsbare objecten in een gebied dat niet voldoet aan de wettelijke grenswaarde, niet mogelijk te zijn. Zodoende ontstaan geen nieuwe saneringsituaties.

 

  • 4.

    Evenementen zijn in principe niet gewenst in de directe omgeving van risicobronnen. Dit geldt met name voor evenementen met meer dan 250 personen. In de gemeente Oirschot gaat het om de Landmachtdagen. Deze vinden jaarlijks plaats op het militaire terrein, dat nabij vliegveld Eindhoven is gelegen. B&W kunnen bij wijze van uitzondering vrijstelling verlenen voor het evenement, mits de zelfredzaamheid en beheersbaarheid afdoende gegarandeerd worden.

 

2.1.4 Beheersbaarheid

In het kader van beheersbaarheid moet duidelijk zijn in hoeverre burgers zichzelf in veiligheid kunnen brengen en de brandweer adequaat kan optreden.

  • 1.

    Optimaliseren van de hulpverlening en realisatie van een basis beheersbaarheidniveau . In gebieden met verhoogde risico’s dienen aanvullende maatregelen getroffen te worden om een basisniveau voor beheersbaarheid (bereikbaarheid, zelfredzaamheid en bluswater) te kunnen waarborgen.

     

  • 2.

    Uitwerken van een beoordelingskader voor zelfredzaamheid bij functies voor beperkt zelfredzame groepen. Hierbij moet worden gedacht aan verzorgingstehuizen, kinderdagverblijven, scholen, ziekenhuizen en overige kwetsbare objecten (m.u.v. woningen). Zelfredzaamheid moet in het kader van de verantwoordingsplicht over het groepsrisico bij milieu- en ruimtelijke afwegingen expliciet worden beoordeeld. Er bestaat hiervoor geen generiek toepasbaar beoordelingskader omdat de uitwerking van dit aspect sterk bepaald wordt door het calamiteitenscenario dat zich kan voordoen in combinatie met locatiespecifieke kenmerken. Per calamiteitenscenario kan globaal de effectafstand aangegeven worden en kan bepaald worden welke maatregelen de zelfredzaamheid verhogen.

     

  • 3.

    Centrale mogelijkheid voor afgrendeling van het luchtcirculatiesysteem in nieuwe, grootschalige gebouwen. Het integreren van centrale afgrendelingsmogelijkheden van het circulatiesysteem in de bouwplannen voor nieuwe (en liefst ook voor bestaande) gebouwen voor de huisvesting van grote groepen minder/beperkt zelfredzame personen (verzorgingstehuis, kinderdagverblijf, scholen, ziekenhuis etc.) en overige kwetsbare objecten (m.u.v. woningen) om te schuilmogelijkheden in geval van toxisch gas te vergroten. Deze maatregel is alleen van toepassing op gebieden waar dit kan optreden.

     

  • 4.

    Actieve risicocommunicatie naar de burgers. Door actieve risicocommunicatie op maat kan het handelingsperspectief van burgers vergroot worden. Aan dit punt wordt invulling gegeven door:

    • o

      Communicatie over risico’s die men overal loopt. Daarvoor wordt aangesloten bij de landelijke campagne vanuit het ministerie van BZK (Denk Vooruit). De communicatiemomenten daarin worden aangegrepen er lokale invulling aan te geven. Verder is de actualiteit ideaal om op risico’s te wijzen: het instellen van een rookverbod in de bossen in de zomer, de start van vuurwerkverkoop eind december etc.

    • o

      Communicatie over specifieke risico’s in onze gemeente. Die communicatie is incidenteel van karakter. Omwonenden (en andere inwoners van de gemeente) zullen eerst op de risico’s gewezen worden. Is dat eenmaal gebeurd, dan kan er bij herhaling aandacht aan besteed worden, maar dan bij voorkeur gekoppeld aan de actualiteit.

3 De gebiedsgerichte aanpak

 

De gemeente Oirschot kan, uiteraard binnen de kaders van de wet, zelf keuzes maken over het niveau van veiligheid. Laat de gemeente nieuwe risicovolle bedrijven toe? Of niet? Is het bouwen van nieuwe woonwijken belangrijker dan uitbreidingsmogelijkheden van een bedrijf dat met gevaarlijke stoffen werkt? Of wil de gemeente beide?

