Beleidsregel Informele zorg (Vrijwillige inzet en Mantelzorgondersteuning) Gemeente Utrecht 2019-2020

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

Gelet op:

• de Visie ‘versterken sociale basis WMO: Utrecht voor iedereen’;

• artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening 2014 en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

• de Kadernota ‘Vrijwillige inzet periode 2015-2019 , maart 2015‘

• de Transformatieagenda ‘Samen verder bouwen aan een zorgzame en toegankelijke stad’, oktober 2016

• de Vijfde voortgangsrapportage en uitvoeringsagenda Jeugd april 2018 - april 2019

Besluit vast te stellen de navolgende beleidsregel Informele zorg gemeente Utrecht.

Deze beleidsregel heeft enerzijds betrekking op vrijwillige inzet bij hulp- en ondersteuningsvragen (artikelen 4 t/m 10) en anderzijds op georganiseerde ondersteuning van mantelzorgers (art 11 t/m 17).

Artikel 1 Begripsbepalingen (reikwijdte en definities)

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

• Buurtteam: Team van professionals die generalistisch en buurtgericht zorg en ondersteuning bieden. In 18 buurten is een buurtteam actief dat bestaat uit een team Sociaal en een team Jeugd & Gezin. De medewerkers van de buurtteams zijn professionals die Utrechters met inbegrip van hun omgeving ondersteunen bij het versterken van hun veerkracht en het benutten en/of ontwikkelen van hun netwerk. Zij bieden waar nodig zelf begeleiding en ondersteuning.

• Dagbegeleiding: Aanbod aan dagactiviteiten bedoeld voor mensen met ernstige beperkingen.

• Informele zorg: bestaat uit twee onderdelen: vrijwillige inzet bij hulp- en ondersteuningsvragen en mantelzorg. Kenmerk van degenen die informele zorg verlenen, is dat zij dit onbetaald doen. De ondersteuning van deze inzet gebeurt deels met behulp van professionals en betaalde krachten.

• Jeugdwet: Wet inzake regels over gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische problemen.

• Mantelzorg: Alle hulp die gegeven wordt aan iemand die hulp nodig heeft, door iemand uit het directe sociale netwerk van de hulpvrager. Een mantelzorger heeft een persoonlijke relatie met degene die de hulp ontvangt, meestal een familielid, vriend of buur. Mantelzorg gaat verder dan de zogenaamde gebruikelijke hulp (hulp die naar algemene maatstaven in redelijkheid mag worden verwacht van een ouder, kind etc.). In de praktijk gaat het vaak om langdurige hulp aan een chronische zieke of iemand met beperkingen.

• Respijtzorg: Het tijdelijk geheel overnemen van de zorgtaken van een mantelzorger om de belasting van de mantelzorger te verminderen. Deze respijtzorg kan door professionals of vrijwilligers verleend worden.

• Vrijwillige inzet: Hulp en ondersteuning die aan een hulpvrager geboden wordt door een vrijwilliger, die zich hier zonder geldelijke beloning voor inzet, en waarbij geldt dat er voor de start van de hulp en ondersteuning niet sprake is van een persoonlijke relatie met de hulpvrager. Deze vrijwillige inzet vindt plaats binnen een georganiseerd verband (vrijwilligersorganisatie of bewonersorganisatie).

• Vrijwilligersorganisatie: Organisatie die erop gericht is vrijwillige inzet mogelijk te maken. De uitvoerende werkzaamheden van deze organisatie worden geheel door vrijwilligers gedaan. In kader van informele zorg gaat het dan om de inzet van vrijwilligers bij hulp en ondersteuningsvragen.

• Sociale basis: De sociale basis bestaat uit wat bewoners zelf met en voor elkaar doen en de meer professionele georganiseerde sociale basisvoorzieningen. Sociale basisvoorzieningen raken aan àlle aspecten van het dagelijks leven: ontmoeting, onderwijs, opvoeding, werk, inkomen, gezondheid, wonen, bewegen, cultuur en veiligheid. Deze voorzieningen zijn laagdrempelig, iedereen kan er gebruik van maken.

