Gemeenteblad van Roermond
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roermond | Gemeenteblad 2018, 151413 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Roermond | Gemeenteblad 2018, 151413 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Roermond houdende regels omtrent reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
presidium: de voorzitters van de in de gemeenteraad vertegenwoordigde fracties. Bij verhindering van de fractievoorzitter is het toegestaan om een raadslid als plaatsvervanger aan te wijzen. In het geval een fractie uit één raadslid bestaat, dan kan bij verhindering van de fractievoorzitter een daarvoor aan te wijzen commissielid niet-raadslid worden afgevaardigd;
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10 tweede lid, wordt deze agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25 eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.
Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een van de agenda afgevoerd agendapunt kan niet meer in dezelfde vergadering hierop worden teruggeplaatst.
Bij het opstellen van de agenda wordt onderscheid gemaakt tussen agendapunten waarover, gelet op het advies van de betrokken commissies, wel of niet woordvoering wordt gewenst. Ieder raadslid kan tot 17.00 uur op de dag voorafgaand aan de vergadering waarvoor het punt is geagendeerd, aan de griffier kenbaar maken dat hij over een punt dat is opgenomen op de lijst van stukken waarover geen woordvoering wordt gewenst, alsnog het woord wenst te voeren. De voorzitter doet daarvan mededeling bij de aanvang van de vergadering.
Artikel 11 De gemeentesecretaris
De raad kan het college verzoeken de gemeentesecretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor leden van de raad en de raadscommissies in de leeskamer van het stadhuis ter inzage gelegd, en wel tot 12.30 uur op de dag waarop de vergadering wordt gehouden.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.
De voorzitter opent de vergadering met de volgende tekst:
"Ik verzoek om een moment stilte……………………..………ik open de vergadering!”
Artikel 18 Bijzondere mededelingen
Wanneer de voorzitter bijzondere mededelingen, die geen betrekking hebben op enig agenda-punt, of mededelingen van orde heeft te doen, doet hij deze onmiddellijk na de opening.
Artikel 19 Hoofdelijke stemming
Alvorens de geagendeerde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering van de besluitenlijst dient tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering waarin deze zijn geagendeerd bij de griffier te worden ingediend.
Sprekers voeren het woord vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich tot de voorzitter.
Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Zij houden zich daarbij aan de hun eventueel ingevolge artikel 25 toegemeten spreektijd. Zodra de voor een lid gestelde spreektijd is verstreken, is deze gehouden op verzoek van de voorzitter zijn betoog te beëindigen.
Artikel 26 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen
De raad kan op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de gemeentesecretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 32 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 34 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 35 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door een lid van de raad dat de presentielijst getekend heeft en in de vergadering aanwezig is.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij het vaststellen van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 43 Schriftelijke vragen
Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt de burgemeester of het college de vragensteller, met een afschrift naar de overige leden van de raad, hiervan schriftelijk en gemotiveerd in kennis waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording wel zal plaatsvinden.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 48 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de gemeentesecretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken óf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Artikel 52 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 5 juli 2018 (Raadsbesluitnummer 2018/029/2).
De griffier, J. Vervuurt
De voorzitter, M.J.D. Donders – de Leest
Toelichting reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Roermond
In het reglement van orde, maar ook in deze toelichting, wordt verwezen naar artikelen uit diverse wetten: Grondwet, Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, Kieswet etc. Deze wetten zijn in te zien op de website www.overheid.nl, onderdeel wet- en regelgeving.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In artikel 77 Gemeentewet is bepaald op welke wijze vervanging van de burgemeester wordt geregeld. De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De raad is verplicht een griffier te benoemen. De raad is tevens bevoegd de griffier te schorsen of te ontslaan en zijn vervanging te regelen. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging etc. zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt. De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad en is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig.
Het presidium heeft vooral een procedurele rol. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen ook enkele intern/organisatorische kwesties bij het presidium neer te leggen.
Inhoudelijke aangelegenheden dienen altijd in de raad (of een raadscommissie) te worden besproken.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven raadsleden
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Artikel 6 Benoemingsprocedure wethouders
Lid 1 impliceert dat voor zowel wethouders van binnen als van buiten de raad dezelfde procedure zal worden gevolgd. Dit geldt ook voor wethouders die reeds eerder de functie van wethouder hebben vervuld. De commissie toetst bij aanvang van een nieuwe raadsperiode dus de benoembaarheid van elke kandidaat-wethouder. Tevens wordt de benoembaarheid van nieuwe wethouders getoetst bij een tussentijdse benoemingsprocedure.
