Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de directeur Welzijn, Zorg en Jeugdhulp van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 26 juni 2018, 18MO02760;

 

gelet op de artikelen 3, 4, 6 en 8 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

besluit vast te stellen:

 

Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Op deze subsidieregeling zijn de begripsbepalingen uit de Subsidieverordening Rotterdam 2014 van toepassing.

  • 2.

    In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

    couleur locale:

    gebiedsgebonden activiteiten ten behoeve van het verwezenlijken van de functies en maatschappelijke resultaten, genoemd in het NRW;

    gebied:

    gebied als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Verordening op de gebiedscommissies 2014;

    NRW:

    Kadernotitie “Nieuw Rotterdams Welzijn 2016-2019” zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 4 juni 2015;

    SVR 2014:

    Subsidieverordening Rotterdam 2014.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Activiteiten

Het college verstrekt in het kader van deze subsidieregeling uitsluitend subsidie voor couleur locale die plaatsvinden in het kalenderjaar 2019.

Artikel 4 Aanvraag en aanvraagtermijn jaarlijkse subsidie

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt digitaal ingediend via www.rotterdam.nl/subsidies door middel van een daarvoor ter beschikking gesteld digitaal aanvraagformulier. De aanvraag wordt opgesteld in overeenstemming met het bepaalde in de Richtlijn opstellen subsidieaanvraag. Deze richtlijn is opgenomen in bijlage II, die onderdeel uitmaakt van deze subsidieregeling.

  • 2.

    Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk op 1 oktober, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, ingediend.

  • 3.

    Wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5 Subsidieplafond

Voor deze subsidieregeling geldt voor het kalenderjaar 2019 per gebied de hieronder genoemde subsidieplafonds, onder voorbehoud dat voldoende middelen voor couleur locale door de gemeenteraad op de begroting beschikbaar worden gesteld.

GEBIED

Verdeling subsidieplafonds couleur locale in euro’s

Centrum

55.841

Charlois

99.162

Delfshaven

556.851

Feijenoord

134.886

Hillegersberg-Schiebroek

23.076

Hoek van Holland

19.979

Hoogvliet

78.048

IJsselmonde

178.399

Kralingen-Crooswijk

63.529

Noord

32.249

Overschie

33.745

Pernis

1.826

Prins Alexander

36.165

Rozenburg

5.380

Artikel 6 Verdeelregels subsidie

  • 1.

    Na afloop van de indieningstermijn, bedoeld in artikel 4, tweede lid, worden eerst de aanvragen beoordeeld die tot die datum zijn ingediend, ongeacht de volgorde van binnenkomst.

  • 2.

    Verlening van subsidie vindt plaats in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het subsidieplafond voor het betreffende gebied is bereikt.

  • 3.

    Beoordeling en rangschikking van de aanvragen geschiedt, voorzover er geen sprake is van een weigeringsgrond, aan de hand van het afwegingskader en de bijbehorende instructie, die als bijlage I onderdeel uitmaakt van deze subsidieregeling.

  • 4.

    Voorzover het subsidieplafond op grond van de voorgaande leden voor een gebied nog niet is bereikt, worden de aanvragen voor een eenmalige subsidie die na de in het eerste lid genoemde aanvraagdatum voor dat gebied worden ingediend beoordeeld op volgorde van binnenkomst, conform de in het voorgaande lid bedoelde criteria, totdat het subsidieplafond voor het betreffende gebied is bereikt.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan de subsidieaanvraag weigeren:

  • a.

    op een grond, zoals opgenomen onder de punten 1 tot en met 5 in het afwegingskader, opgenomen in bijlage I bij deze subsidieregeling;

  • b.

    indien de aanvraag activiteiten omvat die via een andere financiering volledig bekostigd worden of hadden kunnen worden.

Artikel 8 Aanvullende subsidieverplichtingen

  • 1.

    Organisaties die op grond van deze subsidieregeling subsidie ontvangen ondertekenen het maatschappelijk convenant van het betreffende gebied en werken volgens het maatschappelijk convenant van dit betreffende gebied.

  • 2.

    Vrijwilligers die, anders dan éénmalig, worden ingezet voor het realiseren van gesubsidieerde activiteiten op grond van deze subsidieregeling beschikken over een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag.

  • 3.

    Het college kan een ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid als het daartoe aanleiding ziet, behalve voor vrijwilligers die in contact komen met jeugdigen, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 4.

    Het college kan tevens een ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid als er voor een vrijwilliger een Verklaring Omtrent het Gedrag is aangevraagd en afgewezen.

  • 5.

    Indien er sprake is van een ontheffing op grond van het vierde lid, dan geldt voor de subsidieontvanger het bepaalde in bijlage III behorende bij deze nadere regels.

Artikel 9 Aanvullende subsidieverplichting Jeugd

  • 1.

    Subsidieaanvragen hoger dan € 25.000,- die overwegend betrekking hebben op het beleidsterrein Jeugd bevatten activiteiten die opgenomen zijn in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

  • 2.

