Gemeente Haren - Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Haren 2014

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HAREN;

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van Haren,

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Haren 2014.

Artikel I Artikel 1:1 Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • b.

    weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • d.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen van de bebouwde kom, die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • e.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • f.

    bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening gemeente Haren 2010;

  • g.

    gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • i.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

Artikel II Artikel 1:2 Beslistermijn komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.11 of artikel 4.11.

Artikel III Artikel 1:3 Indiening aanvraag komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel IV Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing komt als volgt te luiden:

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel V Artikel 1:7 Termijnen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel VI Artikel 1:8 Weigeringsgronden komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 8 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 3.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

Artikel VII Artikel 2:14 Winkelwagentjes komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel VIII Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel IX Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel X Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XI Artikel 2:25b Termijnen komt als volgt te luiden:

In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, lid 2, gelden ten aanzien van evenementen de volgende indieningstermijnen:

  • a.

    De melding van een categorie 0 (klein) evenement dient uiterlijk 4 weken voor aanvang van het evenement ingediend te zijn.

  • b.

    De aanvraag voor een categorie A-evenement dient uiterlijk 8 weken voor aanvang van het evenement ingediend te zijn.

  • c.

    De aanvraag voor categorie B- of C-evenementen dient uiterlijk 12 weken voor aanvang van het evenement ingediend te zijn.

Artikel XII Artikel 2:27 Toezicht op openbare inrichtingen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • 1.

        een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

      • 2.

        elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid; 

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel XIII Artikel 2:28 Terrasexploitatie komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is zonder vergunning van de burgemeester verboden een terras te exploiteren bij een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, lid 1, onder a.

  • 2.

    De burgemeester kan de vergunning ten behoeve van één of meer terrassen weigeren:

    • a.

      Indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel belemmeringen oplevert voor de

    • b.

      bruikbaarheid van de weg en of de omgeving of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • c.

      Indien dat gebruik een belemmering kan opleveren voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • d.

      Indien het terras gevaar of hinder oplevert voor de omgeving;

    • e.

      Indien het gebruik afbreuk doet aan de publieke functie van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan;

    • f.

      Indien de gevraagde vergunning in strijd is met de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid onder a en b geldt niet, voor zover het Rijkswegenreglement of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.

  • 4.

    De vergunninghouder moet zorgdragen voor de volgende zaken:

    • a.

      het terras en de naaste omgeving daarvan moet schoon worden gehouden;

    • b.

      een ongehinderde doorgang voor voetgangers moet worden gewaarborgd van tenminste twee meter op trottoirs en twee meter op pleinen en verruimingen;

    • c.

      op wegen of weggedeelten dient een vrije en onbelemmerde doorgang worden gegarandeerd ten behoeve van hulpdiensten

    • d.

      een terras mag niet worden geplaatst binnen 1 meter rondom objecten die door of met toestemming van de gemeente zijn geplaatst en die bereikbaar moeten zijn voor derden.

  • 5.

    De vergunning kan tijdelijk wordt ingetrokken ten behoeve van evenementen, maatschappelijke werkzaamheden of openbare orde en veiligheid.

  • 6.

    De vergunning kan worden ingetrokken als het terras door herinrichting van de openbare ruimte of door een te wijzigen verkeerssituatie niet gehandhaafd kan worden of als gevolg van gewijzigd beleid.

  • 7.

    De vergunning kan worden ingetrokken bij niet-naleving van de vergunningsvoorschriften

  • 8.

    In de vergunning worden in ieder geval de volgende zaken opgenomen:

    • a.

      afmetingen van het terras;

    • b.

      plaats van het terras;

    • c.

      eventuele opslag van terrasmeubilair op de openbare weg.

  • 9.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XIV Artikel 2:29 Sluitingstijd komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, bij openbaar bekend te maken besluit tijdelijk sluitingsuren vaststellen of tijdelijk algehele sluiting van één of meer openbare inrichtingen bevelen. Hij brengt het besluit onmiddellijk ter kennis van de houder van het bedrijf dat het betreft.

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

Artikel XV Artikel 2:31 Verboden gedragingen komt als volgt te luiden:

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;

Artikel XVI Artikel 2:38 Verschaffen gegevens nachtregister komt als volgt te luiden:

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Artikel XVII Artikel 2:39 Speelgelegenheden komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    • b.

      speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen.

    • c.

      speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten

  • 3.

    De burgemeester weigert de vergunning:

    • a.

      indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    • b.

      indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XVIII Artikel 2:40 Speelgelegenheden komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

  • c.

    hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

  • d.

    laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

  • 2.

    In hoogdrempelige inrichtingen zijn 2 kansspelautomaten toegestaan.

  • 3.

    In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

Artikel XIX Artikel 2:42 Plakken en kladden komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5.

    Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor bet aanbrengen van handelsreclame.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7.