In lid 1 noch in lid 6 wordt gesproken over termijnen waarbinnen de commissie wordt ingesteld of de commissie de raad dient te adviseren. Het is de bedoeling dat de raadsvoorzitter de commissie "Benoembaarheid wethouders" al gedurende de coalitiebesprekingen instelt, zodat de commissie voorbereidende werkzaamheden kan uitvoeren, deze heeft afgerond op het moment dat de wethouderskandidaten bekend zijn en dan meteen met haar onderzoek kan beginnen.
De commissie wordt gevraagd zo spoedig mogelijk in (één van) de volgende raadsvergaderingen te rapporteren en adviseren, zodat de wethouders benoemd kunnen worden. Uitgangspunt bij de werkzaamheden van de commissie is zorgvuldigheid. Bij de planning van de raadsvergadering waarin de benoeming van wethouders aan de orde zal komen dient rekening gehouden te worden met voldoende tijd voor de commissie om haar werkzaamheden zorgvuldig uit te kunnen voeren.
In lid 2 wordt geregeld dat vier leden worden benoemd en twee reserveleden. Een brede commissie van vier heeft de voorkeur aangezien het belang en impact van het onderzoek groot is. De burgemeester is als adviseur betrokken bij de werkzaamheden van de commissie en de griffier als secretaris. Er wordt verwacht dat de commissie uit haar midden een voorzitter kiest die de vergaderingen leidt en als woordvoerder (in de raad) optreedt.
Lid 3 geeft aan dat de commissie benoembaarheid wethouders externe deskundigen kan inschakelen bij haar werkzaamheden. Het is echter -op basis van alle beoordeelde informatie- de commissie zélf die een schriftelijk, beargumenteerd advies aan de raad uitbrengt ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen wethouder(s).
Lid 4: de kandidaat-wethouder dient de vereiste informatie aan de commissie over te leggen die nodig is om de in lid 4 bedoelde toetsing te kunnen uitvoeren. Deze informatie komt in elk geval voort uit de toetsingscriteria (zie lid 5).
Bij de aan te leveren stukken behoren in elk geval:
De kandidaat-wethouder wordt geacht alle door hem / haar in dit verband relevante overige informatie eigener beweging eveneens aan de commissie te verstrekken. De kandidaat is zelf verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie. De commissie kan ook nog mondeling informatie aan de kandidaat vragen en die betrekken bij de toetsing.
Lid 5: het betreft de brief van de Minister President d.d. 26 oktober 2012 inzake financiële en zakelijke belangen van aantredende bewindspersonen. Deze brief van de Minister President heeft betrekking op bewindslieden. Derhalve kan deze niet één op één worden toegepast voor gemeentebestuurders (wethouders). Er zal -vanuit de essentie van deze brief- een vertaalslag worden gemaakt naar de lokale situatie van een gemeente. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat de gemeentewet het toelaat dat wethouders betaalde nevenfuncties hebben, terwijl dat bij bewindslieden -op basis van de brief van de Minister President- niet mag.
Lid 6: de verslaglegging van de besprekingen van de commissie benoembaarheid wethouders wordt achteraf onder geheimhouding ter inzage gelegd voor raadsleden. Dit vanwege mogelijke privacy-gevoelige informatie. Met de kandidaat-wethouder eventueel gemaakte nadere afspraken worden echter (in openbaarheid) aan de raad kenbaar gemaakt.
Lid 8: betreft het advies dat de commissie aan de raad uitbrengt. Eis aan dat advies is dat het de overwegingen en de daarop gebaseerde conclusies navolgbaar, transparant, weergeeft, als basis voor de openbare beoordeling en besluitvorming door de raad. In het advies wordt aandacht besteed aan eventuele niet-unanimiteit in de commissie.
Lid 10: de evaluatie van het proces van benoeming van wethouders zal plaatsvinden via een zelfevaluatie waarvan verslag wordt gedaan aan de commissie BM (bespreekstuk). De commissie BM kan bepalen of bespreking van het proces in een raadsvergadering noodzakelijk is; dat is zeker het geval wanneer de evaluatie leidt tot voorgestelde aanpassingen aan het RvO.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.
De zittingsperiode van de nieuwe raad begint op de achtste dag na stemming. Op deze dag dient ook de eerste vergadering van de nieuwe raad plaats te vinden. In deze vergadering leggen de nieuwe leden de eed of de verklaring en belofte af. Vanaf dat moment nemen de feitelijke werkzaamheden als raadslid een aanvang.
Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap van de raad niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Het raadslid kan dan als zelfstandige fractie verder gaan of zich aansluiten bij een andere fractie. Ook kan een fractie besluiten haar naam te veranderen. De raad heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de raad is voldoende.
Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.
