Instemmen met het initiatiefvoorstel “Een stap naar erkenning van het Amsterdamse slavernijverleden” van de leden Blom, Duijndam en Mbarki en kennisnemen van de bestuurlijke reactie. (2017, nr. 394/1573)

 

Nummer 394/1573

Agendapunt 33

Datum initiatiefvoorstel 30 juni 2017

Onderwerp

Instemmen met het initiatiefvoorstel “Een stap naar erkenning van het Amsterdamse slavernijverleden” van de leden Blom, Duijndam en Mbarki en kennisnemen van de bestuurlijke reactie.

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien het initiatiefvoorstel d.d. 30 juni 2017 van de leden Blom, Duijndam en Mbarki getiteld: “Een stap naar erkenning van het Amsterdamse slavernijverleden” van 30 juni 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1573),

Gelet op:

 artikel 147a, lid 1 van de Gemeentewet;

 artikel 39 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,

Besluit:

  • I.

    in te stemmen met genoemd initiatiefvoorstel;

  • II.

    het college van burgemeester en wethouders te verzoeken:

a) Een verkenning te doen, in samenwerking met het Rijk en relevante stakeholders, naar een nationale museale voorziening over de Nederlandse slavernij en het erfgoed en ondersteuning te verlenen aan bestaande initiatieven.

b) Om vanuit het gemeentelijk programma gedeelde geschiedenis sámen met het onderwijsveld te kijken hoe het thema slavernijverleden concreet een plek krijgt in het Amsterdams onderwijs.

III.kennis te nemen van de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 20 december 2017.

De voorzitter

J.J. van Aartsen

De raadsgriffier

mr. M. Pe MEC

Initiatiefvoorstel

Inleiding

Nederland, en zeker ook Amsterdam, heeft een trans-Atlantisch slavernijverleden als belangrijke pijler van de huidige samenleving. Het is de andere, onderbelichte, zijde van onze geschiedenis van ongebreideld vergaarde rijkdom die fysiek zichtbaar is in de binnenstad, maar ook onmetelijk leed heeft berokkend aan miljoenen mensen. De effecten zijn onder andere nog merkbaar aan hedendaags en lastig te bestrijden racisme. Sinds enige tijd worden jaarlijks op 1 juli de slavernij herdacht én de formele afschaffing (1863) daarvan in Nederland gevierd.

Ook de stad Amsterdam is een direct betrokkene: vanuit de hoofdstad opereerden bijvoorbeeld de West Indische Compagnie (WIC) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Maar vooral ook was het een grote groep particuliere handelaars en plantage-eigenaren, waaronder veel Amsterdammers, die zich bezig hielden met de slavenhandel. Die activiteiten hebben de stad geen windeieren gelegd en veel opgeleverd, waaronder de wereldberoemde grachtengordel en het paleis op de Dam. Daarnaast heeft Amsterdam nog immer profijt, onder andere door de grote aantallen toeristen die de grachtengordel trekt.

Het leed waarop deze weelde en de wereldmacht zijn verworven laat echter tot de dag van vandaag nog diepe sporen achter en is relevant voor de stad door het relatief hoge gehalte diaspora en de multiculturele samenleving in het algemeen. Tenminste 1 op de 10 Amsterdammers heeft voorouders in Suriname of op de Nederlands-Caribische eilanden; veelal tot slaafgemaakten en een deel contractarbeiders. Dat biedt de plicht het volledige plaatje ‘achter de gevels’ uit te dragen en zo de schoonheid die gebouwd is op het slavernijverleden te gebruiken om een dieper begrip te kweken en te stimuleren. Dit is wel het minimale wat we als stad kunnen bieden aan hen die in slavernij destijds en ook nu nog zorgen voor een enorme inkomstenbron. Die taak hebben we als stad nog lang niet vervuld. Er is onder Amsterdammers (en Nederlanders in het algemeen) nog te weinig bewustzijn van deze geschiedenis en hoe het tot huidige waardeoordelen, vooroordelen en uitsluiting heeft geleid. De diversiteit in Amsterdam maakt het des te belangrijker dat er een gedeelde geschiedenis is.