    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel XX Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XXI Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XXII Artikel 2:48 Verboden drankgebruik komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het bepaalde in liet eerste lid geldt niet voor:

  • a.

    een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

  • b.

    de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel XXIII Artikel 2:49a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij:

    • a.

      ernstige en herhaaldelijke geluid- of geurhinder;

    • b.

      ernstige en herhaaldelijke hinder van dieren;

    • c.

      ernstige en herhaaldelijke hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

    • d.

      ernstige en herhaaldelijke intimidatie van derden vanuit de woning of het erf.

Artikel XXIV Artikel 2:53 Bespieden van personen komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XXV Artikel 2:63 Duiven komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XXVI Artikel 2:64 Bijen komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XXVII Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding komt als volgt te luiden:

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikelen 2:1, 2:11, 2:47, 2:48, 2:50, 2:73, 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel XXVIII Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen komt als volgt te luiden:

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Artikel XXIX Artikel 4:1 Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • b.

    inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • f.

    geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

  • g.

    geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

  • h.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel XXX Artikel 4:2 Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3.

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer van volgende delen: de gehele gemeente, per dorp, de gehele gemeente zonder het gebied van het Meerschap of alleen in het Meerschapsgebied.

  • 4.

    Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5.

    Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 70 dB(A), invallend op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. Een toeslag van 10 dB(A) vanwege muziek wordt niet toegepast. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.

Artikel XXXI Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A), invallend op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Een toeslag van 10 dB vanwege muziekgeluid wordt niet toegepast. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 7.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.

  • 8.

    Bij festiviteiten georganiseerd in het gebied van het Meerschap bedraagt het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting in afwijking van artikel 6 niet meer dan 55 dB(A), invallend op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Een toeslag van 10 dB vanwege muziekgeluid wordt niet toegepast. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 9.

    In afwijking van lid 1 dient bij festiviteiten in het Meerschapsgebied minimaal vier weken voor aanvang een kennisgeving te worden ingediend.

  • 10.

    Tenminste twee weken voor aanvang van een incidentele festiviteit is de houder van een inrichting gehouden om omwonenden schriftelijk te informeren over de datum, aanvang en eindtijd.

Artikel XXXII Artikel 4:10 Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • b.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van een stam van minimaal 10 centimeter op 1.3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 centimeter dwarsdoorsnede op 1.3 meter boven het maaiveld.

    • c.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;

    • e.

      knotten en kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • f.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, zoals vastgesteld door de gemeenteraad;

    • g.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • h.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.

    • i.

      Achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen .

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Onder ontsiering wordt tevens verstaan, het voor de eerste keer knotten of kandelaberen van de houtopstand.

Artikel XXXIII Artikel 4:11 Omgevingsvergunning, activiteit kap komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen met een omtrek van een stam kleiner dan 100 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, tenzij er sprake is van een monumentale of waardevolle boom als bedoeld in artikel 4:11c, lid 2.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom indien het betreft:

    • a.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • f.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • g.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.3.6.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor bomen op het achtererfgebied van percelen die kleiner zijn dan 1.000m2 tenzij er sprake is van een monumentale of waardevolle boom als bedoeld in artikel 4:11c, lid 2

Artikel XXXIV Artikel 4:11A Aanvraag vergunning komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De vergunning moet schriftelijk, gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

Artikel XXXV Artikel 4:12A Bijzondere vergunningvoorschriften komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn de herbeplanting dient te geschieden en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 4.

    Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:

    • a.

      de bezwaartermijn voor derden is verstreken zonder dat bezwaar is ingediend;

    • b.

      beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;

Artikel XXXVI Artikel 5:1 Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • b.

    parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel XXXVII Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2.

    Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4.

    Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

  • 5.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XXXVIII Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.d. komt als volgt te luiden:
  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

    • a.

      langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op wegen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel XXXIX Artikel 5:11 Aantasting groenvoorziening door voertuigen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op wegen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    • c.

      op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel XL Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel XLI Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting komt als volgt te luiden:

[gereserveerd]

Artikel XLII Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3.

    De burgemeester kan de vergunning weigeren wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel XLIII Artikel 5:31A Begripsbepalingen komt als volgt te luiden:

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • motorvoertuig: motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • bromfiets: hetgeen daaronder valt wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel XLIV Artikel 5:34a Verbod op gebruik van wensballonnen komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zogenoemde wensballonnen door middel van hete lucht afkomstig van vuur op te laten stijgen.

  • 2.

    Onder een wensballon wordt mede verstaan elk voorwerp dat door middel van open vuur opstijgt en zonder sturing wegdrijft.

Artikel XLV Artikel 5:38 Detectorverbod komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zich met een mijn- en/of metaaldetector te bevinden in door het college aangewezen gebieden.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene aan wie een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet is verstrekt.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking

Gedaan te Haren ter openbare raadsvergadering van 25 juni 2018

O.E. de Vries

Griffier

P. Van Veen

Burgemeester

Naar boven