3.1 De vormgeving van de gebiedstypen

Bovengenoemde keuzes zullen niet overal in de gemeente hetzelfde zijn. Op de ene plek wordt gekozen voor wonen, op de andere ligt het accent op bedrijvigheid. Vandaar de keuze voor een gebiedsgericht beleid, waarin genuanceerd en met inachtneming van lokale aspecten wordt omgegaan met externe veiligheid. Voor elk van de drie onderscheiden gebiedstypen is een eigen veiligheidsambitie vastgesteld. Deze veiligheidsambitie zegt vooral iets over de mogelijkheden die er in het betreffende gebied bestaan om ontwikkelingen te laten plaatsvinden.

 

3.1.1 Risicovolle infrastructuur

Een bijzonder aandachtsgebied in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is de aanwezigheid van infrastructuur waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dit zijn risicobronnen die verschillende gebieden zoals woonwijken, buitengebieden en bedrijventerreinen doorsnijden. Hierdoor wordt het lastig om uniforme eisen te verbinden aan de mogelijkheid om ontwikkelingen te laten plaatsvinden in de nabijheid van diezelfde infrastructuur. Een nieuwe ontwikkeling in een dichtbebouwd gebied zal bijvoorbeeld sneller zorgen voor een verhoogd risico dan een vergelijkbare ontwikkeling in het buitengebied.

Onder ‘risicovolle infrastructuur’ worden de invloedsgebieden van snelwegen, ondergrondse buisleidingen of spoorwegen verstaan. In de gemeente Oirschot zijn dit bijvoorbeeld het spoor, diverse buisleidingen en enkele rijks- en provinciale wegen.

De gemeente Oirschot kiest ervoor om de omgang met de risicovolle infrastructuur te verbinden aan de hieronder gekozen gebiedsindeling. Concreet betekent dit dat waar bijvoorbeeld een provinciale weg door het centrum of woonwijken loopt, de risicoluwe ambities worden gehanteerd, eenzelfde benadering geldt voor het buitengebied (gemengd) en bedrijventerreinen (intensief).

 

3.1.2 Gebiedstype 1: Risicoluw gebied

Een risicoluw gebied kenmerkt zich door een hoge bevolkingsdichtheid. Nieuwe risicovolle activiteiten zijn hier niet gewenst, tenzij dit van belang is voor het functioneren van het risicoluwe gebied6. In het invloedsgebied van risicovolle infrastructuur is ruimtelijke ontwikkeling toegestaan, mits het planontwerp wordt geoptimaliseerd en wordt voldaan aan de omgang met de risicomaten zoals beschreven in hoofdstuk 4.

 

Specifieke locaties die in de gemeente Oirschot onder het risicoluwe gebied vallen zijn:

 

  • Centrum (van Oirschot, Middelbeers, Oostelbeers en Westelbeers)

    Het centrum is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals detailhandel, horeca en kleine bedrijvigheid. De risicoruimte van eventueel aanwezige risicovolle inrichtingen worden zoveel mogelijk beperkt. Concreet betekent dit, dat de mogelijkheden onderzocht worden om de risicovolle inrichtingen op (korte) termijn te saneren. Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

     

  • Woonwijken

    Dit zijn locaties die worden gekenmerkt door hoge dichtheden van personen en activiteiten zoals wonen, scholen en zorginstellingen. De gemeente Oirschot wil haar burgers een zo veilig mogelijke woonomgeving bieden en in woonwijken worden daarom geen risicovolle inrichtingen toegelaten. Voor bestaande risicovolle inrichtingen worden de mogelijkheden onderzocht om deze activiteiten op termijn op te heffen (uitsterfbeleid).

3.1.3 Gebiedstype 2: Gemengd gebied

Het gemengde gebied is minder eenduidig dan de groepstypes risicoluw en intensief. In dit gebied wordt de aanwezigheid van bepaalde risicobronnen als vanzelfsprekend gezien. Door historische ontwikkelingen heeft er een mengeling van verschillende activiteiten plaatsgevonden. Bestaande risicovolle activiteiten die hiermee samenhangen zijn toegestaan. Nieuwe risicovolle activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover expliciet aangegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicovolle infrastructuur zijn eveneens toegestaan, mits wordt voldaan aan de omgang met de risicomaten zoals beschreven in hoofdstuk 4.

 

Locaties die in de gemeente Oirschot onder het gemengde gebied vallen zijn:

 

  • Buitengebied

    Om een versnipperde vestiging van risicovolle inrichtingen in het buitengebied te voorkomen wordt ook dit gebied beschermd tegen de uitbreiding van dergelijke bedrijven.