• VOG: Verklaring omtrent het Gedrag, afgegeven door het Ministerie van Justitie, waaruit blijkt dat tegen iemand geen justitiële bezwaren bestaan voor de uitoefening van de omschreven functie.

• Wet Maatschappelijke Ondersteuning: Wet inhoudende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebeid van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang.

 

Artikel 2 Eisen aan de aanvrager subsidie

De subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

 

Artikel 3 Vaststelling subsidieplafond

Het subsidieplafond voor de beleidsregel informele zorg wordt jaarlijks door het college vastgesteld en gepubliceerd middels de subsidiestaat. Voor de eerste periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 staan de bedragen vermeld op www.utrecht.nl/subsidie.

 

Onderdeel 1: Vrijwillige inzet bij hulp- en ondersteuningsvragen

 

Artikel 4 Beleidsdoelstelling

De gemeente wil een stad met een sterke sociale basis. In de visie ‘versterken sociale basis (WMO)’ staan de volgende maatschappelijke doelen benoemd :

1. Betrokken in de buurt

2. Zorgen voor elkaar

3. Meedoen

 

In het kader van deze beleidsregel informele zorg/vrijwillige inzet betekent dat, indachtig de doelstelling ‘Zorgen voor elkaar’: bewoners in staat stellen om op vrijwillige basis medebewoners hulp en ondersteuning te bieden.

 

Het zorgen voor elkaar wordt vanuit deze beleidsregel ondersteund. Wat bewoners vrijwillig bijdragen is van onschatbare waarde en onmisbaar in de Utrechtse samenleving. Een deel van de activiteiten van vrijwilligers draagt bij aan het voorkomen of verminderen van sociale problemen (zoals schulden, eenzaamheid), of ze bevorderen het dagelijks functioneren (zoals hulp bij boodschappen doen). Door deze activiteiten is er vaak ook minder hulp van professionals nodig. Alle initiatieven op dat gebied zijn dan ook toe te juichen. Veel gebeurt spontaan en zonder dat er een beroep gedaan wordt op de overheid.

Daar waar een rol voor de gemeente is weggelegd, gaat het om het faciliteren van de vrijwillige inzet, j bijvoorbeeld om werving en scholing van vrijwilligers, de organisatie van de vrijwilligersactiviteiten, waardering van vrijwillige inzet en de verbinding met de professionele, formele zorg in wijken en buurten.

 

Met deze beleidsregel wil de gemeente de sociale basis in de stad versterken door het mogelijk te maken dat Utrechters voor elkaar zorgen. Specifiek wil de gemeente het volgende bereiken:

• Vragen voor hulp en ondersteuning worden waar mogelijk opgevangen in het ‘gewone leven’;

• Er is een optimale match tussen de hulpvragers en mensen die op vrijwillige basis zich voor deze hulpvragers willen inzetten;

• Bewoners met een hulpvraag en vrijwilligers worden zo eenvoudig en snel mogelijk (individueel of groepsgewijs) aan elkaar gekoppeld;

• Ook ‘kwetsbare’ bewoners en mensen met beperkingen worden in staat gesteld om zich vrijwillig in te zetten;

• De vrijwillige inzet draagt bij aan het vergroten/behouden van de zelfredzaamheid en de participatiemogelijkheden van de hulpvrager;

• Vrijwilligers krijgen bij dit alles de begeleiding en ondersteuning die nodig is voor hun inzet.

 

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Alle activiteiten die gericht zijn op ondersteuning van “kwetsbare” bewoners door vrijwilligers. Het kan daarbij zowel gaan om één-op-één contacten als om inzet van één of meerdere vrijwilligers bij groepen van bewoners. De vrijwillige hulp draagt bij aan het vergroten of behouden van de zelfredzaamheid of de participatiemogelijkheden van de hulpvrager. Hierbij geven we prioriteit aan vrijwillige hulp en ondersteuning die gericht is op één of meerdere van de vier volgende gebieden:

• voorkomen van sociaal isolement en eenzaamheid,

• hulp bij financiën en administratie ( waaronder ook hulp in het kader van het voortraject voor schuldregeling of het verlenen van nazorg),

• praktische ondersteuning (boodschappen, vervoer, klussen in en om huis),

• ondersteuning van gezinnen (bij opvoeding) .

