Gemeenschappelijke Regeling Regio West-Brabant

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalburg, Alphen‐Chaam, Baarle‐ Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten‐Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Oosterhout, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Tholen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert

 

Overwegende dat:

 

1. Op 3 januari 2011 de 18 West‐Brabantse gemeenten en de Zeeuwse gemeente Tholen een gemeenschappelijke regeling hebben gesloten. Primaire doel is door samenwerking bij bovengemeentelijke beleidsmatige en strategische vraagstukken een bijdrage te leveren aan het realiseren van gemeentelijke en regionale doelstellingen.

 

2. Het proces over de doorontwikkeling van de RWB heeft opgeleverd dat de RWB de focus richt op de Economische Structuurversterking, inclusief de randvoorwaarden, die daarvoor op het terrein van Economie, Arbeidsmarkt, Ruimte en Mobiliteit, nodig zijn.

 

3. Deze focus door de RWB in relatie staat tot de doorontwikkeling van Rewin en de Strategic Board, wat uiteindelijk moet leiden tot een triple helix gedragen regionaal ontwikkelsysteem.

 

4. Deze focus leidt tot een aantal aanpassingen in de gemeenschappelijke regeling van 3 januari 2011.

 

Gelet op artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

Besluiten vast te stellen de:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Begripsbepalingen

Artikel 1  

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    De regeling: deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    De deelnemende gemeenten: de aan de regeling deelnemende gemeenten

  • c.

    Het openbaar lichaam: het openbaar lichaam Regio West‐Brabant

  • d.

    Het strategisch beraad: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam

  • e.

    Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen van 20 december 1984, Staatsblad 667, zoals nadien gewijzigd.

 

Openbaar lichaam

Artikel 2  

Er is een openbaar lichaam, genaamd "Regio West‐Brabant", ingesteld bij de regeling. Het is gevestigd te Etten‐Leur. Het gebied van de regeling omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 2 DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

 

Doel en belangen

Artikel 3  

 

  • 1.

    De regeling heeft tot doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen, primair ten behoeve van de economisch ruimtelijke structuurversterking van West‐Brabant.

  • 2.

    Onder deze belangen vallen in elk geval:

  • Economische Zaken;

  • Mobiliteit;

  • Ruimtelijke Ontwikkeling;

  • Arbeidsmarktbeleid.

  • 3.

    Daarnaast heeft de regeling tot doel om andere belangen van deelnemende gemeenten te behartigen met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.

     

Taken en bevoegdheden

Artikel 4

 

  • 1.

    De behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen omvat meer algemeen:

  • a.

    de mogelijkheid tot coördinatie, planning, uitvoering, advies en overleg met betrekking tot genoemde beleidsterreinen evenals vertegenwoordiging en lobbyactiviteiten;

  • b.

    het bevorderen van verdere bestuurlijke samenwerking.

  • 2.

    De behartiging van de belangen genoemd in artikel 3, tweede lid, omvat daarnaast nog de volgende taken:

  • a.

    het bepalen van de inzet vanuit de gemeenschappelijke regeling bij de totstandkoming van de ambities en agenda van het triple helix overleg in het West‐Brabantse economische ontwikkelsysteem;

  • b.

    het bepalen van de opgaven voor de gezamenlijke gemeenten zoals die voortvloeien uit de triple helix geformuleerde doelen;

  • c.

    het bepalen van eventuele overige strategische doelen van de West‐Brabantse samenwerking op het gebied van de economische structuurversterking;

  • d.

    het opstellen van een uitvoeringsprogramma met (meerjarige) doorvertaling van de bekostiging van geformuleerde actieprogramma’s in de begroting;

  • e.

    het borgen van een integrale benadering van vraagstukken, waar aangewezen door afstemming tussen de vier pijlers Economische Zaken, Arbeidsmarktbeleid, Mobiliteit en Ruimtelijke Ontwikkeling;

  • f.

    het beslissen over aanvragen voor bijdragen uit door het algemeen bestuur ingestelde fondsen.

  • 3.

    De belangen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, kunnen als facultatieve taak uitgevoerd worden.

  • 4.

    De belangen als bedoeld in artikel 3, derde lid, kunnen als collectieve of facultatieve taak uitgevoerd worden.

  • 5.