    Indien niet wordt voldaan aan de verplichting, bedoeld in het vorige lid, dient uit de aanvraag te blijken dat de subsidieaanvrager een traject van erkenning is gestart of uiterlijk 1 juli van het betreffende subsidiejaar dit traject zal starten.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van deze subsidieregeling indien de toepassing ervan, gelet op de met deze subsidieregeling te dienen doelen, naar het oordeel van het college leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2020.

Artikel 12 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 26 juni 2018.

De secretaris,

C.M. Sjerps

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting bij de Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019

Algemene toelichting

Op 4 juni 2015 is de Kadernotitie Nieuw Rotterdams Welzijn 2016-2019 (hierna NRW) vastgesteld. Het NRW is nog steeds het vigerende beleidskader voor het welzijn. Dit is ook aangegeven in het doorontwikkelplan Zorg voor elkaar (www.rotterdam.nl/zorgvoorelkaar). Het doorontwikkelplan is vooral gericht op de verbinding tussen zorg en welzijn en geeft ten aanzien van couleur locale aan dat dit nog steeds een belangrijke functie vervult binnen het welzijn in de wijk.

 

Met het NRW is het fundament gelegd voor toekomstbestendig welzijnswerk per 1 januari 2016. De basisinfrastructuur welzijn wordt gebiedsgericht ingekocht via aanbesteding. Er wordt daarbij uitgegaan van integrale opdrachten per gebied, dit houdt in welzijn voor jeugd & volwassenen in één opdrachtbeschrijving.

 

Op grond van het NRW bestaat de mogelijkheid van subsidiëring van activiteiten op het gebied van couleur locale en stedelijk welzijn. Naast het stedelijk welzijn en de integrale gebiedsopdrachten voor de basisinfrastructuur is er ruimte/een flexibel budget voor de kleinere betekenisvolle partijen in het gebied voor sociale cohesie en ondersteuning van de kwetsbaren.

In ieder gebied zijn er organisaties die bijdragen aan de leefbaarheid, zich inzetten voor kwetsbare groepen, die waardevolle activiteiten voor bewoners organiseren of een vernieuwende aanpak bieden. Deze organisaties draaien meestal op grote vrijwillige en minimale professionele inzet. Dit type organisaties maakt zelfstandig nauwelijks kans bij grootschalige inkoop. Ook is er een risico dat het specifieke karakter verloren gaat wanneer de dienstverlening bij een andere aanbieder ondergebracht wordt.

 

De worteling van deze zogenaamde “couleur locale” in het gebied is groot. Het uitgangspunt is dat de couleur locale activiteiten biedt, die een bijdrage leveren aan de functies en de resultaten van het NRW: het versterken van de civil society en de zelfredzaamheid van Rotterdammers.

 

In het gebied draagt de welzijnsinzet bij aan:

  • (vroeg)signalering en preventie;

  • het aanjagen van de eigen kracht van bewoners;

  • activering en participatie;

  • ondersteuning en dienstverlening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die terugkomen in deze subsidieregeling. De begrippen die in de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (hierna SvR 2014) zijn gedefinieerd worden niet herhaald in deze subsidieregeling.

couleur locale

Naast het stedelijk welzijn en de integrale gebiedsopdrachten voor de basisinfrastructuur is er ruimte/een flexibel budget voor de kleinere betekenisvolle initiatieven in het gebied met betrekking tot sociale cohesie en ondersteuning van de kwetsbaren. In ieder gebied zijn er organisaties die bijdragen aan de leefbaarheid, zich inzetten voor kwetsbare groepen, die waardevolle activiteiten voor bewoners organiseren of een vernieuwende aanpak bieden.

Deze organisaties draaien meestal op grote vrijwillige en minimale professionele inzet. Dit type organisaties maakt zelfstandig nauwelijks kans bij grootschalige inkoop.

Ook is er een risico dat het specifieke karakter verloren gaat wanneer de dienstverlening bij een andere aanbieder ondergebracht wordt. De inbedding van deze zogenaamde “couleur locale” in het gebied is groot. Het uitgangspunt is dat de couleur locale activiteiten biedt, die een bijdrage leveren aan de functies en de resultaten van het NRW: het versterken van de civil society en de zelfredzaamheid van Rotterdammers.

gebied

De gemeente Rotterdam kent 14 gebieden. Deze zijn opgenomen in artikel 2 van de Verordening op de gebiedscommissies 2014.

NRW

Het NRW richt zich op vrij toegankelijke, of met een zeer beperkte toegangstoets beschikbare algemene voorzieningen in de stad. Kijk voor meer informatie op www.rotterdam.nl/wonen-leven/nrw-2016-2019.