Subsidiabel zijn activiteiten die bijdragen aan de genoemde doelstellingen en passen binnen de in artikel 4 genoemde waarden en waarbij voor de directe ondersteuning van de hulpvragers uitsluitend vrijwilligers worden ingezet.

Uitsluitend de strikt noodzakelijke kosten voor uitvoering van de activiteiten zijn subsidiabel conform de geldende Algemene Subsidieverordening.

N.B.: Er zijn zorgorganisaties die ten behoeve van hun cliënten/patiënten naast professionele zorg ook vrijwilligers inzetten. Deze vrijwillige inzet valt niet onder de subsidiabele activiteiten van deze beleidsregel informele zorg.

 

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Uit uw subsidieaanvraag moet blijken:

• Hoe uw activiteiten bijdragen aan de doelstellingen;

• Op welke bewoners met welke ondersteuningsvragen u zich richt;

• Hoe uw organisatie aansluit bij het wijkgerichte werken dat de gemeente voorstaat, hoe u samenwerkt met organisaties als buurtteams en andere. Als de aanvraag niet past bij een wijkgerichte insteek, dan een nadere uitleg;

• Op welke wijze u de vrijwilligers die de uitvoerende werkzaamheden verrichten, faciliteert en ondersteunt;

• Hoe u samenwerkt met andere organisaties op gebied van informele zorg, bijvoorbeeld op het gebied van afstemming van de hulpvragen voor vrijwillige inzet, werving van vrijwilligers, deskundigheidsbevordering etc.;

• Op welke wijze u ervoor zorgt dat uw vrijwilligersbestand divers is: in leeftijd, geslacht, wijk, beperking (lichamelijk, verstandelijk of langdurig psychisch), seksuele geaardheid en afkomst;

• Hoeveel hulpvragers u jaarlijks denkt te kunnen helpen en hoeveel vrijwilligers daarbij betrokken zijn;

• Op welke manier u de resultaten in kaart brengt en evalueert hoe vrijwilligers en cliënten de geboden ondersteuning waarderen;

• Op welke wijze u de veiligheid van vrijwilligers en hulpvragers vormgeeft/borgt (bijvoorbeeld VOG).

Aanvragen waarin een of meer onderdelen niet zijn opgenomen, worden wel in behandeling genomen.

Bij de subsidieaanvraag levert u een sluitende begroting aan, die aansluit bij de subsidiabele activiteiten in artikel 5. In uw begroting maakt u inzichtelijk hoe elk van de activiteiten/onderdelen is opgebouwd. U geeft in elk geval, indien van toepassing, inzicht in:

• Huisvestingskosten

• Activiteitenkosten

• Algemene kosten/organisatiekosten

• Kosten en inzet van uitvoerend personeel t.b.v. ondersteuning e.d. van vrijwilligers (onder vermelding van uurtarief en verhouding aantal fte t.o.v aantal vrijwilligers)

• Overige personele kosten (overhead)

• Opbrengsten: gesplitst in subsidie gemeente en overige opbrengsten.

 

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Er zijn twee mogelijkheden voor het indienen van een subsidieaanvraag:

• Subsidieaanvragen voor een bepaald kalenderjaar (jaarsubsidie) dienen uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar te zijn ingediend.

• Bij subsidieaanvragen voor een project met een bepaalde beperkte looptijd wordt uitgegaan van twee tranches: projecten met een looptijd startend vanaf 1 januari van een kalenderjaar of vanaf 1 juli van een kalenderjaar. Aanvragen met als ingangsdatum 1 januari dienen uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar te zijn ingediend, aanvragen met als ingangsdatum 1 juli dienen uiterlijk 1 april van het lopende kalenderjaar te zijn ingediend.