    Van een collectieve taak is sprake als 2/3 van de deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende 2/3 van het aantal inwoners, die taak aan de gemeenschappelijke regeling hebben opgedragen. De kosten van die collectieve taak komen ten laste van alle deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Besluiten als bedoeld in het vorige lid worden door het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk bij aanvang van de nieuwe bestuursperiode genomen. De besluiten gelden voor de lopende bestuursperiode.

  • 7.

    Van een facultatieve taak is sprake als deelnemende gemeenten een taak aan RWB opdragen en het algemeen bestuur die taak aanvaardt. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeenten die de taak aan de regeling hebben opgedragen.

  • 8.

    Naast het bepaalde in de vorige leden kan het openbaar lichaam van een of meer deelnemende gemeenten en in samenhang daarmee van andere gemeenten en/of organisaties , opdrachten aannemen om diensten uit te voeren of uitvoeringstaken te verrichten.

  • 9.

    Deelnemende gemeenten kunnen bevoegdheden overdragen aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam. Dit kan alleen nadat met het openbaar lichaam overeenstemming is bereikt over deze overdracht.

  • 10.

    Het algemeen bestuur kan besluiten om voor ondersteunende processen, als bedoeld in artikel 8, derde lid, WGR, deel te nemen in andere rechtspersonen, maar wel onder de voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze over het voorgenomen besluit daartoe aan het algemeen bestuur kenbaar te maken.

     

HOOFDSTUK 3 HET BESTUUR

Paragraaf 3.1 Het Algemeen Bestuur: de West‐Brabantse Vergadering

 

Artikel 5  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de leden of hun plaatsvervangers die overeenkomstig het tweede lid door de colleges van de deelnemende gemeenten uit hun midden worden aangewezen.

  • 2.

    Het college van iedere deelnemende gemeente wijst één lid en één plaatsvervangend lid aan. Het college van Breda wijst twee leden, waaronder de burgemeester, en voor het collegelid niet zijnde de burgemeester, een plaatsvervangend lid aan.

  • 3.

    De voorzitters van de vaste commissies van advies aan het strategisch beraad voor Economische Zaken, Mobiliteit, Ruimtelijke Ontwikkeling en Arbeidsmarkt, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, worden uit dien hoofde uitgenodigd om aan de vergadering deel te nemen. Zij hebben geen stemrecht.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat personen worden toegelaten om als waarnemer of adviseur zonder stemrecht aan de vergadering deel te nemen.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege het samenwerkingsverband. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

     

Zittingsduur

Artikel 6  

 

  • 1.

    De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van de leden van het algemeen bestuur en hun plaatsvervangers.

  • 2.

    De zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur en hun plaatsvervangers eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men de kwaliteit verliest zoals vermeld in artikel 5, tweede lid.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur en aan het college dat hem heeft aangewezen. Hij blijft niettemin in functie totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 5.

    De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt zo spoedig mogelijk. Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur of tot plaatsvervangend lid geeft het betrokken college binnen acht dagen kennis aan het algemeen bestuur.

     

Werkwijze

Artikel 7  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het strategisch beraad dit nodig oordeelt, of als tenminste één vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur, onder opgaaf van redenen, hier schriftelijk om verzoekt.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur hebben elk twee stemmen van gelijk gewicht, uitgezonderd de leden van de gemeente Breda, die elk één stem hebben. Besluiten met betrekking tot de begroting en de jaarrekening worden genomen met tenminste de helft plus 1 van het aantal stemmen voor, welke stemmen tenminste de helft van het aantal inwoners van het gebied plus 1 vertegenwoordigen.

  • 3.

    Onder het aantal inwoners van het gebied wordt verstaan het aantal inwoners verstaan dat gold per 1 januari van het jaar waarin de meest recente reguliere verkiezing van de leden van de gemeenteraad plaatsvond. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 8  

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan de deelnemende gemeenten.

 

Taken en bevoegdheden

Artikel 9  

 

  • 1.

    Alle taken en bevoegdheden van de regeling berusten bij het algemeen bestuur, tenzij deze bij het strategisch beraad of een bestuurscommissie zijn neergelegd.

  • 2.

    De bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting en de jaarrekening kunnen niet worden overgedragen aan het strategisch beraad of een bestuurscommissie.

  • 3.