De volgende doelstellingen staan centraal in het nieuwe welzijnsdomein:

  • -

    het vergroten van samenredzaamheid van Rotterdammers draagt bij aan een sterke(re) civil society met meer inzet van bewoners en vrijwilligers, meer bewonersinitiatieven en een toename van sociale cohesie;

  • -

    het vergroten van de zelfredzaamheid van Rotterdammers betekent dat bewoners zo lang mogelijk met inzet van hun directe omgeving en niet-geïndiceerde wijkvoorzieningen in hun eigen omgeving actief zijn, daar blijven wonen en zo laat mogelijk een beroep doen op geïndiceerde professionele zorg en jeugdhulp.

    De inzet van welzijn is gericht op het ontlasten van mantelzorgers, de ondersteuning van vrijwilligers, het organiseren van en toeleiding naar gebruik van collectieve wijkvoorzieningen, langer thuis blijven wonen, inzet/scholing/training van Rotterdammers met een uitkering;

  • -

    het creëren van een kansrijke, veilige buurt en opvoedomgeving voor kinderen en jongeren.

Artikel 2 Toepassingsbereik en vereisten subsidieontvanger

De bevoegdheid van het college om nadere regels vast te stellen is opgenomen in artikel 3, derde lid, van de SvR 2014. Deze subsidieregeling is van toepassing op activiteiten die vanaf 1 januari 2019 plaatsvinden.

Artikel 3 Activiteiten

In het afwegingskader (zie bijlage I van de subsidieregeling) zijn 8 vragen opgenomen op grond waarvan het college toetst of een activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan worden gesubsidieerd vanuit deze subsidieregeling. Tevens is in bijlage I een instructie opgenomen over hoe de beoordeling van de aanvragen aan de hand van het afwegingskader plaatsvindt.

Artikel 4 Aanvraag en aanvraagtermijn jaarlijkse subsidie

In bijlage II is een “Richtlijn opstellen subsidieaanvraag” opgenomen. De subsidieaanvraag dient aan de hand van de indeling en vragen opgenomen in deze richtlijn opgesteld te worden. Ook is in deze richtlijn een maximum gesteld voor de omvang van de subsidieaanvraag. Deze richtlijn is voorgeschreven om een kwaliteitsslag te bewerkstellingen bij de in te dienen subsidieaanvragen. Tevens wordt aan de hand van de vragen in de richtlijn de volledigheid en duidelijkheid van de aanvragen bevorderd. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid die hij heeft om op grond van artikel 6, vierde lid van de SvR 2014 een andere indieningstermijn te stellen. De aanvraagtermijn voor de jaarlijkse subsidies is 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Zodoende hebben potentiële subsidieaanvragers voldoende tijd om kennis te nemen van de subsidieregeling en op basis hiervan een subsidieaanvraag in te dienen. De aanvraag om een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk twaalf weken voordat de activiteiten starten. De subsidieaanvraag wordt online ingediend via de subsidieportal www.rotterdam.nl/subsidies.

Artikel 5 Subsidieplafond

Artikel 4, tweede lid, SvR2014, geeft het college de bevoegdheid om aanvullend subsidieplafonds vast te stellen. In dit artikel worden deze plafonds vastgesteld en bekend gemaakt, onder het voorbehoud dat de raad de begroting ongewijzigd vaststelt. De plafonds gelden per kalenderjaar. Dit betekent dat deze plafonds voor het jaar 2020 opnieuw gelden, mits deze subsidieregeling niet wordt ingetrokken. Deze plafonds zijn logischerwijs niet van toepassing op de subsidies die eventueel op grond van de begrotingspost worden gesubsidieerd.

 

De aanvraag wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb). Daarom is het niet als weigeringsgrond opgenomen in de subsidieregeling.

 

Artikel 4:25, tweede lid van de Awb:

Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

 

Het kan voorkomen dat op enig moment het budget niet meer toereikend is om het aangevraagde bedrag volledig te subsidiëren. Bijvoorbeeld als een subsidiebedrag van € 50.000,- wordt aangevraagd, de subsidieaanvraag voldoet aan de criteria om voor subsidie in aanmerking te komen. Echter er is nog een restbudget beschikbaar van € 30.000,-. In dit geval kan de subsidie gedeeltelijk worden geweigerd. Dit wordt gedaan in overleg met de subsidieaanvrager.

Het kan namelijk zijn dat door een gedeeltelijke weigering, het laten plaatsvinden van de overige activiteiten niet realiseerbaar is voor de subsidieaanvrager.

Artikel 6 Verdeelregels subsidie

Artikel 4, derde lid van de SvR 2014, geeft het college de bevoegdheid om verdeelregels vast te stellen. De aanvragen voor een jaarlijkse subsidie worden uiterlijk 1 oktober, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend. Alle aanvragen die uiterlijk 1 oktober zijn ingediend worden gezamenlijk beoordeeld. Indien na de uiterlijke indieningstermijn blijkt dat het aangevraagde bedrag het subsidieplafond overschrijdt worden die aanvragen die de meeste punten behalen (na toetsing aan het afwegingskader) en voor het overige voldoen aan de subsidieregeling verstrekt.

Er kan sprake zijn van een gedeeltelijke weigering, omdat bij een volledige honorering van de aanvraag het subsidieplafond zou worden overschreden. Deze weigeringsgrond is opgenomen in artikel 4:25, tweede lid van de Awb. Daarom is het niet als weigeringsgrond opgenomen in deze subsidieregeling.

