Gemeenteblad van Rijssen-Holten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2018, 14547 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijssen-Holten | Gemeenteblad 2018, 14547 | Beleidsregels |
Beleidsregels Jeugdhulp 2018 Rijssen – Holten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten:
gelet op de Verordening jeugdhulp gemeenten Rijssen-Holten 2018;
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;
De vaststelling van de Verordening Jeugdhulp 2018 en het Beleidskader algemene voorziening Taxi Rijssen-Holten voor Iedereen op 14 december 2017 tevens vertalen in de Beleidsregels Jeugdhulp conform bijlage door vaststelling van de gewijzigde Beleidsregels Jeugdhulp 2018 (het betreft artikel 2 lid 3 en artikel 2b).
De beleidsregels zoals deze nu zijn geformuleerd, zijn ontstaan naar aanleiding van de Jeugdwet 2015. Invoering van de Jeugdhulp bij de gemeentes gaat gepaard met een flink aantal nieuwe taken. De Jeugdwet stelt gemeenten ten doel met minder geld te voldoen aan haar wettelijke zorgplicht, zonder af te doen aan kwalitatieve ondersteuning.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet, zijn een nieuwe verordening en beleidsregels noodzakelijk. De gemeente heeft de plicht inwoners met vragen of problemen omtrent opvoeden en opgroeien, ondersteuning te bieden, aldus de Jeugdwet. Hoe de gemeente Rijssen-Holten deze plicht invult, staat in de verordening Jeugdhulp 2015, het besluit Jeugdhulp en in deze beleidsregels.
Net als bij de maatschappelijke ondersteuning staan in deze regelgeving de te behalen resultaten centraal. In een (keukentafel)gesprek wordt de situatie van de jeugdige en zijn ouders in kaart gebracht en wordt samen gezocht naar oplossingen voor de ervaren belemmeringen. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de eigen mogelijkheden, het eigen sociaal netwerk en voorliggende voorzieningen. Als deze niet of onvoldoende leiden tot het te bereiken resultaat, dan kan de gemeente compenseren door het verstrekken van een individuele voorziening. Dwangmaatregelen blijven de verantwoordelijkheid van het Rijk.
Voor mensen die op 1 januari 2015 een geldige jeugdzorgindicatie hebben voor de taken die worden overgeheveld naar de gemeente, geldt een overgangsrecht. Dit houdt in dat zij maximaal een jaar (of eerder als de indicatie eerder afloopt) de rechten behouden die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. De zorg en ondersteuning wordt onder dezelfde voorwaarden geleverd, tenzij cliënt en gemeente een andere vorm van zorg of ondersteuning overeen komen. Het overgangsrecht geldt ook voor mensen die nu hun zorg of ondersteuning inkopen met een PGB.
De inhoud van deze beleidsregels, sluit qua inhoud, maar ook qua opbouw aan bij die van de verordening.
De Jeugdwet kent een aantal definities die bindend zijn voor de verordening en de beleidsregels. Die begrippen worden overeenkomstig de Jeugdwet toegepast in deze beleidsregels. Conform de Jeugdwet artikel 7.3.5 is een jeugdige van 16 jaar of ouder handelingsbekwaam.
In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder:
- Overige voorziening: Aanbod van algemene en collectieve voorzieningen dat zonder voorafgaand onderzoek of op basis van een lichte toets, toegankelijk is en gericht op de jeugdhulp. Zie verder artikel 1 lid 1.
- Algemene voorziening: Aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is.
Deze diensten en/of producten zijn voor iedereen toegankelijk en/of verkrijgbaar, zonder toets of beschikking. Wanneer het niveau van algemene voorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op collectieve of individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”. Algemene voorzieningen worden deels door de overheid aangestuurd en gefinancierd. Dit zijn vaak basisvoorzieningen die in iedere gemeente aanwezig moeten zijn. Maar ook initiatieven van particulieren of vrijwilligers leveren een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen. Met het verder ontwikkelen van de Civil Society en sociale netwerken, zal dit laatste aanbod naar verwachting verder toenemen.