    De input van de gemeenschappelijke regeling voor de economische ambities wordt minimaal elke vier jaar vastgesteld door het algemeen bestuur. Het voorstel aan het algemeen bestuur wordt minimaal twaalf weken voordat over het voorstel wordt besloten in het algemeen bestuur, aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt het uitvoeringsprogramma over de opgaven van de gemeenschappelijke regeling uit de economische ambities jaarlijks vast bij de begroting.

  • 5.

    In de tweede Bestuursrapportage van ieder jaar rapporteert het algemeen bestuur over de voortgang van de realisering van het uitvoeringsprogramma.

     

Paragraaf 3.2 Het Dagelijks Bestuur

Samenstelling

Artikel 10  

Het strategisch beraad bestaat uit;

  • a.

    de voorzitter van het algemeen bestuur;

  • b.

    maximaal zes door het algemeen bestuur uit haar midden aan te wijzen leden, die in ieder geval de economische topsectoren vertegenwoordigen en waarbij er sprake is van voldoende geografische spreiding;

  • c.

    de voorzitters van de vaste commissie van advies Economische Zaken, Mobiliteit, Ruimtelijke Ontwikkeling en Arbeidsmarkt als bedoeld in artikel 16 van deze regeling.

 

Zittingsduur

Artikel 11

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het strategisch beraad aan.

  • 2.

    De artikelen 40, 46 en 47 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De leden van het strategisch beraad treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het strategisch beraad eindigt van rechtswege zodra men de kwaliteit verliest zoals vermeld in artikel 5, eerste lid.

     

Werkwijze

Artikel 12  

 

  • 1.

    Het strategisch beraad vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden van het strategisch beraad dit nodig oordelen.

  • 2.

    De artikelen 28, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het strategisch beraad kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur wordt medegedeeld.

  • 4.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het strategisch beraad onderling de werkzaamheden.

     

Bevoegdheden

Artikel 13  

 

Het strategisch beraad is belast met het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam. Hiertoe behoort in ieder geval het dagelijks bestuur van de belangen die zijn genoemd in artikel 4, eerste en tweede lid.

 

Paragraaf 3.3 De Voorzitter

 

Aanwijzing

Artikel 14  

 

  • 1.

    De burgemeester van de gemeente Breda wordt door het algemeen bestuur aangewezen als voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Uit de andere leden als bedoeld in artikel 10 onder b, wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen door het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 11, tweede tot en met vijfde lid, is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

     

Bevoegdheden

Artikel 15  

 

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het strategisch beraad.

  • 2.

    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken. Alle stukken, die van het algemeen bestuur en van het strategisch beraad uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend.

  • 3.

    In geschillen tussen het openbaar lichaam en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt hij vervangen door een lid van het strategisch beraad dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.

     

Paragraaf 3.4 Adviescommissies en bestuurscommissies

 

Adviescommissies

Artikel 16  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur, kan in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24 van de Wgr, commissies van advies instellen.

  • 2.

    Vaste commissies van advies aan het strategisch beraad en de voorzitter worden door het algemeen bestuur op voorstel van het strategisch beraad dan wel de voorzitter ingesteld. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze

  • 3.

    De vaste commissies van advies als bedoeld in het tweede lid, hebben ondermeer tot taak het strategisch beraad van advies te dienen.

  • 4.

    De vergaderingen van de vaste commissies zijn openbaar, behoudens de mogelijkheid tot het vergaderen achter gesloten deuren, een en ander volgens nader door het algemeen bestuur vast te stellen regels.

  • 5.

    Een vaste commissie van advies wordt in elk geval ingesteld voor de navolgende beleidsterrein:

  • Economische Zaken;

  • Mobiliteit;

  • Ruimtelijke Ontwikkeling

  • Arbeidsmarktbeleid

 

Bestuurscommissies

Artikel 17  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd bestuurscommissies in te stellen als bedoeld in artikel 25 Wgr.

  • 2.

    Er wordt een bestuurscommissie ingesteld voor de behartiging van aangelegenheden inzake het regelen van het Kleinschalig Collectief Vervoer (KCV)

  • 3.

    Leden van de bestuurscommissies als bedoeld in eerste lid zijn in ieder geval de leden van de colleges van burgemeester en wethouders, tot wiens portefeuille de belangen behoren.

     

HOOFDSTUK 4 INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

 

Dagelijks Bestuur IWest ‐Brabantse Vergadering

Artikel 18  

 

  • 1.