 

Voor de aanvragen eenmalige subsidies, die na 1 oktober worden ingediend, geldt “wie het eerst komt wie het eerst maalt”. Dus de aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld en voor zover de aanvragen aan de subsidieregeling voldoen en het budget toereikend is, worden de aanvragen gehonoreerd. Ook hier kan sprake zijn van een gedeeltelijke weigering, omdat bij een volledige honorering van de aanvraag het subsidieplafond zou worden bereikt.

Artikel 7 Aanvullende weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. Naast deze weigeringsgronden gelden uiteraard de weigeringsgronden opgenomen in artikel 8 van de SvR 2014 en de weigeringsgronden opgenomen in de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Awb).

 

Sub a: op een grond, zoals opgenomen onder de punten 1 t/m 5 in het afwegingskader, opgenomen in bijlage I bij deze subsidieregeling.

De punten/vragen 1 t/m 5 in het afwegingskader (zie bijlage I) zijn de knock-out criteria oftewel weigeringsgronden voor de subsidie. Het gaat hierbij om een activiteit (die):

 

  • -

    niet bijdraagt aan minimaal één van de vier functies zoals geformuleerd in het NRW. Deze functies zijn opgenomen onder vraag 1 van het afwegingskader. Het niet voldoen van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd aan ten minste één van deze functies resulteert in een weigering van de subsidieaanvraag;

  • -

    niet bijdraagt aan minimaal één van de drie maatschappelijke resultaten zoals geformuleerd in het NRW. Deze maatschappelijke resultaten zijn opgenomen onder vraag 2 van het afwegingskader. Het niet bijdragen van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd aan ten minste één van deze maatschappelijke resultaten betekent een weigering van de subsidieaanvraag. Enkel activiteiten die voldoen aan ten minste één van deze maatschappelijke resultaten worden aangemerkt als welzijnsactiviteiten in het kader van het NRW;

  • -

    valt onder de reikwijdte van de Nadere regels subsidies stedelijk welzijn Rotterdam. Zie vraag 3 van het afwegingskader. Er kan op grond van deze subsidieregeling geen sprake zijn van subsidiëring vanuit stedelijk welzijn én couleur locale. Subsidiëring vanuit stedelijk welzijn sluit subsidiëring vanuit couleur locale uit;

  • -

    valt onder de reikwijdte van de Nadere regels bewonersinitiatieven Rotterdam. Zie vraag 3 van het afwegingskader. Aangezien de bewonersinitiatieven en de couleur locale activiteiten beide in de gebieden plaatsvinden wordt bij de beoordeling van een aanvraag couleur locale getoetst of er sprake is van een bewonersinitiatief. Indien aan de hand van de criteria voor bewonersinitiatieven blijkt dat er sprake is van een bewonersinitiatief wordt de subsidie geweigerd;

  • -

    waarbij het bestaande aanbod voldoende voorziet in de doelstelling(en) en de doelgroepen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Zie vraag 4 van het afwegingskader. Met het bestaande aanbod wordt bedoeld de integrale gebiedsopdracht en/of de bestaande couleur locale activiteiten in het gebied. De vraag en/of prioriteiten in een gebied worden onder andere bepaald op basis van de gebiedsanalyse, de wijkactieplannen, prioriteiten van de gebiedscommissie en targets van gemeentelijke afdelingen;

  • -

    de subsidieaanvraag activiteiten bevat waarvoor het wijkteam en/of de VraagWijzer primair verantwoordelijk is. Zie vraag 5 van het afwegingskader.Het wijkteam en de VraagWijzer bieden ondersteuning en vraagverheldering aan bewoners met multi-problematiek, waarbij gezien de aard en zwaarte van de problemen professionele ondersteuning (met eventuele doorverwijzing naar specialistische ondersteuning) noodzakelijk is. (Eenvoudige) delen van de ondersteuning kan geboden worden door wijknetwerkpartners. Het wijkteam en/of de VraagWijzer heeft hierbij de regie.

Sub b: indien de aanvraag activiteiten omvat die via een andere financiering volledig bekostigd worden of hadden kunnen worden.

Spreekt voor zich.

Artikel 8 Aanvullende subsidieverplichtingen

Ieder gebied kent een maatschappelijk convenant. Dit convenant heeft als doel de civil society te versterken en de mensen te stimuleren weer (zelf) regie te nemen over hun leven. Door het maatschappelijk convenant te ondertekenen onderschrijven de partners de doelstellingen van het NRW en werkt men actief samen met wijknetwerkpartners om bewoners zo goed als mogelijk te ondersteunen. Daarbij gebruikmakend van elkaars kennis, expertise en aanbod en de juiste route te gebruiken voor aanmelding bij de VraagWijzer en/of het wijkteam. Zowel in de subsidieaanvraag als bij de subsidieverantwoording wordt een toelichting gegeven op de ondertekening en het werken volgens het maatschappelijk convenant.