     

    Propaantanks

    Vestiging van inrichtingen met een propaantank is wel mogelijk. Deze uitzondering wordt gemaakt omdat deze bedrijven en activiteiten op grond van hun typering van oudsher in het buitengebied passen. Denk bijvoorbeeld aan agrarische inrichtingen en recreatie-centra. Plaatsing van propaantanks in het buitengebied is in ieder geval toegestaan, omdat een fijnmazig gasdistributienet ontbreekt en hiervoor al adequate veiligheidsvoorzieningen zijn opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving.

     

    LPG-inrichtingen

    De vestiging van nieuwe LPG-tankstations in het buitengebied wordt juist wel toegestaan. De activiteiten van dergelijke inrichtingen hangen vaak nauw samen met de ligging van de doorgaande wegen in Oirschot. Bovendien is het uit oogpunt van externe veiligheid verstandig om nieuwe LPG-tankstations zoveel mogelijk buiten bebouwde gebieden te situeren.

     

    Bedrijventerreinen

    Op de bedrijventerreinen in Oirschot wisselen kantoren en industriële bedrijven elkaar af. Bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan. Voor nieuwe risicovolle inrichtingen geldt een ‘ja, mits’ regeling. Dit betekent dat nieuwe risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal bepalingen. In de eerste plaats mag dePR 10-6 contour niet buiten de perceelsgrens van het betrokken bedrijf vallen. Ten tweede wordt vestiging nabij uitvalswegen en/of risicovolle infrastructuur zoveel mogelijk gestimuleerd (in het kader van risicoclustering). Tot slot moeten voorzieningen zoals bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorzieningen volledig uitgewerkt en up-to-date zijn.

     

Voor een kaart met de gebiedsindeling wordt verwezen naar bijlage 1.

4 Omgang met de risicomaten

 

Nu de gebiedstypen zijn uitgewerkt, worden deze ambities vertaald naar de consequenties voor de omgang met de volgende risicomaten: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In bijlage 2 is daartoe een afwegingskader opgenomen, dat een systematische aanpak van externe veiligheid moet vereenvoudigen. Hieronder volgen enkele algemene uitgangspunten.

4.1 Plaatsgebonden risico (PR)

Overschrijding van de grenswaarde PR 10-6/jaar is altijd onacceptabel. Bij de overschrijding van de richtwaarde PR 10-6/jaar is een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en bestaande situaties. Bij bestaande situaties worden overschrijdingen van de richtwaarde gedoogd. Dit is gedaan omdat het oplossen van dergelijke situaties de financiële draagkracht van de gemeente te boven gaat. Bij nieuwe situaties geldt dat de omgang met de richtwaarde gekoppeld is aan het gebiedstype.

4.2 Groepsrisico (GR)

Uitgangspunt is dat er altijd een groepsrisicoverantwoording moet plaatsvinden indien er een besluit wordt genomen, waarbij (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen of risicovolle infrastructuur.

In deze beleidsvisie wordt ervoor gekozen om de verplichte verantwoording van het groepsrisico aan te grijpen om:

  • -

    externe veiligheidsrisico’s vroeg in het planproces te betrekken. Hierdoor wordt een versnipperde aanpak voorkomen;

  • -

    de besluitvorming te verbreden tot een afweging van nut en noodzaak;

  • -

    maatregelen op de agenda te krijgen om risico’s te beperken, de zelfredzaamheid te verhogen en de mogelijkheden van de hulpdiensten te bevorderen.

 

4.2.1 Verantwoording groepsrisico

De gemeente hanteert als uitgangspunt dat de risico’s zo laag mogelijk en zo goed mogelijk beheersbaar moeten zijn/worden gemaakt (toepassing van best beschikbare technieken (BBT)). De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is niet leidend bij de bepaling van de toelaatbaarheid van een (ruimtelijke) ontwikkeling. In de verantwoording van het groepsrisico ligt de nadruk op een integrale weging van wat is/kan worden bereikt en de omvang van de restrisico’s.

 

De gemeente Oirschot sluit aan bij de principes van het ‘Beleidskader groepsrisico’7 en past de verantwoordingsplicht groepsrisico toe bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen binnen invloedsgebieden van inrichtingen en transportmodaliteiten. Daarnaast wordt de verantwoordings-plicht toegepast bij de verlening van milieubeheervergunningen. In bijlage 3 zijn de vereiste onderdelen van de verantwoordingsplicht te vinden.

 

4.2.2 Verantwoording rondom risicovolle bedrijven

De invloedsgebieden rondom risicovolle bedrijven die onder het Bevi vallen, zijn vastgelegd in het Revi dan wel bepaald met behulp van een risicoanalyse. Als het gaat om bedrijven buiten de gemeente Oirschot met een invloedsgebied die wel het grondgebied bestrijkt, zal de verantwoording van het groepsrisico in samenwerking met de betreffende gemeente plaatsvinden.