    Als één of meer leden, in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk, vragen om inlichtingen , worden deze door het strategisch beraad,, of door één of meer leden daarvan verstrekt.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek om inlichtingen bij het strategisch beraad is ingediend, in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk verstrekt.

  • 3.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan het algemeen bestuur het strategisch beraad of één of meer leden daarvan ter verantwoording roepen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een lid van het strategisch beraad, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

     

Openbaar Lichaam I gemeenteraden

Artikel 19  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de leden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek om inlichtingen bij het openbaar lichaam is ingediend, schriftelijk verstrekt en wel door het strategisch beraad, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1, informeert het algemeen bestuur de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk over onderwerpen van strategisch belang.

  • 4.

    Minimaal twee maal per jaar organiseert het bestuur een informatiebijeenkomst voor de raadsleden van alle deelnemende gemeenten.

     

Lid Algemeen bestuur ICollege

Artikel 20  

 

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen de door één of meer leden van dat college in een vergadering van dat college of schriftelijke gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek om inlichtingen bij het lid van het algemeen bestuur is ingediend, in een vergadering van dat college of schriftelijk verstrekt.

  • 3.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan het college het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    Het college kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

     

Lid Algemeen bestuur IGemeenteraden

 

Artikel 21  

 

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad van de deelnemende gemeente waarin hij lid is van het college dat hem heeft aangewezen de door een of meer leden van de raad in een vergadering van de raad of schriftelijke gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek om inlichtingen bij het lid van het algemeen bestuur is ingediend, in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt.

  • 3.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan de raad het lid van het algemeen bestuur ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

     

HOOFDSTUK 5 PERSONEEL EN ORGANISATIE

 

Ambtelijke Regiegroep

Artikel 22  

 

  • 1.

    De secretarissen van de deelnemende gemeenten vormen gezamenlijk de Ambtelijke Regiegroep.

  • 2.

    De Ambtelijke Regiegroep kiest uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, waarbij de voorzitter van de Ambtelijke Regiegroep niet in dezelfde gemeente werkzaam mag zijn als de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De ambtelijke regiegroep draagt er zorg voor dat het algemeen bestuur, het strategisch beraad, de adviescommissies en de bestuurscommissies bij de uitvoering van haar taken over voldoende ambtelijke kennis en kwaliteit en capaciteit beschikt, voor zover daarvoor een beroep wordt gedaan op bijdragen vanuit de gemeenten.

     

Directeur‐secretaris

Artikel 23  

 

  • 1.

    De directeur‐secretaris wordt door het strategisch beraad benoemd op voordracht van het algemeen bestuur.

  • 2.

    De directeur‐secretaris staat het algemeen bestuur, het strategisch beraad, de voorzitter en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. De directeur‐secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het strategisch beraad aanwezig; in de vergaderingen van het strategisch beraad en het algemeen bestuur heeft hij een adviserende stem.

  • 3.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het strategisch beraad uitgaan, worden door de directeur‐secretaris mede ondertekend.

  • 4.

    De directeur‐secretaris is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken in het kader van deze regeling door de ambtelijke ondersteuning die wordt geleverd door personeel in dienst van het openbaar lichaam Regio West‐Brabant dan wel door personeel in dienst bij de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Het strategisch beraad stelt, op voorstel van de directeur secretaris, voor de directeur‐secretaris een instructie vast.

     

Schorsing en ontslag directeur‐secretaris

 

Artikel 24  

 

  • 1.

    Het strategisch beraad kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directeur‐secretaris overgaan.

  • 2.

    Het strategisch beraad doet van een besluit als bedoeld in het vorige lid onmiddellijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het besluit tot schorsing vervalt wanneer het algemeen bestuur het niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 4.

    Het strategisch beraad beslist over het ontslag van de directeur‐secretaris gehoord het algemeen bestuur.

 

Ambtelijke organisatie

Artikel 25  

 

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft voor de uitvoering van de hem opgedragen taken een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan de directeur‐secretaris staat.

  • 2.

    Het strategisch beraad regelt de organisatie, de omvang en de werkwijze van het ambtelijk apparaat.

  • 3.

    Het strategisch beraad stelt de arbeidsvoorwaardenregeling voor de directeur‐secretaris en het overige personeel vast.

  • 4.

    Het strategisch beraad is verantwoordelijk voor het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel dat tot het ambtelijk apparaat behoort.