 

In het tweede lid van artikel 8 is de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna VOG) opgenomen als een aanvullende subsidieverplichting. Er zijn twee uitzonderingsmogelijkheden op deze VOG verplichting:

  • -

    indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een risico, bijvoorbeeld omdat de vrijwilliger niet één op één in contact komt met een (kwetsbare) burger.

    Denk aan de vrijwilliger die iedere maand het buurtkrantje bezorgt. In deze gevallen biedt lid 3 de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de VOG verplichting. Deze uitzondering kan niet worden gemaakt voor de vrijwilliger die met jeugdigen in aanraking komt (zie artikel 4.1.6 Jeugdwet);

  • -

    indien de subsidieaanvrager gemotiveerd kan onderbouwen dat een vrijwilliger die geen VOG kan krijgen wel als een vrijwilliger moet kunnen werken vanwege een specifieke deskundigheid. In deze gevallen biedt lid 4 de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van de VOG verplichting. Voor de subsidieontvanger geldt dan hetgeen in bijlage III van de subsidieregeling is opgenomen. Bijlage III is een onderdeel van deze subsidieregeling.

De subsidieaanvrager en de accounthouder kunnen over de uitzonderingsmogelijkheden het gesprek aangaan en een eventuele ontheffing wordt vastgelegd in de verleningsbeschikking.

De VOG mag bij de eerste aanvang van de werkzaamheden op grond van deze subsidieregeling of eerdere nadere regels niet ouder zijn dan 3 maanden en heeft een geldigheid tot 5 jaar na afgifte. De subsidieontvanger draagt zorg voor de geldigheid van de VOG gedurende de subsidieperiode.

 

Er worden geen extra eisen gesteld aan het accountantsproduct dat bij het verzoek tot vaststelling dient te worden ingediend. Wel dienen de kosten voor de aanschaf van VOG’s in de jaarrekening apart zichtbaar te worden gemaakt. Bij twijfel over de correcte uitvoering kan altijd nadere informatie worden opgevraagd op grond van de SVR 2014 en desgewenst steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

De subsidieontvanger dient in de subsidieverantwoording het aantal aangekochte VOG’s in het subsidiejaar zichtbaar te maken. Zie voor meer informatie over de VOG-plicht: https://www.rotterdam.nl/apps/rotterdam.nl/werken-leren/vog-vrijwilligers-verplicht/

Artikel 9 Aanvullende subsidieverplichting Jeugd

Het ‘Beleidskader Jeugd 2015-2020 Rotterdam Groeit’ kent onder meer als uitgangspunt: ‘doen wat werkt’. Voor meer informatie over dit beleidskader zie www.rotterdam.nl/jeugd. Dit wordt nagestreefd door meer inzet van acties en maatregelen die effectief of onderbouwd zijn. Zie hiervoor de website van het Nederlands Jeugdinstituut: www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies.

 

De subsidieontvanger werkt met bewezen effectieve interventies en methodieken – daar waar beschikbaar, dan wel met goed onderbouwde interventies of methodieken. Waar deze niet beschikbaar zijn, werkt de subsidieontvanger toe naar onderbouwing van gehanteerde methodieken. Het erkenningstraject van het Nederlands Jeugdinstituut is te vinden onder de volgende link: http://www.nji.nl/nl/Databank/Erkenningsprocedure-databank-effectieve-jeugdinterventies

Artikel 10 Hardheidsclausule

De hardheidsclausule opgenomen in de SVR 2014 ziet toe op de toepassing van de SvR2014 en reikt niet tot de inhoud van de nadere regels die op grond van de SvR2014 worden vastgesteld. Daarom is in deze subsidieregeling een aparte hardheidsclausule opgenomen. De hardheidsclausule heeft betrekking op situaties die niet voorzien zijn bij het vaststellen van de subsidieregeling en waarin het onverkort toepassen van de regeling, gelet op het doel waarvoor de regeling in het leven is geroepen, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en is van toepassing op activiteiten die vanaf 1 januari 2019 plaatsvinden.

Artikel 12 Citeertitel

Deze subsidieregeling worden aangehaald als “Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019”.

BIJLAGE I AFWEGINGSKADER en bijbehorende instructie beoordeling

 

De beoordeling van de subsidieaanvragen vindt plaats aan de hand van het afwegingskader dat in deze bijlage is opgenomen. De vragen hieronder verwijzen naar de vragen opgenomen in het afwegingskader.

 

Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van de Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019 dient de subsidieaanvrager in ieder geval te voldoen aan de criteria 1 t/m 5 opgenomen in het afwegingskader (dit zijn de uitsluitingsgronden voor subsidiëring).

 

Voor de vragen 6, 7 en 8 worden punten toegekend. De richtlijn voor toekenning punten is:

NEE =

0

 

JA =

1

= onvoldoende

 

2

= voldoende

 

3

= goed

 

4

= uitstekend

Onder de kolom toelichting wordt de toekenning van het aantal punten toegelicht.