Maatschappelijke relevantie

De Verenigde Naties hebben dit decennium (2015-2024) uitgeroepen tot ‘the International Decade of People of African Descent’. Ook in Nederland is dat hard nodig. Volgens het VN-rapport van het Committee on the Elimination of Racial Discrimination uit 2015 blijkt dat racisme en raciale ongelijkheid nog steeds volop in de Nederlandse samenleving aanwezig zijn. Deze structuren komen onder andere voort uit het koloniale en slavernijverleden. De ideologieën en praktijken van (institutioneel) racisme zijn dan ook tijdens de Europese slavernij ontwikkeld en inmiddels uitgebreid en verankerd in de huidige samenleving. Zo zien we dat mensen van Afrikaanse afkomst op verschillende gebieden te maken hebben met achterstellende mechanismes. Denk daarbij aan minder kansen in het onderwijs, armoede en de hoge concentratie van rechteloosheid van ongewenste Afrikaans ‘vreemdelingen’. Ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen, rijk, arm, zwart en wit heeft veel gevolgen voor de samenleving en samenhang tussen groepen mensen.

De recente beleidsmatige geschiedenis van het slavernijverleden is een beweeglijke. Een dieptepunt was de stopzetting van de Rijkssubsidie aan het NINSEE (Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis) in 2013. Amsterdam nam haar verantwoordelijkheid door de organisatie enigszins in stand te houden. In datzelfde jaar investeerde Amsterdam in het jubileumjaar 150 jaar afschaffing slavernij. Onder andere naar aanleiding van het evaluatierapport “Slavernij daar willen we meer over weten” over het jubileumjaar, is de huidige beleidslijn Gedeelde Geschiedenis geformuleerd. Met de weinige middelen krabbelt het NINSEE weer op en introduceerde vorig jaar een nieuwe traditie met de Black Achievement Month. Een activiteit waarbij de bijdrage van Afro-Nederlanders in de Nederlandse samenleving en geschiedenis wordt belicht op onder andere het gebied van kunst, cultuur en wetenschap.

In Nederland lijkt een kentering te ontstaan voor een meer open beleving van onze slavernijgeschiedenis. Na de belangrijke mijlpaal van het Nationaal Monument Slavernijverleden (2002) laat het huidige zwarte pietdebat zien dat het gesprek gaande is in een breedte die tien jaar geleden nog ondenkbaar was.

In een brief van februari 2017 heeft het college, op verzoek van GroenLinks, er bij het Rijk op aangedrongen het onderwerp slavernij blijvend op de agenda te zetten.

De gemeenteraad heeft vastgesteld dat de geschiedenis van de slavernij niet alleen in Amsterdam maar ook nationaal meer aandacht verdient. Dat kan niet alleen op de schouders van het stadsbestuur gedragen worden. De indieners zijn van mening dat Amsterdam een actieve(re) rol hierin kan en moet spelen. Uiteraard, het Rijk dient bij de les gehouden te worden en Amsterdam kan bijdragen met concrete ideeën en voorstellen. Dit initiatiefvoorstel is een aanvullende uitwerking van de beleidslijn Gedeelde Geschiedenis, zoals die in september 2016 door de (vrijwel) voltallige gemeenteraad is vastgesteld.

Er is daar een aantal goede redenen voor:

1.Een (nog te) lage kennis over het slavernijverleden

Omdat wij de gedeelde geschiedenis verder uit willen bouwen is het ‘t beste om daar het onderwijs bij te blijven betrekken. De wijze waarop de Tweede Wereldoorlog de gepaste aandacht krijgt in het onderwijs, dient als voorbeeld hoe het zou moeten. Verdergaand bewustzijn over het slavernijverleden kan dus voor meer begrip en erkenning zorgen. In het DMO onderzoeksrapport (2011) over slavernijlessen in het Amsterdams voortgezet onderwijs, blijkt dat er weinig aandacht wordt besteedt aan het thema en dat de kennis van docenten vaak tekort schiet. Alhoewel er enkele uitschieters zijn (scholen die 10 lesuren besteden), blijkt in die gevallen dat “achter deze projecten zitten zeer gemotiveerde docenten. Hun motivatie lijkt verband te hebben met hun eigen achtergrond: de meesten van hen hebben zelf roots in Indonesië of Suriname”.

Het Amsterdams onderwijs moet worden ondersteund in het voldoende behandelen van het thema: een minimumnorm, zoals we dat ook kennen met de thema’s Tweede Wereldoorlog of Nederlands-Indië. De indieners roepen op om in aanvulling op de Amsterdamse onderwijsconferentie met geschiedenisdocenten, nu ook concrete afspraken te maken met Amsterdamse scholen in het primair en voortgezet onderwijs over het behandelen van het thema slavernijverleden. In aanvulling daarop kan samen met het onderwijsveld en leraren een stevig netwerk worden gerealiseerd, waardoor leraren onderling aan kennisdeling kunnen doen; met als doel om leraren te ondersteunen in het effectief behandelen van het slavernijverleden in de lessen. Dus, initiatieven van leraren op scholen faciliteren. Het bestaand lespakket, mede ontwikkeld vanwege de gemeente, is een goede stap geweest. Nu is het zaak dat de lespakketten en ander onderwijsmateriaal ook daadwerkelijk genoeg worden toegepast.