     

Algemeen‐Directeur

Artikel 26  

Dit artikel komt te vervallen.

 

HOOFDSTUK 6 FINANCIELE BEPALINGEN

 

Financiële verordening

Artikel 27  

Het algemeen bestuur stelt een financiële verordening vast waarin de planning en controlecyclus is opgenomen en financiële verhouding tussen het algemeen bestuur en de bestuurscommissies is vastgelegd.

 

Meerjarenbeleidsplan , kaderbrief en begroting

Artikel 28  

 

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt vierjaarlijks, bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode, een meerjarenbeleidsplan vast waarin de financiële en inhoudelijke vooruitzichten worden uiteengezet. De jaarlijkse begroting dient te passen binnen deze kaders.

  • 2.

    De elementen die in het meerjarenbeleidsplan naar voren dienen te komen zijn:

  • a.

    de doelen die de gemeenschappelijke regeling zal nastreven en/of prestaties die de gemeenschappelijke regeling de deelnemende gemeenten zal leveren;

  • b.

    de kosten die daaraan voor de gemeenten gezamenlijk en voor elke gemeente afzonderlijk verbonden zullen zijn;

  • c.

    een overzicht van de risico’s van de gemeenschappelijke regeling en een uiteenzetting over de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.

  • 3.

    Jaarlijks vóór 1 februari, zendt het strategisch beraad aan de raden van de deelnemende gemeenten een brief met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders. In deze brief zijn de door de deelnemende gemeenten gegeven richtlijnen verwerkt. Daarnaast bevat de kaderbrief kort de belangrijkste opgaven voor het komende jaar. Voorstellen voor nieuw beleid, die niet door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen in de richtlijnen, worden in deze kaderbrief gedaan en expliciet vermeld als nieuw beleid.

  • 4.

    Jaarlijks uiterlijk 15 april, zendt het strategisch beraad de ontwerp‐begroting voor het volgende begrotingsjaar, vergezeld van een toelichting, aan de leden van het algemeen bestuur en de raden van de deelnemende gemeenten met het verzoek aan de raden om hun zienswijze over de ontwerp‐begroting naar voren te brengen.

  • 5.

    De begroting bestaat uit een algemeen deel, waarin de kosten die samenhangen met het algemeen bestuur, het strategisch beraad en de economische ambitie en daarop gebaseerde uitvoeringsprogramma’s zijn opgenomen en deelbegrotingen per bestuurscommissie. Daarnaast wordt ook de bijdrage van de NV Rewin in de begroting verwerkt.

  • 6.

    In de begroting wordt in het algemene deel aangegeven de door elke deelnemer voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:

  • 7.

    Economische Zaken

  • a.

    Mobiliteit

  • b.

    Ruimtelijke Ontwikkeling

  • c.

    Arbeidsmarktbeleid;

  • d.

    Collectieve taken;

  • e.

    Facultatieve taken;

  • f.

    Uitvoeringstaken;

  • 8.

    Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage, wordt voor het algemeen deel uitgegaan van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Naast het algemene deel, is de verschuldigde bijdrage van de deelnemende gemeenten afhankelijk van de activiteiten waaraan wordt deelgenomen.

  • 9.

    Gelet op de bijzondere positie van de gemeente Tholen, wordt de bijdrage voor het algemene deel van deze gemeente gebaseerd op een door het algemeen bestuur en de gemeente Tholen vast te stellen grondslag.

  • 10.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen tot 1 juli van ieder jaar bij het strategisch beraad hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

 

Begrotingswijziging

Artikel 29  

 

  • 1.

    Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in artikel 28 voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor wijzigingen van de begroting, die door hun karakter niet leiden tot een wijziging van de bijdrage van de deelnemende gemeenten, alsmede geen afwijking inhouden van het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid is artikel 28 niet van toepassing.

     

Betaling

 

Artikel 30  

De deelnemers betalen jaarlijks voor 1 februari van het betreffende jaar de verschuldigde bijdrage. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

 

Jaarrekening

 

Artikel 31  

 

  • 1.

    Het strategisch beraad zendt jaarlijks vóór 15 april de voorlopige jaarrekening en bij deze jaarrekening behorende accountantsverklaring aan het algemeen bestuur en aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het resultaat van de jaarrekening vloeit terug naar de deelnemende gemeenten. Het algemeen bestuur kan van dit standpunt afwijken. Dit dient dan expliciet via een voorstel tot resultaatbescherming aan het algemeen bestuur te worden voorgelegd.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de rekening vast. Van de vaststelling van de jaarrekening doet het strategisch beraad mededeling aan de raden van de gemeente.