Voorbeelden van algemene voorzieningen (niet limitatief) met raakvlakken met Jeugdhulp:
• kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk
• jeugdwelzijnswerk en jongerenwerk
• voorzieningen voor ontspanning, sport/bewegen, kunst en cultuur
- Collectieve voorziening: Aanbod van diensten of activiteiten dat bedoeld is voor een groep mensen met specifieke kenmerken en hiervoor makkelijk toegankelijk is.
Deze voorzieningen zijn bestemd voor doelgroepen met specifieke kenmerken. Het
gebruik van een collectieve voorziening wordt vaak gedeeld met anderen.
De gemeente stelt richtlijnen op wie voor deze voorzieningen in aanmerking komt. Na
een lichte toets kunnen inwoners van deze voorzieningen gebruik maken. Er is geen
sprake van een gemeentelijke beschikking. De ontwikkelrichting van de Twentse
gemeenten is dat individuele voorzieningen waar mogelijk worden doorontwikkeld tot
collectieve of algemene voorzieningen.
- Individuele voorziening: Aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, middels een beschikking toegankelijk is en dat is gericht op jeugdhulp.
Deze voorziening wordt speciaal voor de inwoner georganiseerd of gemaakt. Maatwerk is hierbij belangrijk. De voorziening wordt aangepast aan de persoonlijke omstandigheden. Een individuele voorziening wordt bij beschikking toegekend en de inwoner heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep. Zie verder artikel 2 lid 2.
- Gebruikelijke ondersteuning: De ondersteuning die maatschappelijk gangbaar en/of naar de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid als aanvaardbaar mag worden beschouwd. Voor een richtlijn, zie bijlage 1.
Het betreft hier de normale, dagelijkse ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Of de ondersteuning gebruikelijk is wordt getoetst aan de hand van de omstandigheden per situatie. De omstandigheden die bij de beoordeling worden meegewogen zijn (geen limitatieve opsomming):
- de zwaarte van de problematiek
- de ondersteuningsinspanning die gevraagd wordt
Aan de waardering van de verschillende omstandigheden in de opsomming, is geen weging toegekend zodat zelfs één omstandigheid in een specifiek geval doorslaggevend kan zijn.
- Persoonlijk plan: Een door de jeugdige of zijn ouder opgesteld plan, gericht op het gewenst resultaat voor de hulpvraag.
Het persoonlijk plan beschrijft welke doelen er door jeugdige of ouders bereikt willen worden en de ondersteuning die men denkt/verwacht daarbij nodig te hebben.
- Familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.
In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Hiermee hebben ouders, familieleden en anderszins direct betrokkenen de mogelijkheid om (ook in de preventieve fase) voor gedwongen of vrijwillige jeugdhulp mee te denken en te helpen aan een oplossing. Door vormen van hulp van betrokkenen en steun uit directe kring kan uithuisplaatsing worden afgewend en wordt netwerkpleegzorg bevorderd. Op grond van artikel 2.1, onder g, van de Jeugdwet maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.
- Ondersteuningsplan: Een plan van aanpak dat wordt opgesteld naar aanleiding van het gesprek en (voor)onderzoek door de gemeente met de jeugdige en/of ouders. In het plan staan in ieder geval de te bereiken doelen en daarvoor benodigde ondersteuning.
Het ondersteuningsplan beschrijft het geheel van diensten, hulpmiddelen, aanpassingen en andere maatregelen afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon. Daarnaast wordt in het ondersteuningsplan ook bepaald hoe de evaluatie en nazorg wordt vormgegeven. Op basis van de evaluatie wordt duidelijk in hoeverre het maatschappelijk ondersteuningsplan moet worden aangepast om het doel te bereiken. Het is ook mogelijk dat uit de evaluatie blijkt dat het eerder vastgestelde doel moet worden bijgesteld. Onder dit ondersteuningsplan wordt ook het hulpverleningsplan verstaan zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet.
- Budgetplan: Een financieel plan van aanpak dat wordt opgesteld bij een aanvraag voor een PGB. In het plan staan in ieder geval de te bereiken doelen en de kosten van de daarvoor benodigde ondersteuning.
Het Budgetplan beschrijft het geheel van kosten aan diensten afgestemd op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
Op basis van artikel 2 van de verordening Jeugdhulp, zijn de volgende vormen van overige en individuele voorzieningen beschikbaar.
specialistische dagbehandeling en verzorging van jeugd met een lichamelijke, verstandelijke en/of zintuigelijke beperking:
verblijf met begeleiding en behandeling
Voor vervoer van- en naar een voorziening is de jeugdige of zijn ouders in de eerste plaats zélf verantwoordelijk. Indien de jeugdige daar gemotiveerd (op basis van onderzoek) niet toe in staat is, afgaande op de leeftijd van de jeugdige dat nog niet mag worden verwacht en/of de gebruikelijke ondersteuning te boven gaat, geldt als afwegingskader (lichte toets):
Wanneer dit niet passend is, is er een algemeen voorziening in de vorm van taxivervoer.
3.2.a Iemand behoort tot de doelgroep voor een korting op de algemene voorziening als geheel wanneer deze:
Geen 200 meter kan lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte, of niet (zelfstandig) kan wachten op de bus bij de bushalte, of niet zelfstandig kan reizen en dit ook niet kan leren, omdat er sprake is van lichamelijke en/of psychische en/of psychosociale problemen en daarom dus geen gebruik maken van openbaar vervoer.
Artikel 2b Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen voor vervoer
Cliënten die tot de doelgroep behoren kunnen in aanmerking komen voor een korting op de bijdrage voor de algemene voorziening voor vervoer. Hierbij wordt een doelgroep onderscheiden die korting krijgt voor het gebruik van de algemene voorziening als geheel en een doelgroep die korting krijgt voor de algemene voorziening buiten de gemeentegrenzen.
Iemand behoort tot de doelgroep voor een korting op de algemene voorziening als geheel wanneer deze:
Geen 200 meter kan lopen naar de dichtstbijzijnde bushalte, of niet (zelfstandig) kan wachten op de bus bij de bushalte, of niet zelfstandig kan reizen en dit ook niet kan leren, omdat er sprake is van lichamelijke en/of psychische en/of psychosociale problemen en daarom dus geen gebruik maken van openbaar vervoer.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
De jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog) beoordeelt na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts welke jeugdhulp precies nodig is. De jeugdhulpaanbieder bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder daadwerkelijk de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp. Deze aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn oordeel de inhoud van de benodigde voorziening dient te zijn en hij zal zijn oordeel mede baseren op de protocollen en richtlijnen die voor een professional de basis van zijn handelen vormen.
Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of ouders op het verslag of ondersteuningsplan worden opgenomen in het dossier. Het betreft hier alle opmerkingen; zowel die van toepassing zijnde op de afweging voor een voorziening als andere vragen/toevoegingen op het contact tussen gemeente en jeugdige of ouders.
Artikel 9 Toekenning individuele voorzieningen
Het college neemt het verslag van het onderzoek (waaronder het persoonlijk plan) en/of ondersteuningsplan en/of het aanvraagformulier als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening. De afwegingscriteria die daarbij worden gehanteerd, worden meegenomen in het onderzoek en de verslaglegging.
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Het inzetten van een PGB voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk is mogelijk. Hierbij is van belang dat de hulp vanuit de omgeving de gebruikelijke ondersteuning te boven gaat. In het onderzoek komt aan de orde waarom er bovendien financiële waardering nodig is voor ondersteuning vanuit de sociale omgeving. Daarnaast moet worden gemotiveerd waarom ondersteuning vanuit het sociaal netwerk leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Dit wordt bepaald aan de hand van de volgende afwegingscriteria:
Een PGB mag alleen worden geweigerd voor dat deel van het budget, dat hoger is dan zorg in natura voor een vergelijkbare hulpvraag.
Een PGB wordt verder geweigerd wanneer:
Conform de Jeugdwet is spoedzorg – vanwege het spoedeisende karakter (net als bij terminale zorg) uitgesloten van een PGB.
PGB budgethouders mogen vanuit het budget de volgende uitgaven doen:
Budgethouders kunnen maximaal 13 kalenderweken ondersteuning inkopen in het buitenland (binnen de EU). Wanneer een budgethouder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen EU) gaat, dan moet hij vóóraf toestemming vragen aan de gemeente om het PGB in het buitenland (binnen EU) te besteden of dit opnemen in het ondersteunings- en budgetplan.
Aandachtspunt: de cliënt mag geen ouderbijdrage uit het PGB betalen.
Verantwoording gebeurt over het totale PGB, er is geen verantwoordingsvrije voet.
De financieel-administratieve afhandeling van het PGB gebeurt per 2015 verplicht voor alle PGB-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouders en gemeente.
Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, dient de budgethouder in de (tussen)evaluatie van het ondersteuningsplan aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.
Vastgesteld op 10 januari 2018 door het college van burgemeester en wethouders
A.C. van Eck, A.C. Hofland,
Secretaris, burgemeester
Artikel 2b Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen voor vervoer
In lid 5 en 6 is de eigen bijdrage gesteld op een vast bedrag van €25,-. Een ieder wordt geacht een bedrag van €25,- te kunnen betalen voor vervoer. Dit is onder meer gerelateerd aan de kosten voor openbaar vervoer waarvan jurisprudentie uitwijst dat dit voor iedereen financieel toegankelijk is. Een gemiddelde vervoersbehoefte voor maatschappelijke deelname wordt gesteld op 1500 tot 2000 kilometer per jaar, bij openbaar vervoertarief komt men hiermee ver uit boven €25,- maand (zie tarieven concessie busvervoer Twente).
1. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB
a. Bekwaamheid van de aanvrager
Een burger kan zelfstandig een redelijke waardering maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de inwoner duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.
Ook moet de aanvrager de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uitvoeren. Bijvoorbeeld: het kiezen van een zorgverlener die aan de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
b. Motivering door de aanvrager
De aanvrager dient te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een PGB wenst. Hierbij gaat het om de argumenten van een persoon om aan te geven dat de voorziening in natura die door de gemeente is voorgesteld niet passend is, waardoor de burger gebruik wenst te maken van een budget.
Met deze argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorziening in natura. Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Het geeft de gemeente wel de nodige informatie waarom mensen voor het PGB kiezen, of dit samenhangt met de gecontracteerde ondersteuning en of het nodig is op de kwaliteit, flexibiliteit of cliëntgerichtheid van de gecontracteerde ondersteuning bij te sturen. Niet het oordeel van het college is leidend, maar het oordeel van de aanvrager. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. Uiteindelijk ligt de keuze om wel of geen PGB af te geven bij de gemeente, dit geldt ook indien er onder de Jeugdwet sprake is van een niet-gemeentelijke verwijzer. Als de gemeente weigert ondersteuning in de vorm van een PGB te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager in bezwaar kan gaan.
Argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een PGB te willen ontvangen zijn (niet uitputtend): lastig te plannen ondersteuning, ongebruikelijke levertijden, veel korte momenten van ondersteuning, verschillende locaties, afroep of 24-uurszorg, noodzaak tot vaste hulpverlener, levensbeschouwing.
c. Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning moet geborgd zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Middels een zorgovereenkomst leggen cliënt en zorgverlener de gemaakte afspraken omtrent de te verlenen ondersteuning vast. (Voorbeelden zorgovereenkomsten SVB: http://svb.nl/int/nl/ssp/brochures_en_formulieren/index.jsp)
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering. (De Jeugdwet vindt u op
http://wetten.overheid.nl/BWBR0034925/geldigheidsdatum_30-11-2014)
Bij de financiering van de jeugdhulp kunnen gemeenten middels het contract kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Verder kunnen gemeenten gebruik maken van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd.
De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
• de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;
• gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
• systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;
• verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;
• de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
• de meldplicht calamiteiten en geweld;
• verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
De verantwoording wordt voor budgethouders eenvoudiger, doordat de gemeente vooral vooraf toetst, het geld alleen besteed kan worden aan wat is afgesproken (toets SVB bij betalen facturen) en gemeenten steeds inzage hebben in de bestedingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-14547.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.