Aanvragen kan uitsluitend digitaal middels een aanvraagformulier op www.utrecht.nl/subsidie.

Artikel 8 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

• In hoeverre uw aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen van de beleidsregel;

• In hoeverre de aanvraag ertoe bijdraagt dat bewoners met een hulpvraag passende (optimale) vrijwillige ondersteuning vinden;

• In hoeverre de aanvraag bijdraagt aan de ondersteuning op de volgende gebieden: voorkomen van sociaal isolement en eenzaamheid, hulp bij financiën en administratie, praktische ondersteuning, ondersteuning van gezinnen (bij opvoeding). Het streven is een goede spreiding in de stad te verkrijgen van de vrijwillige inzet over de verschillende thema’s;

• In hoeverre er sprake is van samenwerking met (zorg)organisaties op wijk- en buurtniveau;

• In hoeverre er sprake is van samenwerking en afstemming van het aanbod met andere vrijwilligersorganisaties, in verband met een goede spreiding in de stad en het voorkomen van dubbelingen;

• De prijs/kwaliteit/kwantiteit-verhouding: hoe verhoudt het aantal en de aard van de hulpvragen zich tot de kosten van de inzet van vrijwilligers.

Aanvragen waaruit onvoldoende blijkt in hoeverre aan deze criteria wordt voldaan, worden afgewezen.

 

Artikel 9 Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

• De aanvragen die voor 1 oktober respectievelijk 1 april van een kalenderjaar zijn ingediend, worden tegelijk met elkaar beoordeeld aan de hand van de criteria die in artikel 8 worden genoemd.

• 75% van het totaal beschikbare budget op jaarbasis is gereserveerd voor (reguliere) jaarsubsidies, de overige 25% is gereserveerd voor projectsubsidies. Het beschikbare budget voor jaarsubsidies kan eventueel voor meerdere jaren worden verleend.

• De helft van de 25% voor projectsubsidies is bestemd voor projectaanvragen waarvan de looptijd start per 1 januari van een kalenderjaar, de andere helft van deze 25% is bestemd voor projectaanvragen waarvan de looptijd start per 1 juli van een kalenderjaar. In het geval er meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is, wordt de subsidie verstrekt aan de aanvragen met de beste waardering, rekening houdend met het uitgangspunt dat er sprake is van een goede spreiding over de stad en de inhoudelijke thema’s (sociaal isolement etc.) .

 

Artikel 10 Monitoring en evaluatie

De gemeente wil met de beleidsregel ‘Informele zorg’ vrijwillige inzet stimuleren waarbij vrijwilligers medebewoners met hulpvragen ondersteunen. Door tijdens de uitvoering hiervan steeds te blijven reflecteren op de praktijk wordt duidelijk in hoeverre de beleidsregel hieraan bijdraagt. Jaarlijks vindt een evaluatie van de beleidsregel plaats om te bezien of de regel voldoet. De wijze waarop subsidie ontvangende organisaties daarbij worden betrokken wordt later bepaald.

 

Onderdeel 2: Ondersteuning van mantelzorgers

Artikel 11 beleidsdoelstelling

Het zorgen voor een naaste die (langdurig) ziek is of beperkingen heeft, is onderdeel van het gewone leven. Veel mantelzorgers zijn ook goed in staat om de zorgtaken die op hun pad komen, uit te voeren. Mantelzorg kan daarbij ook een bron van zingeving zijn. Problematisch wordt het waar teveel last op één schouder ligt en de balans van de draagkracht en de draaglast van de mantelzorger doorslaat naar het negatieve. Er zijn grenzen aan wat een mantelzorger (zelfstandig) aan kan. Het eigen sociaal netwerk van de mantelzorger kan mogelijk worden ingeschakeld, maar dan moet men daar wel een beroep op kunnen en willen doen. Naast het eigen sociaal netwerk is daarom in gevallen van ‘zware’ mantelzorg ondersteuning van elders nodig: hetzij door vrijwilligers, hetzij door beroepskrachten. Die ondersteuning kent twee vormen:

• Gericht op het versterken van de mantelzorger zelf of het eigen netwerk , zodat de mantelzorger de zorg beter aan kan;

• Gericht op het direct verminderen van de mantelzorglast door (een deel van) de zorgtaken (tijdelijk) over te nemen.