 

4.2.3 Verantwoording langs risicovolle infrastructuur

De verantwoording langs risicovolle infrastructuur is van toepassing op de wegen waar volgens de rapportage “Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen” (SRE, 2008) het meeste transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt8. Het betreffen de routes: afslag 8 (A58) – Kempenweg en afslag 9 (A58) – Erica.

Voor het bepalen van de afstand waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden, is gebruik gemaakt van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Deze circulaire wordt binnenkort vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid. De zones waarin het groepsrisico moet worden nagegaan zullen naar verwachting niet veranderen.

 

Zone

Grootte (vanaf rand)

Omschrijving/ Wijze van verantwoording

I

0 – 200 m.

Deze zone hangt samen met het invloedsgebied van brandbare gassen (BLEVE) en toxische gassen.

Binnen deze zone geldt:

  • -

    Er wordt altijd advies aan de brandweer gevraagd.

  • -

    Voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen brandweer.

  • -

    Functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of een relatief lage personendichtheid gewenst.

  • -

    Functies met een lage zelfredzaamheid (zoals kinderdagverblijven, ziekenhuizen, basisscholen en peuterspeelzalen) en een hoge personendichtheid dienen zoveel mogelijk beperkt te worden. Voorwaarde voor dergelijke ontwikkelingen is bovendien dat het basisniveau voor beheersbaarheid tenminste gerealiseerd is en de zelfredzaamheid zoveel mogelijk gewaarborgd wordt.

  • -

    Er dient rekening te worden gehouden met maatregelen die voorkomen dat toxische gassen bij calamiteiten naar binnen worden gehaald/ binnen kunnen dringen.

Het afwegingsproces en het gerealiseerde beschermingsniveau wordt gemotiveerd weergegeven in de verantwoordingsparagraaf van een ruimtelijk besluit of vervoersbesluit

II

200 - einde invloedsgebied

In deze zone geldt geen wettelijke plicht om de gevolgen voor hetgroepsrisico na te gaan. Dit betekent echter niet de gevolgen vaneen eventueel ongeval verwaarloosbaar zijn. Zo kunnen calamiteiten met toxische gassen op bijvoorbeeld het spoor leiden tot een invloedgebied van ruim 5 km. Aanbevolen wordt om met de brandweer afstemming te zoeken om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze zone zo veilig mogelijk te maken.

 

5 Organisatie

 

Externe veiligheid vereist een integrale aanpak. Om dit te borgen dient voor iedereen helder te zijn wat zijn of haar taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van externe veiligheid inhouden. Daarnaast moeten er duidelijke communicatielijnen bestaan tussen de verschillende organisatieonderdelen en dient de informatiestroom geregeld te zijn. Tot slot dient externe veiligheid op een transparante en uniforme manier geborgd te worden in het gemeentelijke instrumentarium (voornamelijk milieuvergunningen en bestemmingsplannen).

5.1 Rolverdeling en taken

Externe veiligheid verdient de nodige organisatorische aandacht. Daarom volgt hieronder een beschrijving van de rolverdeling en taken. Voor meer informatie over de integrale aanpak wordt verwezen naar hoofdstuk 7 van het basisdocument externe veiligheid.

 

Bestuurlijke en ambtelijke coördinatie

De bestuurlijke coördinatie op het gebied van externe veiligheid maakt onderdeel uit van de portefeuille van de wethouder Ruimtelijke Ordening. De ambtelijke coördinatie ligt bij de coördinator Integrale Veiligheid.

 

Ambtelijke werkgroep

Omdat externe veiligheid meerdere werkvelden raakt en het beleidsveld in ontwikkeling is, is er een integrale ambtelijke werkgroep externe veiligheid opgericht. Het trekkerschap van de werkgroep ligt bij de Coördinator Integrale Veiligheid. Vertegenwoordigers vanuit de groep milieu, bouwen, ruimtelijke ordening, communicatie evenals gemeentelijke en regionale brandweer maken deel uit van deze werkgroep. Doel is het externe veiligheidsbeleid binnen de gemeente Oirschot verder te ontwikkelen. Daarnaast ziet zij toe op het naleven van de acties die volgen uit het werkprogramma externe veiligheid. Bijvoorbeeld met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en de beoordeling van externe veiligheid in de bestemmingsplannen. Bovendien definieert zij noodzakelijke nieuwe acties. Ook wijst de ambtelijke werkgroep de juiste personen aan om deel te nemen aan provinciale projecten in het kader van de programmafinanciering externe veiligheid.