Subsidieaanvragen ingediend uiterlijk 1 oktober

Voor ieder gebied is in de subsidieregeling een subsidieplafond opgenomen (zie artikel 5). Indien in een bepaald gebied het totaalbedrag van de aanvragen die uiterlijk 1 oktober zijn ingediend dit subsidieplafond overschrijdt, honoreert het college die subsidieaanvragen, die na toetsing aan het afwegingskader de meeste punten behalen en voor het overige voldoen aan deze subsidieregeling.

Subsidieaanvragen ingediend na 1 oktober

Aanvragen voor eenmalige subsidies die na 1 oktober worden ingediend, worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Voor zover de aanvragen aan de subsidieregeling voldoen en het budget nog toereikend is, worden de aanvragen gehonoreerd. Subsidieaanvragen voor jaarlijkse subsidies, die na 1 oktober worden ingediend, worden niet in behandeling genomen, aangezien de indieningstermijn voor jaarlijkse subsidies is verstreken.

Afwegingskader Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019

 

Criteria

1e beoordeling

2e beoordeling

Toelichting

1.

Functies NRW:

Draagt de activiteit bij aan minimaal één van de vier functies zoals beschreven in het NRW1, te weten:

 

a. Tijdig signaleren en (gezondheids)preventie

b. Aanjagen eigen kracht & talenten van bewoners

c. Activering & participatie

d. Ondersteuning en dienstverlening

JA, ga door naar vraag 2

 

NEE, geen couleur locale

JA, ga door naar vraag 2

 

NEE, geen couleur locale

Indien een activiteit niet bijdraagt aan minimaal één van de vier functies van het NRW dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze subsidieregeling.

2.

Maatschappelijke resultaten NRW:

Draagt de activiteit bij aan minimaal één van de drie maatschappelijke resultaten zoals beschreven in het NRW, te weten:

a. Vergroten zelfredzaamheid

Het vergroten van de zelfredzaamheid: ontlasten van mantelzorgers, kleiner beroep op formele zorg, meer gebruik van collectieve wijkdiensten, langer thuis blijven wonen, grotere inzet/scholing/training van Rotterdammers met een uitkering.

 

b. Vergroten samenredzaamheid

Het vergroten van de samenredzaamheid van Rotterdammers (een sterke civil society): meer vrijwillige inzet, meer bewonersinitiatief; toename van sociale cohesie.

 

c. Creëren kansrijke omgeving

Het creëren van een kansrijke, veilige buurt en opvoedingsomgeving voor kinderen en jongeren.

JA, ga door naar vraag 3

 

NEE, geen couleur locale

JA, ga door naar vraag 3

 

NEE, geen couleur locale

Indien een activiteit niet bijdraagt aan één van de drie maatschappelijke resultaten, dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze subsidieregeling.

3.

Andere regelgeving:

Valt de subsidieaanvraag onder de reikwijdte van de Nadere regels stedelijk welzijn of Nadere regels bewonersinitiatieven?

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 4

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 4

Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze subsidieregeling.

4.

Bestaand aanbod:

Is in het bestaande aanbod (integrale gebiedsopdracht en/of bestaande couleur locale activiteiten) (voldoende) voorzien in aanbod met dezelfde doelstelling(en) en dezelfde doelgroep(en)?

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 5

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 5

Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze subsidieregeling.

5.

Activiteiten wijkteam/Vraagwijzer:

Betreffen het activiteiten waarvoor het wijkteam en/of VraagWijzer primair verantwoordelijk zijn?

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 6

JA, geen couleur locale

 

NEE, ga door naar vraag 6

Indien deze vraag met ‘JA’ wordt beantwoord dan komt de activiteit niet in aanmerking voor subsidiëring ogv deze subsidieregeling.

6.

Maatschappelijk convenant:

Wordt in de subsidieaanvraag concreet beschreven met welke partners in het wijknetwerk wordt samengewerkt èn wordt in de subsidieaanvraag concreet beschreven hoe deze samenwerking wordt ingevuld?

 

(Let op: hier is sprake van 2 criteria: indien aan 1 of beide criteria niet wordt voldaan wordt de vraag met NEE beantwoord en worden er geen punten toegekend).

JA / NEE

JA / NEE

Dit criterium is maximaal 4 punten waard.

 

NEE = 0

JA 1 = onvoldoende

2 = voldoende

3 = goed

4 = uitstekend

7.

Aansluiting gebied:

Sluit(en) de activiteit(en) aan bij de prioriteiten uit de gebiedsanalyse of het wijkactieprogramma of het gebiedsplan?

 

(Let op: indien de activiteiten niet aansluiten bij minimaal één van de genoemde documenten wordt de vraag met NEE beantwoord en worden er geen punten toegekend).

JA / NEE

JA / NEE

Dit criterium is maximaal 4 punten waard.

 

NEE= 0

JA 1 = onvoldoende

2 = voldoende

3 = goed

4 = uitstekend

8.