Deze beleidsregel is erop gericht om beide vormen van ondersteuning in de stad te organiseren. Het gaat er om dat deze ondersteuning de voorwaarden creëert waaronder mantelzorgers in staat zijn hun zorgtaken uit te voeren. Cruciaal daarbij is de rol van de zorgverleners met wie de mantelzorger in de dagelijkse zorg voor zijn/haar naaste te maken heeft, zoals de huisarts, wijkverpleegkundige en buurtteammedewerker. Bij hen moet een mantelzorger terecht kunnen met zijn/haar vragen om ondersteuning.

Deze beleidsregel heeft ook betrekking op jonge mantelzorgers: kinderen en jongeren die opgroeien in een gezinssituatie waarin sprake is van langdurige zorg voor een zieke of iemand met beperkingen. Jonge mantelzorgers praten niet gauw over hun zorgen, vaak weten ze ook niet waar ze terecht kunnen. Daarom is het belangrijk dat deze mantelzorgers actief worden opgezocht en ondersteund zodat ze gezond en krachtig kunnen opgroeien. De beleidsregel is hier gericht op ondersteuning die eraan bijdraagt dat het kind/de jongere zo goed mogelijk een ‘gewoon’ leven kan leiden als andere kinderen en jongeren. En waar nodig extra ‘support’ kan vinden binnen de familie, bij een vrijwilliger, iemand met vergelijkbare ervaring of een beroepskracht.

Met deze beleidsregel wil de gemeente uiteindelijk het volgende bereiken:

Mantelzorgers zijn in staat zijn hun zorgtaken uit te voeren op een voor hen passende wijze, rekening houdend met de individuele situatie en met erkenning van het feit dat er ook grenzen zijn aan wat mantelzorgers kunnen bieden.

Dit is uitgewerkt in de volgende doelstellingen:

• Mantelzorgers kunnen informatie over voor hen relevante vragen rond het bieden van zorg/ondersteuning makkelijk vinden;

• Professionele zorg- en hulpverleners die met mantelzorgers te maken hebben, erkennen en waarderen de mantelzorger in zijn/haar positie, zijn sensitief voor signalen van te grote belasting en bieden ondersteuning bij het verminderen van deze belasting (denk aan bespreekbaar maken van de eigen rol, versterken van het eigen netwerk, verwijzen naar respijtzorg etc.) ;

• In die situaties waarin mantelzorgers ondersteuning nodig hebben buiten het eigen sociale netwerk, is daarvoor een aanbod aan voorzieningen beschikbaar;

• Ook voor jonge mantelzorgers is een samenhangend ondersteuningsaanbod beschikbaar.

 

Artikel 12 Subsidiabele activiteiten

Subsidiabel zijn activiteiten die bijdragen aan de genoemde doelstellingen en passen binnen de in artikel 11 genoemde waarden.

De gemeente maakt onderscheid tussen een stedelijk dekkende basisvoorziening mantelzorgondersteuning en projecten voor specifieke doelgroepen/thema’s.

De basisvoorziening mantelzorgondersteuning bestaat uit activiteiten op de volgende terreinen:

• Informeren en adviseren van mantelzorgers en professionals;

• Stimuleren van professionals met name in de eerste lijn om aandacht te hebben voor mantelzorgproblematiek;

• Organiseren van groepsgericht aanbod voor mantelzorgers op basis van gesignaleerde behoeften;

• Betrekken van mantelzorgers bij het organisatie en gemeentelijk beleid rond mantelzorg;

• Organiseren van waarderingsactiviteiten voor mantelzorgers.

Voor de uitvoering van de basisvoorziening zoekt de gemeente één organisatie, vanuit het oogpunt van efficiency en de samenhang tussen de genoemde activiteiten.