Artikel 32  

 

  • 1.

    Het strategisch beraad is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het openbaar lichaam en zijn organen, overeenkomstig de door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regelen.

  • 2.

    De archiefbescheiden welke ingevolge de Archiefwet 1 995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in een door het algemeen bestuur te bepalen locatie.

     

HOOFDSTUK 7 INFORMATIEPLICHT

 

Inlichtingen en gegevens

Artikel 33  

 

  • 1.

    De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en van het openbaar lichaam verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak, voor zoveel zij daarover beschikken.

  • 2.

    Het openbaar lichaam geeft aan de rekenkamercommissie(s) van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in samenwerking alle informatie die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is.

 

Inlichtingen door deelnemende gemeenten

 

Artikel 34  

 

  • 1.

    De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten doen het strategisch beraad mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen als bedoeld in artikel 3 voor het openbaar lichaam van belang zijn.

  • 2.

    De bestuursorganen van de deelnemers kunnen bij de in het eerste lid bedoelde mededeling het gevoelen vragen van het strategisch beraad. Ook ongevraagd kan het strategisch beraad zijn zienswijze daaromtrent aan een gemeentebestuur kenbaar maken.

 

HOOFDSTUK 8 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

 

Toetreding

 

Artikel 35  

 

  • 1.

    Toetreding kan plaatsvinden op verzoek daartoe bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.

  • 2.

    Alle deelnemende colleges moeten hier mee instemmen en voor dit instemming hebben zij de toestemming van hun raad nodig. De toetreding gaat in op de eerste dag na bekendmaking in de Staatscourant.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan de toetreding nadere voorwaarden verbinden.

  • 4.

    Het college van de toegetreden gemeente gaat zo spoedig mogelijk over tot het aanwijzen van (plaatsvervangende) vertegenwoordigers in het algemeen bestuur.

 

Uittreding

 

Artikel 36  

 

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden uit de regeling door toezending aan het algemeen bestuur van daartoe strekkende besluiten van haar college van Burgemeester en Wethouders. De uittreding vindt, behoudens een door het algemeen bestuur geaccepteerde afwijking, plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de Staatscourant is bekend gemaakt.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt na overleg met de betrokken gemeente, onder mededeling aan Gedeputeerde Staten, de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Daarbij brengt het algemeen bestuur in elk geval de financiële consequenties van de uittreding in beeld en draagt zij er zorg voor dat het openbaar lichaam een redelijke periode krijgt om haar begroting en formatie in overeenstemming te brengen met het nieuwe aantal deelnemers. Verplichtingen die specifiek voor de uittredende gemeente zijn aangegaan zullen daarbij in principe ook door die gemeente nagekomen dienen te worden.

 

Wijziging

 

Artikel 37  

 

De regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de colleges van de deelnemende gemeenten.

 

Opheffing

 

Artikel 38  

 

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing, alsmede in een regeling ten aanzien van het personeel.

  • 3.

    De liquidatie heeft plaats door het als dan fungerende strategisch beraad, dat, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de regeling in functie blijft, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 4.

    Na opheffing gaan de archiefbescheiden naar de deelnemende gemeente die het betreft.

     

HOOFDSTUK 9 GESCHILLENBESLECHTING

Artikel 39  

Geschillen omtrent de toepassing van de regeling, in de ruimste zin, tussen besturen van de deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam worden, overeenkomstig artikel 28 van de Wgr, beslist door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord‐Brabant.

 

HOOFDSTUK 10 OVERGANGS‐EN SLOTBEPALINGEN

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 40  

De regeling treedt in werking op 1 juni 2018 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

 

Evaluatie

 

Artikel 41  

De regeling wordt om de 4 jaren geëvalueerd. De evaluatie heeft met name betrekking op de vraag of de samenwerking de doelen die zij zich heeft gesteld ook heeft bereikt tegen de kosten die daarvoor waren uitgetrokken. Ook de manier waarop de samenwerking heeft gefunctioneerd is onderdeel van de evaluatie.

 

Citeertitel

 

Artikel 42  

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Regio West‐Brabant”.

Naar boven