2.Structurele implicaties, zoals discriminatie en uitsluiting, die ook heden ten dage nog doorwerken in onze samenleving (VN-rapport uit 2015)

Meer kennis van het slavernijverleden leidt tot een beter begrip van de rol die het speelt in de positie van nazaten van tot slaafgemaakten. Dit draagt bij aan de strijd tegen hedendaags racisme en discriminatie. In onze maatschappij zijn nog steeds beelden en ideeën dominant over mensen met een Afrikaans uiterlijk. Veel van deze racistische ideeën hebben een koloniale oorsprong. Deze vooroordelen hebben zichtbare implicaties betreffende onder andere arbeidsdiscriminatie. Dit heeft vervolgens ook effect op de mate van werkloosheid onder deze groep en dus ook op de inkomenspositie. Tevens zien wij in ons onderwijsbestel dat kinderen met een Afrikaans uiterlijk geconfronteerd worden met lage verwachtingspatronen in de klas, met als gevolg disproportioneel meer onderadvisering. Dat dit vervolgens verdere implicaties heeft is duidelijk: meer uitval, en stapelen binnen het onderwijs. Dit stapelen kost het individu veel extra tijd, energie, geld en doorzettingsvermogen. Daarnaast loopt onze samenleving veel potentieel mis. Dit zijn enkele voorbeelden van bestaande raciale ongelijkheid. Deze constateringen leiden nu tot (sluimerend) onrust, onvrede en ervaren uitsluiting in onze Amsterdamse samenleving. Het is in het belang van onze stad, zwart en wit dat ongelijkheden moeten worden teruggedrongen. Dat is een kwestie van sociale rechtvaardigheid, maar zeker niet op de laatste plaats, een kwestie van maatschappelijke cohesie en orde.

3.Hoge emotionele waarde voor de nazaten van hen die tot slaaf gemaakt werden

De Nederlandse slavernij was niet alleen een formeel systeem van mensen die werden ontvoerd en te werk werden gesteld, van generatie op generatie. Ook werden mensen beroofd van hun taal, cultuur, identiteit en naam. Na de afschaffing van de slavernij stelde Nederland een actief taal- en cultuurpolitiek in. De herinnering hieraan beleven velen als pijnlijk, omdat de gevolgen hiervan zichtbaar en onzichtbaar aanwezig zijn in Afro-Caribische culturen en bestaande raciale verhoudingen in het Westen.

Het is helaas veelzeggend dat een trots land als Nederland veel investeert in haar (gebouwd) erfgoed en geschiedenisonderwijs, maar dat een aanzienlijk onderdeel niet naar behoren wordt verteld. Opvattingen als “dat is zo lang geleden”, worden ervaren als pijnlijk, juist omdat de nadrukkelijk ongelijke en selectieve benadering van verschillende historische onderwerpen niet te ontkennen valt. Het daadwerkelijk erkennen en gepast benaderen van het thema slavernij, is in de ogen van nazaten niet perse alleen een kwestie van schuld, dader- of slachtofferschap. Maar is een kwestie van respect en volwassenheid als samenleving. Investeren in het openlijk benaderen van de geschiedenis, werkt door op de Amsterdamse identiteit is tevens een investering in de waardigheid van Amsterdam en Amsterdammers.

Een nationale museale voorziening Nederlandse slavernij en het erfgoed daarvan

In Amsterdam wordt al geruime tijd vanuit verschillende maatschappelijke initiatieven gesproken over de wens om te komen tot een museale voorziening waarbij het verhaal van de Nederlandse slavernij en het erfgoed daarvan gepast kan worden getoond. Vooral ook de behoefte om de periode van voor de slavernij te vertellen, wordt als belangrijk ervaren. Tijdens een rondetafelbijeenkomst georganiseerd door GroenLinks zeiden menig burgerrechtenbeweging, grassrootsorganisatie en het NINSEE geïnspireerd te zijn door de totstandkoming van het Smithsonian National Museum of African American History & Culture (NMAAHC) in Washington. Dit museum werd in 2016 geopend door president Obama en richt zich op de documentatie van het Afrikaans-Amerikaans leven, de geschiedenis en cultuur en verteld het Amerikaanse verhaal door de lens van de Afrikaans-Amerikanen. Bij de opening van het NMAAHC sprak toenmalig president Barack Obama de volgende woorden: “A great nation doesn’t shy away from the truth […] By knowing this other story we better understand ourselves and each other. It binds us together”. Kortom, een museum niet om te oordelen of te veroordelen, maar om te begrijpen en te verbinden. Ook landen als Engeland, Curaçao en Frankrijk vertellen het verhaal op een geëigende wijze, waarbij tevens een museum een fundamenteel deel vormt van de educatieve en culturele infrastructuur. “Zo zit Parijs vol met zichtbare monumenten en herinneringen aan het gedeelde verleden met de voormalige koloniën. Deze plekken laten zien dat Frankrijk de geschiedenis niet geheel uit de weg gaat” .