Daarnaast is de subsidieregeling bedoeld voor projecten op wijk-of buurtniveau of voor specifieke doelgroepen als jonge mantelzorgers, mantelzorgers die zorgen voor iemand met dementie of niet-aangeboren hersenletsel etc.. Ook vormen van respijtzorg vallen onder deze subsidieregeling.

Er mag geen sprake zijn van doublures met onderdelen van de basisvoorziening. Voor subsidiering van projecten kunnen meerdere organisaties in aanmerking komen.

Uitsluitend de strikt noodzakelijke kosten voor uitvoering van de activiteiten zijn subsidiabel conform de geldende Algemene Subsidieverordening.

Niet subsidiabel zijn:

• Activiteiten gericht op ‘dagbegeleiding’ voor mensen met dementie of niet-aangeboren hersenletsel. Deze vorm van respijtzorg valt onder de maatwerkvoorzieningen waar een andere financieringsvorm voor bestaat. Hetzelfde geldt voor de maatwerkvoorziening ‘kortdurend verblijf’. Hiervoor bestaat ook een andere financieringsvorm.

• Activiteiten die gericht zijn op de individuele begeleiding of ondersteuning van mantelzorgers door uitsluitend betaalde beroepskrachten.

 

Artikel 13 Eisen aan de subsidieaanvraag

In uw aanvraag voor de basisvoorziening mantelzorgondersteuning gaat u in op de volgende onderdelen:

• Hoe de invulling van de onderdelen van de basisvoorziening bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen voor mantelzorgondersteuning;

• Hoe de organisatie aansluit bij het wijkgerichte werken dat de gemeente voorstaat, samenwerkt met organisaties als de buurtteams, gezondheidscentra en wijkverpleging, vrijwilligersorganisaties etc. ;

• Welk aanbod voor groepsondersteuning wordt georganiseerd en waarop dit aanbod is gebaseerd;

• Hoe de organisatie de waardering voor mantelzorgers vormgeeft;

• Hoe de organisatie gebruik maakt van de ervaringsdeskundigheid van mantelzorgers;

• Hoe de organisatie de deskundigheid en competentie van de betrokken uitvoerende medewerkers waarborgt;

• Hoeveel mantelzorgers de organisatie bereikt;

• Hoe de organisatie de activiteiten evalueert en eventueel bijstelt.

Uitsluitend aanvragen, die betrekking hebben op alle activiteiten, die zijn benoemd in artikel 12 worden in behandeling genomen.

In een aanvraag voor een projectsubsidie gaat u in op de volgende onderdelen:

• Hoe het project bijdraagt aan verwezenlijking van de doelstellingen voor mantelzorgondersteuning;

• Voor welke doelgroep mantelzorgers de activiteiten bedoeld zijn;

• Op welke behoeften en wensen van mantelzorgers dit gebaseerd is;

• Hoe de samenwerking met relevante organisaties eruit ziet;

• In welke periode de activiteiten uitgevoerd worden;

• Hoeveel mantelzorgers met de activiteiten bereikt worden;

• Hoe de activiteiten geëvalueerd worden.

Aanvragen waarin een of meer onderdelen niet zijn opgenomen, worden wel in behandeling genomen.

Bij de subsidieaanvraag (zowel voor de basisvoorziening als voor projecten) levert u een sluitende begroting aan, die aansluit bij de subsidiabele activiteiten in artikel 12. In uw begroting maakt u inzichtelijk hoe elk van de activiteiten/onderdelen is opgebouwd. U geeft in elk geval inzicht in:

• Personele kosten voor de uitvoering van de activiteiten (uurtarief, aantal fte)

• Overige personele kosten (overhead)

• Materiële kosten

• Huisvestingskosten

• Eventuele overige kosten

• Opbrengsten: gesplitst in subsidie gemeente en overige opbrengsten.

 

Artikel 14 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor de basisvoorziening hebben betrekking op een volledig kalenderjaar en dienen uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar te zijn ingediend.