Voorstellen aan de raad kunnen van diverse actoren afkomstig zijn. Voor de hand liggend zijn voorstellen van het college van B&W en de burgemeester. Daarnaast kunnen raadsleden initiatiefvoorstellen indienen. Ook het presidium en voorzitter en griffier kunnen voorstellen aan de raad doen. Tevens kunnen burgers, conform de op 18 december 2003 door de raad vastgestelde Verordening burgerinitiatieven, gebruik maken van het recht om een burgerinitiatiefvoorstel in te dienen.
Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien.
Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Met de bepaling in lid 6 wordt in feite het recht dat een raadslid heeft om in de raad het woord te voeren, ingeperkt. Stel dat een raadslid op woensdag na 17.00 uur nog een geheel nieuw feit ontdekt, dan zou dat in de raad van donderdag dus niet meer kunnen worden ingebracht als het betreffende stuk als hamerstuk op de raadsagenda is opgenomen. Daarom is overwogen de deadline op te schuiven tot de vergaderdag zelf om 12.00 uur. Nadeel hiervan zou echter kunnen zijn dat de overige fracties zich niet meer zo goed op woordvoering kunnen voorbereiden als pas op het laatste moment bekend wordt dat een stuk alsnog bij de bespreekstukken aan de orde komt. Over dit dilemma is overleg gevoerd met de VNG. Na dit overleg is besloten het tijdstip van 17.00 uur op de dag vóór de vergadering te handhaven met de navolgende motivatie. Als de (meerderheid van de) raad in het RvO afspreekt een eindtijd te stellen, dan is dat geen probleem. Deze eindtijd geldt dan voor alle raadsleden. Mocht er onverhoopt na het verstrijken van deze eindtijd nog een nieuw feit worden ontdekt, dan kan een raadslid dat aan het begin van de raadsvergadering melden bij het vaststellen van de agenda. De raad kan dan alsnog besluiten het betreffende onderwerp als bespreekstuk te behandelen.
Artikel 11 De gemeentesecretaris
De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het wenselijk zijn dat de gemeentesecretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad.
De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de gemeentesecretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de ambtelijke organisatie.
Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het, naast de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Artikel 13 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel van het RvO wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Artikel 16 Opening vergadering
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 19 Hoofdelijke stemming
Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.
Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.
Artikel 24 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde agendapunt.
Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 26 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen.
De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 26 RvO is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Een besluit van de voorzitter om iemand het woord te ontnemen, is een op feitelijk handelen gerichte beslissing met een intern karakter; het is geen besluit in de zin van artikel 13 Algemene wet bestuursrecht.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 53 van dit reglement.
Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 24).
Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Artikel 32 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming van te voren al duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Hierdoor is het voor de achterban duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.
Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 19. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 33 Stemming over amendementen en moties
Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.
Artikel 34 Stemming over personen
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.
In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 24). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 33. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 40 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 39 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Staken de stemmen, dan is het voorstel van orde niet aangenomen; artikel 32 lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 40).
Artikel 40 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.
Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 36 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor, in aanvulling op de eerste drie leden, voorschriften.
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.
Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.
Het tweede lid van artikel 40 houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 9, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de raad tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is dit in het derde lid opgenomen. Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college, maar in geval het voorstel personele (en financiële) consequenties heeft, kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college voor te leggen voor advies. De stuurgroep Leemhuis heeft in het evaluatierapport dualisering de aanbeveling gedaan om het college de beleidsvoorbereiding te laten doen en om de rol van het college bij initiatiefvoorstellen te versterken. De VNG vindt het niet nodig om op dit punt de Gemeentewet te wijzigen en het college bij initiatiefvoorstellen een rol te geven. De positie van de raad, in haar kaderstellende rol, is het uitgangspunt.
De tendens, dat het college meer betrokken moet worden bij de beleidsvoorbereiding, is evident. Toch dienen gemeenten ervoor te waken dat het college de kaderstellende rol van de raad niet gaat overnemen. De VNG heeft duidelijk aangegeven dat samenspel tussen beide organen een oplossing is voor eventuele fricties.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft.
Artikel 43 Schriftelijke vragen
Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de in lid 6 aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Deze regeling omtrent het vragenuur vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. De leden van de raad kunnen mondelinge vragen stellen aan (leden van) het college, de burgemeester en / of andere leden van de gemeenteraad omtrent een actueel onderwerp van gemeentelijk beleid.
De artikelen 169 lid 3 en 180 lid 3 van de Gemeentewet waarnaar in dit artikel wordt verwezen, luiden als volgt: ”Het college en elk van zijn leden afzonderlijk (artikel 169 lid 3) en de burge-meester (artikel 180 lid 3) geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen tenzij het verstrekken daarvan in strijd is met het openbaar belang.”
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 48 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 43. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals (een raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
Artikel 50 Besluitenlijst besloten vergadering
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 juncto artikel 55 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 52 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-151413.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.