De tijd is aangebroken om initiatieven te ondersteunen, ontplooien en te komen tot een eigen museale voorziening waarin het verhaal van vóór, tijdens en na de trans-Atlantische slavernij kan worden verteld. Een museum voor alle Nederlanders, bezien door de lens van een onderbelicht deel van de Nederlandse geschiedenis en cultuur; dit moet bijdragen aan het streven te komen tot een gezamenlijke identiteit. Het museum dient ruimte te bieden aan onderwerpen die in de samenleving lastig bespreekbaar zijn, zoals (anti-zwart) racisme en de oorsprong daarvan. Uiteraard een museum met een collectie, maar zo is het denkbaar ook debat, theater en andere interactieve instrumenten in te zetten voor de verdere invulling van de voorziening. Zo kan worden gedacht aan het exposeren van het cultureel, taalkundig en religieus erfgoed vanuit de slavernij. Of de onderbelichte rol van vrouwen bij het verzet tijdens de slavernij. Maar ook verschillende perspectieven van de West-Afrikaanse beschavingen-van voor de Europese inmenging- kunnen worden belicht. De geschiedenis van Afrikanen begint immers niet bij de slavernij. Daarnaast is Amsterdams sinds kort een nieuwe verzameling boeken rijker: the Black Archives, de grootste Nederlandse verzameling boeken over de slavernij, kolonialisme en burgerrechten. Het is denkbaar dat de museale voorziening kan dienstdoen als vestiging van de bijzondere collectie. Oftewel, de mogelijkheden zijn oneindig en dat biedt volop de ruimte voor de oriëntatie en verkenning naar een museale voorziening.

Kortom, de indieners zien graag dat Amsterdam zich aansluit bij de wens om te komen tot een museale voorziening, als manier om te komen tot de waarheid, verzoening, eenheid en de strijd tegen racisme.

Vanuit Amsterdams perspectief ligt dat in lijn met de oproep van de gemeente aan het Rijk om het thema slavernij permanent zichtbaar te houden en aan de door de raad vastgestelde beleidslijn Gedeelde Geschiedenis. Wel zijn er twee randvoorwaarden:

  • a.

    Een nationale museale voorziening wordt gerealiseerd in samenwerking met bestaande (internationale) musea, organisaties en platforms die zich nu ook al bezighouden met het slavernijverleden en/of het bestrijden van hedendaags racisme;

  • b.

    Een nationale museale voorziening dient bij te dragen aan burgerschaps-ontwikkeling, educatie en onderwijs. Want slavernij staat diametraal op vrij burgerschap.

Tot slot willen wij afsluiten met de volgende woorden.

Blijven investeren in meer educatieve aandacht en in een museale voorziening is een manier om te komen tot gerechtigheid en erkenning, juist vanwege het feit dat de gelijkwaardige positie en behandeling van mensen nog niet vanzelfsprekend is. En zeker, omdat onze gemeente en ons land nog immer profiteren van de misdadig vergaarde rijkdom. De 350 jaar durende trans-Atlantische slavernij, heeft wereldwijd een ontwrichtend effect gehad, waarvan de gevolgen van generatie op generatie merkbaar zijn. Ook voor Amsterdamse inwoners en nazaten.

Ondergetekenden spreken de hoop uit dat dit initiatiefvoorstel bijdraagt aan een trotse, volwassen, zelfbewuste en verzoenende samenleving. Een samenleving waarin vrijheid, solidariteit en gelijkwaardige behandeling nog meer tot de kern van onze samenleving gaan behoren.

Stukken

Meegestuurd De bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel.

Ter inzage gelegd

De leden van de gemeenteraad van Amsterdam

S.R.H. Blom (GroenLinks)

P.J.M. Duijndam (SP)

S.Mbarki (PvdA)

Naar boven