Bij subsidieaanvragen voor een project met een bepaalde looptijd wordt uitgegaan van twee tranches: projecten met een looptijd startend vanaf 1 januari van een kalenderjaar of vanaf 1 juli van een kalenderjaar. Aanvragen met als ingangsdatum 1 januari dienen uiterlijk 1 oktober van het voorafgaande jaar te zijn ingediend, aanvragen met als ingangsdatum 1 juli dienen uiterlijk 1 april van het lopende kalenderjaar te zijn ingediend.

Aanvragen kunnen uitsluitend digitaal middels een aanvraagformulier op www.utrecht.nl/subsidie. Alleen volledige subsidieaanvragen worden in behandeling genomen.

 

Artikel 15 Beoordeling subsidieaanvraag

De aanvraag voor de uitvoering van de basisvoorziening wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

• Organisatie heeft aantoonbare ervaring met het werken voor en met Utrechtse mantelzorgers;

• In hoeverre de aanvraag past bij wat mantelzorgers nodig hebben en hoe dit inzichtelijk wordt gemaakt in de aanvraag;

• Op welke manier een concrete verbinding wordt gelegd met alle eerstelijnszorgprofessionals op wijkniveau;

• De prijs/kwaliteit/kwantiteit-verhouding: hoe verhoudt de uitvoering van de verschillende stedelijke functies zich tot de kosten, de in te zetten capaciteit , competenties van medewerkers, het aantal te bereiken mantelzorgers en/of professionals.

• Hoe de afstemming en samenwerking met andere organisaties eruit ziet, zowel op wijk als stedelijk niveau.

De aanvraag voor de uitvoering van activiteiten die bedoeld zijn voor een specifieke wijk- en/of doelgroep, wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

• In hoeverre de aanvraag aanvullend is op wat er in de stad al gebeurt op het gebied van mantelzorgondersteuning; (geen doublures)

• In hoeverre er bij de doelgroep behoefte is aan de voorgestelde activiteiten;

• De omvang van de doelgroep waarop de aanvraag is gericht;

• Hoe innovatief de voorgestelde aanpak is;

• Hoe de samenwerking vorm krijgt met andere relevante organisaties in de stad of wijk;

• De prijs/kwaliteit/kwantiteit-verhouding: hoe verhoudt de uitvoering van de activiteiten zich tot de kosten, het beoogde bereik onder mantelzorgers etc

Aanvragen waaruit onvoldoende blijkt in hoeverre aan de criteria wordt voldaan, worden afgewezen.

 

Artikel 16 Besluitvorming

Bij de besluitvorming wordt de volgende procedure gehanteerd:

• Voor de uitvoering van de basisfuncties mantelzorgondersteuning wordt aan maximaal één organisatie subsidie verleend zoals beschreven in artikel 12.

• De aanvragen worden tegelijk met elkaar beoordeeld aan de hand van de criteria die in artikel 15 worden genoemd.

• In het geval er meer subsidie wordt aangevraagd dan beschikbaar is, wordt de subsidie toegekend aan de aanvragen met de beste waardering, rekening houdend met het uitgangspunt dat er sprake is van een goede spreiding over de stad.

 

Artikel 17 Monitoring en evaluatie

De gemeente wil met de beleidsregel ‘Informele zorg’ het verlenen van mantelzorg ondersteunen. Door tijdens de uitvoering hiervan steeds te blijven reflecteren op de praktijk wordt duidelijk in hoeverre de beleidsregel hieraan bijdraagt. Jaarlijks vindt een evaluatie van de beleidsregel plaats (in het voorjaar) om te bezien of de regel voldoet. De wijze waarop subsidie ontvangende organisaties daarbij worden betrokken wordt later bepaald.

 

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt met ingang van datum bekendmaking in werking en wordt aangehaald als ‘beleidsregel informele zorg gemeente Utrecht.’

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Utrecht in de vergadering van 10 juli 2018,

De secretaris, De burgemeester,

G.G.H.M. Haanen Mr. J.H.C. van Zanen

Naar boven