Vrijwillige/professionele ondersteuning:

Kenmerkt de organisatie- en uitvoering van de activiteiten zich door grote vrijwillige inzet met beperkte professionele ondersteuning (maximaal 20%)? Hierbij geldt dat maximaal 20% van de benodigde totale ureninzet wordt uitgevoerd door professionals.

JA / NEE

JA / NEE

Dit criterium is maximaal 3 punten waard.

 

> 20% = 0 punten

≤ 20% = 3 punten

CONCLUSIE

Is er sprake van (een) activiteit(en) op grond van de subsidieregeling couleur locale?

JA

NEE, want er is sprake van een uitsluitingsgrond op grond van:

o vraag 1

o vraag 2

o vraag 3

o vraag 4

o vraag 5

Aantal punten ogv het afwegingskader

 

Is er sprake van toepassing van het subsidieplafond (zie art. 5 van de subsidieregeling)?

JA

NEE

 

BIJLAGE II RICHTLIJN OPSTELLEN SUBSIDIEAANVRAAG

 

Periode uitvoering activiteiten:

in het kalenderjaar 2019

Omvang subsidieaanvraag:

maximaal 10 A4, lettertype Arial 10

Kader:

Subsidieregeling couleur locale Rotterdam 2019

Inhoud subsidieaanvraag:

aan de hand van de onderstaande indeling en vragen stelt u uw subsidieaanvraag op

 

  • 1.

    Activiteiten

    Beschrijf concreet in uw subsidieaanvraag:

    • a.

      De activiteit(en) waarvoor u subsidie aanvraagt.

    • b.

      Hoe u deze activiteit(en) gaat organiseren (tijdspad, frequentie enz.).

    • c.

      De noodzaak van de activiteiten (bestaande behoefte).

    • d.

      De doelgroep van de activiteit(en).

    • e.

      Hoe de doelgroep wordt bereikt.

    • f.

      Het verwachte aantal deelnemers (output).

    • g.

      In welk(e) gebied(en) en welke wijk(en) de activiteit(en) plaatsvind(t)(en).

  • 2.

    Functies NRW

    Geef aan, aan welke van de hieronder genoemde functies de activiteit(en) waarvoor u subsidie aanvraagt bijdraagt en geef hier een toelichting op. Zie vraag 1 van het afwegingskader.

    • a.

      Tijdig signaleren en (gezondheids)preventie

      Voorbeeld: Activiteiten gericht op gezond en betaalbaar koken: tijdens de activiteit komen thema’s aan bod als gezond eten, diabetes, suikervrij, overgewicht etc. Indien u signaleert dat sommige deelnemers te kampen hebben met overgewicht of moeite hebben om door hun lage inkomen te zorgen voor een gezonde maaltijd, dan kunt u hen doorverwijzen of attenderen op organisaties als VraagWijzer, huisarts, de welzijnsaanbieder of een andere partij in het wijknetwerk.

    • b.

      Aanjagen eigen kracht & talenten van bewoners

      Voorbeeld: Bewoners in hun kracht zetten door het organiseren van activiteiten waar bewoners behoefte aan hebben. U kunt hierbij denken aan bewegen/sport, administratie op orde maken, Nederlandse taalcursussen, samen met jongeren organiseren van sportactiviteiten etc.

    • c.

      Activering & participatie

      Voorbeeld: Het bieden van vrijwilligersplekken/leerwerktrajecten voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt bij activiteiten in de wijk, zoals de ouderen vierdaagse, buurtwandelingen, workshops, gastvrouw/gastheer, taalvrijwilliger etc.

    • d.

      Ondersteuning en dienstverlening

      Voorbeeld: Tijdens de activiteiten kunnen de deelnemers ook ondersteuning krijgen of gebruik maken van andere dienstverlening vanuit uw organisatie. U kunt deelnemers bijvoorbeeld begeleiden naar andere activiteiten. U kunt hierbij denken aan het helpen van bewoners bij het invullen van formulieren, het geven van taallessen aan bewoners met een taalachterstand, het organiseren van een boodschappendienst etc.

  • 3.

    Maatschappelijke resultaten NRW (outcome)

    Geef aan aan welke van de hieronder genoemde maatschappelijke resultaten de activiteit(en) waarvoor u subsidie aanvraagt bijdraagt en geef hier een toelichting op. Zie vraag 2 van het afwegingskader.

    • a.

      Vergroten zelfredzaamheid

      Het vergroten van de zelfredzaamheid: ontlasten van mantelzorgers, kleiner beroep op formele zorg, meer gebruik van collectieve wijkdiensten, langer thuis blijven wonen, grotere inzet/scholing/training van Rotterdammers met een uitkering.

    • b.

      Vergroten samenredzaamheid

      Het vergroten van de samenredzaamheid van Rotterdammers (een sterke civil society): meer vrijwillige inzet, meer bewonersinitiatief; toename van sociale cohesie.

    • c.

      Creëren kansrijke omgeving

      Het creëren van een kansrijke, veilige buurt en opvoedingsomgeving voor kinderen en jongeren.