 

RIS-coördinator

Het is van groot belang om over recente en betrouwbare risicogegevens te beschikken. Vanaf begin 2006 zijn provincies verplicht om risicokaarten te maken en te beheren. Deze gegevens worden opgeslagen in het RIS (Risico Informatie Systeem) en weergegeven via www.risicokaart.nl. Het technisch- en applicatiebeheer van de Brabantse risicokaart wordt verzorgd door de provincie Noord Brabant. De actualisatie evenals het beheer van de lokale gegevens is door de provincie overgedragen aan de gemeente. Het bevoegd gezag is hiervoor verantwoordelijk. Hiervoor is de RIS-coördinator aangewezen. De drie hoofdtaken van een RIS-coördinator zijn het (laten) beheren van de gegevens in RIS, het stimuleren van het gebruik van RIS en het onderhouden van contacten over het RIS met

 

de intern betrokken afdelingen, de provincie en eventueel met andere RIS-coördinatoren. Om ervoor te zorgen dat het RIS en de risicokaart geïmplementeerd wordt binnen de gemeente Oirschot is de coördinator Integrale Veiligheid aangewezen als RIS-coördinator.

 

Afdeling Milieu

In het afgeven van Wm-vergunningen is het de taak van de afdeling Milieu om de regelgeving op het gebied van externe veiligheid toe te passen. Voorts ondersteunt Milieu de RIS-coördinator bij het in kaart brengen van een actueel beeld van de risicobronnen in onze gemeente. Hiervoor onderhoudt zij contact met derde partijen als de regionale milieudienst en de provincie Noord-Brabant. Milieu is voorts verantwoordelijk voor het naleven van de acties die volgen uit het werkprogramma externe veiligheid (bijvoorbeeld met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en de beoordeling van externe veiligheid in de bestemmingsplannen) en definieert zij noodzakelijke nieuwe acties.

 

Ruimtelijke Ordening

Ruimtelijke Ordening dient bij de planvorming rekening te houden met dit externe veiligheid. Om hiermee op adequate wijze om te gaan wordt een beroep gedaan op Milieu. Bij het ontwikkelen van plannen zorgt deze afdeling voor het tijdig inwinnen van het brandweeradvies en voor de verantwoording van het groepsrisico als onderdeel van een ruimtelijk besluit.

 

Bouwen

Bouwen toetst de bouwplannen aan het bestemmingsplan en zodoende wordt ook naar externe veiligheid gekeken. De bouwplantoetser moet beoordelen of er bijzondere bouwvoorschriften op het perceel van toepassing zijn en of voldaan wordt aan de inrichtingseisen ten aanzien van bereikbaarheid en ontsluiting op perceelsniveau.

 

Brandweer

De brandweer draagt zorg voor een gedegen advies in het verantwoordingstraject voor het groepsrisico. De brandweer draagt bij aan afstemming met de regionale brandweer als het gaat om de verantwoording van het groepsrisico.

Bijlage 1 Kaart gebiedstypen

 

 

 

Bijlage 2 Afwegingskader gebiedstypen

Bijlage 3 Onderdelen verantwoordingsplicht groepsrisico

 

Nr.

Onderdeel verantwoording groepsrisico

1

2

1

Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken

risicobron:

  • -

    functie-indeling

  • -

    gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie)

  • -

    verblijfsduurcorrecties

  • -

    verschil tussen bestaande en nieuwe situatie

2

De omvang van het groepsrisico:

  • -

    de omvang voor het van kracht worden van het besluit; - de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit; - de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriëntatiewaarde.

3

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) en/of transportroute.

4

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het ruimtelijke besluit.

 

5

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de

omvang

van een ramp of zwaar ongeval:

  • -

    Pro-actie;

  • -

    Preventie;

  • -

    Preparatie;

  • -

    Repressie/zelfredzaamheid.

6

De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de risicobron

bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen.

7

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.

 

8

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.

9

De voorschriften die het bevoegde gezag voornemens is te verbinden in geval van het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het groepsrisico van het betrokken gebied.

 

 

= Oprichtingsvergunning conform artikel 8.1, 1e lid sub a van de Wm of veranderingsvergunning conform hetzelfde lid sub b;

2 = Vaststelling van een bestemmingsplan of verlening van vrijstelling daarvan.

 

NB: Voor een uitgebreide toelichting van de verantwoordingsplicht wordt verwezen naar de publicatie ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ (ministerie van VROM, 2007).

Naar boven