  • 4.

    Maatschappelijk Convenant

    Zie vraag 6 van het afwegingskader.

    • a.

      Geef aan of u het maatschappelijk convenant van het betreffende gebied waarvoor u de activiteiten wilt uitvoeren heeft ondertekend. Indien u het maatschappelijk convenant heeft ondertekend geef aan of u werkt conform de uitgangspunten van het maatschappelijk convenant van het betreffende gebied. Licht uw antwoord toe.

    • b.

      Indien u het maatschappelijk convenant nog niet heeft ondertekend geef dan aan hoe u de samenwerking met het wijknetwerk vorm geeft.

  • 5.

    Vrijwillige/professionele ondersteuning

    Geef in uw plan van aanpak aan welk percentage van het aantal in te zetten uren wordt ingezet door vrijwilligers en welk percentage door professionals. Zie vraag 8 van het afwegingskader.

  • 6.

    Begroting (en eventueel een bijbehorende toelichting)

    • a.

      Worden of zijn de activiteiten in 2018 uitgevoerd? Zo ja, hoe worden of zijn deze activiteiten gefinancierd?

    • b.

      Stel de begroting zo op dat deze realistisch en voldoende duidelijk is, zodat herleid kan worden wat de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd kost en waaruit deze kosten bestaan.

    • c.

      Eventuele inkomsten opnemen in de begroting (bijvoorbeeld eigen bijdrage deelnemers, contributie, verkoop consumpties),

      • overige inkomsten (bijvoorbeeld subsidies, cofinanciering).

    • d.

      Indien er sprake is van professionele ondersteuning dan is in de begroting inzichtelijk gemaakt wat de kosten zijn en indien van toepassing hoe deze kosten zijn opgebouwd.

BIJLAGE III UITZONDERINGEN OP VERPLICHTE VOG VOOR VRIJWILLIGERS BIJ WELZIJN

 

Bij het maken van uitzonderingen op de VOG-verplichting gelden de volgende uitgangspunten en verplichtingen.

Uitgangspunten

  • 1.

    Uitzondering kan onder andere worden gemaakt voor medewerkers waarvoor een VOG is aangevraagd en afgewezen.

  • 2.

    Inzet van medewerkers die niet kunnen voldoen aan de VOG-verplichting vindt uitsluitend plaats na een afweging door subsidieontvanger die toetsbaar is door de gemeente Rotterdam.

  • 3.

    Het risico en de aansprakelijkheid voortvloeiend uit deze inzet blijven volledig bij de subsidieontvanger. De subsidieontvanger blijft verantwoordelijk voor het handelen van de vrijwilliger die hij inzet.

Maatregelen door aanbieder

  • 1.

    Subsidieontvanger is verplicht om het risico voor de samenleving op aantoonbare wijze te minimaliseren. Subsidieontvanger is in dit kader verplicht om een goede analyse te maken van het risico voor de samenleving en het herhalingsgevaar, gelet op de functie waarin (en de locatie waarop) medewerker wordt ingezet.

  • 2.

    Subsidieontvanger legt in een persoonsgebonden registratie vast waarom in dit specifieke geval het risico afwezig is, en de medewerker kan worden ingezet, ondanks het niet kunnen voldoen aan de VOG-verplichting.

  • 3.

    Subsidieontvanger neemt zo nodig preventieve maatregelen om het risico uit te sluiten, bijvoorbeeld het niet werken op bepaalde locaties of het onder toezicht van een medewerker die wel een VOG heeft verrichten van de werkzaamheden.

  • 4.

    Indien er gedurende de inzet sprake is van een (dreigend) verhoogd risico of incidenten, dan neemt de subsidieontvanger onmiddellijk de benodigde corrigerende maatregelen in het kader van het personeelsbeleid of het vrijwilligersbeleid.

Verwerken in incidentenrapportage

Subsidieontvanger verwerkt de informatie over de genomen maatregelen op geanonimiseerde wijze in de periodieke incidentenrapportages. Uit de periodieke incidentenrapportage moet blijken:

  • voor hoeveel medewerkers de uitzondering op de VOG-verplichting werd gemaakt;

  • of dit vrijwillige, of professionele medewerkers waren;

  • hoeveel incidenten zich voordeden met medewerkers voor wie toestemming werd gegeven;

  • welke maatregelen na incidenten met deze medewerkers door subsidieontvanger werden genomen.

Het verwerken in een periodieke incidentrapportage laat onverlet de verplichting voor subsidieontvanger om, indien er sprake is van een calamiteit in de zin van de Wmo, deze onverwijld aan de toezichthouder te melden. In het kader van eventuele calamiteiten zal de toezichthouder mogelijk de persoonsgebonden registratie van de VOG-uitzonderingen bij de aanbieder opvragen, indien dit voor onderzoek van de calamiteit proportioneel en noodzakelijk is.

Dit gemeenteblad 2018, nummer 86, is uitgegeven op 28 juni 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven